Wat moeten we met humanisme in de kunst? Gedachten bij foto ‘Le Café de France, L’isle-sur-la-Sorgue, 1979’

Laten we uitgaan van twee veronderstellingen. Fotografie is kunst en kunst moet humanistisch en elegant zijn. Dan komen we uit bij de Franse fotograaf Willy Ronis. Wikipedia zegt over hem dat hij samen met Henri Cartier-Bresson en Robert Doisneau de Franse school van het fotografisch humanisme vormde. Ronis lijkt in Nederland minder bekend dat die andere twee zwaargewichten van de Franse fotografie.

Bovenstaande foto uit 1979 heeft het allemaal in zich: Fransheid, de menselijke maat en intimiteit. Maar die humanistische fotografie of dat fotografisch humanisme laat zich niet makkelijk omschrijven. Is het kenmerk ervan dat het ‘gehecht [is] aan het broederlijk vastleggen van de essentie van het dagelijks leven van mensen’ zoals de tekst van fotosite L’Œil de la Photographie bij de foto zegt?

Is dat fotografisch humanisme verwant aan het Poëtisch realisme, die stroming van de Franse cinema die zoveel meesterwerken opleverde? Zoals de films van Jean Renoir met een duidelijke maatschappijvisie én een scherpe psychologische duiding van de personages.

Menselijke maat kan voor kunst een valkuil zijn. Het hoeft overigens niet, maar het kan. Als het systeem achter het humanisme niet in beeld komt en het streven van de fotograaf beperkt blijft tot het vastleggen van het dagelijks leven, dan ia het de vraag waar het aan meewerkt.

Toch denk ik dat het humanisme in de kunst een voorwaarde is. Het kan te veel worden. De Duitse kunstenaar Christoph Schlingensief riep in 2002 op om de liberale politicus Jürgen Möllemann te doden. Deze kwam later om het leven bij een parachutesprong. Dat lijkt het humanisme voorbij. Dat was duidelijker dan de rechtszaak in 2007 waarin de kunstenaar Jonas Staal werd vrijgesproken van een doodsbedreiging van Geert Wilders. Kunst of activisme?

Politisering kan het humanisme doden, maar dat kan ook te bescheiden en te verhullend zijn en aan de andere kant zijn doel voorbijschieten door te weinig te zeggen. Ik kom er niet uit.

Het lijkt te simpel dat het om maatvoering en een middenweg gaat. De bekende filmtheoreticus André Bazin verantwoordde zijn voorkeur voor het humanisme van films met bij voorkeur lange takes die de realiteit ‘weergaven’ en ontsloten door het te koppelen aan de weerspiegeling van de psychologie en ethiek. Het zal wel.

Humanisme in de kunst is de menselijke maat die erop wacht om overschreden te worden. Of niet. Het zal duidelijk zijn, ik ben een voorstander van het humanisme in de kunst, en trouwens ook in het leven, maar zie de tekortkomingen om het passend te omschrijven. Meer kan ik er niet over melden.

NRC laat zich kennen. Ongemak over het niveau en de beperkte opvattingen van een rondetafelgesprek over vrijheid in de kunst

Mijn reactie op de FB-pagina van NRC bij het artikelWe moeten het ongemak met elkaar opzoeken’ van 12 augustus 2020 van interviewer Toef Jaeger met vijf beeldend kunstenaars: Liesbeth Bik, Quinsy Gario, Patricia Kaersenhout, Daan Roosegaarde en Jonas Staal. Ik heb weinig waardering voor de selectie van de deelnemers en het niveau van hun beweringen.

Soms is het totaal meer dan de delen, maar bij dit rondetafelgesprek geldt het omgekeerde. Deelnemers en interviewer komen er minder goed uit. Zijn ze politiek ook niet te eensgezind dat ze elkaar in het openbaar niet willen afvallen? Vraag is dan ook waarom voor deze vorm en deze selectie is gekozen. Dit gesprek is een fuik om huilend in te zwemmen.

De briefschrijvers van Harper’s Magazine worden aangevallen zonder dat ze zich kunnen verdedigen. Zo wordt via een omweg bevestigt wat ontkend wordt. Namelijk dat het debat over identiteit in de kunst flodderig wordt gevoerd en een afgeleide is van een politiek debat. Maar kies dan ook expliciet voor politiek en vermeng dat niet met kunst.

