Wat voor zin hebben herhaalde manoeuvres van Egbert Dommering in proxy-oorlog tussen NRC en Het Parool over de kwestie Ruf?

In een opinie-artikel van 11 januari 2020 in Het Parool neemt Egbert Dommering vanaf de zijlijn opnieuw stelling in de kwestie Beatrix Ruf. Hij pleit ervoor om de in 2017 afgetreden directeur te rehabiliteren. Hij laat zich kennen als pro-Ruf en kritisch op het Amsterdamse gemeentestuur dat hij beticht van machtsmisbruik.

Er is iets merkwaardigs aan de hand met Dommering opinies over het Stedelijk Museum, Ruf en Het Parool. Ook op 4 juni 2018 wist hij een opinie-artikel geplaatst te krijgen in Het Parool. En in 23 oktober 2018 ging hij met een nieuw opinie-artikel in de herhaling. Het Parool geeft Dommering opvallend veel ruimte om zijn opinies te plaatsen. De inhoud van Dommerings opinies over de onderhand allang niet meer actuele kwestie van Rufs ontslag blijkt tamelijk gelijkluidend. Zo verandert een actuele (cultuur)politieke kwestie geleidelijk in het achteraf claimen van het eigen gelijk van een zo goed als afgeronde kwestie. De stellingname over de relatie tussen Stedelijk en gemeentestuur die Dommering door zijn opinie weeft moet als legitimatie dienen voor de recycling van zijn opinie over Ruf. Blijkbaar wordt Dommerings pro-Ruf en anti-gemeentebestuur standpunt in de hoofdredactie van Het Parool gedeeld. Dommering is een zetstuk in de proxy-oorlog tussen Het Parool en de NRC over de kwestie Ruf. In een commentaar van 16 juni 2018 omschreef ik dat als volgt:

In zijn opinie-artikel van 11 januari 2020 pleit Dommering voor Rufs rehabilitatie. Hij schetst dat ‘een heel gezelschap samen [kwam] in een groot pand aan de Herengracht in Amsterdam’. Of deze verwijzing naar de Amsterdamse grachtengordel wijst op zelfspot of zelfoverschatting is de vraag. Hij vervolgt: ‘Ruf was, naar hun oordeel, in oktober 2017 ten onrechte onder druk gezet door de nog maar net aangetreden voorzitter van de raad van toezicht en enige leden van die raad om, na negatieve publiciteit over haar functioneren als directeur in NRC Handelsblad, af te treden als directeur.’ Zoals gezegd, Dommering zet zijn proxy-oorlog in Het Parool tegen NRC met klaarblijkelijke steun van één of meerdere redacties van Het Parool voort.

Maar hoe steekhoudend is het dat een groepje Ruf sympathisanten een opinie heeft en die herhaaldelijk in de publiciteit brengt? Hun grootste verdienste lijkt hun handige en vrije toegang tot de media en in het bijzonder de samenwerking met Het Parool. Zodat niet zozeer de argumenten, maar het activisme en het netwerk de doorslag geven. Dommering en de Ruf sympathisanten kunnen hun mening blijven herhalen dat Beatrix Ruf (in juridisch opzicht) door de commissie Eisma is vrijgepleit, maar daarmee is nog niet gezegd dat zij ook in ethisch opzicht is vrijgepleit en haar terugkeer op oneigenlijke gronden is geblokkeerd. Dat is een opinie waar andere, niet slechter onderbouwde opinies tegenover staan. Zo krijgt de opinie die Dommering verwoordt iets tragisch omdat hij een achterhoedegevecht voert van een conflict dat allang over zijn hoogtepunt heen is.

Het wordt er nog navelstaarderiger, zelfs incestueuzer op als Dommering verwijst naar ‘het onlangs verschenen boekjeDe Affaire Ruf, Crisis in het Stedelijk Museum en dat opvoert als een soort bewijsstuk. Maar dit boekje waar Dommering naar verwijst is geschreven door Dommering zelf. Hij vermeldt dat niet.

Dommering legt de oorzaak van het falen van het Stedelijk Museum bij de verzelfstandiging in 2006. Maar het probleem met deze uitleg is dat vele musea opereren onder die voorwaarden, maar zich anders ontwikkeld hebben. Zo werd Museum Boijmans van Beuningen ook in 2006 verzelfstandigd onder dezelfde voorwaarden als het Stedelijk. Namelijk dat gebouw en collectie eigendom van de gemeente bleven en dat er een sterke afhankelijkheidsrelatie in de vorm van subsidie bleef bestaan. Voor bijna alle Nederlandse gemeentelijke (kunst)musea op een enkeling als Museum de Fundatie in Zwolle na, dat eigenaar van de museumcollectie is, geldt deze drieslag van gebouw, collectie en subsidie. En reken er maar op dat alle gemeentebesturen even lastig en kritisch zijn voor hun verzelfstandigde musea als het Amsterdamse. Verzelfstandiging die trouwens fikse nadelen kent, wat erin resulteerde dat de gemeente Eindhoven besloot om het Van Abbemuseum niet te verzelfstandigen. Dommering dateert het begin van de crisis van het Stedelijk in 2003. Dat falen kent vele oorzaken die niet noodzakelijkerwijze volgen uit de verzelfstandiging en het functioneren van de gemeente Amsterdam. Het lijkt vooral het Stedelijk dat met het Stedelijk overhoop ligt. Op directie- en bestuursniveau.

Het is de hoogste tijd dat het Stedelijk Museum een nieuwe start maakt onder de nieuwe directeur Rein Wolfs. Want dat het museum al lange tijd slecht in vorm is of zelfs in crisis verkeert kan niemand ontgaan zijn. Wat de lobbyisten beogen met hun pleidooi voor rehabilitatie van Beatrix Ruf en wat dat met de situatie van het Stedelijk anno 2020 te maken heeft is de vraag. Dommerings opinie en zijn toegang tot de media lijken de kern van het probleem van het Stedelijk te zijn. Te veel partijen praten mee zodat de focus ontbreekt. De kwaal is dat te veel goedwillende amateurs te veel ruimte krijgen om zich met het museum te bemoeien.

