Kandidatuur van Kauthar Bouchallikht bij GroenLinks toont aan dat het in Nederland ontbreekt aan een linkse, vrijzinnige partij

De wetmatigheid van een verkiezingscampagne is dat onrust bij de buren positief uitpakt voor de partij waar het rustig blijft. Zo beredeneerd is op links de PvdA op dit moment de geluksvogel. Bij D66 is er Sigrid Kaag die een parallelle marketingcampagne heeft opgezet en het stigma om elitair te zijn in haar uitspraken eerder benadrukt dan ontzenuwt. Bij SP is er een geschil van de partijleiding met de jongerenafdeling ROOD (verdacht van communistische sympathieën) die vragen oproept over de interne democratie van de partij. Toch al het zwakke punt van de SP. En bij GroenLinks is er de ongelukkige kandidatuur voor de Tweede Kamer van Kauthar Bouchallikht die voortdurend in opspraak is en voor negatieve publiciteit blijft zorgen.

Kauthar Bouchallikht was tot 1 december 2020 als vice-voorzitter van studenten – en jongerenplatform FEMYSO die opgericht was door de Moslimbroederschap hieraan gelieerd. Dat kan, maar het springende punt was dat de leiding of screeningcommissie van GroenLinks hiervan niet op de hoogte bleek. Of in elk geval ontbrak dit feit bij de informatie die de partij gaf over de kandidaten. De leiding van GroenLinks lijkt dus niet tot in detail te hebben begrepen waar Bouchallikht voor staat en zit nu in een publicitaire klem om achteraf toe te geven dat de screening onvoldoende is geweest en deze kandidate niet bij het karakter van de partij past. Het is dan ook de vraag of de partij deze publicitair zeurende kwestie goed behandelt.

Het ontbreekt de linkse partijen aan een goede antenne om kandidaten met een allochtone achtergrond te screenen zoals ze dat bij andere kandidaten doen. Of hoe dat in het tijdperk van inclusie en diversiteit genoemd behoort te worden. De afsplitsing van twee Turks-Nederlandse PvdA’ers die met succes DENK oprichtten geeft aan hoe mis dat is gegaan bij de PvdA. Toenmalig partijleider Wouter Bos zei daar in 2006 over dat hij ongelukken voorzag met allochtone kandidaten die met voorkeurstemmen gekozen waren. De fout die partijen maken is dat ze ongeduldig zijn. Ze zien niet in dat islam-fundamentalisten in vorm modernistisch zijn, maar niet in inhoud en dat anderen vanwege het streven naar een representatieve vertegenwoordiging van allerlei doelgroepen hun etniciteit om opportunistische redenen gebruiken om snel te stijgen in de partijhiërarchie. Waardoor de rijping en scholing te weinig aandacht krijgen.

De linkse partijen laten zich door schone schijn van conservatief-religieuze opvattingen verleiden die in tegenspraak met hun uitgangspunten zijn. Vaak komt daar nog antisemitisme bij. In een commentaar in 2018 over de ongelukkige samenwerking van het islamitisch geïnspireerde NIDA met SP, PvdA en GroenLinks in Rotterdam concludeerde ik: ‘De linkse reflex van diversiteit en insluiting is even kwalijk als de rechtse reflex van homogeniteit en uitsluiting als die niet samengaat met het toetsen van uitspraken op hun betekenis.’

Wat meespeelt bij GroenLinks is dat bij de fusie in 1991 met PPR en EVP, naast de CPN en PSP, een evangelisch geluid de partij binnenkwam. Reken daarbij de communisten die zich gedroegen als gelovigen en het is duidelijk dat het vrijzinnige en pacifistische geluid van PSP’er Fred van der Spek binnen GroenLinks een minieme minderheid was. In bijna 30 jaar is weliswaar het onderlinge verschil tussen de afzonderlijke bloedgroepen afgenomen, maar is dat zalvend-verkondigende aspect nog steeds in het DNA van GroenLinks aanwezig. Naar mijn idee heeft de partij zich nooit hersteld van dat religieuze denken en de wil om te getuigen. Het kan er de verklaring voor zijn dat Kauthar Bouchallikht binnen GroenLinks zo weinig kritisch, om niet te zeggen naïef is bejegend.

Er moet maar eens een echte linkse, vrijzinnige partij in Nederland komen. Het is tamelijk absurd voor het seculiere Nederland waar het hele politieke landschap is verkaveld in aparte onderdelen voor elke overtuiging dat zo’n eenduidig vrijzinnige partij niet bestaat. Het valt Kauthar Bouchallikht niet aan te rekenen dat ze haar opvattingen heeft (die zijn te karakteriseren als islamitisch-fundamentalistisch), maar wel dat GroenLinks met haar kandidatuur volhoudt dat het vrijzinnig en seculier is.

