Open brief is onderdeel campagne bestuur KABK om Ranti Tjan weg te werken en zijn medestanders het zwijgen op te leggen

Schermafbeelding van deel open brief van 1 april 2023 op het Instagram-account van de KABK, zonder ondertekenaars.

Een actie beschadiging van Ranti Tjan vanuit het College van Bestuur (CvB) en de Raad van Toezicht (RvT) van het KABK in een poging om de beeldvorming pro-De Deugd of anti-Tjan bij te sturen viel te verwachten sinds Tjan op 27 maart werd gedwongen de KABK te verlaten. Zie voor de achtergronden dit commentaar. De brief op Instagram is een teken van de actie beschadiging Tjan. 

Een aantal afdelingshoofden van de KABK reageerde op 1 april met een open brief op het Instagram-account van de KABK. De brief is een indirect antwoord op de petitie van de studenten die inmiddels zo’n 1700 keer is ondertekend is. In mijn ogen roept de brief vooral vragen op over de productie, presentatie en bedoeling ervan. Ofwel, waarom en hoe kwam deze brief tot stand? Deze vragen zijn des te klemmender omdat de brief naadloos het standpunt van het CvB lijkt weer te geven.

De tweede alinea van de Engelstalige brief is een frontale aanval op Tjan die ervan wordt beticht ‘minachting’ te hebben getoond voor ‘onze bestuursprocessen’. Er zou door hem ‘onherstelbare schade zijn aangericht’. De ondertekenaars of liever gezegd de opstellers zien Tjans acties als ‘machtsmisbruik’ en ‘misbruik van goede wil’. De ondertekenaars hebben ‘collectief het vertrouwen verloren om met Tjan samen te werken’.

Deze kwalificaties zijn een subjectieve mening. Ze worden niet onderbouwd met feiten. Er wordt geen betoog opgebouwd. Inhoudelijk gaat de brief niet in op het conflict De Deugd -Tjan en de polemiek over het soort bestuurscultuur dat bij de KABK past. Gratuite opmerkingen in een 20ste eeuws welzijnsjargon voeren de boventoon.

De brief heeft juridisch geen waarde en publicitair moet de waarde ervan zich nog maar bewijzen. De brief lijkt een parodie op hoe zo’n brief moet zijn, met in het middenstuk verstopt het gif dat bovenal wat zegt over de verspreiders ervan. In welke spiegel kijken zij?

De wetmatigheid in dit soort kwesties is dat CvB en RvT alles uit de kast halen om docenten en studenten onder druk te zetten en tot zwijgen te brengen. Of zelfs tot ondertekening van zo’n brief. Wie niet ondertekent kan beëindiging van de aanstelling verwachten. Dat middel wordt nu ingezet bij de KABK. Dat is machtsmisbruik door RvT en CvB waar nu juist zoveel kritiek op is. RvT en CvB doen precies wat hun wordt verweten.

Waarom verwijst de brief zonder zijn naam te noemen uitsluitend naar de geschorste directeur Ranti Tjan en niet naar de eenkoppige CvB-voorzitter Huug de Deugd en RvT-voorzitter Susana Menéndez? In welk geestelijk vacuüm is de brief opgesteld?

De achterliggende vraag is waarom een brief met deze strekking die alle bruggen met Tjan achter zich verbrandt op een account dat onder controle staat van het CvB naar buiten wordt gebracht. Wat beoogt het eenkoppige CvB met plaatsing ervan ? Het CvB had plaatsing kunnen verhinderen, maar heeft dat niet gedaan. Dat is de essentie.

De houding tegenover Tjan en het onder druk zetten van docenten voelt niet als zorgvuldig bestuur. Waarom acht De Deugd de plaatsing van de brief opportuun? Waar is de RvT om de brand te blussen en de rust en de relatie tussen De Deugd en Tjan te herstellen? Wie heeft trouwens het toezicht op het functioneren van de RvT en haar voorzitter Menéndez?

Ter herinnering, Tjan werd door De Deugd maximaal 70.000 euro geboden om met stille stom te vertrekken. Tjan gaf daar geen gehoor aan en bracht dat aanbod in de openbaarheid. Tjan zei tevens dat hij gaat voor transparant bestuur en het bestuurlijk ongelukkig vindt dat De Deugd enig lid van het CvB is.

Onderschrijft de plaatsing van de brief en de pogingen om de weerstand te breken niet precies wat Tjan beweert, namelijk dat het ontbreekt aan bestuurlijke transparantie bij de KABK? De indruk bestaat dat er in CvB en RvT sprake is van een gesloten CDA-achtige cultuur. Hoe komt het dat Tjan de derde directeur sinds 2020 is die bij de KABK moet opstappen? Is de rol van het CvB en de RvT in deze kwesties geheel onschuldig? Waarom is er geen externe, onpartijdige bemiddelaar?

Wie heeft dus het initiatief voor deze brief genomen? Wie heeft de brief opgesteld? Waarom is deze brief op het Instagram-account van de KABK geplaatst, terwijl andere stukken die kritisch zijn op het CvB niet? Zoals een petitie. Leidt de persoon die uiteindelijk de zeggenschap over de sociale media van de KABK heeft niet direct naar de initiator van de brief? Waarom spreekt de brief namens alle hoofden (From Heads of Departments), terwijl niet alle hoofden getekend hebben? En als ze getekend hebben, hebben velen dat waarschijnlijk onder dwang gedaan.

De brief lijkt bedoeld om verwarring en verdeeldheid te zaaien, en de oppositie tegen De Deugd af te remmen en de steun voor Tjan te verdelen. De KABK schiet niks op met dit geschil waarbij CvB en RvT niet naar overleg en een oplossing zoeken, maar de kwestie alleen nog meer op scherp zetten. Het gaat niet meer om de inhoud, maar om de poppetjes. Om pure macht.

Het is echter de vraag of vanuit het perspectief van het CvB het een productieve of een contra-productieve brief is. Want de plaatsing en opzet van de brief komt evident uit de koker van CvB en RvT en is bedoeld om studenten en docenten te misleiden. Dat doet de brief echter zo dom dat het in zijn tegendeel verkeert en juist de negatieve aspecten van CvB en RvT extra accentueert.

Het feit dat de brief met subjectieve negatieve kwalificaties over Tjan komt is er een aanwijzing voor dat hij de moeite waard is om in de rug aan te vallen. Dat CvB en RvT dat doen wekt gezien de voorgeschiedenis geen verwondering, maar dat enkele afdelingshoofden zich daartoe moesten lenen is het trieste aan deze brief.