Wat ongenoemd blijft is dat er ook pogingen zijn naast de behoudende opvattingen van de briefschrijvers van Harper’s Magazine en de standpunten van de voorstanders van de afrekencultuur die enkele deelnemers aan dit debat voor hun rekening nemen, dat er ook een progressieve opvatting mogelijk is tussen behoudzucht en radicalisme in.

De deelnemers trappen open deuren open, zoals de constatering dat witte kunstenaars de witte, westerse norm over wat kunst is als norm nemen. Dat is de kern niet. De kern is of vervolgens deze kunstenaars vanuit hun eigen achtergrond en perspectief anderen uitsluiten en een begrensde kijk op de kunstsector hebben. Zo dendert dit gesprek verder als een op hol geslagen trein waarover niemand nog controle heeft.

Na lezing resteert de vraag wat van dit gesprek de opzet was en wat NRC er eigenlijk mee bedoelde. Moet het opgevat worden als indekking tegen de kritiek dat de krant wit, behoudzuchtig en gesloten is? Waar is de nuancering gebleven? Interessant is dat het meer vertroebelt dan verheldert. Dat geeft aan hoe moeilijk het is om een evenwichtig debat over identiteit in de kunst te voeren. Nu wordt het onderwerp gepolitiseerd. Het gaat niet over kunst, maar over politiek in de kunst.

Dit debat vraagt om een vervolg met een meer evenwichtige selectie aan kunstenaars en opvattingen die onderbouwd worden en verder gaan dan het herhalen van politieke slogans uit het programmaboekje van het politieke activisme. Een kwaliteitskrant had al verder moeten zijn. Een weergave van een debat met losse flodders dat niet gaat over waar het over zegt te gaan biedt de lezer die geïnformeerd wil worden weinig meer dan ongemak over het niveau en de beperkte opvattingen.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelWe moeten het ongemak met elkaar opzoeken’ in NRC, 12 augustus 2020.

Pleidooi voor herdefinitie en nieuwe afbakening van het begrip kunst

Alles kan kunst genoemd worden. Van het ontwerp van een ‘zeer bijzondere versie van de e-Golf’ door Volkswagen en McDonald’s in een artikel op Mixed Grill tot de ‘Nieuwetijds schilderijen‘ van de zelfbenoemde ‘new age art artist’ Ron Malestein uit Dordrecht in een aankondiging op Netsamen. Alles is kunst, kunst is alles. Kunst is een onbeschermde term en daarom vogelvrij. Kunst is een onduidelijk en verwarrend begrip geworden omdat iedereen er wat anders onder kan verstaan. Dat is ongewenst. De term ‘kunst’ is aan herdefinitie en en nieuwe afbakening toe. Dat begint trouwens al in de verwarring en uitwisseling met het bredere begrip ‘cultuur’. Tegenwoordig worden in beleidsnota’s en in de politiek de termen kunst en cultuur door elkaar gebruikt. Ook dat is ongewenst en aan herdefinitie en een nieuw afbakening toe. Kortom, kunst ligt van verschillende kanten (publiek, media, politiek) onder druk en wordt zelfs een eigen naam onthouden.

Iedere amateur kan zich kunstenaar noemen en dat gebeurt dan ook veelvuldig. De macramé-handwerker, de fotograaf die plaatjes schiet, de smart phone-filmer, de zanger in een amateurkoor, de gelegenheidsdichter, de violist in een vriendenkwartet, ze kunnen zich kunstenaar noemen en probleemloos claimen dat ze kunst maken. Hetzelfde geldt voor kunstveilingen of concertseries die tot deel van de entertainment-industrie zijn geworden waar kunst niet schuurt, maar pleziert en de status quo niet ter discussie stelt, maar bevestigt.

Kunst als hobby of vermaak en omweg voor het omploegen van investeringen heeft een andere functie dan de opvatting dat kunst op scherp stelt, het vanzelfsprekende bevraagt en mensen naast de werkelijkheid laat kijken en ze verrijkt. De voorzichtige conclusie is dat kunst die ertoe doet zich beweegt op het middenterrein waar de gevestigde orde kritisch wordt gevolgd. Tussen het hobbyisme van de amateurs, en de zakelijke en politieke kringen die de kunst in gijzeling hebben genomen en die niet als doel maar als middel gebruiken.

