Nieuw puritanisme valt met gewone politieke middelen niet te bestrijden. Christelijk rechts en identitair links hebben de publieke opinie in de tang

Openbare zeden. Twee mummies in het museum van Madrid die op last van de aartsbisschop een rokje aanmoesten omdat ‘naakt’ ook voor mummies ontoelaatbaar was (1925).

Gisteren had ik een interessant debatje op FB bij de postingGeen blote borsten voor Frida Kahlo op opening Drents Museum‘ van 10 oktober 2021. Ik geef weer hoe dat verliep.

Iemand vroeg me of het zo erg was. Namelijk een blockbuster tentoonstelling over Frida Kahlo in het Drents Museum waar op de opening in een presentatie de blote borsten van Frida Kahlo van het schilderij ‘La columna rota‘ (1944) niet werden getoond, maar door een niet-vrouw werden gerepresenteerd.

Ik antwoordde op de vraag hoe dat kwam: .. nieuw puritanisme. Afgedwongen door fatsoensrakkers van christelijk-rechts en identitair-links. Het zijn barre tijden.

In een andere reactie verwees ik naar regisseur Paul Verhoeven die in de publiciteit rond zijn nieuwe film Benedetta de filmwereld preutsheid verwijt. In een bericht van nu.nl zegt hij: ‘Zeker in Amerika is het bijna onmogelijk om een ontbloot bovenlijf te laten zien. De filmwereld is totaal verpreutst. Het werkt in een soort slingerbeweging. In de jaren zeventig was die slinger op z’n hoogtepunt. Je kon alles laten zien, welke seksualiteit dan ook. Maar nu zijn we weer terug bij een puritanisme dat ik me alleen uit de Tweede Wereldoorlog nog kan herinneren, toen ik als zevenjarige begon met films kijken‘. Dat is dezelfde preutsheid die ertoe leidt dat op een opening in het Drents Museum een representatie van Frida Kahlo niet met ontbloot bovenlijf wordt getoond.

Ik vervolgde op de vraag hoe dat nou toch kwam: ‘Wellicht vanwege het krampachtig denken in schema’s die leiden tot een christelijke of communistische ideale wereld. Die zich uiteraard nooit zal openbaren. In dat denken is geen ruimte voor afwijkingen, nuances en tegenstellingen. Bij het Drents Museum gaat het vermoed ik vooral om burgermansfatsoen dat passend voor de hotemetoten wordt geacht. Het management begrijpt niet dat het hiermee door gemakzucht en lui denken de autonomie van de kunst inlevert.’

De vragensteller spitste vervolgens zijn vraag toen hij vroeg: ‘waarom deze terugkeer naar de jaren vijftig? Waarom deze hernieuwde hang naar conformisme? Ik breek er al een tijd mijn hoofd over‘.

Ik antwoordde: ‘Ik breek er ook mijn hoofd over. Het is zoals Verhoeven zegt een slingerbeweging die met het hedendaagse puritanisme volgens hem nu weer terug is bij de Tweede Wereldoorlog. Maar door wat wordt die slinger in beweging gebracht? Mijn idee is dat door rechts én links dat zich beroept op verschillend gedachtengoed, respectievelijk religie/fatsoen en identiteitspolitiek/selectief inclusie-denken de publieke opinie van twee kanten onder druk is komen te staan. De vrijdenkers die per definitie de tegenkracht tegen dat puritanisme zijn, hebben zichzelf door hun eigen emancipatie en gerichtheid op het individualisme maatschappelijk grotendeels buiten spel laten zetten. Gemeenschapsdenken kun je het best beantwoorden met gemeenschapsdenken. Zodat het nu vrij scoren is voor de fatsoensrakkers van links én rechts. Tel daarbij de angst voor sociale media van zo’n instelling als het Drents Museum en het marketingdenken dat de museumsector in haar greep heeft genomen en karakterloosheid en lafheid zijn het resultaat.