Foto 1: Schermafbeelding van deel opinie-artikel ‘‘Stedelijk Museum verkeert al sinds 2003 in crisis’’ van Egbert Dommering in Het Parool, 11 januari 2020.

Foto 2: Schermafbeelding van deel commentaarProxy-oorlog tussen NRC en Het Parool over de kwestie Ruf’ van 16 juni 2018 op georgeknightlang.wordpress.com

Open brief van De Craen en Kraaijeveld aan Stedelijk Museum Breda over inzet vrijwilligers

Publiciste en artistiek directeur van Hotel Maria Kapel in Hoorn Irene de Craen verzet zich tegen het rendementsdenken en de managementscultuur in de culturele sector. In haar analyses pleit ze er steevast voor om kunstprofessionals weer zeggenschap over de kunstsector te geven. Met andere woorden, handen terug aan het beeld. Ze keerde zich in september 2015 in een open brief tegen het voortijdige ontslag van directeur Lorenzo Benedetti van kunstcentrum De Appel in Amsterdam. Met de sleutelzin: ‘Is er nog plek voor artistieke visie, of is dit geheel secundair geworden aan de kwaliteiten van een manager?’ Zie hier mijn commentaren op de kwestie De Appel. Nu schrijft zij als bestuurslid van Platform BK samen met directeur  een open brief aan het Stedelijk Museum Breda (SMB). Over de inzet van vrijwilligers.

Ze stellen ‘dat de inzet van het toenemende aantal vrijwilligers dat in de culturele sector en in het bijzonder in de musea werkt’ zorgen baart. Daartoe verwijzen ze naar drie vacatures voor vrijwilligers van het SMB. Uit een voetnoot bij de open brief blijkt dat de vacatures door het museum tussentijds zijn aangepast. Maar nog steeds betwisten de briefschrijvers dat het SMB een beleid voert dat leidt tot een duurzame arbeidsmarkt. Ofwel, volgens De Craen en Kraaijeveld overvraagt het SMB de vrijwilligers, biedt te weinig tegenprestatie (onder meer ‘een leuke attentie op de verjaardag’) en werft het niet voor additioneel, maar voor vervangend werk: ‘Wat ook opmerkelijk is, is dat de werkzaamheden die de vrijwilligers moeten gaan uitvoeren structurele activiteiten zijn met een eigen creatieve bijdrage en veel eigen verantwoordelijkheid’. Het SMB werkt er met haar personeelsbeleid dus actief aan mee betaalde krachten te verdringen door de inzet van vrijwilligers.

De briefschrijvers hebben er enig begrip voor dat het SMB handelt vanuit een te krap budget, maar zijn toch van mening dat het museum zich verkeerd opstelt: ‘Waarschijnlijk zijn deze vrijwilligersfuncties een manier om aan alle eisen van een publiek instituut te voldoen binnen het budget dat het Stedelijk Museum Breda beschikbaar is gesteld uit publieke en private middelen. Platform BK heeft hier begrip voor, maar verlangt een andere houding van culturele instellingen.’ Ze eindigen hun brief positief door de directie en het bestuur van het SMB voor te houden hoe het wel correct zou kunnen handelen: ‘Het aandeel zzp-ers, 0-uren contracten en verkeerde inzet van vrijwilligers in de culturele sector zijn verontrustend. Deze arbeidscondities zijn onderdeel van het maatschappelijke probleem van een economie van onzekerheid, burn-out en verborgen armoede. Culturele instellingen, zoals het Stedelijk Museum Breda, zouden hun maatschappelijke voortrekkersrol moeten waarmaken in zowel de culturele programmering als het personeelsbeleid.

Er zijn in Nederland veel musea die financieel op het randje van het mogelijke opereren. Met vacatures voor vrijwilligers die structureel zijn. Dat is ongewenst en ongelukkig. Het pleidooi van De Craen tegen de inzet van vrijwilligers door het SMB valt rechtstreeks terug te voeren op haar pleidooi tegen het managementsdenken en de rendementscultuur in de kunstsector. Het accent moet weer bij de kunstprofessionals gelegd worden. Daartoe horen ook afgestudeerden die nu als vrijwilliger tot tweederangsmedewerkers worden gemaakt.

In Breda twijfelde het college de afgelopen jaren over de richting van de plaatselijke gemeentelijke musea, waardoor buitenstaanders het initiatief konden nemen. En er met de centen vandoor gingen. Uit een bericht van Breda Vandaag van 16 december 2014: ‘Het interim-management kostte in die periode 324.576,49 euro. Aan marketing werd in 5 jaar voor 349.104,25 euro aan extern management gespendeerd.’ Zoals ik in een commentaar concludeerde: ‘Een eindeloos proces van praten, overleggen, benoemen, initiatieven delen en ‘helder denken’ dat Breda zo op externe kosten voor personeel, en onderzoek en advies jaagt.’ De Craen en Kraaijveld trekken aan het eind van dit stroperige proces terecht de conclusie dat nu de vrijwilligers het kind van de rekening zijn. Het geld is op omdat het naar externe adviseurs, interim managers en bijklussende top-ambtenaren is gegaan. Het failliet van de managementcultuur in de museumsector is zelden beter aangetoond dan in Breda. Deze achtergrond geeft de open brief van Irene de Craen en Joram Kraaijeveld extra gewicht.

Foto 1: Schermafbeelding van deel ‘Open brief aan Stedelijk Museum Breda’ van Irene de Craen en Joram Kraaijeveld op Platform BK, 11 juli 2017.

Foto 2: Schermafbeelding van vacatures Stedelijk Museum Breda, stand 16 juli 2017.

