De Kleijn geeft aanbod Kreuk toe om The Schoolboys te kopen en Museum Gouda in bruikleen te geven. Waarom ging het niet door?

Kunstverzamelaar Bert Kreuk doet in Art Flipper een boekje open over de verkoop van het schilderij The Schoolboys van Marlene Dumas in 2011 door toenmalig museumdirecteur Gerard de Kleijn van MuseumgoudA. Kreuk vertelt dat hij het werk had willen kopen. Het gevolg was geweest dat het niet naar het buitenland verkocht had moeten worden. Nu is het voorgoed verdwenen uit het Openbaar Kunstbezit.

Dit blog besteedde aan die verkoop enkele commentaren die erop neerkwamen dat De Kleijn zich slecht had voorbereid, weinig kennis van zaken had, met een ongeloofwaardig verhaal over de reden van de verkoop naar buiten kwam en zijn museum onnodig in problemen bracht. Dumas onderschreef toentertijd mijn lezing. Nu besteedt Trouw in een artikel ter gelegenheid van het verschijnen van Kreuks Art Flipper aandacht aan de verkoop die opnieuw het merkwaardige en onverklaarbare handelen van directeur De Kleijn onderstreept.

Kreuk stelt dat hij via tussenpersoon Theo Schols -zijn oom- De Kleijn 1 miljoen euro had geboden. Met Kreuks belofte dat hij het werk 10 jaar in bruikleen zou geven aan museumgoudA. Eventueel zelfs langer. Maar de museumdirecteur ging er niet op in. Op 20 september 2011 antwoordde de Gouwse wethouder Daphne Bergmans op raadsvragen van SP’er Van Alphen: ‘dat museumgoudA enkele grote particuliere verzamelaars [heeft] benaderd om te bezien of er bereidheid was het schilderij aan te kopen en vervolgens in langdurige bruikleen ter beschikking te stellen. Deze bereidheid bleek er niet te zijn’. (Bron onvindbaar, zie hier toenmalige verwijzing ernaar). Op 24 september 2011 gaf ik hierop het volgende commentaar: ‘Opvallend ontbreekt in haar opsomming de optie dat museumgoudA zelf benaderd is door een derde partij. Zij blijft ook onduidelijk over de periode waarnaar ze verwijst. Da’s relevant omdat het duidelijkheid kan geven over het tijdstip waarop museumgoudA bindende afspraken met Christie’s maakte. Daarna kon museumgoudA immers niet meer ontvankelijk zijn voor aanbiedingen.’ Dat laatste aspect is de crux van de kwestie. Het is de vraag wie Bergmans onvolledig informeerde zodat zij op haar beurt de Gouwse raad verkeerd informeerde.

De feiten zijn dat in 2011 De Kleijn in de publiciteit ontkende dat dit aanbod van Kreuk er lag. Nu komt hij daar op terug en bevestigt aan Trouw dat er over deze verkoop in 2011 contact is geweest met Schols. De Kleijn geeft de volgende uitleg voor zijn weigering om The Schoolboys aan Kreuk te verkopen: ‘Ik hoorde dat hij bekendstond als iemand die kunst weer verkoopt, nadat het een tijdje in musea heeft gehangen. Ik dacht: stel je voor dat het schilderij na tien jaar twee keer zoveel waard is geworden en hij het dan uit het museum haalt om het weer te verkopen. Dan zou iedereen me een sufferd vinden.’ De Kleijn zegt nu dat hij bang was om een sufferd genoemd te worden en daarom het aanbod van Kreuk afsloeg. Maar het is de vraag of dit de echte verklaring voor zijn handelen is. Want het gaat ervan uit dat De Kleijn toen Kreuk hem benaderde nog zelf kon beslissen over verkoop en hij zich niet had gecommitteerd aan afspraken met veilinghuis Christie’s die het zelf wilde veilen. Overigens was zijn weigering om een andere reden begrijpelijk omdat De Kleijn het in 1976 in opdracht van het Gouwse gemeentebestuur voor het museum vastgestelde verzamelgebied kunst van vrouwelijke kunstenaars onder het mom van bezuinigingen kort na 2011 definitief de deur uit deed.

De Kleijn zegt dat hij besloot om het schilderij toch te laten veilen en niet op Kreuks aanbod in te gaan, maar of dat de ultieme waarheid is valt dus af te wachten. De Kleijns verklaring in Trouw verklaart nog steeds niet alle losse eindjes. In een persbericht van 30 mei 2011 zei de Kleijn op een opbrengst van 800.000 euro te rekenen. (Bron onvindbaar, maar hier de toenmalige verwijzing ernaar). Er resteren vele vragen naar het handelen van De Kleijn. Zijn uitleg sinds mei 2011 is verre van consistent en stelde hij steeds bij. Gemeente Gouda zal hem niet kritisch aanspreken. Of een gemeenteraad. Of een Raad van Toezicht van het museum.