Waarom geeft NRC Nida’s Nourdin el Ouali een softbal interview?

Religieuze partijpolitiek, het blijft wringen. Nida’s partijleider Nourdin el Ouali wordt geïnterviewd in NRC en zegt onder meer het volgende: ‘En ja, wij vinden de oplossingen voor al deze crises in de Koran. De wijze waarop we consumeren, het tegengaan van verspilling, het zorgen voor elkaar en je omgeving.’

De interviewers stellen El Ouali hierover geen vervolgvraag. Zoals ze alle kritische vragen achterwege lijken te laten. Het is nogal een uitspraak, namelijk dat de oplossing voor alle crisis in de Koran te vinden is. Meent El Ouali dit serieus of is het onderdeel van zijn politieke marketing? Men mag hopen dat laatste, want anders moet ernstig in overweging genomen worden dat hij een doorgedraaide relifanaat is.

El Ouali doet nog meer opmerkelijke uitspraken in dat interview, zoals: ‘Islamitische inspiratie is niet alleen voor moslims, het vindt weerklank in ieders geweten.’ Godallemachtig, dat is nog eens wat je annexatie van andersdenkenden noemt. Ik wil niet dat de islam of welke religie dan ook weerklank in mijn geweten vindt. Het is de fout die religieuze leiders of politici telkens maken en zo afkeurenswaardig maakt, namelijk ze willen andersdenkenden in ‘hun verhaal’ trekken. Ik gun ze hun religie van harte, maar met hun directe of in dit geval indirecte evangelisatie laten ze zichzelf kennen als onvolwassen en mateloos in hun annexatiedrift.

In 2018 memoreerde ik in het commentaarHet zijn NIDA’s principes die hebben geleid tot een breuk in het Rotterdamse Links Verbond. SP, PvdA en GL nemen terecht afstand’ wat Nida in haar beginselprogramma heeft staan: ‘Onze geloofsbeleving is van meerwaarde in de samenleving en verdient terecht de ruimte in de publieke sfeer, in publieke voorzieningen en het openbaar bestuur.’ Pardon? Meerwaarde voor u en mij?

Bij nader inzien is het NRC-interview tamelijk kritiekloos en flauw. Het laat El Ouali ongestoord orakelen, maar spreekt hem niet aan op de controversiële beginselen van de partij waarvan hij de leider is. Ik begrijp dat een journalist niet moet oordelen, maar om dan ook het nuanceren achterwege te laten is weer het andere uiterste. Hebben de interviewers het beginselprogramma van Nida eigenlijk wel gelezen?

NRC moet zelf ook oppassen met de annexatiedrift van Nida. In het commentaar uit 2018 verwees ik naar een ander idee uit het beginselprogramma van Nida dat overigens niet meer terug te vinden is op de site. Namelijk een ‘Religieus-wetenschappelijk-kunstzinnige raad’ die het openbaar bestuur adviseert. Via een omweg zijn het religieuze instellingen als kerken en moskeeën, maar ook Museum Boijmans van Beuningen, die volgens Nida het openbaar bestuur moeten adviseren. Dit onthult het denken in cirkels van Nida. Want Boijmans die voor huisvesting, collectie en subsidie afhankelijk is van de gemeente, moet die gemeente tegelijk adviseren. Hoe onafhankelijk kan dat zijn? Tegelijk wil Nida de rol van de media terugbrengen als het suggereert dat ze minder bepalend moeten zijn voor de politieke agenda en het debat. Enfin, met dit interview heeft dat niet geholpen. Beide interviewers hebben Nida’s Nourdin el Ouali gratis publiciteit gegeven in zijn politieke marketing zonder hem hard aan te willen of durven pakken. In de VS heet dat een softball interview.

Foto 1: Schermafbeelding van deel artikelNida wil in Tweede Kamer: ‘In de Koran vinden wij de oplossing voor alle crises’‘ van Sheila Kamerman en Lamyae Aharouay in NRC, 5 juli 2020.

Foto 2: Schermafbeelding van paragraaf uit beginselprogramma ‘25 CONCRETE IDEEËN’ van NIDA Rotterdam. Kopie  in eigen commentaarHet zijn NIDA’s principes die hebben geleid tot een breuk in het Rotterdamse Links Verbond. SP, PvdA en GL nemen terecht afstand’.