De vragensteller verwijst hierop naar een column in NRC van Maxim Februari die volgens hem min of meer hetzelfde zegt. Februari zegt in de laatste alinea: ‘De samenleving zit al met al gevangen tussen twee vuren. Aan de ene kant de conservatieven die vinden dat iedereen op hen moet lijken. Aan de andere kant de diversiteitsexperts die met overheidssteun de diversiteit zo bijsnoeien en bijknippen dat er weinig van over blijft. Laat de rest nu maar eens proberen een open democratisch gesprek te voeren‘.

Hier ben ik het mee eens, hoewel ik het begrip ‘conservatieven‘ in dit verband lastig vind omdat het verwarrend is in welke betekenis Februari het gebruikt. We weten ongeveer hoe christelijke fatsoensrakkers denken en handelen. Christenen hebben een ongemakkelijke verhouding tot seksualiteit, zeden en vrouwelijkheid in het bijzonder. En hiermee ook tot zichzelf. Verwijtbaar is niet dat ze zulke ideeën hebben, maar dat ze die andersdenkenden op willen leggen. Dat laatste gebeurt en is zoals gezegd ook de fout van de vrijdenkers om daar geen weerstand aan te bieden.

Minder duidelijk zal voor velen de verstikkende invloed van de linkse identiteitspolitiek zijn die zoals Februari terecht constateert met de overheid onder een hoedje speelt. Hoe negatief die invloed is maakte Eric Hendriks in 2018 duidelijk in het artikelIdentitair links heeft stiekem een rothekel aan diversiteit‘ op de Kanttekening. Hij zegt: ‘Ideologen en professionele moralisten zien liever een schematische, schoongeveegde wereld, één die hun duidingsmodel volgt en waar vooruitgang een eenduidige richting heeft‘.

Overigens benoemen zowel Februari als Hendriks, ondanks dat ze interessante aanzetten hiertoe geven, niet echt de diversiteit van de diversiteit. Beperking, sociaaleconomische status, opleidingsniveau en leeftijd ontbreken. Ook in hun kritiek richten zij zich vooral op gender en etniciteit. Zij laken terecht het klimaat waarin diversiteit groeit die niet zozeer op te vatten valt als partijpolitiek, maar metapolitiek die zich aan het partijpolitieke debat onttrekt en daarom lastig, in elk geval niet met de gewone politieke middelen te bestrijden valt.

De gepolitiseerde reductie van diversiteit die de publieke opinie van links en rechts in de tang heeft genomen is zo krachtig omdat het aan invloed heeft gewonnen op de cultuur, intellectuelen en de media. In het kielzog van die ontwikkeling surft de nieuwe preutsheid mee. Op dit moment valt die nauwelijks te bestrijden omdat zo’n directie van het Drents Museum niet eens vanuit een eigen overtuiging handelt, maar zich onbewust voegt in de culturele hegemonie zonder dat te beseffen.

Trumps claim dat Amerikaanse filmindustrie terug moet naar het oude Hollywood is onmogelijk

President Trump vraagt zich op een bijeenkomst af of het goed was om de Zuid-Koreaanse film ‘Parasite’ van Bong Joon-ho de Academy Award voor beste film te geven. Het is altijd weer de vraag of het goed is om een film een prijs te geven. Het wordt er ingewikkeld op als Trump dat verbindt met de handelsrelatie van de VS met Zuid-Korea. Trumps vraag gaat ook voorbij aan de historie van de Awards en de internationalisering van de filmindustrie. Het oude Hollywood van ‘Gone With the Wind‘ (1939) bestaat niet meer. Amortisatie van films vraagt om risicospreiding, zodat financiering, productie en marketing van publieksfilms een internationale aangelegenheid is geworden. Zelfs een Amerikaanse film is daarom allang niet meer zuiver Amerikaans.

Velen vielen Trump bij zoals Michael Loftus op Fox News in het programma van Tucker Carlson. Loftus schept verwarring dat alleen ‘Amerikaanse’ films de Academy Award voor beste film zouden moeten winnen of hebben gewonnen. Dat is onjuist. Denk aan de Franse film ’The Artist’ in 2011, de Britse film ‘The King’s Speech’ in 2010 en nog een reeks andere buitenlandse films die ooit de Award voor beste film wonnen, zoals ‘Slumdog Millionaire‘ (VK), ‘Crash‘ (VK, Canada), ‘The Last Emperor‘ (VK, Italië) tot en met ‘Hamlet‘ (VK), ‘Lawrence of Arabia’ (VK), ‘Tom Jones‘ (VK), ‘A Man for All Seasons’ (VK), ‘Oliver!’ (VK) en ‘Ghandi‘ (VK, India).