De Kleijn geeft aanbod Kreuk toe om The Schoolboys te kopen en Museum Gouda in bruikleen te geven. Waarom ging het niet door?

Kunstverzamelaar Bert Kreuk doet in Art Flipper een boekje open over de verkoop van het schilderij The Schoolboys van Marlene Dumas in 2011 door toenmalig museumdirecteur Gerard de Kleijn van MuseumgoudA. Kreuk vertelt dat hij het werk had willen kopen. Het gevolg was geweest dat het niet naar het buitenland verkocht had moeten worden. Nu is het voorgoed verdwenen uit het Openbaar Kunstbezit.

Dit blog besteedde aan die verkoop enkele commentaren die erop neerkwamen dat De Kleijn zich slecht had voorbereid, weinig kennis van zaken had, met een ongeloofwaardig verhaal over de reden van de verkoop naar buiten kwam en zijn museum onnodig in problemen bracht. Dumas onderschreef toentertijd mijn lezing. Nu besteedt Trouw in een artikel ter gelegenheid van het verschijnen van Kreuks Art Flipper aandacht aan de verkoop die opnieuw het merkwaardige en onverklaarbare handelen van directeur De Kleijn onderstreept.

Kreuk stelt dat hij via tussenpersoon Theo Schols -zijn oom- De Kleijn 1 miljoen euro had geboden. Met Kreuks belofte dat hij het werk 10 jaar in bruikleen zou geven aan museumgoudA. Eventueel zelfs langer. Maar de museumdirecteur ging er niet op in. Op 20 september 2011 antwoordde de Gouwse wethouder Daphne Bergmans op raadsvragen van SP’er Van Alphen: ‘dat museumgoudA enkele grote particuliere verzamelaars [heeft] benaderd om te bezien of er bereidheid was het schilderij aan te kopen en vervolgens in langdurige bruikleen ter beschikking te stellen. Deze bereidheid bleek er niet te zijn’. (Bron onvindbaar, zie hier toenmalige verwijzing ernaar). Op 24 september 2011 gaf ik hierop het volgende commentaar: ‘Opvallend ontbreekt in haar opsomming de optie dat museumgoudA zelf benaderd is door een derde partij. Zij blijft ook onduidelijk over de periode waarnaar ze verwijst. Da’s relevant omdat het duidelijkheid kan geven over het tijdstip waarop museumgoudA bindende afspraken met Christie’s maakte. Daarna kon museumgoudA immers niet meer ontvankelijk zijn voor aanbiedingen.’ Dat laatste aspect is de crux van de kwestie. Het is de vraag wie Bergmans onvolledig informeerde zodat zij op haar beurt de Gouwse raad verkeerd informeerde.

De feiten zijn dat in 2011 De Kleijn in de publiciteit ontkende dat dit aanbod van Kreuk er lag. Nu komt hij daar op terug en bevestigt aan Trouw dat er over deze verkoop in 2011 contact is geweest met Schols. De Kleijn geeft de volgende uitleg voor zijn weigering om The Schoolboys aan Kreuk te verkopen: ‘Ik hoorde dat hij bekendstond als iemand die kunst weer verkoopt, nadat het een tijdje in musea heeft gehangen. Ik dacht: stel je voor dat het schilderij na tien jaar twee keer zoveel waard is geworden en hij het dan uit het museum haalt om het weer te verkopen. Dan zou iedereen me een sufferd vinden.’ De Kleijn zegt nu dat hij bang was om een sufferd genoemd te worden en daarom het aanbod van Kreuk afsloeg. Maar het is de vraag of dit de echte verklaring voor zijn handelen is. Want het gaat ervan uit dat De Kleijn toen Kreuk hem benaderde nog zelf kon beslissen over verkoop en hij zich niet had gecommitteerd aan afspraken met veilinghuis Christie’s die het zelf wilde veilen. Overigens was zijn weigering om een andere reden begrijpelijk omdat De Kleijn het in 1976 in opdracht van het Gouwse gemeentebestuur voor het museum vastgestelde verzamelgebied kunst van vrouwelijke kunstenaars onder het mom van bezuinigingen kort na 2011 definitief de deur uit deed.

De Kleijn zegt dat hij besloot om het schilderij toch te laten veilen en niet op Kreuks aanbod in te gaan, maar of dat de ultieme waarheid is valt dus af te wachten. De Kleijns verklaring in Trouw verklaart nog steeds niet alle losse eindjes. In een persbericht van 30 mei 2011 zei de Kleijn op een opbrengst van 800.000 euro te rekenen. (Bron onvindbaar, maar hier de toenmalige verwijzing ernaar). Er resteren vele vragen naar het handelen van De Kleijn. Zijn uitleg sinds mei 2011 is verre van consistent en stelde hij steeds bij. Gemeente Gouda zal hem niet kritisch aanspreken. Of een gemeenteraad. Of een Raad van Toezicht van het museum.

Wat Kreuk in Art Flipper nu naar buiten brengt lijkt in lijn met mijn commentaar uit oktober 2011: ‘De echte reden dat De Kleijn het marktconforme aanbod van de particuliere verzamelaar niet accepteerde lijkt te zijn dat-ie het niet kon accepteren omdat-ie voortijdig vergaande afspraken had gemaakt met Christie’s Londen. In het pakket paste in mei de aankoop van een Weissenbruch bij Christie’s Amsterdam voor 109.000 euro. Volgens kenners zeker geen kernstuk van de collectie. Een onverklaarbare actie van een museum dat beweert dat het water tot aan de lippen gestegen is en zegt elke cent nodig te hebben voor het voortbestaan.’

Foto: St Martin’s School for Boys Blazer Navy, zoals afgebeeld op The Schoolboys van Marlene Dumas.

Voor verder lezen:

30-05-11: MuseumgoudA verkoopt eigen identiteit

28-06-11: ‘The Schoolboys’ brengt ruim €1.200.000 op

21-06-11: Pakt museumgoudA verkoop ‘The Schoolboys’ handig aan?