Het zijn NIDA’s principes die hebben geleid tot een breuk in het Rotterdamse Links Verbond. SP, PvdA en GL nemen terecht afstand

Update 9 december 2020: GroenLinks krijgt kritiek omdat het Kauthar Bouchallikht op nummer 9 van de kandidatenlijst voor de Tweede Kamer heeft gezet. Zij was tot 1 december 2020 via een jongerenvereniging gelieerd aan de Moslimbroederschap. De leiding van GroenLinks lijkt niet tot in detail te hebben begrepen waar Bouchallikht voor staat en wil achteraf niet toegeven dat de screening onvoldoende is geweest en ze niet bij het karakter van de partij past. Die vrijheid heeft GroenLinks, maar het is de vraag of het deze publicitair zeurende kwestie goed behandelt. De vergelijking met een alliantie voor de Rotterdamse gemeenteraadsverkiezingen in 2018 van SP, PvdA en GroenLinks met de islamitisch geïnspireerde partij NIDA is treffend. Vanwege de overeenkomst tussen de kwestie Kauthar Bouchallikht en de kwestie NIDA herplaats ik onderstaand commentaar.

Het ontbreekt de linkse partijen aan een goede antenne. De fout die ze maken is dat ze niet inzien dat deze islam-fundamentalisten in vorm modernistisch zijn, maar niet in inhoud. Met de aan de Moslimbroederschap gelieerde Tariq Ramadan maakten de gemeente Rotterdam en de Erasmus Universiteit dezelfde fout. De linkse partijen laten zich door schone schijn van conservatief-religieuze opvattingen verleiden die in tegenspraak met hun uitgangspunten zijn. Vaak komt daar nog antisemitisme bij. In onderstaand commentaar concludeer ik: ‘De linkse reflex van diversiteit en insluiting is even kwalijk als de rechtse reflex van homogeniteit en uitsluiting als die niet samengaat met het toetsen van uitspraken op hun betekenis.’ 

In een opinie-artikel voor NRC geeft de Rotterdamse hoogleraar Sociologie Willem Schinkel commentaar op het opbreken van het zogenaamde Links Verbond in Rotterdam. Dat was een samenwerking tussen de drie linkse partijen GroenLinks, PvdA en SP en de islamitsch geïnspireerde partij NIDA die een maand geleden werd gesloten en deze week uit elkaar viel. Aanleiding voor die breuk was was een tweet van vier jaar geleden van NIDA waar het geen afstand van wilde nemen: ‘Wij zeggen #Zionisme = #ISIS #vrijheidmeningsuiting’. Schinkel hangt aan deze tweet zijn hele betoog op. Door deze bijziendheid die zich ook vertaalt in een dualisme dat de politiek in een links-rechts frame vangt, mist hij de essentie voor de breuk. Dat zijn de principes van NIDA.

Schinkels artikel roept de vraag op of hij wel doorziet wat NIDA’s principes zijn en de partij beoogt. Schinkel lijkt zich te laten sturen door de actualiteit en partijpolitiek gehakketak. Hij kijkt niet naar de echte oorzaak voor de breuk. NIDA zegt in het beginselprogramma 25 CONCRETE IDEEËN: ‘Onze geloofsbeleving is van meerwaarde in de samenleving en verdient terecht de ruimte in de publieke sfeer, in publieke voorzieningen en het openbaar bestuur.’ Volgens NIDA is geloofsbeleving geen particuliere zaak, maar moet die in de publieke ruimte, openbaar bestuur en de publieke voorzieningen doorgevoerd worden.

NIDA rekt de scheiding van kerk en staat op. Is dat gewenst? Valt dat te verenigen met de opvatting van de nationale rechtsstaat? Daar gaat het echte verschil in opvatting tussen de drie linkse partijen en NIDA om. Schinkel creëert valse tegenstellingen. Het is niet voldoende om in een soort gemakzuchtig pamflettisme en verwijzing naar racisme en ‘witte politici’ die het bij de linkse partijen voor het zeggen hebben triomfantelijk te concluderen dat de vijand van mijn vijand een vriend is. Het gaat erom wat de principes van NIDA zijn en of die passen bij vrijzinnige partijen als SP, PvdA en GroenLinks die hun waarden als uitgangspunt hebben.

Ja, Wierd Duk is een rechtse onruststoker. Ja, Joost Eerdmans is een rechtse scherpslijper. Ja, Thierry Baudet is een rechts-extremistische opportunist met racistische neigingen in zijn partij. Ja, Geert Wilders is een islamhater. Ja, het debat in Rotterdam wordt fel gevoerd en de links-rechts tegenstelling wordt er aangedikt. Maar wat zegt dat dan nog over NIDA? Het terecht afkeuren van rechts is niet voldoende om het links-conservatieve of conservatief-religieuze NIDA blindelings te omarmen of het voor deze partij op te nemen.