De geschiedenis van Hollywood en de Amerikaanse filmindustrie kent een wetmatigheid, namelijk dat het altijd de beste internationale talenten aan zich wist te binden. Zoals nu de techbedrijven van Silicon Valley bij internationale universiteiten talenten wegkopen of start-ups opkopen. Door buitenlandse, niet-Amerikaanse talenten kon Hollywood groeien. Dat begon al met een joodse producent als Louis B. Mayer die in Wit-Rusland werd geboren, regisseurs als Billy Wilder, Fred Zinnemann, Otto Preminger, Erich von Stroheim, Alfred Hitchcock of Paul Verhoeven en acteurs als Charles Chaplin, Audrey Hepburn, Cary Grant of Ryan Gosling.

Trump bedoelt het uiteraard anders. Hij heeft niet per definitie iets tegen buitenlands, als het maar Engelstalig en wit is, en aansluit bij de Amerikaanse cultuur. Dat doet ‘Parasite’ niet. Dat fluistert Trump zijn publiek in zonder te zeggen dat hij het racistisch bedoelt. De Award voor ‘Parasite‘ betekent daarnaast nog iets anders. Namelijk dat de culturele hegemonie van de VS onder Trump minder dominant is dan voorheen. En dat de filmindustrie diverser en minder wit is geworden en andere accenten legt. Overigens zijn de Academy Awards prijzen van de Amerikaanse filmindustrie die niet overschat moeten worden omdat ze door allerlei factoren zoals de opkomst van Azië en de teloorgang van de Amerikaanse maakindustrie aan belang hebben ingeboet.

Gesteggel over culturele toe-eigening is niet alleen hypocrisie, het onttrekt ook het sociaal-economische debat aan het zicht

Culturele toe-eigening is hypocrisie. Een manifestatie van identiteitspolitiek. Het is bij dit debat in de kunst niet verkeerd dat mensen het met elkaar oneens zijn. Wat verkeerd is dat deelnemers aan het debat het recht van spreken ontzegd wordt. Omdat ze de verkeerde identiteit zouden hebben ‘om ergens over te mogen spreken’. Dat is racisme. Dat schrijnend genoeg vaak een reactie is op racisme. Zo komt er geen debat tot stand omdat betreffende deelnemers ervan worden beschuldigd de verkeerde motivatie te hebben. Dat is onaanvaardbaar en een aanklacht waar men zich niet tegen kan verweren. Iets anders is het als iemand de eigen culturele eigenheid wil prijzen of bewaken. Dat mag. Maar culturele identiteit kan nooit met reden exclusief geclaimd worden. Laten we beseffen wat dit debat aan het zicht onttrekt en wie daarvan profiteert. Het schuift een culturele schil voor problemen van sociaal-economische aard. Zodat iedereen het heeft over kleur, gender, religie, etniciteit of hegemonie en niet over belastingontwijking, eigendom, rijkdom, macht of inkomensongelijkheid. Conclusie is dat het debat over culturele toe-eigening op twee manieren invalide is.

Le silence est meilleur que d’être stupide. Er bestaat allang geen weldenkend-links gedomineerd cultuurveld meer

Stilte is beter dan dom zijn.

Tais-toi et sois belle’ zeggen Fransprekenden tegen hun hond. ‘Zwijg en wees stil’. En soms zeggen ze het ook tegen anderen. Bijvoorbeeld tegen vrouwen. Waardoor ze terecht de beschuldiging vrouwonvriendelijk te zijn over zich afroepen. Op Vlaanderens grootste opiniewebsite Doorbraak klinken vaak rechtse meningen door. Of liever gezegd, is de aversie tegen wat als links of progressief wordt gezien een reden voor auteurs om de pen te pakken en de gal te spuwen. Dat doet ook Johan Sanctorum in het opinie-artikelTais-toi et sois belle; Waarom net de linksdraaiende cultuursector vergeven is van macho-mentaliteit’. Wat dat ‘net’ in de titel doet is een raadsel, zoals allerlei aannames in dit artikel een raadsel zijn. De fout die Sanctorum maakt is dat hij een stropop bestrijdt. Hij weerlegt argumenten die niet bestaan door ze op te rekken tot een karikatuur. Alles voor zijn goede zaak om de linkse cultuursector eerst veel macht toe te rekenen en die vervolgens te belasteren en in de fik te steken. Omdat die verkeerde aannames het raamwerk van zijn betoog vormen, stort zijn kaartenhuis na een windvlaag in elkaar. Mijn reactie die niet meer dan 1500 tekens mocht bedragen:

Foto’s: Schermafbeeldingen bij artikelTais-toi et sois belle; Waarom net de linksdraaiende cultuursector vergeven is van macho-mentaliteit’ van Johan Sanctorum op Doorbraak, 28 juni 2018.

Sid Lukkassen weigert de echte macht aan te spreken. Als afleiding heeft hij het daarom over cultuurmarxisme

Buitenhof had in de uitzending van 3 september een debat tussen VVD’er Sid Lukkassen en journalist Casper Thomas (De Groene Amsterdammer). Het ging over het cultuurmarxisme dat er uiteindelijk op neerkomt dat overtuiging bepalender is dan kogels. Het idee is dat wie de overtuiging beheerst, de macht of de hegemonie heeft. De term is gemunt door de Italiaanse communist Antonio Gramsci. (Spreek uit: Gramsji). De pyramide in de video laat zien waar het in Lukkassens betoog aan schort. Hij richt zich niet op de top van de pyramide waar de macht zit, maar op de onderste laag. De Nederlandse Bank, de ECB, het IMF, de multinationals of de nationale regeringen (Rutte I, II en III) die het voor het zeggen hebben laat Lukkassen buiten schot in zijn maatschappijkritiek. Hij schetst daardoor een verwrongen beeld van de macht. Overigens ondersteunen zelfs de Nederlandse gevestigde media zoals de publieke omroepen de continuïteit van de gevestigde orde. Ze zijn daarom per definitie conservatief omdat ze opkomen voor de continuïteit van de bestaande samenleving.

Wat Lukkassen wil -zonder dat met zoveel woorden te zeggen- is maatschappelijke veranderingen van de afgelopen decennia terugdraaien. In die zin is hij geen conservatief die het bestaande wil bewaren en de gevestigde orde van nu accepteert, maar een revisionist, revanchist of nostalgicus die een verloren gegane situatie wil herstellen. Waarom hij het nodig acht om zijn maatschappijkritiek op te hangen aan de term cultuurmarxisme is onduidelijk, en weet hij evenmin duidelijk te maken. In elk geval zou zijn kritiek aan geloofwaardigheid winnen als hij zich richt op de zetels van de macht. En niet op de bijverschijnselen van of ondergeschikte invloeden op de macht. Lukkassen bestrijdt schimmen en mist bereidheid of ruggengraat om de echte macht aan te spreken. Wellicht is dat te lastig voor een VVD’er voor wie de economische ordening, eigendomsverhoudingen, macht van banken en bedrijfsleven overtuigingen vormen die niet te discussie staan.

Waarom is rechts toch zo gebeten op kunst en kunstenaars? Dat is onnodig

De haat in rechtse kringen tegen de kunstsector is groot. Dat is niet alleen ongewenst en onbegrijpelijk, maar ook onnodig. Het lijkt voorbij te gaan aan de kennis van de geschiedenis van de kunst. De aanname is dat kunstenaars -en dus kunst- per definitie links is. Dat is onzin voor wie zich de namen Céline, Brasillach, Pound, Jan Montyn, of Daan Samson in herinnering haalt. En dat valt makkelijk uit te breiden.