Directeur KABK Ranti Tjan geschorst. Studenten en docenten staan tegenover College van Bestuur en Raad van Toezicht

Schermafbeelding van deel artikel ‘Opnieuw conflict KABK: directeur Ranti Tjan weigert ontslag‘ van Lucette ter Borg in NRC, 27 maart 2023.

Er is opnieuw een conflict bij de KABK. De Haagse kunstacademie, de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten. Deze keer gaat het niet om verwikkelingen tussen studenten onderling of een docent die uit de bocht vliegt, maar om een conflict in de bestuurlijke top.

Lucette ter Borg heeft er op 27 maart 2023 voor NRC een informatief stuk over geschreven. Zij legt uit dat de positie van KABK-directeur Ranti Tjan wankelt omdat Huug de Deugd, het enig lid en voorzitter van het College van Bestuur van de Hogeschool der Kunsten in Den Haag, de arbeidsovereenkomst met Tjan wil beëindigen. Tjan is geschorst en de toegang tot de KABK ontzegd.

Reden zou volgens De Deugd ‘een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie‘ zijn. Tot nu toe is niet publiekelijk bekend gemaakt wat dit inhoudt. Niet zelden wordt dit containerbegrip gebruikt om een conflict dat over de macht tussen botsende karakters gaat te objectiveren en een zekere onderbouwing te geven. Rechters gaan doorgaans mee in de redenering van een werkgever dat een arbeidsrelatie is verstoord. De onderliggende reden waarom dat zo is komt dan niet (meer) aan de orde.

De Deugd had Tjan in februari 2023 geld geboden om te vertrekken. Dat had op kunnen lopen tot 70.000 euro als Tjan snel was vertrokken. Tjan heeft dat naast zich neergelegd. Hij had dan een geheimhoudingsverklaring moeten ondertekenen om hierover publiekelijk te zwijgen. De Deugd zette gemeenschapsgeld van een financieel zwakke Hogeschool in om de directeur van de KABK weg te krijgen.

Het is in de ogen van velen absurd dat Ranti Tjan zou moeten vertrekken. Hij staat voor studenten, kunst en transparantie. Eerder was Tjan directeur bij Museum Gouda en het EKWC in Oisterwijk waar hij een prima band met het personeel had, en in het EKWC ook met de kunstenaars. Een petitie die is opgesteld door de studenten van de KABK is inmiddels meer dan 1100 keer getekend. De petitie vraagt om overleg en zegt onder meer (vertaald):

De kritiek van Ranti op de ondoorzichtige en hiërarchische bestuursstructuur onderschrijven wij van harte. We zijn geschokt dat Huug de Deugd en leden van de Raad van Toezicht niet bereid zijn geweest om hierover in gesprek te gaan. Het gebrek aan erkenning en waardering voor de stabiliteit en zekerheid die Ranti heeft opgebouwd, samen met het herwonnen vertrouwen in de instelling, bewijst dat het College van Bestuur en de Raad van Toezicht afstandelijk zijn en geen voeling hebben met wat het beste is voor de academie. Wederom laat de topleiding de KABK in de steek.

De kritiek van de studenten (en docenten) op het afstandelijke College van Bestuur lijkt gerechtvaardigd. Huug de Deugd heeft het als enig lid en voorzitter van het College van Bestuur voor het zeggen. Debat of tegenspraak wordt in het management dus niet georganiseerd, maar geblokkeerd. Dat geeft De Deugd een machtspositie die hij in het conflict met Tjan blijkbaar heeft ingezet.

Tevergeefs naar nu blijkt, want dat werkt alleen als de ander daar aan meewerkt en zich laat intimideren. Toch kan De Deugd uiteindelijk aan het langste eind trekken bij de rechter. Maar evenmin ondenkbaar is dat De Deugd in dit conflict zijn Waterloo vindt en moet vertrekken.

Het is opvallend dat De Deugd bestuurlijk leiding mag geven aan een kunstacademie en conservatorium, terwijl hij volgens zijn LinkedIn-profiel geen opleiding of werkervaring in de beeldende kunst of muziek heeft. Hij heeft Engels gestudeerd. Dat tekent de tendens dat bestuurders geen vakkennis hoeven te hebben. De Deugd had hetzelfde kunnen doen bij een koekjesfabriek.

Je vraagt je af waarom iemand als De Deugd ooit als enige op zo’n positie benoemd is. Dat is klaarblijkelijk een bestuurlijke weeffout. Er is een verklaring die te maken heeft met wisselingen in de directies van conservatorium en kunstacademie, maar dat zou niet meer dan een tijdelijke situatie moeten zijn. Dat is een machtspositie die je niemand moet geven omdat daarmee de kans op een evenwichtig debat én tegenspraak uit de top van het management verdwijnt. Dat maakt een organisatie niet sterker, maar zwakker.

Het is onduidelijk of de almacht van De Deugd het huidige conflict volledig verklaart, maar het is voorstelbaar dat dit het vinden van een oplossing met Tjan in de weg heeft gestaan. Want er is niemand die De Deugd op een gelijk bestuursniveau tegenspreekt, tot concessies dwingt of tot relativering van zijn eigen positie en standpunten brengt.

Altijd komt bij dit soort conflicten ook de Raad van Toezicht in beeld. Ook hier. Met als vraag waarom het niet tijdig heeft ingegrepen en een kwestie heeft laten escaleren. Is de voorzitter van de Raad van Toezicht hierbij betrokken? Zoniet, waarom niet? Zoja, waarom heeft Susana Menéndez niet succesvol bemiddeld tussen Tjan en De Deugd? Zij heeft niet kunnen voorkomen dat de naam van de KABK voor de derde keer in enkele jaren publiekelijk beschadigd wordt. Met trouwens een compleet andere aanleiding dan voorheen.

Museum de Fundatie zegt in jaarverslag dat er gedurende 15 jaar organisatorische problemen waren die niet aangepakt werden. Waar laat dat Keuning en Raad van Toezicht?

Schermafbeelding van deel artikel ‘Museumdirecteur Ralph Keuning over ophef: “Organisatie is onvoldoende meegegroeid” van Rutger Borgerink voor RTV Oost, 10 mei 2022.

