
De vrijdag na Thanksgiving (vierde donderdag in november) wordt in de VS sinds de jaren 1980 ‘Black Friday‘ genoemd. Historiek zet het ontstaan en de kleuring ervan in een overzicht op een rijtje.
Wat moeten we in Nederland met zo’n Amerikaans gebruik dat niet bij de Europese cultuur past? Wie heeft de deur voor dit exotische fenomeen geopend? Exoten worden uit de bomen geschoten, waarom wordt Black Friday dan niets in de weg gelegd? Opvallend is dat er de afgelopen weken nauwelijks kritiek op heeft geklonken.
Wel was er kritiek op de ongerijmdheid, zo niet perverse ongepastheid om tijdens oplopende problemen van een gezondheidscrisis in ziekenhuizen, die de stroom voornamelijk ongevaccineerde COVID-19 patiënten niet meer aankonden, consumenten door reclame gek te maken en massaal door winkels, winkelcentra en winkelstraten te jagen. De kans op besmetting nam er door toe.

De in Zweden wonende Amerikaan Christian Christensen formuleert in een artikel voor Byline Times kritiek op Black Friday waar ik het mee eens ben. Hij constateert dat Europees rechts dat zich verzet tegen het in hun ogen te tolerante immigratiebeleid zich over niets zo opwindt als ‘winkelborden in vreemde talen, buschauffeurs die vreemde muziek spelen, gesluierde vrouwen die worden behandeld als gewone burgers of bedrijven die vakantietradities uit andere landen of religies erkennen’.
Dit soort verschijnselen wordt ‘culturele erosie’ genoemd. Lokale cultuur worden vervangen door een geglobaliseerd multiculturalisme. Degenen die die mening niet delen worden door rechts als naïef gezien omdat ze eraan mee zouden helpen om de nationale identiteit ten grave te dragen. Jaarlijks is er het gesteggel over de christelijke wortels van Europa en het vervangen van het begrip ‘Kerstmis’ en alles wat daar mee samenhangt omdat het degenen die niet opgegroeid zijn in een christelijke traditie zou buitensluiten.
Of dat klopt is trouwens de vraag. De samenstelling van de groepen emigranten die naar Europa kwamen waren lange tijd voor meer dan de helft christelijk. In een ontkerstend Nederland waar volgens het CBS niet meer dan een derde van de bevolking aangeeft christelijk te zijn, zorgen emigranten er juist voor dat het percentage christenen toeneemt. Door de komst van christelijke migranten is de leegloop van de kerken vertraagd. Vandaar ook de groei van de zogenaamde emigrantenkerken.
Het gaat om twee bewegingen die op elkaar inwerken. Er is de beeldvorming die vertraagd doordringt die zegt dat de samenleving etnisch diverser wordt om niet te zeggen islamiseert. Maar in realiteit gaat de wijziging niet zozeer via de lijn van de godsdienst, maar via die van de cultuur. Emigratie en instroom van vreemdelingen alleen is dus geen argument om Kerstmis te vervangen door een universeel feest zonder christelijke kenmerken. Daar zijn wel andere argumenten voor die niks met emigratie te maken hebben, maar uit de Europese samenlevingen zelf voortkomen. Dat heeft te maken met ontkerkelijking en demografie.

Christensen ziet met verbijstering in dat politiek rechts niet jammert over het teloorgaan van de nationale identiteit door het oprukken van Black Friday. Als Amerikaan ziet hij niet in wat dit fenomeen met Europese identiteit te maken heeft. Hij meent dat Black Friday als exotisch Amerikaans verschijnsel minder met Europa te maken heeft dan Ramadan dat organisch volgt uit de overtuiging van een deel van de inwoners.
Black Friday heeft dus niks met Europa te maken, maar wordt niet bekritiseerd en roept geen verontwaardiging op. Het is een geparachuteerd exotisch Amerikaans fenomeen dat de nationale identiteit van Europese landen overspoelt. Het is de omarming door internationalisme en schaalvergroting van Amerikaans consumentisme dat niet alleen lokale tradities overspoelt, maar ook lokale winkels en economieën. Dit globalisme op Amerikaanse leest bevestigt de vestiging van Amerikaanse webwinkels en hun nationale satellieten en laat de nationale economie in de steek. Maar politiek rechts zwijgt om over de rest nog maar te zwijgen.
Sinds de Tweede Wereldoorlog is de Amerikaanse culturele hegemonie in Europa een tweesnijdend zwaard. De VS heeft door slimme investeringen van de Marshall-hulp de positie van de Amerikaanse economie in Europa versterkt en de vijand, te weten de Sovjet-Unie buiten Europa gehouden. Maar daarmee is niet gezegd dat de consumentencultuur van Black Friday dat een Amerikaans exportartikel is cultureel beter bij Europa past, dan Ramadan of de cultuur van Marokko of Turkije.
Het is de paradox van het wegkijken. Een Amerikaans fenomeen als Black Friday dat zich via megabedrijven van bovenaf manifesteert wordt niets in de weg gelegd, hoewel het de nationale cultuur en economie uitholt. Terwijl van onderop de Turkse groentewinkel die in een buurt geworteld is door politiek rechts, maar die niet alleen, als een vreemde cultuur wordt voorgesteld. Het is de totale onzin van een exotisch fenomeen waar afgelopen weken geen kritiek op klonk. Waarom niet?