In een artikel voor DDS richt Michael van der Galien zijn pijlen op acteur Gijs Scholten van Aschat die sinds 1 september voorzitter van de Akademie van Kunsten is. In plaats van het op te nemen voor de kunst probeert Van der Galien het aan te vallen. Wat trouwens grandioos mislukt. Daarvoor is scherpte, kennis van zaken en zorgvuldigheid nodig. Dat mist Van der Galien. Het is hem blijkbaar alleen te doen om het katten op wat hij als links ziet. De versimpeling is dat hij kunst als een linkse hobby afbeeldt. Hij maakt het zelfs nog bonter door journalist Bert Wagendorp en Van Aschat extreemlinks te noemen. Grappig is dat Van der Galien hiertoe VVD’er Halbe Zijlstra in bescherming neemt. Groeit er toch nog iets moois in Nederland tussen conservatief-rechts (VVD) en de alt-right Breitbart-epigonen van DDS? En dat dankzij de kunst. Van der Galien had het maatschappelijk belang ervan niet beter kunnen aangeven. Alleen jammer dat hij dat zelf niet beseft. Enfin, er komt ongetwijfeld een volgende scheldkanonnade van DDS over kunst. In de herkansing dus. Mijn reactie:

Subsidie aan kunst is niet anders dan subsidie aan landbouw, industrie, koningshuis, omroep of wat dan ook. Een land als Nederland kan het zich veroorloven om deze verschillende sectoren te subsidiëren. De grootte van het bedrag ontstaat in de afweging tussen de sectoren.

Onder de liberale staatssecretaris Halbe Zijlstra (VVD) is er bovenmatig bezuinigd op de kunstsector. De kritiek op Zijlstra door kunstenaars, kunstprofessionals en kunstminnaars betrof niet zozeer de bezuiniging zelf, maar de omvang ervan en de snelheid waarmee het ingevoerd moest worden. Dat laatste kostte de sector nog eens extra geld. Bij evenwichtig beleid had dat voorkomen kunnen worden.

Gijs van Aschat heeft gelijk dat de gevestigde orde uitgedaagd moet worden door de kunst. Want precies dat is de functie van kunst. Het laat ons scherp naar onszelf kijken. Dat is de verdienste van kunst. Dat gebeurt niet als kunst dat bevestigt wat al elke dag bevestigd wordt. Dat is het kenmerk van de marktwerking.

Met links of rechts heeft deze discussie helemaal niets te maken. Of met het cultureel marxisme van Paul Cliteur dat hij 50 jaar na de opstand van de jaren ’60 uit de mottenballen van Gramsci haalt. Kunst is kritisch op de gevestigde orde. Als die links is dan stelt de kunst zich rechts op. En omgekeerd. Zo simpel is het.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelTopman Akademie van Kunsten: ‘Kunst moet politiekcorrect links zijn. En vooral zwaar gesubsidieerd worden’’ van Michael van der Galien op DDS, 29 augustus 2017.

Paul Cliteur is onvolledig in zijn weergave van feiten en probeert cultureel marxisme te framen in verdediging van Charlottesville

Afgelopen dagen werd besmuikt of instemmend gereageerd op een opinie-artikel van Paul Cliteur op TPO. Niemand leek het serieus te nemen. Besmuikt door degenen die erin aangesproken werden en instemmend door de achterban van Forum voor Democratie of Geen Stijl die zich per definitie inzet voor wat het als de goede zaak ziet. Zelfs als het niet weet wat cultureel marxisme is, wie Antonio Gramsci was en welke rol hij in het marxistische discours in de studentenrevolte van de jaren ’60 en ’70 in vooral Frankrijk en Italië speelde.

Paul Cliteur werkt de talking points van het Witte Huis uit die zeggen dat het geweld van twee kanten komt. Dit als reactie op de extreem-rechtse manifestatie in Charlottesville waar neonazi’s, racisten en witte suprematisten met succes de straat veroverden op de lokale politie. Cliteur suggereert de nuance te zoeken, maar daar is niets van te merken. Hij deelt die in elk geval in zijn opinie voor TPO zeker niet met de lezer.