Update 7 juni 2022: Ralph Keuning treedt terug als directeur/bestuurder van Museum de Fundatie in Zwolle, volgens de lokale media. Hij blijft als adviseur verbonden aan het Museum. Het valt te verwachten dat er de komende tijd nog meer lijken in de kast van dit museum worden ontdekt.

RTV Oost citeert uit het jaarverslag 2021 van Museum de Fundatie in Zwolle. Er is onder personeel en oud-personeel ophef over het functioneren van directeur Ralph Keuning. Hij zou op autoritaire manier leiding hebben gegeven en zo een deel van het personeel tegen zich in het harnas hebben gejaagd. Er zou volgens sommigen zelfs een angstcultuur heersen.

Tot nu toe heeft Keuning op de kritiek niet publiekelijk gereageerd. Dat doet hij nu voor het eerst in genoemd jaarverslag:

Schermafbeelding van deel jaarverslag 2021 van Museum De Fundatie, p. 10.

Keuning zegt dus dat de problemen bij Museum de Fundatie onder meer zijn veroorzaakt doordat de organisatie de afgelopen 15 jaar onvoldoende is meegegroeid met de uitbreiding van het museum. Zoals RTV Oost zegt: ‘Op zijn eigen functioneren gaat hij verder niet in‘. Met de zinsnede ‘maar niet alleen‘ houdt Keuning de optie open dat hij niet goed geopereerd heeft, maar die wordt door hem jammergenoeg niet uitgewerkt.

Wat probeert Keuning te bereiken met zijn constatering over de museale organisatie die 15 jaar niet meegroeide met de ambities? Hoe dan ook was Keuning daar als directeur gedurende deze periode de eerst verantwoordelijke voor.

Hij ging over de bedrijfsvoering en de inzet van middelen. Keuning geeft indirect toe dat het beleid niet goed was. Beleid waarvoor hij verantwoordelijk was. Maar waarvoor hij geen verantwoordelijkheid neemt. Evenmin houdt de Raad van Toezicht hem hiervoor verantwoordelijk.

Probeert Keuning het museum als organisatie een collectieve schuld in de schoenen te schuiven zodat hij als directeur niet als enige daar op aangesproken kan worden? Geeft hij ook de Raad van Toezicht een trap na omdat die de organisatie niet goed bewaakt heeft? Want daar lijkt het sterk op.

Dat is een afleidende projectie van Keuning die niet getuigt van zelfkennis. Hij verwijt achteraf de Raad van Toezicht dat het hem onvoldoende aangestuurd heeft en beter had moeten corrigeren. Want het is de Raad van Toezicht die over het toezicht gaat en dat 15 jaar verzaakt zou hebben. Welke kaas laat de Raad van Toezicht zich door Keuning van het brood eten?

Wat Keuning doet past in het patroon van de directie en de Raad van Toezicht van dit museum. Namelijk herhaalde pogingen om kritiek te bagatelliseren en onschadelijk te maken door verhulling, ontkenning, vertraging en geringschatting van de medewerkers die zich kritisch uitspreken. Als Keuning of RvT-voorzitter Van Boxtel en zakelijk directeur Zuidema ingaan op de kritiek dan gebeurt dat sussend of vrijblijvend met als doel om alles bij het oude te laten.

Iedereen was 15 jaar schuldig volgens Keuning. De schoonmaker, kassamedewerker, projectmedewerker en medewerker van de technische dienst in dezelfde mate als de directeur of de voorzitter van de Raad van Toezicht.

Als iedereen fouten maakt, dan kan niemand daar verantwoordelijk voor worden gehouden. Dat is de logica van de doofpot. De doofpot van Museum de Fundatie staat al 15 jaar te roken, maar nu zegt de directie in een jaarverslag dat het een groeistuip van de organisatie was. Die was zo onzichtbaar dat er 15 jaar door de leiding niet is ingegrepen. Nalatigheid wordt als afleiding voor de fout gebruikt.

Het raadsel van het functioneren van het management van Museum de Fundatie wordt er door de verklaring in het jaarverslag 2022 eerder groter dan kleiner op.

Personeel dringt in ‘Rapportage grensoverschrijdend gedrag Museum de Fundatie’ aan op vertrek directeur en Raad van Toezicht

Wobbe Alkema, Diepzeefiguren (1947). Drukwerk. Collectie: De Fundatie Collectie.

Als de (kunst)journalistiek het oppakt, dan is er de komende dagen media-aandacht voor Museum de Fundatie in Zwolle. Want medewerkers en oud-medewerkers hebben het stuk ‘Rapportage grensoverschrijdend gedrag Museum de Fundatie‘ (11 maart 2022) van binnen uit naar buiten gebracht waarin ze de angstcultuur van het museum en wat ze zien als het falen van directeur Ralph Keuning, plaatsvervangend directeur Sarah Voss en de Raad van Toezicht met voorzitter Roger van Boxtel (sinds 2015) beschrijven. Daarnaast is er interim zakelijk directeur Rob Zuidema die hoewel goedwillend de kennis, kunde en tijd zou missen om een verschil te maken. Zie bij reacties voor integrale tekst van de Rapportage.

Volgens deze personeelsleden zouden Keuning, Voss en de gehele Raad van Toezicht af moeten treden. Keuning is in dit verhaal de kwade genius die de medewerkers al jaren intimideert en onheus bejegent, Voss een meeloper van de directeur en de Raad van Toezicht een orgaan dat goedpraat en nalatig handelen door de directeur niet te corrigeren onder het tapijt veegt en nu volhoudt dat de situatie nog te repareren valt. Een onafhankelijk onderzoek dat in opdracht van de Raad van Toezicht najaar 2021 werd verricht maakte het niet openbaar, zodat (en opdat) het personeel niet geïnformeerd werd en daar voor de zoveelste keer een bewijs in zag dat het in haar klachten niet serieus genomen wordt.

In een reconstructie van de gebeurtenissen beschrijft de Rapportage hoe een jarenlange angstcultuur binnen het museum en een wegkijkcultuur van de Raad van Toezicht, en dan in het bijzonder voorzitter Roger van Boxtel, tot de huidige situatie hebben geleid. Dat wegkijken resulteert in verzwijgen en in de doofpot stoppen.

Een en ander doet denken aan het Wereldmuseum onder directeur Stanley Bremer. Meelopers werden bevorderd en inhoudelijk sterke medewerkers ontslagen. Het gevolg is dat Museum de Fundatie nu geen enkele conservator meer heeft.