Paragnost, spiritueel schrijver en new age art artist Ron Malestein is maar een voorbeeld van iemand die kunst niet gebruikt om ons anders naar de wereld te laten kijken, maar kunst gebruikt om ons anders naar hem te laten kijken. Zijn voorbeeld kan op vele manieren uitgebreid worden tot een representatieve staalkaart. Hij zou bij een andere begripsafbakening van kunst zijn werk geen kunst meer moeten kunnen noemen. Zo zegt hij: ‘Ik ben erg sfeergevoelig en zeer gesteld op rust en harmonie. Maar juist levendigheid en een bepaalde sfeer met diverse kleuren wil ik in mijn kunstwerken leggen’. Professionele kunstenaars en instituten zouden in een gezamenlijke campagne over de grenzen van disciplines heen hun claim op het begrip kunst terug moeten veroveren en uit handen van ondernemers, beunhazen, amateurs en politieke zwendelaars moeten redden.

Wat dat oplevert? In elk geval de duidelijkheid wat de functie van kunst is of behoort te zijn zodat het debat erover scherper, omlijnder en inhoudelijker kan worden gevoerd doordat de ruis van hobbyisten en zakelijke en politieke ondernemers op afstand is gezet. Daarbij moet beseft worden dat belanghebbenden er belang bij hebben dat de begripsverwarring in stand blijft en de begrippen (kunst-cultuur en hobbyisme-kunst) door elkaar heen gebruikt worden. Vaagheid ontneemt kunst scherpte. Herdefinitie en nieuwe afbakening van het begrip kunst vergt economische en politieke strijd waarover het de vraag is of sectorinstituten en kunstenaars daartoe in staat zijn. Wellicht kunnen activisten als Jonas Staal of Nelle Boer een eerste voorzet geven.

Foto 1: Schermafbeelding van deel van aankondiging van ‘Nieuwetijds schilderijen / New Age art’ van Ron Malestein op de Spirituele Agenda van Netsamen, 16 november 2018.

Foto 2: Ron Malestein, ‘schilderij op canvas’ op Kleurrijke schilderijen.

De extra drempel van presentatie-instelling BAK

bak

Het in Utrecht aan de Lange Nieuwstraat gevestigde BAK (‘Basis voor Actuele Kunst’) heeft een plaats in de basisinfrastructuur als presentatie-instelling. In het advies ‘Culturele basisinfrastructuur 2017 – 2020’ van mei 2016 adviseert de Raad voor Cultuur de instelling een subsidie-bijdrage van 500.000 euro toe te kennen. BAK richt zich in het lopende programma  (‘onderzoeksroute’) ‘Future Vocabularies’ op drie ‘hoofddomeinen’: de vluchtelingenproblematiek, de ecologische crisis en de technologische omgeving. De Raad waardeert de kwaliteit van de instelling die het als volgt omschrijft: ‘BAK legt een sterke focus op politiek-maatschappelijk geëngageerde presentaties en verbindt hieraan consequent zijn educatieprogramma, doelgroepenbeleid en ondernemerschap. Sterke elementen in het plan, die passen bij de positie van BAK als presentatie-instelling, zijn ook de nadruk op discours, experiment, onderzoek en internationale samenwerkingsverbanden.’

De nadruk op discours en onderzoek is de reden dat kunstliefhebbers afhaken. Ze zijn de accentuering en theoretisering niet gewend. Kritiek hierbij is niet dat BAK theoretisch, experimenteel of politiek is, maar dat het in de communicatie onnodig ondoorzichtig is. En zich afsluit voor de gemiddelde kunstconsument. Het woord dat de kritiek samenvat is ‘hermetisch’, waarbij de notie ‘gesloten’ bedoeld wordt. BAK zou van zichzelf een karikatuur maken door extra drempels op te werpen. Verzuchting is dat dat hoogmoedig is en averechts werkt in een niet eensgezinde sector die van de politiek steeds minder mentale en financiële steun krijgt.

Maar wie de achtergronden van de theoretische benadering die aansluit bij het Frans structuralisme kent waar BAK zich op baseert kan beseffen dat BAK ongetwijfeld denkt dat het niet anders kan. Gaf de Franse neo-Freudiaanse psychoanalyticus Jacques Lacan op de kritiek dat zijn werk zo slecht te doorgronden was niet ooit als antwoord dat hij het bewust zo onbegrijpelijk opschreef opdat de lezers moeite moeten doen om het te begrijpen? Enkel en alleen in het proces van begrijpen zouden ze echt de stof kunnen doorgronden en tot zich nemen. Daarom de noodzaak van de extra drempel. Dat etiket van moeilijkdoenerij kleeft ook aan BAK.