Wat Kreuk in Art Flipper nu naar buiten brengt lijkt in lijn met mijn commentaar uit oktober 2011: ‘De echte reden dat De Kleijn het marktconforme aanbod van de particuliere verzamelaar niet accepteerde lijkt te zijn dat-ie het niet kon accepteren omdat-ie voortijdig vergaande afspraken had gemaakt met Christie’s Londen. In het pakket paste in mei de aankoop van een Weissenbruch bij Christie’s Amsterdam voor 109.000 euro. Volgens kenners zeker geen kernstuk van de collectie. Een onverklaarbare actie van een museum dat beweert dat het water tot aan de lippen gestegen is en zegt elke cent nodig te hebben voor het voortbestaan.’

Foto: St Martin’s School for Boys Blazer Navy, zoals afgebeeld op The Schoolboys van Marlene Dumas.

Voor verder lezen:

30-05-11: MuseumgoudA verkoopt eigen identiteit

28-06-11: ‘The Schoolboys’ brengt ruim €1.200.000 op

21-06-11: Pakt museumgoudA verkoop ‘The Schoolboys’ handig aan?

07-07-11: Ter Borg gaat niet tot de bodem over museumgoudA

02-09-11: Marlene Dumas valt museumgoudA aan vanwege verkoop The Schoolboys

06-09-11: MuseumgoudA heeft de museumsector beschadigd

09-09-11: Halbe Zijlstra keurt verkoop The Schoolboys door museumgoudA af

21-09-11: MuseumgoudA kiest voor politiek conservatisme

24-09-11: Zijlstra verwerpt uitverkoop kunst door Gouda en museumgoudA

25-10-11: MuseumgoudA ongeloofwaardig over verkoop The Schoolboys

08-11-11: Koopt museumgoudA nog een molen van Weissenbruch?

28-11-11: NMV zet museumgoudA vanwege handelswijze niet uit vereniging

30-11-11: Wie controleerde bij museumgoudA de Raad van Toezicht?

22-12-11: Reden verkoop The Schoolboys door museumgoudA is niet financieel

Wereldmuseum maakt nieuwe start met AFRIKA 010. Geen doorstart zonder investering. Een terugblik

13124483_1022919657836380_2648610787077600993_n

 

Update 7 september 2016: Eind goed, al goed met het Wereldmuseum, dankzij de inspanningen van velen onder wie kunstenaar Olphaert Den Otter die een persoonlijk portret in de NRC krijgt. Hij is trouwens eerder intermediair dan klokkenluider. Het Rotterdamse gemeentebestuur gaat in een collegebrief van 6 september voorbij aan het advies van de RRKC dat door velen als onwerkbaar werd beoordeeld en pleit ervoor ‘alle museale functies te herstellen’ en stelt daarvoor ‘een bedrag van jaarlijks 5 miljoen euro maximaal’ beschikbaar. Hier de verdeling van de cultuurbegroting over de verschillende instellingen. De gemeenteraad moet er nog mee instemmen. Zoals uit een brief van directeur van het NMVW Stijn Schoonderwoerd blijkt volgt het gemeentebestuur de musea ingefluisterde constructie (‘Het gekozen model kan het best omschreven worden als een bestuurlijk organisatorische integratie zonder over te gaan tot een juridische fusie’).

Gisteren opende de tentoonstelling AFRIKA 010 in het Rotterdamse Wereldmuseum. Met een aparte website die gisteren de lucht in ging en de inhoud van de catalogus vol faits divers bevat die door Veenman+ wordt uitgegeven. De opening die met 600 bezoekers goed bezocht werd was op te vatten als een botsing tussen het oude en het nieuwe regime. De ontvangst was warm en genereus zodat de verwaaide bezoekers die gewoontegetrouw de weg naar de Willemskade weten te vinden niet verrast werden. Het overvolle programma met een lengte van meer dan 2 uur was het enige schoonheidsfoutje van de dag. AFRIKA 010 is uit eigen collectie samengesteld door curator Paul Faber. In vele opzichten een tentoonstelling met een geschiedenis.

In september 2011 besteedde ik voor het eerst aandacht aan het Wereldmuseum in een commentaar over het afstoten van The Schoolboys van Marlene Dumas door Museum Gouda dat de museumwereld onaangenaam verraste. De echte reden waarom dit schilderij geveild moest worden is nog steeds niet door directeur Gerard de Kleijn geopenbaard, zodat we het moeten doen met een rammelende uitleg. Zie hier de kern van de kritiek op het beleid dat tot verkoop leidde. Antwoorden op kamervragen wezen op de smalle marges van musea die wilden ontzamelen. Afstoffen van beleid leidde tot herbevestiging van richtlijnen en floot museumdirecteuren terug die over de rand gingen. De paradox van het antwoord van toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra op kamervragen van SP’er Jasper van Dijk over de collectie van het Wereldmuseum leek dat het haaks stond op de kaalslag in de kunst die het kabinet Rutte I van VVD en CDA met gedoogsteun van de PVV vanaf 2010 inzette.