Cliteurs nuance stopt waar hij de Brits-Amerikaanse publicist Milo Yiannopoulos looft: ‘Ik was verrast door een intelligente analyse van onze tijd en cultuur’. De conservatieve Yiannopoulos werd in 2017 weerhouden om op Britse universiteiten te spreken vanwege zijn politieke denkbeelden. Maar vanwege zijn opkomen voor -of: relativering van- pedofilie namen zowel conservatieve als progressieve media en organisaties afstand van hem. Ook Breitbart zette Yiannopoulos onder druk om ontslag te nemen. Die animositeit van Yiannopoulos met rechtse media en organisaties laat Cliteur ongenoemd. Hij probeert wat Yiannopoulos overkomt onder verwijzing naar een afgelaste spreekbeurt op Berkeley te framen als progressieve intolerantie of hegemonie. Hij laat ook ongenoemd dat het verbroken contract met uitgeverij Simon & Schuster een gevolg was van die pedofilie-controverse. Vervolgens koppelt Cliteur de receptie van Yiannopoulos aan het cultureel marxisme van Gramsci. Cliteur is onvolledig, geeft een verkeerde voorstelling van zaken en doet aan stemmingmakerij om zijn achterban via TPO te bedienen. Mijn reactie zoals ik die bij Cliteurs artikel op TPO plaatste:

De constatering van Paul Cliteur over culturele hegemonie naar aanleiding van de geschriften van de Italiaanse Marxist Antonio Gramsci is interessant. Het roept echter de vraag op waarom hij er juist nu mee komt en niet 20 jaar geleden. Want Cliteur beschrijft voor de Nederlandse situatie een beeld uit het verleden. Cliteur is overigens onduidelijk over welk land of universiteit hij het nou precies heeft. Nederland, VS, West-Europa. Dat maakt zijn stellingname verwarrend en rommelig.

Twintig jaar geleden zuchtte Nederland onder de knoet van het multiculturalisme. Het was maatschappelijk onaanvaardbaar om er kritische kanttekeningen bij te zetten. Dat was benauwend en ongewenst. Maar sinds de neoconservatieve Bush/Cheney-revolutie in de VS, de opkomst van Pim Fortuyn en Geert Wilders in het kielzog van Frits Bolkestein en de onmanteling in Nederland van de linkse politiek is dat beeld volledig gekanteld. De culturele hegemonie wordt nu bepaald door de rechterkant van het politieke spectrum.

Aan Nederlandse universiteiten is anno 2017 niet langer een linkse culturele hegemonie, maar een rechtse hegemonie van marktdenken en marketing dominant. Nederlandse universiteiten zijn geëconomiseerd met verlies van hun autonomie en hun intellectuele ambitie. Hoogleraren en studentenraden hebben zich in de dwangbuis van de economie, de behoudzucht en het marktdenken laten dwingen.

Studenten kunnen wellicht in toiletten van Amerikaanse universiteiten hun leuzen spuien zoals mevrouw Cliteur waarneemt, maar in de bestuurskamers van de Amerikaanse of Nederlandse universiteit wordt een gesprek van marktdenken, rendement, fondsenwerving en bezuinigingen gevoerd.

In het besef om buitengesloten te zijn van de macht ageren de links georienteerde studenten daarom in de marge. Dat doen ze blijkbaar op het toilet, op de campus, in een Studium Generale-programma of in een kunsttentoonstelling. Op plekken die er niet echt toe doen. Niet in de bestuurskamer waar de macht zetelt.

Over de media waar Cliteur naar verwijst is exact hetzelfde te vertellen. Het kan zijn dat de meeste journalisten links zijn, zoals de meeste studenten dat ook zijn. Maar dat maakt media-bedrijven en media-holdings die gaan voor rendement, macht en economisch nut nog niet links, zoals een linkse student het bestuur of het beleid van een universiteit niet links maakt.

Linkse studenten en journalisten kunnen in de overgangstijd tussen multiculturalisme en een volledig geëconomiseerde structuur in symbiose binnen rechtse structuren bestaan omdat ze daar als afleiding dienen. Die bliksemafledier komt de macht van media of universiteit prima uit. En daarom wordt deze linkse verschijnselen getolereerd. Zonder dat ze nog enige praktische macht hebben.

De observatie van Cliteur die 50 jaar na 1968 Gramsci uit de mottenballen tovert schiet dan ook tekort. Wat mevrouw Cliteur in de toilet ziet is niet onjuist, maar meneer Cliteur kent er vervolgens een verkeerde waarde aan toe. Hij leest een verschijnsel als structuur.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelCultureel marxisten hebben geen rust voordat u bent onderworpen’ van Paul Cliteur op TPO, 19 augustus 2017.