Ik breek een lans voor BAK. Niet alleen voor de onderzoeksprogramma’s die leidden tot de bijeenkomsten die nergens anders te zien zijn zoals in 2014 Jonas Staal en Moussa Ag Assarid met een ambassade als onderdeel van een onderzoeksproject waar politiek, kunst, experiment en onderzoek organisch samenkomen, maar ook talloze ‘gewone’ tentoonstellingen die tot nadenken aanzetten. Zo’n vreemde eend die zich niet overlevert aan marketing en behaagzucht van het publiek hoort in de culturele basisinfrastructuur van een volwassen democratie thuis. De eigenzinnigheid van BAK houdt niet de kunstconsument, maar de kunstsector scherp.

Ook bijzonder is de tijdscapsule die BAK biedt. Het is telkens weer een plezier en het bevestigt het gevoel van nostalgie om de aankondigingen te lezen die de lezer 40 jaar terug in de tijd zetten. Neem de toelichting bij het programmaTo Seminar 10.03.–21.05.2017’ met onnavolgbare zinnen die de klok op 1975 vastprikken. Niet toevallig wordt de voorman van het structuralisme Roland Barthes in dit programma van stal gehaald en opgepoetst. Neem een zinsnede als: ‘een tentoonstelling die zich in een reeks performatieve en discursieve openbare bijeenkomsten door de tijd heen ontwikkelt’ of ‘Met kunstenaars, theoretici en andere cultuurbeoefenaars verbindt To Seminar de drie conceptuele ruimtes die elkaar kruisen wanneer seminaring plaatsvindt – instituut/overdracht/tekst – en wordt er geprobeerd deze op een evenwichtige wijze te verenigen zodat de omstandigheden van de hedendaagse tijd opnieuw gedacht en gevormd kunnen worden.’

Bij BAK is een betekenis nooit af en altijd in ontwikkeling. Wat velen als zwakte zien ziet BAK zelf als sterkte. Als die betekenis wordt ingebed in een onderzoeksprogramma naar betekenis, dan wordt het nog lastiger om vast te pinnen waar het over gaat. Om dat proces te beschrijven zijn woorden nodig die een open betekenis bieden. Bij BAK wordt bevraagd, ontwikkeld, verkend, verbonden, omlijst, toegewerkt, geactiveerd, aangereikt en overdacht. Binnen de logica van BAK kan het niet anders, want vastpinnen is het einde van het onderzoek. Onderzoek is nooit af. Betekenissen blijven glijden. Alleen, waarom daartoe in de taal geleund wordt tegen en geleend bij een stroming die in Frankrijk en iets daarna in de jaren ’70 aan Angelsaksische universiteiten haar hoogtepunt had is merkwaardig. Het is een anomaliteit van een hedendaagse postacademische, presentatie-instelling dat het met 40 jaar oud gereedschap probeert uit te leggen waar het op dit moment mee bezig is.

Foto: Schermafbeelding van deel programma-aankondigingTo Seminar 10.03.–21.05.2017’ van BAK.

Beatrixziekenhuis Gorinchem verwijdert ‘aanstootgevende kunst’

Het_Beloofde_Land_89F3D4AC7BB31C68C1257EDB004234C1_3

Het is weer zover, je kunt er de klok op gelijkzetten, een bericht dat er ‘aanstootgevende kunst‘ uit een openbare instelling wordt verwijderd. Deze keer betreft het RTV Rijnmond dat meldt dat twee schilderijen van Izak Boom zijn verwijderd uit het Beatrixziekenhuis in Gorinchem. Het gaat om de schilderijen ‘Het Beloofde land’ (hierboven afgebeeld) en ‘De Grote dag’. Volgens de schilder zouden bezoekers hebben geklaagd.

Alle elementen zijn aanwezig van de misstap door de leidinggevenden van onderwijsinstelling, ziekenhuis of gemeentehuis. Het scenario ontrolt zich vaak identiek. Eerst is er een zogenaamd autonoom opererende kunstcommissie die de werken ‘goedkeurt’. Dan komen er een paar bezoekers die klagen. Doorgaans in vage termen. Die klacht vertalen de leidinggevenden in onvrede over het werk. Daarbij komt dat doorgaans overeen met hun eigen al bestaande onvrede over het werk of met hun vrees dat het uit de hand zal lopen. De kunstcommissie wordt vervolgens zonder overleg gepasseerd. De directie laat de gewraakte werken buiten openingsuren weghalen. In dit geval ’s nachts. De kunstenaar zoekt de publiciteit en zegt niet precies te weten wat er speelt, maar wel een vermoeden te hebben. Met als gevolg dat de rel geboren is.