Een oplossing om de impasse te doorbreken zou kunnen zijn om de eind 2021 versterkte Rekenkamercommissie Zwolle in opdracht van de gemeenteraad een onderzoek te laten verrichten naar het vermeende falen van directie en Raad van Toezicht en een uitweg uit de impasse te schetsen. Zoals de Rotterdamse Rekenkamer in 2015 deed naar het opereren van het Wereldmuseum.

Uitzonderlijk is dat Museum de Fundatie via de Hannema de Stuers Fundatie eigenaar is van de eigen collectie, maar niet van de gebouwen. Van de gemeente Zwolle krijgt het museum subsidie. Uit een bericht uit 2005 in de Stentor blijkt dat het toen ook al rommelde bij het museum. Toen vooral in de relatie met gemeente Zwolle en provincie Overijssel. De Rapportage stelt vast dat de angstcultuur onder de vorige directeur ook al bestond. Die geschiedenis verklaart waarom een directieve directeur die naar buiten toe relatieve continuïteit en rust biedt zolang zijn gang kon gaan, politieke steun kreeg en zelfs nu nog de hand boven het hoofd wordt gehouden.

De meldingen van het personeel zijn anoniem. Dat is niet sterk. De kwestie blijft daarom steken in een patstelling tussen Raad van Toezicht en personeel. Dat is zowel voor het personeel als het museum geen duurzame situatie. Artikelen van van De Stentor van 22 januari 2022 en RTV Oost van 23 februari 2022 schetsten de grieven van het personeel, maar leken onvoldoende om het Zwolse establishment in beweging te brengen.

Of de Rapportage dat wel bewerkstelligt is de vraag. En de hoop van personeel en oud-personeel dat het beste voorheeft met Zwolle en Museum de Fundatie.

Met verbreekt na kritiek sponsorrelatie met Sacklers. Kunnen Nederlandse musea er een voorbeeld aan nemen en een begin maken met het naleven van een ethische code inzake de relatie met sponsors?

Schermafbeelding van deel artikelMet dropping Sackler name from museum over opioid links‘ (van AFP) opFrance 24, 9 december 2021.

Het Metropolitan Museum of Art in New York zei op donderdag 9 december 2021 in een verklaring dat het de naam Sackler van verschillende tentoonstellingsvleugels zou verwijderen, te midden van aanhoudende controverse over de vermeende rol van de miljardairsfamilie bij het aanwakkeren van de opioïdencrisis. In media werd dit besluit een mijlpaal genoemd. De naam Sackler zal worden verwijderd uit zeven tentoonstellingen, waaronder de vleugel met de Tempel van Dendur, zei de Met in deze gezamenlijke verklaring met de familie.

De VS zucht nog steeds onder een crisis van pijnstillers, de ‘opioïde crisis’. Verslavende middelen die mensen afhankelijk maakt. Sommigen plegen zelfmoord. De Sackler familie die het inmiddels failliet verklaarde bedrijf Purdue Pharma bezat en de middelen verkocht is er rijk van geworden.

Zoals vaak in dit soort gevallen willen de leden van zo’n familie niet bekend staan als ordinaire geldboeren en zoeken ze maatschappelijke acceptatie om hun ware aard te verhullen. In dit geval doen ze dat via het sponsoren van kunst. Een gangbare stap om maatschappelijk prestige te kopen.

Een belangrijk signaal over de onaanvaardbaarheid van sponsorgeld in de kunstsector gaf in 2019 de Britse acteur Mark Rylance toen hij de Royal Shakespeare Company (RSC) verliet omdat het sponsorgeld ontving van ‘big oil‘, van BP. Hij meende toen volgens een bericht in The Guardian dat de sponsorovereenkomst van BP met RSC het bedrijf toestond om ‘de destructieve realiteit van zijn activiteiten te verdoezelen’. Volgens hem bedreigen ze de toekomst van de planeet. Rylance zei niet met BP geassocieerd te willen worden, zoals hij dat evenmin zou willen met een wapenhandelaar, een tabaksproducent of wie dan ook die ‘moedwillig de levens van anderen levend en ongeboren vernietigt’.

Het besluit van Rylance is in lijn met andere acties tegen sponsorovereenkomsten in de kunst met bedrijven die door een toenemend aantal activisten niet langer als ethisch toelaatbaar wordt gezien, zoals de groep Gulf Labor in het Guggenheim Museum. In 2015 was er een rel over het Londense Science Museum toen Shell de inhoud van een tentoonstelling over klimaatverandering probeerde te beïnvloeden. Activist Chris Garrad van ‘bp or not bp’ gaf toen aan dat ‘het Science Museum een belangrijk radartje in de propagandamachine van Shell is’. Kunstenaar Michael Rakowitz weigerde om deel te nemen aan de 2019 Whitney Biennial vanwege de rol van wapenhandelaar Warren Kanders in de Raad van Toezicht van deze instelling.

Nederland kent ook dit soort protesten die echter nauwelijks de publieke opinie halen. Zo is er het volgens vele critici besmette sponsorgeld van cultuurfonds Ammodo dat desondanks door vele musea (Museum Boijmans, Van Abbemuseum, Kröller-Müller Museum, Mauritshuis, Museum Boerhaave, Ons’ Lieve Heer op Solder, Rijksmuseum of Stedelijk Museum) probleemloos en hersenloos wordt aanvaard. Soms werkt protest. Het Van Gogmuseum en het Mauritshuis beëindigden in 2018 de sponsorovereenkomst met Shell na druk van de actiegroepen Fossil Free Culture NL en Fossielvrij NL.

Kunstenaar Nan Goldin die ooit verslaafd was aan een middel van de Sacklers voerde in de VS en het VK geruime tijd actie tegen musea die geld van de Sacklers accepteerden. Een gevolg van dat jarenlange protest is dat de Met de sponsorovereenkomst met de Sacklers verbreekt. Dat is een lastige strijd omdat musea zich grotendeels afhankelijk hebben gemaakt van sponsors. In de VS en het VK is dat gebruik en ook in Europa zijn musea door terugtredende overheden de markt opgejaagd.

In 2019 boekte Goldin een eerste succes toen de National Portrait Gallery in Londen bekendmaakte een sponsorbedrag van 1 miljoen pond van de Sacklers af te wijzen. Musea zijn gewaarschuwd, publiek en kunstenaars pikken niet langer dat musea geld van dubieuze geldschieters aanvaarden. Musea die dat (nog) wel doen kunnen op negatieve publiciteit rekenen.