Schijnbewegingen van The Art of Impact dienen de kunst niet

Pieter van Os legt in een artikel voor NRC het gemis van The Art of Impact (TAI) bloot dat deze week de Impact Award uitreikte: ‘Goede kunst maakt indruk. Maar als iets veel indruk maakt, is het dan ook goede kunst? Dat is wel de gedachte achter ‘The Art of Impact’, een stimuleringsprogramma van het ministerie van OCW.’  Van Os stelt vast dat ‘impact’ op de samenleving een merkwaardig criterium voor goede kunst is. TAI presenteert de Impact Award als ‘de kunstprijs voor niet-kunstenaars’. De essentie waarom TAI tekortschiet zit hem in de verkeerde opvatting van wat kunst is en de annexatie ervan door centrumlinkse partijpolitiek. Exact in het tijdperk dat rechts-populisten als Thierry Baudet kiezers mobiliseren tegen hedendaagse kunst. In een commentaar verwoordde ik dat als volgt: ‘Kunstenaars worden niet als autonome producenten van eigen werk voorgesteld, maar als aanvullend op andere doelen, zoals de aanpak van ‘maatschappelijke vraagstukken’.

Zo wordt kunst vleugellam en partijdig gemaakt. Waarschijnlijk vanuit goede bedoelingen. Kunst wordt getemd en ondergeschikt gemaakt aan partijpolitiek. Deze inperking dient de kunst niet. Want kunst moet in volle vrijheid kunnen functioneren en aan niemand verantwoording hoeven afleggen. Als het begrip ‘linkse kerk’ nog niet bestond, dan is hij door minister Jet Bussemaker en Hedy d’Ancona voor TAI uitgevonden.

De video over de uitreiking van de Impact Award 2016 aan Anton Dautzenberg toont genadeloos het verschil tussen intentie en uitwerking. De entourage is de boodschap. Een culturele (pseudo)-elite speelt voor even anti-elite en huurt daartoe querulanten in en gaat daarna over tot de orde van de dag. Deze ventielwerking van TAI -die kunst ver weg van het alledaagse leven onderbrengt in een politiek reservaat- verstoort eerder de politieke druk van kunst op de samenleving dan dat die die helpt opbouwen. Iedereen speelt het spel mee en kan beseffen dat het een schijnvertoning is. TAI is in wezen een anti-politieke beweging of in elk geval een slecht doordacht project dat averechts uitpakt. Moderator en coördinator Tabo Goudzwaard praat met mooie woorden over het plaatsvinden van een systeemverandering, maar houdt vaag wat dat betekent. Hij kan ook niet anders, want TAI is de systeemverandering als pose. Er wordt gehint en verwezen, maar niet uitgewerkt.

Kunst en televisie. Over ‘de normale Nederlander’, het thuisgevoel en de laffe cultuurpolitiek van alle politieke partijen

65737-620-465

Kunst en televisie, het is een moeizame relatie. In een interview met Het Parool zegt Simone van den Ende het volgende over kunst op televisie: ‘En als het je niet interesseert, ga dan naar een ander net. Dat doe ik bijvoorbeeld met voetbal. Daar ben ik totaal niet in geïnteresseerd en ik heb het mijn hele leven goed kunnen vermijden. Waar ik kwaad om word, is dat kunst niet zou mogen van publiek geld en voetbal wel. Weegt het plezier van miljoenen zwaarder dan het plezier van een paar honderdduizend op televisie? Maar nogmaals: ik zeg dit als voorvechter van kunst op televisie, niet om alleen te zeuren.’ Simone van den Ende is op 1 oktober 2016 na negen jaar gestopt als hoofd kunst, cultuur en drama bij Avro en AvroTros.