Ik begrijp hoe iemand die zegt seculier, vrijdenkend of atheïstisch te zijn zich niet kan verenigen met de principes van NIDA. Deze partij wil terug naar de verzuiling van eind 19de eeuw. Ik ben het met dit principe van religie die zich uitgesproken manifesteert in publieke ruimte en openbaar bestuur fundamenteel oneens. Het valt niet in te zien hoe een partij die zich als vrijzinnig beschouwt en ondubbelzinnig de rechtsstaat onderschrijft -inclusief scheiding van kerk en staat- een partij als NIDA met zulke standpunten kan steunen.

En wat moeten kunstliefhebbers denken van een ‘Religieus-wetenschappelijk-kunstzinnige raad’ die het openbaar bestuur adviseert? Het is een krankjorum idee, een moskee die samen met een museum als Boijmans het openbaar bestuur adviseert en daar via een aparte raad onderwerpen voor agendeert. Dit is opnieuw een tactiek van NIDA om via de zijdeur de scheiding van kerk en staat op te rekken. NIDA depolitiseert de politiek door het te vermengen met het middenveld. Dat is de weg naar het corporatisme waarbij allerlei onverkozen groepen in een vaag verband een beslissende rol in de besluitvorming krijgen.

Ik vraag me werkelijk af of de landelijke en Rotterdamse leiders van SP, GroenLinks en PvdA de principes van NIDA wel goed tot zich hadden laten doordringen toen hun Rotterdamse afdelingen met NIDA een Links Verbond sloten. Hoewel Lilian Marijnissen (SP) vanaf het begin sceptisch was en zei het zelf niet gedaan te hebben. Maar wat de landelijke leiders van PvdA en GroenLinks bezielde toen ze dachten dat hun eigen gedachtengoed verenigbaar was met dat van NIDA blijft een raadsel. Ook na het verbreken van het verbond.

De linkse reflex van diversiteit en insluiting is even kwalijk als de rechtse reflex van homogeniteit en uitsluiting als die niet samengaat met het toetsen van uitspraken op hun betekenis. NIDA verdient het om op de principes die het voorstaat beoordeeld te worden. Niet op goede bedoelingen of slachtofferschap. Of een al te eenvoudige links-rechts tegenstelling die de positie van NIDA moet verklaren, maar die eerder vertroebelt.

Foto 1: Schermafbeelding van deel artikelRacisme breekt linkse samenwerking in Rotterdam op’ van Willem Schinkel in NRC, 14 maart 2018.

Foto 2 en 3: Schermafbeelding van paragrafen uit beginselprogramma25 CONCRETE IDEEËN’ van NIDA Rotterdam.

Alliantie in Rotterdam tussen links en het islamitisch geïnspireerde NIDA. Waar laat dat de progressief-vrijzinnige kiezer?

In Rotterdam hebben de drie linkse partijen GroenLinks, PvdA en SP voor de gemeenteraadsverkiezingen een alliantie gesloten met de islamitisch geïnspireerde lokale partij NIDA. NRC meldt het in een bericht. De vier partijen presenteren zich als ‘Links Verbond’ en niet als ‘Links-islamitisch Verbond’. De opzet is tegenwind te bieden aan het rechtse Leefbaar Rotterdam dat een alliantie met Forum voor Democratie (FvD) is aangegaan. Omdat de leider van Leefbaar Joost Eerdmans geen afstand neemt van de uitspraken over afkomst, ras en IQ van FvD heeft Said Kasmi van D66 samenwerking met Leefbaar uitgesloten. Zo kondigt zich in Rotterdam een rechts (Leefbaar/FvD, VVD, CDA, SGP), links (GL, PvdA, SP, NIDA, PvdD) en centrumblok (D66, CU) aan. Met NIDA’s concurrent, het eveneens islamitisch geïnspireerde DENK als links-conservatief buitenbeentje.

Voor vrijzinnige kiezers die zich niet willen laten inspireren door religie en religieus geïnspireerde partijen of partijen met extreem-rechtse denkbeelden wordt de spoeling dun. Ze kunnen alleen terecht bij D66 en de PvdD. Zo wordt het duidelijk kiezen in Rotterdam. Allianties, blokvorming en uitsluitingen maken het een interessante proeftuin voor politiek Nederland. Partijen rekenen zich nu electoraal rijk. Tegen beter weten in.

Foto: Tweet van NIDA, 14 februari 2018.