De coronacrisis zou wel eens een zegen in vermomming kunnen zijn voor de ethische opstelling van musea omdat het de formule van museum als tentoonstellingsfabriek van blockbusters ondermijnt en musea de kans geeft om zich hierop te bezinnen. De toenemende kosten van grote exposities zijn voor steeds meer musea onbetaalbaar geworden. Musea hebben nu de kans om terug te komen op de foute afslag die ze ooit in andere tijden namen door zich over te leveren aan ‘foute’ sponsors. Maar willen ze schoon schip maken?

De verwachtingen en het zelflerend vermogen van Nederlandse musea zijn laag en het opportunisme en het wegkijken blijven groot.

In Nederland klonk in augustus 2021 slechts aarzelende kritiek op flitshandelaar Rob Defares die in Amsterdam een kunstinstelling (geen museum) wil inrichten waarvoor hij van de gemeente een pand en ondersteuning eist. Een publiek debat over de ethiek van het aanbod ontbrak volledig. Er klinkt weliswaar kritiek op dit soort fondsen die een ontwrichtende werking op de Nederlandse kunstwereld hebben, maar dat smoort telkens in berekening. De gevestigde culturele instellingen zwijgen als het om het accepteren van ‘besmet’ geld gaat zodat de kritiek nooit echt landt en tot een publiek debat leidt.

Ethiek in de Nederlandse museumsector is akelig onderontwikkeld als het om de herkomst van sponsorgeld gaat. De Met heeft nu een voorbeeld gegeven hoe het anders kan. Hopelijk leert de Nederlandse museumsector daarvan. Het zal onderhand tijd worden.

College Amsterdam steunt Defares’ initiatief voor een instelling voor hedendaagse kunst. Debat over de ethiek van het aanbod ontbreekt

Schermafbeelding van deel berichtNieuw museum voor hedendaagse kunst in oude rechtbank Zuidas‘ van de gemeente Amsterdam, 27 augustus 2021.

Een museum of beter gezegd een ontwikkel- en presentatieinstelling krijgt in Amsterdam vorm. De voorlopige naam is het Museum of Contemporary Art (MCA.) De instelling doet niet aan collectievorming dus kan functioneel geen museum genoemd worden. Voorwaarde is dat aankoop van een gebouw op de Zuidas dat eigendom is van het Rijksvastgoedbedrijf wordt goedgekeurd door de raad.

Initiator is de Stichting Hartwig Foundation. Pikant is dat de bestuursvoorzitter daarvan de vermogende Rob Defares is die van 2010 tot 2018 lid van de Raad van Toezicht van het Stedelijk Museum was. Uit eerdere berichtgeving van Arjen Ribbens in NRC bleek dat oud-museumdirecteur Beatrix Ruf bestuurder is van het kunstfonds Hartwig Art Production Collection Fund dat een instelling voor hedendaagse kunst op poten wil zetten. Defares heeft 10 miljoen euro aan dit kunstfonds gedoneerd.

Het initiatief kan opgevat worden als een initiatief van Defares om Ruf met zijn geld weer een positie te verschaffen in de Nederlandse kunstwereld. Met geld is veel te koop in de Nederlandse kunstwereld, inclusief de deelnemende instellingen. Defares was ook lid van de Raad van Toezicht van de Rijksakademie. De lijntjes zijn kort achter de schermen van de Nederlandse kunstsector.

Schermafbeelding van deel berichtNieuw museum voor hedendaagse kunst in oude rechtbank Zuidas‘ van de gemeente Amsterdam, 27 augustus 2021.

Er is vanuit de marge kritiek op fondsen die een ontwrichtende werking op de Nederlandse kunstwereld hebben. De gevestigde culturele instellingen zwijgen echter als het om het accepteren van ‘besmet’ geld gaat zodat deze kritiek niet echt landt. In dat rijtje voegt zich nu blijkbaar de gemeente Amsterdam. Naast Ammodo en de Stichting Droom en Daad is dat dus de Stichting Hartwig Foundation. Het verwijt is dat mensen als Wim Pijbes (Droom en Daad) en Rob Defares buiten de gevestigde museumsector om zich met eigen of andermans geld in de positie wringen van schaduw-museumdirecteur of -bestuurder.

Timo Demollin zei over ‘De fuik van de filantropie’ voor Platform BK in maart 2021 het volgende: ‘Het geld dat de Hartwig Art Foundation in jonge kunstenaars investeert is dus indirect afkomstig van flitshandel. Deze geavanceerde beurstechnologie gebruikt wiskundige modellen, algoritmes en infrastructuur met hoogwaardige dataverbindingen om geautomatiseerd en razendsnel beursaandelen te kopen en verkopen aan de hand van andermans transacties. Veel van de handelsstrategieën die hieruit voortvloeien worden als controversieel beschouwd en zijn bekritiseerd als ontwrichtend voor financiële markten. Door misbruik van een asymmetrische toegang tot informatie en controle kan hierbij oneerlijke concurrentie en marktmanipulatie plaatsvinden. (..) Daarnaast wordt regelmatig het verwijt gemaakt dat flitshandel geen waarde toevoegt aan markten, doordat het slechts speculeert op kleine koerswijzigingen en valutaverschillen. (..) Flitshandel onttrekt dus economische waarde aan de samenleving en privatiseert belegd kapitaal van publieke fondsen, zo gaat het argument. (..) Dat straalt niet goed af op het geld dat de kunstsector ten goede komt via Defares, IMC en de Hartwig Art Foundation. (..) Ook de intensieve samenwerking met kunstruimtes en postacademische instellingen is discutabel. Wanneer deze meewerken aan het programma van de Hartwig Art Foundation bieden zij niet alleen een met voornamelijk overheidsgeld opgebouwd platform aan de geselecteerde kunstenaars en hun begunstiger, hun imago als gerespecteerde instituten voorziet Hartwig Art Foundation ook van waardevol cultureel kapitaal‘.

Door belangenverstrengeling moest Ruf in 2017 haar directoraat neerleggen. De pro-Ruf factie heeft dat nooit goed kunnen verkroppen en bleef nog tot diep in 2020 via Het Parool de publiciteit zoeken om Ruf vrij te pleiten. Dat is deels gelukt en deels mislukt. De spin van een onderzoek over Rufs handelen (Peeters-Eisma) werd zelfs onderdeel van die publiciteitsslag. Het beeld dat bleef hangen was dat Ruf juridisch binnen de normen gehandeld had, maar ethisch niet en daarom niet te handhaven was. De uitkomst was dat Ruf haar positie verloren had en niet terugkreeg.