Het was geen paradox, maar het doorschuiven van verantwoordelijkheid zonder voldoende financiering naar een bestuurlijk lager niveau zoals later ook de zorg overkwam. Zijlstra antwoordde in 2011: ‘Ik ga ervan uit dat gemeenten, provincies en rijksoverheidsorganen de musea die hun collecties beheren in staat stellen die codes na te leven en zelf die codes als kader hanteren bij het verlenen van volmachten om voorwerpen af te stoten. (..) De beoordeling van de vraag of een voorstel van het Wereldmuseum binnen deze codes past ligt bij de Gemeente Rotterdam.’  Dit leidde begin 2014 in Rotterdam tot opstellen van de Rotterdamse regels

In die vijandelijke omgeving van lokale musea, museumsector, kunstfondsen, kunstenaars, kunstliefhebbers en -verzamelaars, steun op lokaal niveau van D66 en linkse partijen en op landelijk niveau van een kabinet van VVD, CDA ‘dat op de centen paste’ onderschatte toenmalig directeur van het Wereldmuseum Stanley Bremer de oppositie en het monsterverbond tegen zijn plannen om delen van de collectie te verkopen om een reservefonds van tientallen miljoenen op te bouwen voor de exploitatie. Bremer staarde zich blind op z’n inner circle van Rotterdamse Leefbaar- en VVD-getrouwen die lak hadden aan regels. Zijn rol als Robin Hood aan de Maas om te nemen van de gemeenschap en te geven aan z’n medestanders bleek potsierlijk en ondeugdelijk.

Het Wereldmuseum is door de inspanning van velen die nooit in de openbaarheid traden voor de poorten van de hel weggesleept. In de openbaarheid waren het onder meer Boris van Berkum, Olphaert Den Otter, Sjors van Beek, raadslid Ruud van der Velden en ikzelf die de voorstanders trachtten te motiveren om in actie te komen. Die berichten motiveerden het personeel van het Wereldmuseum dat zich geschoffeerd voelde door Bremer. Ze klampten zich vast aan kritiek die op een omslag kon wijzen. Vooral voor de zomer van 2014 verliep dat moeizaam, maar daarna kreeg de actie wind in de zeilen. De burgerbeweging die kunstenaar Den Otter wist op te tuigen was een prachtig voorbeeld van activistische politiek door burgers. Het was ook een front en focus voor anderen om door te drukken en de cultuurbarbaren zoals die gesymboliseerd werden door museumdirecteuren als Gerard de Kleijn of Stanley Bremer terug te wijzen en op hun plek te zetten.

De geschiedschrijving van deze kwestie is nog niet rond zoals een artikel van Claudia Kammer in NRC ter gelegenheid van de opening van AFRIKA 010 verduidelijkt. Het had de misleidende titel ‘Spookverhalen bleken niet waar’ die over de collectie Sanders leek te gaan, terwijl dat nauwelijks uit de tekst bleek. Spookverhalen blijken wel degelijk waar, want dat alle stukken uit de gemeentelijke collectie er uiteindelijk nog zijn wil niet zeggen dat ze zonder het hierboven geschetste monsterverbond van opposanten tegen het ontzamelbeleid van directeur Bremer niet verkocht zouden zijn aan kunsthandelaren in Madrid, Brussel, Parijs of Londen.

13095739_1022919757836370_5920450050971882555_n

Hoe verder? Het Wereldmuseum is met AFRIKA 010 en interim-directeur Jan Willem Sieburgh de goede weg ingeslagen, maar de steun ervoor moet vastgehouden worden. In Nederland wordt kunst niet vanzelfsprekend gekoesterd. Dat moet elke keer weer bevochten worden. Ik omschreef een jaar geleden wat nodig is voor een levensvatbare doorstart: 1) politieke steun van de gemeente Rotterdam inclusief het herstel van het oude niveau van subsidie om tot een levensvatbaar bedrijfsmodel te komen; 2) heroriëntatie van het gebouw op tentoonstellingen en collectie (beheer, documentatie, ontsluiting), en afwaarderen van de niet-kerntaken (restaurant, banqueting) die trouwens toch verliesgevend waren; 3) herstel van de kerntaken van het museum door het opnieuw opbouwen van een wetenschappelijke staf en een tentoonstellingsafdeling die zo’n twee grote, vier middelgrote en zes kleinere presentaties per jaar maakt ; 4) herstel van het vertrouwen bij politiek, publiek, museumsector en collega-volkenkundige musea, bruikleengevers, vermogensfondsen en sponsoren.

Foto: Impressies van de opening van de tentoonstelling ‘AFRIKA 010‘ in het Wereldmuseum, 28 april 2016. Credits: Lydia van Oosten.