In dit geval zegt Izak Boom: ‘Ik zoek niet de provocatie, maar het kan provocerend zijn voor strengchristelijke mensen.’ Let wel, Boom doelt niet op ruimdenkende christenen, maar op fundamentalistische christenen die het omgekeerde van ruimdenkend zijn. De kunstenaar zegt vervolgens op zoek te zijn naar een andere plek om zijn werk te presenteren. Klassiek is dat de directie geen commentaar geeft: ‘Bij het Beatrixziekenhuis was zondag niemand beschikbaar voor commentaar.’ De komende dagen kan een persbericht van het ziekenhuis verwacht worden met de woorden ‘misverstand’, ‘gevoeligheden‘, ‘afstemming’, ‘communicatie‘ en ‘respect‘. Een lid van de kunstcommissie laat anoniem weten zich te beraden, maar laat nooit meer iets van zich horen.

Foto: Izak Boom, Het Beloofde land.

Esche lonkt naar de markt: ‘Uw bedrijf en het Van Abbemuseum’

Directeur Charles Esche van het Van Abbemuseum vraagt zich in een promotiefilmpje af hoe kunst vertaald kan worden zodat ondernemers en bedrijven er gebruik van kunnen maken. Verkoopt Esche hier zichzelf en zijn principes die hij op sociale media en ook in de eigen programmering blijft benadrukken? Dat brengt hem in een spagaat en bevestigt het beeld van een museumdirecteur die links denkt en marktgericht handelt. Het tast zijn geloofwaardigheid aan. Esche kan er dan ook niet blij mee zijn dat hij dit filmpje moet maken.

Zet Esche de deur op een kier voor tentoonstellingen van bedrijven die ruimte kopen in het Van Abbemuseum en zelf curator mogen spelen aan de hand van de behoeften van de klanten van dat bedrijf? Het valt te vrezen. Maar hoe verhoudt zich dat tot de reeks Politiek Kunstbezit met Jonas Staal? Een museum geeft kunstenaars de ruimte die het marktdenken veroordelen en profileert zich hiermee, maar omarmt tegelijk het marktdenken en verkoopt het bedrijfsleven een plek in het museum. Er bestaat een woord voor: voor-de-gek-houderij.

Het schaamteloos lonken van Esche naar geld van het bedrijfsleven is ontluisterend. Hij wordt gedwongen en doet dit niet uit eigen keuze. Eerder werd hem door de Eindhovense raad verweten met de rug naar de stad te staan. Nu zet hij zelfs de stap tot in de bestuurskamer. Het is het gevolg van de terugtredende overheid die culturele instellingen de markt opjaagt. Met Charles Esche als ooit principiële directeur die door de knieën gaat voor het grote geld. Is dit beschamender voor de culturele instelling of voor de overheid die dit afdwingt?

Een schijnoplossing van GroenLinks: grenzen aan politieke kunst

VVD2

‘Politieke kunst wil de wereld niet alleen verbeelden; zij wil de wereld veranderen. Politieke kunst is daarom de natuurlijke bondgenoot van progressieve politiek. Politieke kunst wil nuttig zijn.’ aldus Erica Meijer in een redactioneel bij een themanummer van De Helling over politieke kunst. Hier te bestellen voor  € 9,50. Zij is hoofdredacteur van dit door GroenLinks uitgegeven tijdschrift. Voor Joop licht zij in een opinieartikel aan de hand van enkele voorbeelden (Zentrum für Politische Schönheit in Berlijn, Jonas Staal) toe wat ze bedoelt.

Beide stukken zijn in lijn met de politieke opstelling van Groen Links zoals in 2011 geformuleerd door toenmalig kamerlid Mariko Peters in reactie op de bezuinigingen op de cultuursubsidies door toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra (VVD): ‘Dit voelt als een valse dolk in de rug van de cultuursector. Straks vullen alleen nog buitenlandse kunstenaars de Nederlandse podia en musea. Het kabinet houdt topinstellingen uit de wind, maar wat kunnen die zonder broedplaatsen?’ Afgelopen week publiceerde Rektoverso de resultaten van een online enquête onder 311 Vlaamse en Nederlandse kunstenaars waaruit onder meer blijkt dat 64% niet kan leven van het kunstenaarschap. Meer dan 50% heeft een jaarinkomen dat onder de 10.000 euro ligt.