07-07-11: Ter Borg gaat niet tot de bodem over museumgoudA

02-09-11: Marlene Dumas valt museumgoudA aan vanwege verkoop The Schoolboys

06-09-11: MuseumgoudA heeft de museumsector beschadigd

09-09-11: Halbe Zijlstra keurt verkoop The Schoolboys door museumgoudA af

21-09-11: MuseumgoudA kiest voor politiek conservatisme

24-09-11: Zijlstra verwerpt uitverkoop kunst door Gouda en museumgoudA

25-10-11: MuseumgoudA ongeloofwaardig over verkoop The Schoolboys

08-11-11: Koopt museumgoudA nog een molen van Weissenbruch?

28-11-11: NMV zet museumgoudA vanwege handelswijze niet uit vereniging

30-11-11: Wie controleerde bij museumgoudA de Raad van Toezicht?

22-12-11: Reden verkoop The Schoolboys door museumgoudA is niet financieel

Politieke profilering Stedelijk Museum wordt minder geloofwaardig door samenwerking met commerciële geldschieters

Sinds 2006 is het Stedelijk Museum een zelfstandige stichting, voorheen was het een gemeentelijke instelling. Dat leidde in 1999 tot bezwaren in de raad over een sponsorcontract met autofabrikant Audi dat toenmalig directeur Rudi Fuchs had beklonken. Het werd een geruchtmakende zaak. Een bericht uit 1999 van de Volkskrant geeft aan hoeveel er sinds die tijd veranderd is: ‘Meer algemeen zet de raad ook vraagtekens bij de noodzaak van vergaande private inmenging in een gemeentelijk instituut.’ Dat was voor de verzelfstandiging. Nu is het Stedelijk Museum geen gemeentelijk instituut meer en is de vergaande private inmenging een feit. Dat blijft onder de radar. In 2006 kwam dat sponsorcontract van het museum met Audi er trouwens toch.

Siemens kondigt nu op haar website #artSmellery aan. Siemens: ‘het eerste project van een bijzondere samenwerking tussen Siemens Huishoudapparaten en het Stedelijk Museum Amsterdam. Een verrassende, zintuigelijke en indrukwekkende manier om kunst te beleven.’ Van 26 april 2017 t/m 7 mei 2017 mei kan #artSmellery in het Teijin Auditorium van het Stedelijk Museum Amsterdam ‘beleefd worden’ aldus de promotie van Siemens. ‘Van Gogh, Chagall en zelfs werken van Mondriaan zijn met geuren tot leven gebracht – alleen met het reukzintuig waarneembaar. Mis deze unieke kans om je kennis over kunst uit te breiden niet.

Het Stedelijk kreeg onlangs kritiek uit rechtse media over een reeks tentoonstellingen over het thema migratie dat bedoeld was om ‘tegenwicht te bieden aan het populisme’ aldus een persbericht van het museum. Nelle Boer nuanceert dat vandaag in een ingezonden brief in Het Parool. Hij zegt niet tegen politieke kunst te zijn, maar pleit ‘voor een eerlijk beeld van de grote verscheidenheid aan politieke ideeën onder kunstenaars’. De contacten met Audi en Siemens maken zowel de politieke profilering van het museum ‘als tegenwicht tegen het populisme’ als de kritiek erop vrijblijvend. Waar gaat het nog over als de politieke opstelling van het Stedelijk en directeur Beatrix Ruf aanstellerij lijkt te zijn die haaks staat op de marketing van het Stedelijk? De aanstellerij van de #artSmellery. Reden is wellicht dat de zakelijke en artistieke leiding van het museum zover uit elkaar zijn gegroeid dat ze ieder hun eigen weg gaan zonder dat er nog één geloofwaardig museum met een duidelijk smoel resteert. Op wie moeten bezoekers  zich richten die zich bekommeren om het Stedelijk?

Foto: Schermafbeelding bij bericht ‘#artSmellery: innovatieve kunst in het Stedelijk Museum’ van Siemens.

Museum Arnhem gaat twee jaar dicht wegens verbouwing. RvT ontslaat voltallig lager personeel

Een geval van klassenongelijkheid in het sinds 1 januari 2014 verzelfstandigde Museum Arnhem. In verband met een verbouwing van twee jaar die tot tijdelijke sluiting van het museum leidt wordt het volledige lagere, technische personeel ontslagen, maar mag het middenkader en hogere personeel blijven zitten. Desgevraagd hebben de lagere medewerkers er weinig vertrouwen in dat ze na de verbouwing terug kunnen keren. Zo is toekomstig tuinonderhoud al uitbesteed aan een particulier bedrijf. De Gelderlander maakt er melding van in een bericht: ‘Achttien van de 37 medewerkers moeten op 1 december weg, als de verbouwing van Museum Arnhem een aanvang neemt en het gebouw twee jaar dicht gaat. Het betreft louter mensen die betrokken zijn bij de dagelijkse openstelling: technische medewerkers, tentoonstellingbouwers, beveiligers, winkelmedewerkers. Het hogere kader kan blijven, ter voorbereiding van de heropening.’

Het is logisch en gebruikelijk dat projectmedewerkers en conservatoren in dienst blijven om de opening over twee jaar voor te bereiden. De laatsten hebben ook een collectie te beheren en dat werk gaat gewoon door tijdens de verbouwing. En de voorbereidingen van onder meer de inrichting van een nieuwe vaste opstelling vragen veel werk. Maar waarom het lagere personeel nu ontslagen wordt en niet voor twee jaar gedetacheerd wordt is een gemiste kans. Hier wreekt zich de verzelfstandiging van dit gemeentelijk museum. Deze kwestie geeft aan dat verzelfstandiging van musea niet louter voordelen biedt. De Arnhemse gemeenteraad heeft niets meer te zeggen over het personeelsbeleid en kan niet aandringen op sociaal beleid. Als werkgever heeft nu de Raad van Toezicht het laatste woord. Met notabene een arbeids- en organisatiepsycholoog als voorzitter.