Rotterdam toetst ontzamelplannen Wereldmuseum onzorgvuldig

rvdv

Aldus het raadslid voor de Partij van de Dieren en kunsthandelaar Ruud van der Velden na het debat van 30 oktober in de commissie Zorg, Onderwijs, Cultuur en Sport van de Rotterdamse raad over de plannen van het Wereldmuseum. Hier is het debat te zien (9 uur 46’). Met beeldend kunstenaar en inspreker Olphaert Den Otter die als woordvoerder van de publieksactie ook de raad verantwoordelijk houdt. En met Van der Velden. De tweet verwijst naar Jan Laan, de voorzitter van de per 1 juli 2014 -voor twee jaar benoemde- Rotterdamse Toetsingscommissie Ontzamelen en voorzitter van de Raad van Toezicht van Museum Gouda die in een jaarverslag 2011 van dat museum zegt: ‘De Raad van Toezicht achtte het voortbestaan van Museum Gouda zo belangrijk, dat een eenmalige afwijking van de LAMO te rechtvaardigen was.’ Een onwaarachtige opmerking.

Laan suggereert dat het voortbestaan van Museum Gouda op het spel stond. Mogelijk zette het college van Gouda de RvT onder druk om reserves te vergroten, daarom spreekt Laan over een ‘gentleman agreement met het gemeentebestuur’, maar daarmee is niet gezegd dat er sprake was van een slechte financiële positie bij het museum. In de publiciteit voerde het museum dat als argument voor verkoop aan. Aannemelijker is dat dit vanwege politieke redenen zo werd voorgesteld om de verkoop van The Schoolboys te realiseren. Maar zelfs als aangetoond zou zijn dat het voortbestaan van Museum Gouda in 2011 vanwege bedrijfseconomische redenen op het spel stond valt een afwijking van de LAMO niet te rechtvaardigen. In antwoord op kamervragen antwoordde toenmalig staatssecretaris Zijlstra in 2011: ‘Ik ga ervan uit dat gemeenten, provincies en rijksoverheidsorganen de musea die hun collecties beheren in staat stellen die codes na te leven en zelf die codes als kader hanteren bij het verlenen van volmachten om voorwerpen af te stoten.’ 

Er zijn geen financiële, politieke of andere redenen om af te wijken van de LAMO. Laan leende zich voor een foute interpretatie en behartigde niet het belang van het museum, maar van het Goudse gemeentebestuur. Dit diskwalificeert hem voor vergelijkbare functies. Een en ander is des te onbegrijpelijker omdat in de jaarrekening 2013 de opbrengsten van de verkoop van The Schoolboys nog steeds op de balans van Museum Gouda staan en er op 24 mei 2011 voor 109.000 euro een schilderij van Weissenbruch werd gekocht. Zie voor details hier. Volgens een mededeling van wethouder Visser aan het slot van het debat heeft Laan inmiddels afstand genomen van de verkoop van The Schoolboys. Zodat Laan ook toegeeft fout gehandeld te hebben.

Ruud van der Velden stelde wethouder Adriaan Visser dus vragen over Jan Laan. Hoe had-ie ooit benoemd kunnen worden? Een vraag waarop Visser geen echt antwoord had. Het zat Van der Velden niet lekker. En Visser evenmin. Uit diens antwoorden bleek Laan in juni gesolliciteerd te hebben en al per juli benoemd te zijn. Met de beperking dat Laan geen beslissende stem heeft als voorzitter. Dus ondanks zijn benoeming bestond het besef dat Laan een vlekje heeft. Zoals het er nu naar uitziet wordt 19% van de collectie van het Wereldmuseum in een eerste tranche ter beoordeling aan de toetsingscommissie voorgelegd. Zo’n 19.000 objecten. Van der Velden opereert doelmatig en zelfbewust, mede door zijn kennis van de kunsthandel. Het is triest voor het openbaar bestuur dat oppositie tegen slecht gemeentebeleid zo toevallig tot stond moet komen. Van de grootste partij in de raad Leefbaar Rotterdam was geen enkele vertegenwoordiger aanwezig.

jd

Foto 1: Tweet Ruud van der Velden, 1 november 2014.

Foto 2: Tweet Joop Daalmeijer, 31 oktober 2014.

Vrijheidmuseum Nijmegen rekent op steun overheid. Realistisch?

Wiel Lenders parodieert een museumdirecteur die gebrek aan kennis compenseert met wolligheid, vaagheid, enthousiasme en wensdenken. Wie weet hoever hij hier in bestuurlijk Nederland mee komt. Tekenend is dat de journalist van Omroep Gelderland het blijkbaar evenmin kan aanhoren en Lenders erg kritisch benadert.

Waarom er evenwel een Vrijheidsmuseum WO2 in Nijmegen moet komen is de vraag die onbeantwoord blijft. Argumenten die het projectteam aanvoert zijn toerisme en citymarketing van Nijmegen, maar dat maakt het initiatief inhoudelijk nog niet urgent. Op dit moment wordt op het noordelijke gedeelte van de voormalige vliegbasis Soesterberg het Nationaal Militair Museum ingericht dat op 11 december opent. Met algemeen directeur Paul van Vlijmen (ex-Spoorwegmuseum) en directeur Hedwig Saam (ex-Museum Arnhem). Beide musea die elkaar thematisch overlappen claimen ‘het nationale oorlogsmuseum’ te zijn. Door steun van de overheid, het Ministerie van Defensie en de centrale ligging in Midden-Nederland kan het Nationaal Militair Museum deze claim als enige waarmaken. Het Vrijheidsmuseum WO2 vecht al vier jaar een zware strijd.