Het is lovenswaardig dat GroenLinks een lans voor kunst breekt. Net als de SP dat bij monde van Jasper van Dijk vaak doet. Maar deze partijen hebben de cultuurbezuinigingen van de Rijksoverheid niet alleen niet kunnen voorkomen, maar hebben er sinds 2011 evenmin een halszaak van proberen te maken zich in een positie te manoeuvreren waarin ze teruggedraaid konden worden. Peters’ en Meijers woorden zijn eerder op te vatten als praten voor de bühne en het binden van de eigen achterban, dan als politiek speerpunt. Hoewel ze zeker programmatisch aansluiten bij de wereldvisie van GroenLinks en meer zijn dan politieke marketing.

Kunst kan per definitie geen natuurlijke bondgenoot van politiek zijn. Laat staan van progressieve politiek. Waarbij dat laatste in de opvatting van oud partijleider van GroenLinks Femke Halsema ‘internationalistisch, toekomstgericht, veranderingsgezind, anti-bureaucratisch en democratisch’ is. Kunst kan deels, toevallig en tijdelijk gelijk opgaan met een bepaalde politieke stroming, maar daar op straffe van verlies van eigenheid en bewegingsvrijheid nooit een natuurlijke bondgenoot van zijn. Kunstenaars die een alliantie sluiten met de politiek worden ingesloten en houden op kunstenaars te zijn die kunst maken die per definitie ongebonden is.

De woorden van Erica Meijer hebben hun waarde omdat ze kunst proberen te bevrijden uit de gevangenis van het rendementsdenken en de marktwerking, en het idee van topkunst als life style voor een maatschappelijke elite. Maar een nieuwe gevangenis die kunstenaars tot instrument maakt van de zogenaamde progressieve politiek is een slecht idee. Politieke partijen moeten werken aan het verbeteren van de voorwaarden waaronder kunstenaars kunnen functioneren. Daar houdt hun verantwoordelijkheid en aanspraak op de kunsten op.

Foto: Nelle Boer, VVD: dictators in eigen regio opvangen. Cartoon, 2014.

Nelle Boer over kunst, artistieke vrijheid, censuur en underground

Kunstenaar Nelle Boer heeft bovenstaand betoog over het kunstbeleid van de VVD’er Halbe ‘Hyena’ Zijlstra uitgewerkt in een opinieartikel dat gisteren op The Post-online werd geplaatst. Boer memoreert enkele voorbeelden van wat hij ziet als censuur  door (semi-)overheden. Zoals Elmer de Gruijl of Dirk Hardy. Boer: ‘Als gemeentebesturen, universiteiten, kasteelstichtingen en NS-personeel gaan bepalen welke kunst er in Nederland wordt tentoongesteld, is er sprake van censuur in een mate die serieus te nemen is. (..) Zij die kunst verwijderen en het kunstaanbod verarmen, zijn de ware vijanden van artistieke vrijheid in Nederland.’  Boer pleit er in elk geval voor dat kunstenaars zich juridisch wapenen en goed voor hun rechten opkomen.

Maar wacht even, de ware vijand van de kunst was toch Halbe ‘Hyena’ Zijlstra en de kunstvijandige VVD? Boer gooit het op het verslechterde politieke klimaat: ‘Voor de beeldend kunstenaar is het in deze vertruttende tijden erg lastig volwaardig gesprekspartner te zijn in maatschappelijke debatten. Door Jet Bussemaker en Halbe Zijlstra is het kunstenaarschap verworden tot een verdienmodel. Kritische, ongemakkelijke kunst verkoopt niet.’ Nee, het is nog erger voor wie afgelopen dagen op de beurzen van Art Rotterdam rondliep: in Nederland verkoopt zelfs gemakkelijke kunst nauwelijks die meer durft te zijn dan kassakoopjes. Maar goed, da’s de kunsthandel. Te mainstream en te corrupt voor de brains van Boer die het in een ander circuit zoekt.

Is de underground de redding voor de kunst? Boer: ‘In de underground-scene worden subsidies veracht, wordt men niet gedwongen deel te nemen aan de verwoestende commercialisering van cultuur en zijn beeldend kunstenaars nog werkelijk onafhankelijk. Daar kan dat het ‘heilige’ beschimpt en gehekeld wordt en hebben de Halbe Zijlstra’s van deze wereld geen invloed meer en zijn ze persona non grata.’ Boer doet niet anders dan Zijlstra en Wilders door kunstsubsidies verdacht te maken. Overheidssubsidies voor kunst zullen echter altijd nodig blijven. Zoals voor talentontwikkeling. Daarnaast hebben de professionals in de kunstsector niets aan het advies van Boer om underground te gaan. Door de marge op te zoeken geven kunstenaars die strijdbaar zijn het middensegment prijs. Daar wordt de strijd met de politiek gestreden. Als iedereen naar de underground verkast dan wordt cultuurpolitiek zeker een verlengde van handelspolitiek of citymarketing.