Foto: Schermafbeelding van deel artikel ‘Ontslagen personeel Museum Arnhem voelt zich als oud vuil’ door Piet Venhuizen voor De Gelderlander, 5 april 2017.

Wereldmuseum na succesvolle publieksactie gered met behoud van ‘Rotterdams karakter’. Wat zegt dat over het kunstklimaat?

imageproxy-aspx

Gisteren nam de Rotterdamse gemeenteraad een motie aan van PvdD, SP, PvdA, NIDA, GroenLinks en D66 over het Wereldmuseum. Dat gebeurde binnen het kader van het Cultuurplan 2017-2020. Hiermee spreekt de raad zich uit voor een zelfstandige positie van het Wereldmuseum binnen de samenwerking met het Nationaal Museum voor Wereldculturen. Door toedoen van de vorige directeur Stanley Bremer was het museum door vercommercialisering in een negatieve spiraal terechtgekomen. Onder druk van raad en toenmalig wethouder Adriaan Visser (D66) trad Bremer in april 2015 terug. Met het aannemen van deze motie is de actie afgerond om het Wereldmuseum te redden als autonoom museum ‘met een Rotterdams karakter’. Als sluitstuk omarmt wethouder Pex Langenberg (D66) de motie. Zodat voor de komende vier jaar de financiering, het Rotterdams profiel, tentoonstellingsprogramma, beheer van de collectie en monitoring door de RRKC zijn gegarandeerd.

Sinds 2012 verschenen hier meer dan 30 stukken over het Wereldmuseum. Ze volgden de ontwikkelingen op de voet door onder meer de weergave van bronnen binnen het Wereldmuseum die zich op straffe van ontslag publiekelijk niet konden uiten. En gaven er commentaar op. Door de jaren heen verschoof het accent van de aandacht voor het ontzamelbeleid naar kritiek op de aanpak van Bremer en de afwachtende houding van de opeenvolgende Rotterdamse gemeentebesturen. Na enkele kleinere publieksacties (met onder andere Boris van Berkum) kreeg in de zomer van 2014 een grotere publieksactie smoel met kunstenaar Olphaert den Otter die zich grotendeels op Facebook afspeelde. In de politiek was het Ruud van der Velden (PvdD) die initiatief nam, maar ook anderen als Jos Verveen (D66), Sun van Dijk (SP), Co Engberts (PvdA) toonden zich betrokken.

Het waren echter betrokkenen uit museumsector, partijpolitiek en openbaar bestuur die achter de schermen het verschil maakten. Reden voor die krachtenbundeling kan niet los worden gezien van een verslechterend kunstklimaat. Teken daarvan was de bovenproportionele korting op de landelijke cultuurbegroting die door het afbraakbeleid van toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra (VVD) vanaf 2011 in gang werd gezet. Vooral Zijlstra’s minachting voor kunst en gepoch geen affiniteit met de kunstsector te hebben maakte velen die de kunst een warm hart toedroegen ziedend en machteloos. Het was patjepeeër Zijlstra tegenover een bovenlaag van kunstminnenden die zich aan de kant gezet voelden. Niet zozeer persoonlijk, maar eerder waar het de waarden betrof die ze belangrijk vonden. Het Wereldmuseum werd zo een streep in het zand die velen voor en achter de schermen konden trekken om de dikdoener Stanley Bremer en al die andere populisten die de kunst wilden uitverkopen een halt toe te roepen. Het cultuurbeleid is echter nog steeds niet gerepareerd zoals het voor Zijlstra was. Evenmin is het verder afgebroken. Het blijft halfslachtig hangen tussen hoop en vrees.

Een commentaar van december 2012 vatte die mentaliteit van de patjepeeërs en kunsthaters samen: ‘Het goede leven van wijnen, spijzen, gesprekken en ons soort mensen zet alle neuzen een kant op. Soms feestneuzen als er feest te vieren valt, soms wijsneuzen die het samen beter weten dan de professionals uit politiek of museumwereld. Weldenkende burgers zijn tevreden met zichzelf. En elkaar. Als individuen vinden ze elkaar in een groepsgevoel dat afkeer voor regelzucht uitstraalt. In het oprekken van de grenzen voelen ze zich weer de provo’s die ze nooit waren. Hun tweede jeugd neemt hen de kans niet af het alsnog te worden. In het schoppen tegen het establishment dat ze zelf vormen. Vanuit de luxe. Zo werkt kunst als glijmiddel.

Via emotie mobiliseert directeur Bremer steun voor zijn plan om de Afrikacollectie te verkopen. Zijn museum loopt uit de pas met de museumsector in het oprekken van de LAMO-richtlijn, en de gemeente Rotterdam doet hetzelfde door de deur voor de verkoop van topstukken open te zetten. Maar kritiek werkt niet, omdat dat daar aan dat gebouw aan de Maas alleen maar opgevat wordt als een bevestiging van het eigen gelijk.

Oprekken van grenzen is in lijn met de handel in Afrikaanse etnografica die is geconcentreerd in Brussel en Parijs. Deze handel met grote winstmarges vertoont de trekken van de Roomse kerk en de maffia. Uiterlijk vertoon, ex-communicatie, strenge hiërarchie, witwassen van valse objecten en omerta zijn de kenmerken. Verkoop van de Afrikacollectie speelt zich af in dit schemergebied waar handelaren zich opdringen omdat ze winst ruiken. Liefst via onderhandse verkoop. Raadgevers en clandestiene handelaren wisselen elkaar af. De directeur die kennis mist vaart blind op anderen. Hij zet de Afrikacollectie in de etalage om als een Robin Hood aan de Maas te nemen van de gemeenschap en te geven aan z’n medestanders.’