Uit een in de Gelderlander uitgelekt bedrijfsplan komt ‘De stichting Vrijheidsmuseum WO2 tussen de 8 en 13,5 miljoen euro tekort voor de bouw van een nieuw museum in Nijmegen en de renovatie van het Bevrijdingsmuseum in Groesbeek.’ Voor de exploitatie komt de stichting jaarlijks zo’n 350.000 euro tekort. Burgemeester Hubert Bruls (CDA) van Nijmegen en de Gelderse CvdK Clemens Cornielje (VVD) lobbyen in Den Haag voor financiële steun aan het Nijmeegse initiatief. In een klimaat van teruglopende steun voor kunst en cultuur bij overheden en een mecenaat dat dit gat niet kan opvullen, zoals RvC-voorzitter Joop Daalmeijer in een interview met het Cultureel Persbureau zegt: ‘Ik bedoel, de overheid geeft geen geld en je kunt proberen dat allemaal uit het mecenaat te halen maar dat is flauwekul. Dat gaat natuurlijk helemaal niet in dit land.’

Opvallend in dit verhaal van twee nationale militaire musea in Soesterberg en Nijmegen is het gebrek aan coördinatie door het openbaar bestuur en het gebrek aan initiatief van het Ministerie van OCW dat al twee jaar geleden de coördinatie had moeten nemen door beide projectgroepen voor gesprekken uit te nodigen.

Rotterdam scherpt ontzamelbeleid museumcollecties aan

Twee maanden geleden leidde directeur Stanley Bremer van het Wereldmuseum een journalist van RTV Rijnmond rond in z’n depot. Hij legt uit dat er van de 100.000 stukken zo’n 10.000 tot 15.000 stuks bewaard zullen blijven. Opzet is om deze in een open depot aan het publiek te gaan tonen. Dat nog wel eerst gerealiseerd moet worden. De collectie van het Wereldmuseum is eigendom van de gemeente Rotterdam. 

Volgens de ‘Rotterdamse’ regels over ontzamelen verloopt afstoten volgens een strikte procedure. Dit raadsvoorstel komt op 23 januari 2014 in stemming. Over de procedure zijn allerlei moties door de raad ingediend. Zo herstelt een aangenomen motie de band tussen museum en de eigen collectie, zodat de opbrengst niet naar een algemene reserve maar naar het betreffende museum stroomt. De procedure gebiedt dat stukken uit deze collectie eerst aan Rotterdamse en dan aan nationale musea om niet aangeboden dienen te worden. Daarna volgt een inhoudelijke toetsing door een commissie. Alleen stukken zonder een bijzonder cultuurhistorische waarde mogen verkocht worden. De opbrengst mag ruimer ingezet worden dan de LAMO-richtlijn die het alleen mogelijk maakt dat de middelen ingezet worden voor aankoop, actieve conservering of restauratie van de collectie. In Rotterdam kan de opbrengst ook gaan naar de klimatisering of bereikbaarheid ervan, inclusief de digitalisering. Zodat ook het open depot van Bremers Wereldmuseum eronder valt.

Wereldmuseum_85FFAC62E84B68E6C1257C050058C81F_8

Over de topstukken van de Afrikacollectie heeft Bremer een opvallende draai gemaakt. Hij kiest eieren voor z’n geld. Eerst was-ie van plan om ze op de commerciële markt te verkopen om zo een fonds van 60 miljoen euro te vormen. Hij presenteerde dat destijds niet alleen als een gewenste, maar zelfs noodzakelijke verkoop. Die noodzaak blijkt nu echter minder noodzaak te zijn dan Bremer toen suggereerde. Eind 2012 moest-ie het voornemen van verkoop onder druk van politiek, museumsector en bezorgde Rotterdammers inslikken. Hij haalde bakzeil en erkent achteraf dat het een stap te veel was. Voor hem. Bremer ziet nu de waarde van de Afrikacollectie in. Niet alleen vanwege het prestige, maar ook in het ruilverkeer met andere musea dat het Wereldmuseum een goede onderhandelingspositie geeft. De kou in museaal Rotterdam lijkt nu uit de lucht.

Foto: Beeld uit Afrikacollectie in depot Wereldmuseum.

Militaire musea: Soesterberg schiet beter op dan Gelderland

Werk aan de winkel. In Soesterberg komt op het noordelijke deel van de voormalige vliegbasis het Nationaal Militair Museum. Kosten 160 miljoen euro. De bouw vordert zo te zien. Eigenlijk gaat het om een Nationaal Militair Museum. Want de Stadsregio Arnhem Nijmegen houdt zich bezig met de planning van een Museum Wereldoorlog II. Vol interne strijd trouwens. Dat moet zo’n 25 miljoen kosten. Tussen beide musea zijn veel overlappingen. Dat deert lokale bestuurders niet. Ze pronken graag voor glanzende gebouwen. Die ook nog eens zo geschikt zijn voor diners en recepties. Aannemers doen goede zaken met het bouwen van musea.