Of Boers analyse bruikbaar is valt daarom te bezien. Het valt eerder te lezen als een theoretische stellingname. De underground kan zeker dienen om de kunstscene intellectueel te voeden en anker te zijn voor politieke standvastigheid. Maar da’s een overloop van alle tijden en daarom niets nieuws onder de zon. Paradox voor het succes van die wisselwerking is dat de underground zich niet teveel moet afzonderen. De herbronning, heroriëntatie en het terugvinden van strijdbaarheid van de in de afgelopen jaren te lankmoedige, stuurloze, schreeuwerige en ook wel wat laffe kunstsector waarop Boer doelt is echter hard nodig. De confrontatie kan het elan terugbrengen en richting geven. Onbewust symboliseert Boer de verdeeldheid die dat zo lastig maakt.

GroenLinks maakt niet waar dat het de hyperrijken gaat belasten

Update 9 april 2016: Een nieuwe lente, een nieuwe leider, een nieuw geluid. Na de eerste reeks onthullingen van de Panama Papers komt GL-leider Jesse Klaver met een voorstel voor paradijsbelasting. Verbeter de wereld, te beginnen in Nederland. Hoe het ook kan toont kunstenaar Paolo Cirio. Hoe kunst relevant kan zijn, meer dan opschik, de macht kan bestrijden en toch niet betweterig is. Kunst is nu eenmaal betere politiek.

De Italiaanse kunstenaar Paolo Cirio toont in de ‘manifestatie’ ‘The Value of Nothing’ bij Tent Rotterdam (tot 17 november) deze video. Tent presenteert de waarde van niets als ‘een groepstentoonstelling, vijf nieuwe projecten, Fieldwork Residencies en een intensief publiek programma over verschuivingen in het denken over het begrip waarde en economie, en de positie van kunst daarin.’ Samen met Remco Toorenbosch en Jonas Staal zoekt Cirio het meest de randen van ons fiscaal-economisch systeem op. En doet daar verslag van.

Cirio biedt met zijn ‘loophole for all‘ een oplossing voor de belastingontwijking van bedrijven en vermogende individuen die belastingparadijzen opzoeken om zo min mogelijk belasting over hun winst, inkomen of vermogen te betalen. Er is een offshore schaduwwereld gegroeid van overwegend vanuit de Londense City aangestuurde (ei)landjes vol fiscale en sociale neveneffecten. Multinationals en rijke individuen ontwijken zo op een overigens volstrekt legale manier de belasting. Cirio biedt zelfstandigen nu dezelfde vluchtroute (loophole) via de Britse Kaaimaneilanden zodat ze in hun eigen land geen belasting meer hoeven te betalen.

Door de verstorende effecten is belastingontwijking ongewenst. Over geld dat individuen verduisteren wordt geen belasting betaald. Het wordt door de rijken, de scharrelaars en de machtigen ontdoken. Da’s niet goed voor de inkomsten, de solidariteit en de belastingmoraal. Nog eens verscherpt door de crisis waarbij reserves van overheden zijn gaan zitten in de redding van financiële instellingen. Op kosten van de betalingbetaler die niet in de omstandigheid verkeert om z’n geld elders onder te brengen. Degenen die aangeslagen worden moeten daardoor zwaarder belast worden. Ze dienen bij te passen wat de rijken en machtigen ontduiken.

Dit idee van Cirio verdient navolging. Het principe is vergelijkbaar met religie. Voor opponenten ervan is het zinvoller om door oprichting van nieuwe religies het draagvlak en het idee van religie te verwateren, dan door de frontale bestrijding ervan. Dus: meer wordt minder. Zo zal de politiek door de obstructie van het Verenigd Koninkrijk nu niet en straks niet de vinger achter het terugdringen van de belastingontwijking krijgen. Of er ontstaan nieuwe mazen. Cirio deconstrueert het huidige systeem van belastingheffing door belastingbetalers tot een staking op te roepen omdat de politici niet bij machte zijn om de ontwijking van de top aan te pakken.