Dat het Wereldmuseum voor de poorten van de hel uit de handen van de praatjesmakers en de kunsthaters is gered heeft grote symbolische waarde. Maar het feit dat het kon slagen door de inzet van enkelen is ook wrang. Dit soort publieksacties komt immers door toevalligheden tot stand. Niet voor elke bedreigde culturele instelling die het waard is om gered te worden wordt zo’n actie op touw gezet. Als deze succesvolle actie een incident is, dan houdt dat nog lang geen structurele verbetering van het kunstklimaat in. De golf van rechts-populisme die delen van de politiek en bevolking overrompelt maakt somber. Overschatting ervan lijkt echter nog de grootste bedreiging van het democratisch proces. Vooral media en partijpolitiek moeten niet meegaan in projecties en angstdenken, maar gewoon de traditionele waarden beschermen. Daar is kunst er één van. De les van het Wereldmuseum is daarom uiteindelijk positief. Samenwerking van politici en burgers met een beroep op deskundigen en met mobilisatie van sociale en gevestigde media kan het verschil maken. QED.

Foto: BaHuana-Beeld uit de collectie van het Wereldmuseum, Beneden Congo.

Crisis bij ‘Het Nieuwe Instituut’ geeft architecten kans op een nieuw eigen architectuurinstituut. Weg van het stylisme

js_ni_ext_2

Zonder dat het echt opgemerkt wordt herbergt Rotterdam een tweede Wereldmuseum. Of liever gezegd het Wereldmuseum zoals dat functioneerde onder de vorige directeur Stanley Bremer voordat het voor de kunst werd gered en voor de poorten van de horeca, marketing en styling werd weggesleept. Het betreft ‘het sectorinstituut voor de creatieve industrie’ Het Nieuwe Instituut (HNI) met Guus Beumer als directeur. Deze vergelijking mag sommigen vergezocht voorkomen, maar de overeenkomsten tussen het oude Wereldmuseum en het huidige HNI zijn verbluffend. Zo wil volgens een bericht van architectenweb HNI ook een hotel beginnen: ‘Opmerkelijk is het voornemen om kantoorruimte een bestemming te geven als hotel-restaurant’.

Weliswaar bestaat het besef bij publiek, politiek en museumsector dat het niet goed gaat bij HNI, maar die kritiek vertaalt zich niet in actie zoals dat bij het Wereldmuseum gebeurde. Hoewel zich daar het tegengeluid met een publieksactie pas in de zomer van 2014 doelmatig bundelde, terwijl de kritiek al sinds 2011 klonk. Het vraagt blijkbaar enige tijd voordat voor als achter de schermen de tegenkrachten worden gecoördineerd.

HNI kwam in 2015 negatief in het nieuws door belangenverstrengeling binnen de directie en het ontbreken van goed bestuur, mede door onvoldoende toezicht vanuit de Raad van Toezicht. Afgelopen week werd die neergang geaccentueerd door het negatieve advies van de Raad voor Cultuur over de subsidieaanvraag voor de basisinfrastructuur 2017-2020. HNI houdt wel zicht op een subsidie van 5.640.000 euro als het onder meer alsnog voldoet aan voorwaarden van goed bestuur, positionering, kwaliteitszorg, educatie en financiële verslaglegging. Maar hoe dan ook is de subsidie met een derde gekort. HNI staat er financieel goed voor. 

Het advies liegt er niet om. Het vindt de resultaten van HNI te mager: ‘De raad vindt dat de instelling zijn rol en meerwaarde van zijn activiteiten voor de sector beter dient te beschrijven en uit te voeren. Hij kan uit de aanvraag niet opmaken hoe HNI zich bij de uitvoering van zijn taken verhoudt tot relevante spelers in de creatieve industrie.’ Wie verder kijkt dan het advies van de raad ziet waar de pijn zit. Een tweet van architect Thijs Asselbergs is veelzeggend: ‘Het Nieuwe Instituut doet niets voor de De Nieuwe Architect maar draagt wel bij aan imago ‘architect als stylist’. En de criticus van het eerste uur architect Kees van der Hoeven twittert: ‘Hoop – tenminste voor de architectuur – dat er eindelijk (kan het zijn) rigoureus wordt ingegrepen.’

Hier tekent zich een richtingenstrijd tussen architecten en stylisten af. Het gaat over het antwoord op de vraag wat architectuur is. Grofweg gezegd, is architectuur het vormgeven van ruimte als vastlegging van politieke verhoudingen of versiering? Anders gezegd, is het onderwerp van een architectuurinstituut een architectuur die verslag doet van ontwikkelingen of een architectuur die de ambitie heeft om de ontwikkelingen zelf te helpen vormen? HNI heeft onder directeur Guus Beumer duidelijk gekozen voor dat eerste: stylering.

De crisis die zich nu bij HNI aftekent zet deze tegenstelling op scherp, maar geeft de architecten ook kans om verloren terrein terug te winnen in een nieuw instituut: het NNAI, het Nieuw Nederlands Architectuur Instituut met een grotere rol voor techniek en leefomgeving. Nu is het moment om een weeffout te herstellen die de museale architectuur bevrijdt uit het klusterdenken over creatieve industrie en maakt tot vehikel van lifestyle of een modieus politiek debat. Kees van der Hoeven oppert in een tweet een verdeling in drie afdelingen (design, architectuur, e-cultuur): ‘Oplossing simpel: 3 vakgebieden, 3 krachtige curatoren voor komende 4 jaar, daarboven deskundige zakelijk directeur.’ Ik antwoordde in een tweet: ‘Of splitsing in twee musea: 1) Museum voor Stilering; 2) Architectuurmuseum. In R’dam staan zoveel gebouwen leeg. Dat moet kunnen.’

Foto: Het Nieuwe Instituut in Rotterdam. Credits: Johannes Schwartz.