De politiek van Gelderland liet afgelopen week weten eerst meer duidelijkheid over de plannen voor een WO2 Museum in Nijmegen te willen voordat er een miljoen euro voor wordt gereserveerd. Een meerderheid in Provinciale Staten besloot dat afgelopen woensdag. Partijen vinden het bedrijfsplan niet duidelijk. Ook vrezen de staten dat de provincie moet gaan opdraaien voor tekorten in de exploitatie. Een loopgravenoorlog dreigt. Want in Arnhem gaan nu stemmen op om het ‘Vrijheidsmuseum WO2’ dan maar in hun stad te vestigen. In het leegkomende Museum voor Moderne Kunsten. Dat museum verhuist vermoedelijk naar het Kunstencluster dat in een referendum werd afgestemd, maar door de lage opkomst ongeldig was. Lokale politici en museumbouw blijft een sexy onderwerp. Stukken sexier dan exploitatie en het gestaag bouwen aan een cultureel klimaat.

a59e7926fbdbcc5c194bef7827d43838

Foto: Visualisatie Nationaal Militair Museum. Bouw Heijmans PPP.

Nationale Militaire Musea in Soesterberg en Nijmegen komen eraan

5825238911_bcb7d054ff

Update 7 februari: Eind april 2013 moet blijken of realisatie van een Museum Wereldoorlog II haalbaar is. Kosten kunnen zo’n 25 miljoen euro belopen, zo bleek op 6 februari op een bijeenkomst in het Nijmeegse stadhuis. Nijmegen biedt het Vasim-fabriekscomplex voor 1 euro aan en stopt er 1,5 miljoen euro in. Andere partners zijn de provincie Gelderland en het vfonds. Zoals uit de plannen blijkt stoppen overheden en fondsen dan minimaal zo’n 185 miljoen euro in twee nationale militaire musea. Inclusief inrichting van de omgeving. 

Hoe groot is de nationale militaire collectie? Rechtvaardigt het in tijden van bezuinigingen de planning van twee musea? In Soesterberg komt op het noordelijke gedeelte van de voormalige vliegbasis Soesterberg het nieuwe Nationaal Militair Museum. De bouw ervan is eind januari gestart. Totale aanneemsom bedraagt 160 miljoen euro. De collecties van het sinds begin januari gesloten Delftse Legermuseum  en het Militaire Luchtvaartmuseum uit Soesterberg worden erin samengebracht. Complicatie is dat dit initiatief vanuit het ministerie van Defensie haaks staat op het recente advies ‘Ontgrenzen en Verbinden‘ van de Raad voor Cultuur dat ervoor pleit om alle ‘landelijke‘ musea bij OCW onder te brengen om samenhang te bevorderen.

In Nijmegen is een Nationaal WOII Museum in de maak. Het moet in de voormalige Vasim-fabrieken aan de noordoever van de Waal verrijzen. Een initiatief van de drie oorlogsmusea in Oosterbeek, Groesbeek en Overloon, respectievelijk het Nationaal Oorlogs- en Verzetsmuseum, het Nationaal Bevrijdingsmuseum 1944-1945 en het Airborne Museum Hartenstein. Opzet is dat ze deels als site museum blijven bestaan. Op 6 februari worden in Nijmegen de voorlopige plannen gepresenteerd. Voor de realisatie ervan was in 2010 dertig miljoen euro begroot. De musea in Soesterberg en Nijmegen moeten najaar 2014 worden geopend.

Uit het feit dat op het moment dat in Soesterberg met de bouw van het nieuwe Nationaal Militair Museum is begonnen Omroep Gelderland in een bericht over het geplande Nijmeegse museum spreekt van ‘het nieuwe, nationale oorlogsmuseum‘ blijkt de spraakverwarring. En valt toe te voegen, de overlapping. Het Nijmeegse Nationaal WOII Museum zal zich weliswaar uitsluitend richten op de periode van vlak voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar uit de collectie van het Soesterbergse Nationaal Militair Museum blijkt dat ook daar veel aandacht is voor de Tweede Wereldoorlog. Immers een ‘goede’ oorlog waarop de Nederlandse krijgsmacht trots terugkijkt als finest hour die nog steeds volop publieke belangstelling trekt.

De integratie van liefst vijf collecties in twee musea vraagt om coördinatie. Die lijkt nu vanuit de landelijke overheid te ontbreken. Regio’s of ministeries nemen eigen initiatieven. Het Nationaal Militair Museum in Soesterberg is met de bouw gestart. Omdat het gaat om de presentatie van grote objecten zoals vliegtuigen met een spanwijdte van 20 meter zal het gebouw aan de collectie aangepast moeten worden. Da’s een rem op het ruilverkeer tussen beide musea om tot een thematische herschikking van beide collecties te komen. Het ministerie van OCW kan maar beter beide nationale oorlogsmusea snel voor een ernstig gesprek uitnodigen.