Eddy Terstall beroept zich op het secularisme in zijn afwijzing van het dragen van een hoofddoek bij een politie-uniform

Eddy Terstall geeft voor RTL Nieuws zijn opinie over het secularisme. Dit naar aanleiding van het positieve, niet-bindende advies van het College voor de Rechten van de Mens over de Rotterdamse politie-ambtenaar Sarah Izat die een uniform bij haar hoofddoek wil dragen. Terstall vindt het dragen van religieuze symbolen bij een politie-uniform een slecht idee: ‘Ik antwoordde hem dat het toestaan van die religieuze symbolen mij geen goed idee leek. To say the least. Zichtbare uitingen van levensovertuigingen tasten het neutrale karakter van het ambt aan. Hetzelfde gaat voor mij op voor de verschillende functies in een rechtbank.’

Terstall ziet in het secularisme de beste garantie voor gewetensvrijheid: ‘Het gelijke speelveld is de enig echte garantie dat aanhangers van één gedachtengoed de anderen niet dwingen om naar hun regels te leven. De enige garantie voor het overeind houden van de rechtstaat met haar -na vrije verkiezing-  uitonderhandelde wetten.’ Secularisme is een politieke filosofie die verzekert dat niemand onderworpen zal worden aan religie. Inclusief leden van een minderheidsreligie die door een machtige religie worden onderdrukt. Zoals Terstall opmerkt neemt het secularisme geen stelling voor of tegen religie. Dat dit misverstand bestaat komt omdat door leden van onder druk staande religieuze organisaties -die hun voorkeurspositie en traditionele macht verdedigen- de indruk wordt gewekt dat secularisme atheïstisch is of anti-religieus. Dit is een misvatting.

Daarnaast eisen leden van nieuwe godsdiensten zoals de islam voorkeursposities voor zichzelf op. Onder meer met als doel om hun positie en zichtbaarheid in het publieke domein te vergroten. Terstall: ‘Sommige gelovigen willen extra rechten. Meer rechten. Andere rechten. Willen een uitzonderingspositie, want de meeste gelovigen menen dat net hun geloof het ware is en dus ietwat gelijker dan de rest is. Die uitzonderingspositie kan nu eenmaal niet. Er is één wet voor allen. Dat wil de meerderheid zo.’ Want als iedereen zich vanwege een godsdienst of levensovertuiging gelijker acht dan de rest, dan wordt de wet uitgehold. Die immers voor allen geldt. Dan wordt de wet een lege huls. Het effect is dat minderheden niet meer, maar minder beschermd zijn.

Het debat over een hoofddoekje bij een politie-uniform is gevoerd en het dragen ervan wordt afgewezen. Het past niet bij de Nederlandse traditie van neutraliteit, secularisme en rechtsgelijkheid. Dit zal voor sommigen paradoxaal en verwarrend klinken omdat de voorstanders van het dragen van een religieus symbool bij een politie-uniform zich beroepen op hetzelfde argument. Maar zoals gezegd ondermijnen uitzonderingsposities voor gelovigen uiteindelijk de werking van de wet die de posities van minderheden beschermt en uitgaat van het principe ‘gelijke monniken gelijke kappen’. Terstalls betoogt komt rond als hij stelt dat een meerderheid voor gelijke rechten is. Terstall: ‘De discussie over hoofddoeken bij de politie is gevoerd. Zowel de landelijke als lokale politiek zag er niets in en ook in het publieke debat was de afwijzing van links tot rechts te horen.

Foto: Ruben L. Oppenheimer, Gelijke monniken, mei 2017. (Een pastavergiet is voor de gelovigen van de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster een religieus symbool). 

Jan Roos heeft de ‘kakkineuze, elitaire Thierry Baudet van de Amsterdamse grachtengordel’ in het vizier. Rechtse stammenstrijd

De mislukte politicus Jan Roos die als lijsttrekker voor VNL geen enkele zetel bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer op 15 maart haalde heeft weer volop praatjes. Het is leerzaam om te zien hoe de strijd tussen radicaal-rechtse partijen past in een oerhollands patroon van kerkafscheiding en verkettering van rivalen waartussen de afstandelijke beschouwer nauwelijks politiek verschil ziet. De hoofdpersonen kunnen niet samen door één deur en gunnen elkaar het licht in de ogen niet. Het moet gezegd, Roos kletst lekker weg in zijn beschrijving van de stammenstrijd tussen Leefbaar Rotterdam, PVV, VNL en Forum voor Democratie.

De partijen bestrijden elkaar op leven en dood, zo lijkt het. Ze hebben geen vijand nodig omdat ze het liefst elkaar afmaken. Vermakelijk is de sneer naar Forum voor Democratie. Met Thierry Baudet die net als Jan Roos de campagne voor het Oekraïne-referendum als opstapje naar de politiek gebruikte. Met het verschil dat Roos daar oprecht in was en Baudet niet. Deze zette Roos op het verkeerde door zijn bewering dat hij nooit de politiek in zou gaan. Met het bedrog van Baudet is de wraaklust van Roos ontstaan. Roos: ‘Zo zie je niet alleen de lafheid van deze keuze maar dat je als oer-Rotterdamse partij moet samenwerken met de kakkineuze, elitaire Thierry Baudet van de Amsterdamse grachtengordel het schip reeds verloren is. Niet Mo de Marokkaan wordt het einde van Leefbaar, maar de slappe knieën van Eerdmans en de zijnen.’ Goed zo Roos, ga zo verder.