Zie hier voor de proxy-oorlog tussen NRC en Het Parool over de kwestie Ruf die in 2018 op zijn hoogtepunt was. Het is niet ondenkbaar dat deze schaduwoorlog tussen deze media en de pro- en anti-Ruf facties weer opflakkert vanwege dit nieuwe initiatief. Hoewel het deze keer wellicht eerder zal gaan om een afgeleide van die oude proxy-oorlog van drie jaar terug. Defares heeft slim een bypass voor Ruf gevonden.

Of dit initiatief van een nieuwe instelling voor hedendaagse kunst een soort wraak of doorstart is van het Stedelijk Museum van Ruf valt te bezien. Het is wel een bizar Droste-effect dat het Stedelijk Museum van Rufs opvolger Rein Wolfs een van de deelnemende instellingen wil zijn. Wie spiegelt wat?

Hoe dan ook is het merkwaardig dat er tot nu toe in de Amsterdamse politiek en de landelijke media geen debat is gestart over de aanvaardbaarheid van Defares’ aanbod. De geschiedenis lijkt zich te herhalen. Ethiek in de Nederlandse museumsector is onderontwikkeld als het om de herkomst van geld gaat.

Raad van Toezicht van het NMVW moet zich alsnog bezinnen op de toekomst. Het oude beleid is mislukt, gedateerd en dood als een pier

Positief nieuws voor het Nationaal Museum van Wereldculturen (NMVW): algemeen directeur Stijn Schoonderwoerd vertrekt naar Nationale Opera & Ballet waar hij per 1 februari 2021 algemeen directeur wordt. Dat geeft zicht op een nieuwe koers, op een herformulering weg van het populisme en de politieke correctheid die tijdens Schoonderwoerds directoraat (2012-2021) werden doorgevoerd. Met als gevolg dat het NMVW afgelopen jaren in coma is geraakt.

De musea van het NMVW moeten weer echte musea worden waar met plezier professioneel gewerkt worden en het om de kunst gaat. Nu zijn het locaties waar het amateuristisch handelen van goedwillenden de boventoon voert. Bij een herstart moeten op belangrijke functies weer kundige museumprofessionals benoemd worden.

Schoonderwoerds vertrek geeft dus ruimte aan museumprofessionals en professioneel handelen bij het NMVW waar het de afgelopen jaren zo aan heeft ontbroken. Het NMVW moet uit de ivoren toeren afdalen en weer met de voeten in de museale modder gaan staan. Dat dit de afgelopen jaren zo slecht is doorgedrongen tot de publieke opinie is grotendeels de Nederlandse kunstjournalistiek te verwijten. Ze kunnen geweten hebben wat er aan schortte, maar hebben er geen verslag van gedaan. Of de Raad van Toezicht het inzicht, de daadkracht, de geesteshouding en de ambitie heeft om zich fundamenteel te bezinnen op een nieuwe koers is de hamvraag.

Het is onduidelijk welke constructie de Raad van Toezicht voor de toekomst als gewenst ziet. De koepelformule van vier musea, te weten Tropemmuseum, Afrika Museum, Museum Volkenkunde en Wereldmuseum (dat er losjes aan is verbonden) is topzwaar en leeghoofdig en lijkt uitgewerkt. Gewenst is een formule waarbij de vier musea autonomie hebben en vanuit hun eigen collectie autonoom tentoonstellingen kunnen maken. Dat kan dan aangestuurd worden door een locatiedirecteur of hoofdconservator.

Een teken aan de wand dat de huidige koers wordt voortgezet is de benoeming van Wayne Modest tot inhoudelijk directeur, aldus een bericht van het Tropenmuseum. Volgens Schoonderwoerd is door de benoeming van Modest de ‘continuïteit in de directie na mijn vertrek verzekerd. Ik vertrek dan ook met een gerust hart, in de wetenschap dat met Wayne als inhoudelijk directeur ons beleid wordt voortgezet.’ Hiermee verklaart Schoonderwoerd Modest tot bijwagen van zichzelf. Het is nog maar de vraag of Modest dat echt is. Schoonderwoerd heeft echter gelijk als hij beweert dat het huidige beleid eruit bestaat dat Modest en hij weinig tot niks van kunst weten. Het is bedenkelijk genoeg dat iemand met zo’n profiel inhoudelijk directeur van een kunstmuseum kan worden. Zijn profiel sluit eerder aan bij de functie van een leidinggevende  van een theoretisch-wetenschappelijk bureau als toeleverancier voor een museum.

Het is ronduit potsierlijk als Schoonderwoerd in het interview met Trouw zegt dat kunstmusea de agenda van het NMVW overnemen: ‘Met tevredenheid stel ik vast dat nu andere musea ook de thema’s overnemen die hoog op onze agenda stonden. Ook kunstmusea wijden nu volop aandacht aan ons koloniale verleden.’ Dit schouderklopje dat Schoonderwoerd zichzelf geeft is niet alleen protserig en pocherig, maar ook naast de waarheid. Als andere musea dezelfde agenda volgen wil dat niet zeggen dat dit door het NMVW is geïnitieerd. Het valt eerder te verwachten dat het op enig moment ‘in de lucht hing’ of dat er een gemeenschappelijk bron is waar het NMVW ook van heeft ‘geleend’.

Indien de voortzetting van het oude beleid uitgerekend dat is wat niet moet gebeuren en een nieuwe algemeen directeur ook niet wil dat dat gebeurt, loopt Schoonderwoerd met de tegelijk late en voortijdige benoeming van Modest zijn opvolger voor de voeten. Dat is van Schoonderwoerd niet netjes en van de Raad van Toezicht niet verstandig. De Raad van Toezicht had hier op z’n minst een bredere visie op moeten ontwikkelen en daar naar moeten handelen. Dat doet het niet. Dat baart zorgen. De Raad van Toezicht had een rustperiode moeten inlassen na Schoonderwoerds vertrek om zich te bezinnen op de toekomst. Onder meer over het optimale beleid dat niet meer bij 2012 maar bij 2021 past. Het heeft vooralsnog die kans voorbij laten gaan, maar kan dat alsnog corrigeren.