Vandaag presenteert Groen Links een manifest over nivelleringspolitiek. Een sympathiek idee met een slechte uitwerking die vooral het failliet van de politiek betekent. Dat in navolging van het debat dat ontstond naar aanleiding van de Franse econoom Thomas Piketty die economische ongelijkheid op de agenda zette.

GroenLinks belooft iets waarvan het bij voorbaat weet dat het dat niet kan leveren. Waar een kunstenaar als Paolo Cirio inzet op een systeemverandering, rommelt Jesse Klaver namens GroenLinks als een boekhouder wat in de marge met percentages. Symboliek bij gebrek aan beter. Met als gevolg dat de belastingdruk voor de hogere middeninkomens toeneemt en daardoor de noodzaak om de bedrijven en hyperrijken aan te pakken afneemt. GroenLinks draait voor wie hoog in het systeem zit de belastingdruk verder aan en laat iedereen ontsnappen die niet in het systeem zit. Het komt niet toe aan de ontwikkeling van een ander systeem van belastingheffing. Plichtmatig kent het manifest het punt ‘Aanpakken belastingontwijking multinationals’ met voorstellen om op Nederlands of Europees niveau de belastingontwijking aan te pakken. Maar dit is een onwaarachtige, kansloze en lafhartige exercitie van GroenLinks dat het zelf als geen ander beseft. De partij liegt ons dus bewust voor. Kunstenaars als Cirio vertellen ons oprechter en overtuigender hoe het anders kan.

gl

Foto: Schermafbeelding van begin manifest GroenLinks ‘Nieuwe Nivelleringspolitiek’ van Jesse Klaver, 1 november 2014.

Putin als pop in de geschiedenis. Kritiek of geen kritiek?

Indirect weerlegt deze speelautomaat van de president van de Russische Federatie Vladimir Putin de kritiek over kunst die maatschappelijk niet relevant meer kan zijn. In een cultureel determinisme beredeneert die kritiek dat als kunst al kritisch is, het de status quo bevestigt en niet verandert. Want maatschappijkritische kunst zou alleen kunnen dienen als versiering van het bestaande waar het wordt ingepast. Op dezelfde manier redeneert neurobioloog Dick Swaab dat ons leven in en door onze hersenen voorbestemd is en we daar zelf geen sturing aan kunnen geven. Ofwel, hersenen of kunst kunnen niet anders dan reageren door de gebaande paden te volgen. Ontsnappen aan de noodwendigheid is onmogelijk. Uitbreken en revolutie zijn uitgesloten.

Een pop die Putin voorstelt dus. Als mechanische pop die niet anders kan dan de geschiedenis volgen. Steeds weer. In een volgens velen illegale daad die herhaald wordt. Het Duitse veilinghuis Auction Team Breker dat gespecialiseerd is in mechanische instrumenten veilt ‘Putin de Schrijver’ die de wet tekent over de Russische annexatie van de Krim en Sebastopol van de Zwitserse poppenmaker Christian Bailly. Gebaseerd op ‘Pierrot Ecrivain’ (circa 1890) van Gustave Vichy. In de catalogus is de vraagprijs 25.000 tot 35.000 euro. Het object thematiseert zowel de noodwendigheid van de geschiedenis, de menselijke soort als de kunst. Door dit mechanisme zichtbaar te maken doorbreekt het de voorbestemming niet zelf, maar wel het debat erover.

Jonathan Jones trekt vandaag in The Guardian ongemeend fel van leer tegen politieke kunst. Zoals enige tijd terug kunstcriticus Hans den Hartog Jager met zijn ‘Geëngageerde kunstenaars: de wereld luistert niet’ in de NRC deed. Net als Hartog trekt Jones politieke kunst in het absurde, ontneemt het haar bestaansrecht en stelt het als een modieuze bevlieging voor: ‘Political art used to be real and urgent. Now it is an art world fashion. In our Russell Branded days, being angry is being hip. Instead of truly cogent political statements, artists throw in ideological references that have no real relevance.’ Niet toevallig komen deze geluiden uit de ‘burgerlijke’ The Guardian en NRC die zich hoogstens cosmetisch tegen de macht verzetten, maar als het erop aankomt daar altijd voor buigen omdat ze de macht nooit echt zullen uitdagen. Zulke media brengen critici voort die bewust of onbewust deze positie verdedigen door maatschappijkritiek die doorbijt te ridiculiseren.

auc

Foto: Schermafbeelding van deel catalogus ‘Fine Toys & Automata, November 15, 2014’ van het Keulse veilinghuis Auction Team Breker.