Wereldmuseum maakt nieuwe start met AFRIKA 010. Geen doorstart zonder investering. Een terugblik

13124483_1022919657836380_2648610787077600993_n

 

Update 7 september 2016: Eind goed, al goed met het Wereldmuseum, dankzij de inspanningen van velen onder wie kunstenaar Olphaert Den Otter die een persoonlijk portret in de NRC krijgt. Hij is trouwens eerder intermediair dan klokkenluider. Het Rotterdamse gemeentebestuur gaat in een collegebrief van 6 september voorbij aan het advies van de RRKC dat door velen als onwerkbaar werd beoordeeld en pleit ervoor ‘alle museale functies te herstellen’ en stelt daarvoor ‘een bedrag van jaarlijks 5 miljoen euro maximaal’ beschikbaar. Hier de verdeling van de cultuurbegroting over de verschillende instellingen. De gemeenteraad moet er nog mee instemmen. Zoals uit een brief van directeur van het NMVW Stijn Schoonderwoerd blijkt volgt het gemeentebestuur de musea ingefluisterde constructie (‘Het gekozen model kan het best omschreven worden als een bestuurlijk organisatorische integratie zonder over te gaan tot een juridische fusie’).

Gisteren opende de tentoonstelling AFRIKA 010 in het Rotterdamse Wereldmuseum. Met een aparte website die gisteren de lucht in ging en de inhoud van de catalogus vol faits divers bevat die door Veenman+ wordt uitgegeven. De opening die met 600 bezoekers goed bezocht werd was op te vatten als een botsing tussen het oude en het nieuwe regime. De ontvangst was warm en genereus zodat de verwaaide bezoekers die gewoontegetrouw de weg naar de Willemskade weten te vinden niet verrast werden. Het overvolle programma met een lengte van meer dan 2 uur was het enige schoonheidsfoutje van de dag. AFRIKA 010 is uit eigen collectie samengesteld door curator Paul Faber. In vele opzichten een tentoonstelling met een geschiedenis.

In september 2011 besteedde ik voor het eerst aandacht aan het Wereldmuseum in een commentaar over het afstoten van The Schoolboys van Marlene Dumas door Museum Gouda dat de museumwereld onaangenaam verraste. De echte reden waarom dit schilderij geveild moest worden is nog steeds niet door directeur Gerard de Kleijn geopenbaard, zodat we het moeten doen met een rammelende uitleg. Zie hier de kern van de kritiek op het beleid dat tot verkoop leidde. Antwoorden op kamervragen wezen op de smalle marges van musea die wilden ontzamelen. Afstoffen van beleid leidde tot herbevestiging van richtlijnen en floot museumdirecteuren terug die over de rand gingen. De paradox van het antwoord van toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra op kamervragen van SP’er Jasper van Dijk over de collectie van het Wereldmuseum leek dat het haaks stond op de kaalslag in de kunst die het kabinet Rutte I van VVD en CDA met gedoogsteun van de PVV vanaf 2010 inzette.

Het was geen paradox, maar het doorschuiven van verantwoordelijkheid zonder voldoende financiering naar een bestuurlijk lager niveau zoals later ook de zorg overkwam. Zijlstra antwoordde in 2011: ‘Ik ga ervan uit dat gemeenten, provincies en rijksoverheidsorganen de musea die hun collecties beheren in staat stellen die codes na te leven en zelf die codes als kader hanteren bij het verlenen van volmachten om voorwerpen af te stoten. (..) De beoordeling van de vraag of een voorstel van het Wereldmuseum binnen deze codes past ligt bij de Gemeente Rotterdam.’  Dit leidde begin 2014 in Rotterdam tot opstellen van de Rotterdamse regels

In die vijandelijke omgeving van lokale musea, museumsector, kunstfondsen, kunstenaars, kunstliefhebbers en -verzamelaars, steun op lokaal niveau van D66 en linkse partijen en op landelijk niveau van een kabinet van VVD, CDA ‘dat op de centen paste’ onderschatte toenmalig directeur van het Wereldmuseum Stanley Bremer de oppositie en het monsterverbond tegen zijn plannen om delen van de collectie te verkopen om een reservefonds van tientallen miljoenen op te bouwen voor de exploitatie. Bremer staarde zich blind op z’n inner circle van Rotterdamse Leefbaar- en VVD-getrouwen die lak hadden aan regels. Zijn rol als Robin Hood aan de Maas om te nemen van de gemeenschap en te geven aan z’n medestanders bleek potsierlijk en ondeugdelijk.

Het Wereldmuseum is door de inspanning van velen die nooit in de openbaarheid traden voor de poorten van de hel weggesleept. In de openbaarheid waren het onder meer Boris van Berkum, Olphaert Den Otter, Sjors van Beek, raadslid Ruud van der Velden en ikzelf die de voorstanders trachtten te motiveren om in actie te komen. Die berichten motiveerden het personeel van het Wereldmuseum dat zich geschoffeerd voelde door Bremer. Ze klampten zich vast aan kritiek die op een omslag kon wijzen. Vooral voor de zomer van 2014 verliep dat moeizaam, maar daarna kreeg de actie wind in de zeilen. De burgerbeweging die kunstenaar Den Otter wist op te tuigen was een prachtig voorbeeld van activistische politiek door burgers. Het was ook een front en focus voor anderen om door te drukken en de cultuurbarbaren zoals die gesymboliseerd werden door museumdirecteuren als Gerard de Kleijn of Stanley Bremer terug te wijzen en op hun plek te zetten.

De geschiedschrijving van deze kwestie is nog niet rond zoals een artikel van Claudia Kammer in NRC ter gelegenheid van de opening van AFRIKA 010 verduidelijkt. Het had de misleidende titel ‘Spookverhalen bleken niet waar’ die over de collectie Sanders leek te gaan, terwijl dat nauwelijks uit de tekst bleek. Spookverhalen blijken wel degelijk waar, want dat alle stukken uit de gemeentelijke collectie er uiteindelijk nog zijn wil niet zeggen dat ze zonder het hierboven geschetste monsterverbond van opposanten tegen het ontzamelbeleid van directeur Bremer niet verkocht zouden zijn aan kunsthandelaren in Madrid, Brussel, Parijs of Londen.