Foto: North American B-25J Mitchell, collectie Militaire Luchtvaartmusuem Soesterberg. Credits: Het Bazuin.

Politiek en museumsector keren zich tegen plannen Wereldmuseum

Petities

Op petities.nl kan men zich uitspreken tegen de verkoop van de Afrikacollectie. De plannen van Stanley Bremer om de Afrikacollectie van de gemeente Rotterdam te vermarkten lijken in de raad onvoldoende politiek steun te krijgen. Deze collectie wordt beheerd door het Wereldmuseum waar Bremer directeur is. De commissie Jeugd, Onderwijs, Cultuur en Sport van de Rotterdamse raad praat aanstaande woensdag over het voorstel van het college om delen van de gemeentecollectie te verkopen. Volgens een bericht in De Volkskrant is er in de raad een meerderheid van PvdA, D66, GroenLinks en SP om de richtlijnen voor afstoting niet te verruimen. Wethouder Antoinette Laan had die mogelijkheid in november 2012 in een brief aangekondigd.

Behalve politieke tegenwind heeft Bremer met zijn plannen en zijn halsstarrige houding ook tegenwind gezaaid in de museum- en erfgoedsector. Zo spreekt de Vereniging Rembrandt zich op 14 januari in een nieuwbericht uit tegen de plannen van Bremer: ‘De Vereniging Rembrandt roept de gemeenteraad op een verstandig besluit te nemen inzake het voornemen van het Wereldmuseum Rotterdam, naar de richtlijn zoals in grote gemeenschappelijkheid overeengekomen.’ Ofwel, de Vereniging Rembrandt roept de Rotterdamse raad op om de voorstellen van wethouder Laan (VVD) niet te volgen. Het Rotterdamse raadslid voor D66 Jos Verveen zegt in een tweet de uitspraak van Bremer in de NRC van afgelopen weekend dat de verkoop van de Afrikacollectie van de gemeente Rotterdam ‘een moderne manier van museummanagement is‘ niet te volgen:

JosV

Foto 1: Schermafbeelding op 14 januari 2013 van petities.nl/Afrikacollectie.

Foto 2: Schermafbeelding van tweet D66-er Jos Verveen.

Wereldmuseum: vrijplaats voor welgestelden heeft lak aan regels

wereldmuseum2

Update 16 augustus 2014: Sjors van Beek heeft deze week een artikel in De Groene Amsterdammer. Directeur Stanley Bremer komt er niet best vanaf. Wie remt hem af? Waarom zit hij sowieso nog op de directeurstoel? Olphaert den Otter zet het op Facebook scherp aan: ‘Het is totaal krankjorem, maar niemand lijkt op het idee te komen die man eruit te flikkeren! Hoe kan dat nou? HELP!’ Ja, gemeente Rotterdam, hoe kan dat nou? 

Ik kan er niet te diep op ingaan, maar mijn vertrek heeft te maken met een verschil van inzicht over de gang van zaken tussen mij en de directeur van het museum‘, aldus hoofd horeca en maître-sommelier Danny Gonzalez van Restaurant Wereldmuseum. Gonzalez gaf leiding aan 38 personeelsleden en moet weg: ‘Het gaat me vreselijk aan het hart, maar er was geen andere oplossing mogelijk, daar was geen ruimte voor.’ Directeur is Stanley Bremer van het Rotterdamse Wereldmuseum. Bij gebrek aan openheid is het gissen waar het verschil van inzicht over gaat. Gonzalez heeft kennelijk een zwijgplicht, hij kan er niet te diep op ingaan.

Het restaurant is onlosmakelijk met het Wereldmuseum verbonden. De directeur gebruikt het als middel om steun op te bouwen. Rotterdammers uit lokale politiek en zakenwereld worden er gefêteerd. In een ideale ambiance voor de doelgroep, namelijk een omgeving met een zweem cultuur zonder dat het te cultureel is.

Het goede leven van wijnen, spijzen, gesprekken en ons soort mensen zet alle neuzen een kant op. Soms feestneuzen als er feest te vieren valt, soms wijsneuzen die het samen beter weten dan de professionals uit politiek of museumwereld. Weldenkende burgers zijn tevreden met zichzelf. En elkaar. Als individuen vinden ze elkaar in een groepsgevoel dat afkeer voor regelzucht uitstraalt. In het oprekken van de grenzen voelen ze zich weer de provo’s die ze nooit waren. Hun tweede jeugd neemt hen de kans niet af het alsnog te worden. In het schoppen tegen het establishment dat ze zelf vormen. Vanuit de luxe. Zo werkt kunst als glijmiddel.