De Mediacourant verwijst in een bericht naar dit interview. Een reactie van ‘aammehoela’ maakt inzichtelijk hoe de waardering voor kunst op televisie kan zijn. De reactie is te illustratief om niet te citeren: ‘Kunst, met name moderne kunst, is soms echt afgrijselijk. Je hebt af en toe het idee dat de kunstenaar iets in elkaar flanst om daarna een verhaal te verzinnen van hetgeen het moet voorstellen. Wat dat betreft geniet ik meer van een landschapschilderij dan van zo’n doek met alles door elkaar heen geflanst. Dan denkt iedere normale Nederlander: gauw bij de vuilnis gooien.’ Waar hebben we de verwijzing naar de ‘normale Nederlander’ meer gehoord? In rechts-populistische wordt volop tegen ‘moderne kunst’ geageerd. Waarmee hedendaagse kunst wordt bedoeld. Zo meent Thierry Baudet in een artikel (2013) voor NRC dat ‘modernisme in de architectuur en de publieke ‘kunstwerken’ het gevoel van vervreemding versterkt’. Baudet ziet de trits ‘multiculturalisme, modernisme in de kunsten en het Europese project’ als symptomen van een ziekelijke afkeer van het thuis.

Met die tegenwind vanuit populistische hoek die culturele hegemonie claimt heeft hedendaagse kunst te maken. Dat geluid werd zonder veel protest in de nasleep van de cultuurbezuinigingen van Halbe Zijlstra in 2011 overgenomen door de Nederlandse landelijke politiek. Geen enkele partij durfde zich principieel te verzetten tegen de vermeende volkswil van de kunsthaters die ‘moderne kunst’ strijdig achtten met het thuisgevoel van de normale Nederlander. Kunst op televisie werd met diezelfde rechts-populistische golf van eigenheid, nationalisme en thuisgevoel van ‘de normale Nederlander’ weggespoeld. Wat resteerde waren programma’s als ‘Tussen Kunst en Kitsch’ of een soort agenda-achtige kunstprogramma’s die voornamelijk signaleerden. Het pleit voor Simone van den Ende dat ze ondanks die sterke tegenwind de realityseries over de Nationale Opera, het Concertgebouworkest en het Nationale Ballet heeft weten te produceren.

Moeten we ons druk maken over kunst op de Nederlandse televisie? In een snel veranderend media-landschap dat internationaliseert, minder lineair wordt en steeds gefragmenteerder is en vooral nog kleine deelpublieken bedient? Wat heeft het voor zin om zo’n achterhoedegevecht te voeren? Het heeft geen zin. Toch kan het geen kwaad om het onderliggende populisme dat rept van ‘de normale Nederlander’ en thuisgevoel -en zo de culturele hegemonie op televisie en in samenleving claimt- van repliek te dienen. Te laten weten dat er ook nog een andere gedachtenwereld bestaat die er faliekant anders over denkt. Over kunst op televisie gaat het dan allang niet meer, maar over de functie van kunst in onze samenleving. Mijn reactie op ‘aammehoela’:

Hedendaagse Nederlandse kunst kan voor sommigen afgrijselijk zijn, terwijl voor anderen het hedendaagse Nederlandse voetbal dat is. Herinneren we ons de kwalificatiereeks van het Nederlands elftal voor het EK-2016 in Frankrijk nog? Afgrijselijk voetbal met een afgrijselijk resultaat. Maar het wordt op televisie toch overvloedig getoond in urenlange wedstrijden en voor- en nabeschouwingen. Als zelfkwelling?

De hedendaagse Nederlandse kunst heeft internationaal meer aanzien en kwaliteit dan het hedendaagse Nederlandse voetbal. Lees er de lovende buitenlandse commentaren over Nederlands toneel, design, dance, ballet, geïmproviseerde muziek of beeldende kunst maar op na.

Zo redenerend zou je kunnen stellen dat het gerechtvaardigd is om om die kunst op televisie te laten zien en het voetbal niet. Gesteld dat programma’s daar een goede vorm voor weten te vinden en het de formule van Jasper Krabbé overstijgt. Maar in grote lijnen gebeurt het omgekeerde. De kwaliteit van Nederlandse kunst wordt mondjesmaat getoond en het gebrek aan kwaliteit van Nederlands voetbal wordt overvloedig getoond. Is dat niet krom?

Foto: ‘Siem Vroom en Christine Ewert in een scene uit het topstuk ‘ De Drie Zusters’ van Anton Tsjechov, dat de NCRV op 30.09.1979 op het scherm brengt.’