13095739_1022919757836370_5920450050971882555_n

Hoe verder? Het Wereldmuseum is met AFRIKA 010 en interim-directeur Jan Willem Sieburgh de goede weg ingeslagen, maar de steun ervoor moet vastgehouden worden. In Nederland wordt kunst niet vanzelfsprekend gekoesterd. Dat moet elke keer weer bevochten worden. Ik omschreef een jaar geleden wat nodig is voor een levensvatbare doorstart: 1) politieke steun van de gemeente Rotterdam inclusief het herstel van het oude niveau van subsidie om tot een levensvatbaar bedrijfsmodel te komen; 2) heroriëntatie van het gebouw op tentoonstellingen en collectie (beheer, documentatie, ontsluiting), en afwaarderen van de niet-kerntaken (restaurant, banqueting) die trouwens toch verliesgevend waren; 3) herstel van de kerntaken van het museum door het opnieuw opbouwen van een wetenschappelijke staf en een tentoonstellingsafdeling die zo’n twee grote, vier middelgrote en zes kleinere presentaties per jaar maakt ; 4) herstel van het vertrouwen bij politiek, publiek, museumsector en collega-volkenkundige musea, bruikleengevers, vermogensfondsen en sponsoren.

Foto: Impressies van de opening van de tentoonstelling ‘AFRIKA 010‘ in het Wereldmuseum, 28 april 2016. Credits: Lydia van Oosten.

Van Os wijst Oss terecht. Jan Cunen en kunst verliezers door kaalslag

Het is niet zozeer nieuws dat Henk van Os een tentoonstelling in Museum Jan Cunen in Oss maakt, maar dat directeur Nicolette Bartelink nog functionerend in beeld is. In een leven na de dood dat haar door het Osse gemeentebestuur opgedrongen is. Omroep Brabant zegt: ‘In Oss kon veel’. Het laatste woord aan Henk van Os: ‘Dus waarom dat ophoudt is mij een totaal raadsel. En daar is ook niemand geweest die mij een overtuigende verklaring daarvoor kan geven. Heel jammer, ja.’ Die verklaring bestaat niet. Vernietiging van culturele infrastructuur door het onbenul van overheden die niets met kunst hebben en er in hun onkunde afstand van nemen. Kortzichtigheid over kunst is een Nederlands verschijnsel. Niet in de laatste plaats in Oss.

Verwikkelingen in museaal Breda. Hoogsteden en Wagemakers weg?

IMG_0559

Update 15 juli 2015: GroenLinks stapt uit de Bredase coalitie vanwege ‘het nieuwe museale concept’, aldus BN De Stem. De partij zegt het vertrouwen in de andere partijen op. Hiermee valt de coalitie. De andere partijen beraden zich nu op de nieuw ontstane situatie. Zie bij reacties voor persverklaring GroenLinks. 

Soms is de timing in het nieuws niet te volgen. En zijn documenten onvindbaar waarover iedereen een mening geeft. Gisteren kwam naar buiten dat aan de hand van het rapport van projectleider bij Erfgoed Brabant Annette Gaalman over de collecties door de Stichting Cultuurbelangen Breda’s Museum het vertrouwen in ad-interim directeur Vera Hoogsteden van het Breda’s Museum werd opgezegd. De Stichting deelde dat mee aan cultuurwethouder Selçuk Akinci. Hoogstraten wordt verweten dat ze de collectie niet goed beheert. Waarom komt dat bericht juist nu naar buiten en wordt het vermeend dysfunctioneren van Hoogsteden nieuws?

Een begin van een antwoord ligt in de raadsbrief van 8 juli 2015 van Akinci over een nieuw museaal concept voor Breda. Een langlopende kwestie die de gemoederen verhit. De rol van de ‘externe museumexpert’ Ton Wagemakers als ‘onafhankelijk voorzitter’ van een Werkgroep Toekomst Musea Breda lijkt hierbij beslissend. Uit de brief blijkt dat wethouder Akinci moeite had met de dubbelrol van Wagemakers als ‘onafhankelijk voorzitter’ van de Werkgroep en ‘inhoudelijk deskundige op museaal gebied’. Daarnaast bleek Akinci ’uit de signalen van de werkgroep’ begrepen te hebben ‘dat het vervolgproces om een andere voorzitter vraagt‘.

Exit Wagemakers en een wethouder en Werkgroep die op zoek moeten naar een andere ‘onafhankelijke voorzitter’. Met de vraag waarom die dubbelrol van Ton Wagemakers in de Werkgroep die sinds januari 2015 bijeenkomt pas nu een probleem is geworden. Gaat het niet eerder om een ordinaire richtingenstrijd?

De Stichting Cultuurbelangen Breda’s Museum wil naast het vervangen van Hoogsteden dat Wagemakers weer wordt aangesteld en dat de wethouder het rapport Van Laarhoven gaat uitvoeren. Dat pleit voor samengaan van het MOTI en het Breda’s Museum. Maar moet dat op basis van gelijkwaardigheid of is het Breda’ Museum ondergeschikt aan het MOTI? Die vraag is de garantie voor een robbertje vechten waar vele achterbannen zich mee bemoeien. Vertegenwoordigers namens de beide musea in de Werkgroep zijn als de poppetjes in een weerhuisje die zich echter van het weer weinig aan lijken te trekken. Ze reageren niet zozeer op het weer, maar op de verwikkelingen. Daarom is het nieuws soms niet te volgen. Hoogsteden weg? Wagemakers weg?

Foto: Weerhuisje van grootvader uit Minnertsga.