Wereldmuseum na succesvolle publieksactie gered met behoud van ‘Rotterdams karakter’. Wat zegt dat over het kunstklimaat?

imageproxy-aspx

Gisteren nam de Rotterdamse gemeenteraad een motie aan van PvdD, SP, PvdA, NIDA, GroenLinks en D66 over het Wereldmuseum. Dat gebeurde binnen het kader van het Cultuurplan 2017-2020. Hiermee spreekt de raad zich uit voor een zelfstandige positie van het Wereldmuseum binnen de samenwerking met het Nationaal Museum voor Wereldculturen. Door toedoen van de vorige directeur Stanley Bremer was het museum door vercommercialisering in een negatieve spiraal terechtgekomen. Onder druk van raad en toenmalig wethouder Adriaan Visser (D66) trad Bremer in april 2015 terug. Met het aannemen van deze motie is de actie afgerond om het Wereldmuseum te redden als autonoom museum ‘met een Rotterdams karakter’. Als sluitstuk omarmt wethouder Pex Langenberg (D66) de motie. Zodat voor de komende vier jaar de financiering, het Rotterdams profiel, tentoonstellingsprogramma, beheer van de collectie en monitoring door de RRKC zijn gegarandeerd.

Sinds 2012 verschenen hier meer dan 30 stukken over het Wereldmuseum. Ze volgden de ontwikkelingen op de voet door onder meer de weergave van bronnen binnen het Wereldmuseum die zich op straffe van ontslag publiekelijk niet konden uiten. En gaven er commentaar op. Door de jaren heen verschoof het accent van de aandacht voor het ontzamelbeleid naar kritiek op de aanpak van Bremer en de afwachtende houding van de opeenvolgende Rotterdamse gemeentebesturen. Na enkele kleinere publieksacties (met onder andere Boris van Berkum) kreeg in de zomer van 2014 een grotere publieksactie smoel met kunstenaar Olphaert den Otter die zich grotendeels op Facebook afspeelde. In de politiek was het Ruud van der Velden (PvdD) die initiatief nam, maar ook anderen als Jos Verveen (D66), Sun van Dijk (SP), Co Engberts (PvdA) toonden zich betrokken.

Het waren echter betrokkenen uit museumsector, partijpolitiek en openbaar bestuur die achter de schermen het verschil maakten. Reden voor die krachtenbundeling kan niet los worden gezien van een verslechterend kunstklimaat. Teken daarvan was de bovenproportionele korting op de landelijke cultuurbegroting die door het afbraakbeleid van toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra (VVD) vanaf 2011 in gang werd gezet. Vooral Zijlstra’s minachting voor kunst en gepoch geen affiniteit met de kunstsector te hebben maakte velen die de kunst een warm hart toedroegen ziedend en machteloos. Het was patjepeeër Zijlstra tegenover een bovenlaag van kunstminnenden die zich aan de kant gezet voelden. Niet zozeer persoonlijk, maar eerder waar het de waarden betrof die ze belangrijk vonden. Het Wereldmuseum werd zo een streep in het zand die velen voor en achter de schermen konden trekken om de dikdoener Stanley Bremer en al die andere populisten die de kunst wilden uitverkopen een halt toe te roepen. Het cultuurbeleid is echter nog steeds niet gerepareerd zoals het voor Zijlstra was. Evenmin is het verder afgebroken. Het blijft halfslachtig hangen tussen hoop en vrees.

Een commentaar van december 2012 vatte die mentaliteit van de patjepeeërs en kunsthaters samen: ‘Het goede leven van wijnen, spijzen, gesprekken en ons soort mensen zet alle neuzen een kant op. Soms feestneuzen als er feest te vieren valt, soms wijsneuzen die het samen beter weten dan de professionals uit politiek of museumwereld. Weldenkende burgers zijn tevreden met zichzelf. En elkaar. Als individuen vinden ze elkaar in een groepsgevoel dat afkeer voor regelzucht uitstraalt. In het oprekken van de grenzen voelen ze zich weer de provo’s die ze nooit waren. Hun tweede jeugd neemt hen de kans niet af het alsnog te worden. In het schoppen tegen het establishment dat ze zelf vormen. Vanuit de luxe. Zo werkt kunst als glijmiddel.