Voorstelbaar is een constructie met een algemeen/zakelijk directeur (belangenbehartiging, marketing, fondsenwerving en financiën); een directeur van het wetenschappelijk bureau en de nevenprogrammering met lezingen en publicaties ed. (Modest) en locatiehoofden voor de vier musea die in volle autonomie en met een eigen budget de kunst en de museale onderdelen (presentatie, collectie, registratie) voor hun rekening nemen.

Een bijzondere positie neemt het Wereldmuseum in. De laatste spectaculaire tentoonstelling was Powermask van conservator Alexandra van Dongen en gastconservator Walter Van Beirendonck. Zie hier voor mijn commentaar uit 2017 over deze tentoonstelling. De twee ‘Rotterdamse’ leden in de Raad van Toezicht (Patricia de Weichs de Wenne en Liane van der Linden) kunnen hun kans grijpen om te eisen dat de onder Schoonderwoerd verwaarloosde Rotterdamse signatuur van het Wereldmuseum dat in een motie in de Rotterdamse gemeenteraad als voorwaarde voor financiële steun aan de koepel is gesteld serieus wordt genomen. Het herstel van de Rotterdamse signatuur kunnen ze als eis aan de nieuwe algemeen directeur stellen. De vergroting van de autonomie van de vier afzonderlijke musea met elk een locatiedirecteur of hoofdconservator als hoofd zou dat bezwaar wegnemen.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelHet Museum van Wereldculturen voelt zich weer springlevend. ‘Anderen nemen onze agenda over’ in Trouw, 5 januari 2021.

Rotterdamse coalitie stelt voor steun in te trekken voor Museum Rotterdam in huidige vorm. Het volgt het advies van de RRKC

Stadsmuseum Museum Rotterdam dreigt eind dit jaar de deuren te moeten sluiten vanwege een negatief advies van de RRKC dat door cultuurwethouder Said Kasmi (D66) wordt overgenomen. Dit voorstel wordt pas definitief als de raad het goedkeurt. Enkele maanden terug bezocht ik het Timmerhuis waar het museum is gevestigd. Het is een naargeestige, ondermaatse plek die niet alleen niet past bij de tweede stad van het land, maar ook de objecten geen gepaste klimatisering (op enkele vitrines na), context en sfeer kan bieden.

RRKC en Kasmi draaien het om als ze zeggen dat deze neergang het museum te verwijten valt. Integendeel, Museum Rotterdam is er tegen haar zin en onder protest naar toe moeten verhuizen en wordt dat door RRKC en deze D66-wethouder nu achteraf verweten. Dat is de omgekeerde wereld. Er kwam van allerlei kanten protest op het advies van de RRKC. Wie nadenkt beseft dat wat nu gebeurt een aangekondigde ramp is en de Rotterdamse politiek te verwijten valt. Kasmi schuift zijn verantwoordelijkheid en die van zijn voorgangers af.

Over het advies van de RRKC schreef ik in juni 2020 een commentaar en schatte het in als onevenwichtig: ‘Het zou kunnen dat er een gemeentelijk beleid is om Museum Rotterdam langzaam naar de rand te schuiven. Het is de vraag hoe autonoom leden van het college en raadsleden van de coalitiepartijen handelen en wat hun relatie is tot hogere beleidsambtenaren van Culturele Zaken of de RRKC. De laatsten winnen aan macht als ze lang zitten en een dossier beheersen. Een wethouder Cultuur die laag in de pikorde staat en doorgaans geen lid is van een van de leidende partijen in een college is inwisselbaar. De RRKC lijkt verder te gaan dan haar mandaat toestaat. Deels zal dat zijn omdat de politiek zich terugtrekt, deels is dat bewuste expansie van de RRKC. Het wekt verbazing dat de Rotterdamse politiek toestaat dat voorzitter Jacob van der Goot nog steeds in functie is ondanks het feit dat hij eerst in de RvT van het Wereldmuseum zat en later in de RRKC adviseerde over het Wereldmuseum en vanwege het merkwaardig politiek getinte, negatieve advies van de RRKC in 2015 over het Collectiegebouw (Depot) van Boijmans. De RRKC is gepolitiseerd en lijkt niet schoon aan de haak. 

Dat wethouder Kasmi dit advies van de RRKC overneemt toont vooral aan hoe weinig bewegingsruimte hij heeft en wie er achter de schermen aan de touwtjes trekken. Een half miljoen euro voor een kwartiermaker die het wiel dat al rijdt opnieuw uit moet vinden is het lachwekkende hoogtepunt van de teloorgang van de soap rond Museum Rotterdam. In Rotterdam klinkt in refrein tussen RRKC en coalitie: ‘niet poetsen, maar lullen’.

Leidt kritiek op het functioneren van HNI nu eindelijk tot een schoonmaak aan de top en het vervangen van directeur en RvT?

Er zijn kwesties die blijven sluimeren. Zoals het ondermaats presteren van HNI (Het Nieuwe Instituut) in Rotterdam. In commentaren heb ik er sinds 2015 aandacht aan besteed, vooral aan het opereren van directeur Guus Beumer en de rol van de Raad van Toezicht die niet doorpakt. Zo schreef ik in een commentaar in 2018: ‘Het Nieuwe Instituut is inderdaad zo’n instelling die op z’n best als middelmatig kan worden gekenmerkt. Op z’n slechtst als frauduleus en overbodig. Trouwens hoe dan is het nog steeds een raadsel waarom het ooit in de huidige vorm van de grond werd getild. Wie wordt niet moe van die kunstbobootjes die uitblinken in kortzichtigheid en het schrijven van beleidsstukken onder het mom ‘eigen instelling eerst’? De voorspelbare reactie is dat het brede publiek de schouders ophaalt over zoveel opportunisme en gebrek aan solidariteit, en geen begrip opbrengt voor de kunstsector. Dat lijkt nog niets eens onterecht’. 

De nieuwste ontwikkeling in deze soap is een analyse van journalist Bernard Hulsman in NRC naar aanleiding van drie artikelen van de kritische architect Kees van der Hoeven op zijn blog architectenweb. Van der Hoeven volgt HNI al jaren en constateert na lezing van het jaarverslag 2018 dat HNI jaarlijks slechts 45.000 bezoekers trekt en niet het aantal van 555.000 dat op een frauduleuze wijze tot stand is gekomen door externe presentaties op architectuurbiënnales in Venetië en Shenzen mee te tellen voor de bezoekcijfers in Rotterdam. Architect Van der Hoeven verbaast zich er al jaren over dat HNI nauwelijks of geen aandacht besteedt aan architectuur, terwijl dat een van de drie pijlers van HNI is. Beumer acht architectuur niet de aandacht waard.