Via emotie mobiliseert directeur Bremer steun voor zijn plan om de Afrikacollectie te verkopen. Zijn museum loopt uit de pas met de museumsector in het oprekken van de LAMO-richtlijn, en de gemeente Rotterdam doet hetzelfde door de deur voor de verkoop van topstukken open te zetten. Maar kritiek werkt niet, omdat dat daar aan dat gebouw aan de Maas alleen maar opgevat wordt als een bevestiging van het eigen gelijk.

Oprekken van grenzen is in lijn met de handel in Afrikaanse etnografica die is geconcentreerd in Brussel en Parijs. Deze handel met grote winstmarges vertoont de trekken van de Roomse kerk en de maffia. Uiterlijk vertoon, ex-communicatie, strenge hiërarchie, witwassen van valse objecten en omerta zijn de kenmerken. Verkoop van de Afrikacollectie speelt zich af in dit schemergebied waar handelaren zich opdringen omdat ze winst ruiken. Liefst via onderhandse verkoop. Raadgevers en clandestiene handelaren wisselen elkaar af. De directeur die kennis mist vaart blind op anderen. Hij zet de Afrikacollectie in de etalage om als een Robin Hood aan de Maas te nemen van de gemeenschap en te geven aan z’n medestanders. Zonder Danny Gonzalez.

africa11030

Foto 1: Jos Kottmann, Wereldmuseum.

Foto 2: Bakongo kop collectie Wereldmuseum als cover tijdschrift Tribal Art, herfst 2011.

Wereldmuseum blijft vertrouwen in de museumsector ondermijnen

imageproxy.asp

Namens het Wereldmuseum reageert conservator (‘Collectie Inhoud‘) Edward de Bock met een ingezonden brief in de NRC op een artikel van Sjarel Ex, directeur van museum Boijmans van Beuningen. De Bock trekt ten aanval maar loopt al na drie zinnen vast in de modder van zijn eigen gedachten. De vraag die na lezing blijft hangen is met welke opdracht hij het veld is ingestuurd en op wie of wat hij eigenlijk reageert. Niet op Ex. Een polemiek wordt het daarom niet omdat het tegenwoord van De Bock dat uitblinkt door humor, fijnzinnige analyse of een originaliteit ontbreekt en zo zijn eigen gelijk -als dat al zou bestaan- volledig om zeep helpt. Ook gaat De Bock voorbij aan de bezwaren van Ex en legt deze van alles in de mond dat-ie niet heeft gezegd.

Het college ruimde in een brief van 6 november bestuurlijke obstakels uit de weg die de plannen van Stanley Bremer, directeur van het Wereldmuseum verhinderden om de Afrikacollectie te verkopen. Dat raakt aan de LAMO-leidraad die de museumsector hanteert om een ethisch kader aan het ontzamelen te geven. Daarmee is afstoting van de Afrikacollectie echter nog geen feit. Rotterdam is eigenaar en feitelijk de verkoper als er tot afstoten wordt besloten. De gemeente trekt in de brief dat initiatief naar zich toe. Het claimt de ruimte om de opbrengst over de musea te herverdelen. Bremers plannen actualiseren de zeggenschap van de gemeente over de gemeentemusea. Ofwel, het Wereldmuseum beïnvloedt de autonomie van de andere musea ongunstig.

In zijn stuk ‘Verkoop geschonken collecties niet‘ van 5 december keert Sjarel Ex zich tegen de plannen van de gemeente Rotterdam om objecten uit de gemeentecollectie om economische redenen af te stoten. Dat doet-ie ter verdediging van de positie van zijn eigen museum. Enkel daarom moest-ie reageren. Ex keert zich niet tegen het ontzamelen als zodanig omdat het inherent is aan een dynamisch museum. Maar doel moet dan wel verhoging van de kwaliteit van de collectie zijn. Da’s in tegenspraak met de plannen van het Wereldmuseum om niet de objecten aan de onderkant, maar aan de top van de verzameling af te stoten. Onvermijdelijk als de Afrikacollectie 60 miljoen euro moet opbrengen zoals het Wereldmuseum naar buiten heeft gebracht.

Edward de Bock gaat niet in op de argumenten van de museumsector tegen de afstotingsplannen door het Wereldmuseum zoals Sjarel Ex die verwoordt. Behalve het oprekken van de LAMO-leidraad door Rotterdam gaat dat over de onherstelbare schade aan het cultureel erfgoed dat de Volkenkundige musea van Leiden en Amsterdam vrezen. In plaats daarvan legt De Bock Ex de woorden in de mond dat vroeger alles beter was. Maar dat zegt de directeur van museum Boijmans van Beuningen niet. Ex wijst juist op een goede afloop als het openbaar bestuur van Rotterdam tot het besef komt dat de plannen van het Wereldmuseum schade voor anderen met zich meebrengen. Daar gaan De Bock en het Wereldmuseum zelfgenoegzaam aan voorbij.

Foto: Spijkerbeeld uit de collectie van het Wereldmuseum. Congo, 19de eeuw.