Via emotie mobiliseert directeur Bremer steun voor zijn plan om de Afrikacollectie te verkopen. Zijn museum loopt uit de pas met de museumsector in het oprekken van de LAMO-richtlijn, en de gemeente Rotterdam doet hetzelfde door de deur voor de verkoop van topstukken open te zetten. Maar kritiek werkt niet, omdat dat daar aan dat gebouw aan de Maas alleen maar opgevat wordt als een bevestiging van het eigen gelijk.

Oprekken van grenzen is in lijn met de handel in Afrikaanse etnografica die is geconcentreerd in Brussel en Parijs. Deze handel met grote winstmarges vertoont de trekken van de Roomse kerk en de maffia. Uiterlijk vertoon, ex-communicatie, strenge hiërarchie, witwassen van valse objecten en omerta zijn de kenmerken. Verkoop van de Afrikacollectie speelt zich af in dit schemergebied waar handelaren zich opdringen omdat ze winst ruiken. Liefst via onderhandse verkoop. Raadgevers en clandestiene handelaren wisselen elkaar af. De directeur die kennis mist vaart blind op anderen. Hij zet de Afrikacollectie in de etalage om als een Robin Hood aan de Maas te nemen van de gemeenschap en te geven aan z’n medestanders.’

Dat het Wereldmuseum voor de poorten van de hel uit de handen van de praatjesmakers en de kunsthaters is gered heeft grote symbolische waarde. Maar het feit dat het kon slagen door de inzet van enkelen is ook wrang. Dit soort publieksacties komt immers door toevalligheden tot stand. Niet voor elke bedreigde culturele instelling die het waard is om gered te worden wordt zo’n actie op touw gezet. Als deze succesvolle actie een incident is, dan houdt dat nog lang geen structurele verbetering van het kunstklimaat in. De golf van rechts-populisme die delen van de politiek en bevolking overrompelt maakt somber. Overschatting ervan lijkt echter nog de grootste bedreiging van het democratisch proces. Vooral media en partijpolitiek moeten niet meegaan in projecties en angstdenken, maar gewoon de traditionele waarden beschermen. Daar is kunst er één van. De les van het Wereldmuseum is daarom uiteindelijk positief. Samenwerking van politici en burgers met een beroep op deskundigen en met mobilisatie van sociale en gevestigde media kan het verschil maken. QED.

Foto: BaHuana-Beeld uit de collectie van het Wereldmuseum, Beneden Congo.

Verkoop ateliers Rotterdam: Heeft D66 een cultureel geheugen?

so

D66! Dit zijn de momenten om nog eens terug te denken aan de schwung van Van Mierlo. Aan Jan Terlouw. Aan Els Borst. Aan het belang dat ooit werd gehecht aan cultuur, onderwijs, et cetera. Waar is dat in hemelsnaam gebleven?’ Aldus de Rotterdamse beeldende kunstenaar en activist tegen wil en dank met liefde voor het Wereldmuseum Olphaert den Otter op zijn FB-pagina. Aanleiding voor deze vraag is het bestaande beleid van het Rotterdamse college (nu: Leefbaar Rotterdam, CDA, D66) om Stadsontwikkeling opdracht te geven om rendement te maken op het vastgoed. Ravage-webzine zet het uiteen in een bericht.

De kwestie spitst zich toe op atelierpanden in de Rotterdamse wijk Delfshaven die volgens het Rotterdamse college plaats moeten maken voor zogenaamde kluswoningen in een voormalig schoolgebouw in de Osseweistraat. Voor 50 duizend euro kunnen belangstellenden een casco kopen dat ze dienen op te knappen. Het gaat dus uitdrukkelijke niet om leegstaande of verwaarloosde panden. De kunstenaars die in de ateliers werken lieten het er niet bij zitten en begonnen een petitie samen met kunstenaars in een ander gebouw, de Schonebergerweg. Daarop kwamen de fracties van PvdA, de SP en de Partij voor de Dieren op 12 januari 2016 met een motie waarin ze vroegen om te bekijken of de kunstenaars de panden konden verwerven. Later ondertekende ook GroenLinks de motie. De motie werd in de raadsvergadering van 28 januari 2016 niet aangenomen. Alle oppositiepartijen inclusief VVD, NIDA en SGP/CU stemden voor de motie.