Merkwaardig is dat Van der Hoeven in een tweet van 4 september 2020 zegt een aanval op zijn stukken te krijgen omdat hij ‘een ‘vals’ verhaal heeft verteld, verzuimd wederhoor toe te passen’. Van der Hoeven zegt daar vandaag op te reageren, maar het is een onterecht en vreemd verwijt omdat HNI al vijf jaar onder vuur ligt en zo aantoonbaar slecht presteert dat het totaal niet aannemelijk valt te maken dat de verwijten onterecht zouden zijn. Het laatste woord is hier nog niet over gezegd, maar het wordt tijd dat HNI wordt uitgemest en directeur Beumer en de zittende RvT worden vervangen en architectuur weer speerpunt wordt.

Zie voor verder lezen over de recente geschiedenis van HNI:
Augustus 2015: Neemt de RvT van het Nieuwe Instituut het toezicht serieus?

Augustus 2015: Nemen Bussemaker en de RvT van het Nieuwe Instituut het toezicht serieus?

Augustus 2015: RvT van Het Nieuwe Instituut stelt onderzoekscommissie in vanwege publieke discussie

September 2015: Positie Guus Beumer onhoudbaar door onthullingen NRC. Wat was het toezicht waard?

December 2015: Rapport over Het Nieuwe Instituut constateert vele overtredingen van de Governance Code Cultuur. Kan Guus Beumer aanblijven?

Mei 2016: Crisis bij ‘Het Nieuwe Instituut’ geeft architecten kans op een nieuw eigen architectuurinstituut. Weg van het stylisme

December 2016: HNI werpt zich op als coördinator van nieuw designmuseum in Amsterdam. De vlucht vooruit als afleiding van eigen problemen

Februari 2017: HNI laat het opnieuw afweten bij ‘100 Jaar De Stijl’

Foto: Tweet van 5 september 2020.

Negatief advies over Museum Rotterdam roept vragen op over rol RRKC

Afgelopen week kwam de de RRKC (Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur) met het onevenwichtige advies om stadsmuseum Museum Rotterdam te sluiten en het een doorstart te laten maken. Het lijkt misschien niet sterk om de boodschapper van het slechte nieuws ter discussie te stellen, maar ik heb na lezing van het advies het idee dat de RRKC er weinig van begrijpt. Als het al niet van kwaadaardigheid kan worden beticht.

Het zou kunnen dat er een gemeentelijk beleid is om Museum Rotterdam langzaam naar de rand te schuiven. Het is de vraag hoe autonoom leden van het college en raadsleden van de coalitiepartijen handelen en wat hun relatie is tot hogere beleidsambtenaren van Culturele Zaken of de RRKC. De laatsten winnen aan macht als ze lang zitten en een dossier beheersen. Een wethouder Cultuur die laag in de pikorde staat en doorgaans geen lid is van een van de leidende partijen in een college is inwisselbaar.

De RRKC lijkt verder te gaan dan haar mandaat toestaat. Deels zal dat zijn omdat de politiek zich terugtrekt, deels is dat bewuste expansie van de RRKC. Het wekt verbazing dat de Rotterdamse politiek toestaat dat voorzitter Jacob van der Goot nog steeds in functie is ondanks het feit dat hij eerst in de RvT van het Wereldmuseum zat en later in de RRKC adviseerde over het Wereldmuseum en vanwege het merkwaardig politiek getinte, negatieve advies van de RRKC in 2015 over het Collectiegebouw (Depot) van Boijmans. De RRKC is gepolitiseerd en lijkt niet schoon aan de haak.

In het advies blijft mijn oog haken aan de volgende passage (paragraaf 1.5 een nieuwe stadsmuseale functie): ‘Het aantal spelers in het erfgoedveld is de laatste jaren toegenomen. Naast de musea, Stadsarchief Rotterdam en de Bibliotheek Rotterdam zijn er platformorganisaties als DIG IT UP, Gedeeld Verleden Gezamenlijke Toekomst (GVGT) en Verhalenhuis Belvédère die met digitaal, documentair en immaterieel erfgoed in een alternatief aanbod voorzien. Door hun verbindende rol maken ze verschillende culturen en gemeenschappen in de stad meer zichtbaar’.


Hier ontspoort het advies. Het gooit alle instellingen en platforms die iets met erfgoed te maken hebben op een hoop en maakt ze daarmee inwisselbaar. Maar ze zijn niet inwisselbaar vanwege de unieke functie en opdracht. Hiermee wordt duidelijk dat de RRKC de unieke rol miskent van een stadsmuseum dat aan de hand van objecten en documenten een verhaal vertelt. Daarin onderscheidt Museum Rotterdam zich van de andere instellingen, kunstmusea en platforms. Ook waardevol, maar van een andere orde dan een historisch museum.

Het advies kan bij een goede lobby worden weerlegd. Het is op een verkeerde aanname gebaseerd omdat het de functie van een stadsmuseum als Museum Rotterdam in relatie tot andere instellingen op het gebied van erfgoed verkeerd ziet. Het advies van de RRKC is kwalitatief niet van het niveau dat verwacht kan worden.

Het lijkt dat vooral de RRKC in een identiteitscrisis verkeert. Herinneren we ons nog wat de reactie van de gemeenteraad was op een advies over het Wereldmuseum van de RRKC in juni 2016? Sun van Dijk (SP) schreef: ‘Het is een politiek advies, dat is niet aan de RRKC, maar aan ons’.

De geschiedenis herhaalt zich nu met Museum Rotterdam. Het probleem is dus niet Museum Rotterdam, maar de RRKC. Waarom meenden ooit de machtige RRKC-secretaris Inez Boogaarts of nu voorzitter Jacob van der Goot politiek te moeten handelen? Het initiatief is aan de gemeenteraad om het huiswerk van de RRKC te beoordelen. En waar mogelijk af te wijzen.

Ik teken de petitie.

Foto 1: Schermafbeelding van deel petitieRed Museum Rotterdam’ van Esther Olofsson (Communicatiebureau RauwCC) op Petities.nl.

Foto 2: Schermafbeelding van deel cultuurplanadvies 2021-2024 van de RRKC, juni 2020 uit paragraaf 1.5 (een nieuwe stadsmuseale functie) over Museum Rotterdam.