Culturele kopstukken, zoals directeuren van culturele instellingen stuurden de raad een burgerbrief waarin ze verzochten ‘de kunstenaars niet te laten zakken’. Ze zeiden de kunstenaars ‘voor de stad van groot belang te vinden‘ omdat ze ‘mede aan de basis van een bloeiend cultureel klimaat staan‘. Kunstenaars (of: culturele ondernemers) kunnen een meerwaarde zijn voor de stad en het vestigingsklimaat verbeteren. Ook directeur Sjarel Ex van museum Boijmans stuurde een brief aan wethouder Ronald Schneider (Leefbaar Rotterdam) met de oproep om het besluit te heroverwegen om ateliers te verkopen: ‘Voor de stad is het van belang dat er voor kunstenaars een gunstig klimaat is om zich in de stad te vestigen (..) Het zou een aderlating zijn voor het Rotterdamse kunstklimaat als deze ateliers (..) verdwijnen uit het centrum van de stad’.

D66 kan het verschil maken, zoals de HavenloodsNoord in een bericht stelt waar het een van de kunstenaars Nelis Oosterwijk van de Schonebergerstraat citeert: ‘Coalitiepartner D66 heeft aangegeven toch nog over het bestemmingsplan te willen nadenken voor er in september dit jaar over wordt gesproken. Op dit moment hebben de gebouwen namelijk nog geen woonbestemming. Dus we hebben onze hoop gevestigd op deze kleine kier (..)’ Dit geldt dan niet de vier panden in de Osseweistraat waarvan het huurcontract is opgezegd, maar wel andere ateliers in Rotterdam die dreigen vermarkt te worden door Stadsontwikkeling. De houding van wethouder Schneider die onder verwijzing van vastgoedbeleid dat al sinds 2009 bestaat zich beroept op het volgen van de correcte procedure laat weinig ruimte voor beleidsbijstelling. Het is aan D66 met een cultureel geheugen dat het gelijk hebben van het college gewijzigd kan worden in beleid dat de stad dient.

Foto: Schermafbeelding van deel pagina ‘Stadsontwikkeling‘ van de gemeente Rotterdam, 30 januari 2016.

Raadsleden moeten zich in de raad niet met buitenlandse politiek inlaten

vb

Ik kan me best voorstellen dat voor raadsleden het debat over stoeptegels, speeltuinen, financiële kengetallen, sociale regelingen en regionale samenwerking maar saai is. Het is sexier om met sexy onderwerpen bezig te zijn. Zoals buitenlandse politiek. Maar die onderwerpen vallen buiten de kaderstelling. In Rotterdam vroegen SP, Nida en GroenLinks in raadsvragen op 18 juni 2015 om geen ‘nauwere banden c.q. samenwerking aan te knopen met Israël’. Een begrijpelijk standpunt, maar volkomen misplaatst in een gemeenteraad. Het debat hoort elders thuis: in een commissie buitenland van een politieke partij, de Tweede Kamer of in de publiciteit. Een gemeente bedrijft immers niet zelfstandig buitenlandse politiek. In elk geval zou dat niet zo moeten zijn.

Wie bepaalt dan uiteindelijk welke landen niet door de beugel kunnen? En volgens welke normen moet dat  worden bepaald? Als nauwere handelsbetrekkingen niet worden aangeknoopt of zelfs worden verbroken dan dient dat niet selectief, maar afgewogen en consequent te gebeuren. Maar raadsleden missen de expertise, het overzicht en gewoonweg de tijd om dat te bepalen. Uiterste consequentie is het verbreken van banden met belangrijke handelspartners als de Russische Federatie en Saoedi-Arabië waar de rechtsstaat en de democratie onder druk staan. Dat is pas principieel, maar gebeurt niet omdat zowel werkgevers (VVD) als vakbonden (PvdA, SP) dat vanuit hun eigenbelang  blokkeren. Blijft over symboolpolitiek over landen die niet het verschil maken en dienen om het gemoed te luchten en de eigen voortreffelijkheid te benadrukken. Maar deze verontwaardiging is ontwijkend en lafhartig omdat het een uit de weg gaan van de echte confrontatie is.

Foto: Schermafbeelding van FB-posting ‘Onwenselijk dat Rotterdam banden aanknoopt met Israël’ op Vers Beton met reactie.

Islamitisch geïnspireerde partij begrijpt rechtsstaat beter dan CDA

Het belang van de rechtsstaat staat voorop. Geen woord aan toe te voegen wat Nourdin El Ouali van de islamitisch geïnspireerde Rotterdamse politieke partij NIDA hier zegt. De rechtsstaat werkt naar twee kanten: in het bestrijden van ISIS en in het verdedigen van moslims die al dan niet toevallig door politieke partijen zoals het CDA op een hoop met ISIS worden gegooid. Denken in groepen past de rechtsstaat slecht omdat het tot over een kam scheren van individuen leidt. Positief is dat islamitische organisaties zich moreel hebben bewapend. Maar tamelijk bedenkelijk is dat het idee van de rechtsstaat slecht begrepen wordt door het CDA.