Vragen bij faillissementsveiling van het MOA. Kunnen geschonken werken zomaar geveild worden of ligt dat toch ingewikkelder?

Bij BVA-Auctions met organisator BVA Art & Antiques gaat de inventaris van het in 2018 failliet gegane Museum Oud Amelisweerd (MOA) onder de hamer. Deze faillissementsveiling vindt plaats in opdracht van curator Mr. D. A. de Haan volgens een toelichting. De internetveiling is gestart op 4 april en sluit op 18 april 2019 om 21:01 uur. Iedereen die een account aanmaakt kan bieden. Op 18 april is een kijkdag in Amersfoort.

Het betreft volgens de toelichting ‘bedrijfsmiddelen uit het faillissement MOA’. De 65 kavels omvatten onder meer expositiemateriaal, een snijtafel, schildersezel en palletwagen. Ook kunst. Grafisch werk van Armando en wat opvallend is ook 5 foto’s (lambadaprint op papier) van Erwin Olaf. Het zijn werken uit de serie ‘Skin Deep’ uit 2015. Historische interieurs van Oud Amelisweerd bracht de fotograaf over naar zijn studio, aldus de toelichting in een UIT-Agenda van 30 oktober 2015. Nu staan ze bij BVA Art & Antiques in Amersfoort.

Opvallend aan die 5 foto’s is de annotatie op de achterkant: ‘Voor MOA, met dank!’ met de handtekening van Erwin Olaf. Dit geeft de sterke suggestie dat Olaf deze werken in 2015 aan het MOA heeft geschonken. Met welk doel lijkt duidelijk, namelijk voor de collectie van het MOA. Hoe ethisch is het dat ze nu onder de hamer gaan en niet aan de schenker worden teruggeven? Want het lijkt er niet op dat Olaf de werken in 2015 aan het MOA heeft geschonken om ze in 2019 in een faillissementsverkoop te laten veilen om tekorten aan te vullen. Het is een open vraag wat ethisch handelen in deze situatie is en of curator De Haan handelt in de geest van de gedragsregeld en voorschriften van de Leidraad Afstoten Museale Objecten (LAMO) die de NMV volgt.

Foto: Annotatie op foto van Erwin Olaf, kavel van de faillissementsveiling van het MOA

Museumvereniging komt met advies verkoop werk van een levende kunstenaar uit museumcollecties. Het is opvallend defensief

Het advies van de Ethische Codecommissie van de Museumvereniging van 10 augustus 2017 over het afstoten van werk van een levende kunstenaar uit een museumcollectie valt niet los te zien van de voorgeschiedenis in 2011 met de verkoop van The Schoolboys van Marlene Dumas door Museum Gouda. Dit blog besteedde er aandacht aan in commentaren en meent dat het opereren van toenmalig museumdirecteur Gerard de Kleijn tegenstrijdigheden bevatte. Hij had zich slecht voorbereid en weinig kennis van zaken, kwam met een ongeloofwaardig verhaal over de reden van de verkoop en bracht zijn museum onnodig in problemen. In de herfst van 2011 dreigde de Museumvereniging Museum Gouda uit het museumregister te gooien als het geen beterschap beloofde. Uiteindelijk kreeg De Kleijn een berisping op de ALV van 28 november 2011.

Deze geschiedenis kreeg zes jaar na dato in april 2017 een staartje toen kunstverzamelaaar Bert Kreuk in zijn boek Art Flipper vertelde dat hij The Schoolboys had willen kopen en daartoe via tussenpersoon Theo Schols De Kleijn 1 miljoen euro had geboden. Met Kreuks belofte dat hij het werk 10 jaar in bruikleen zou geven aan Museum Gouda, en eventueel zelfs langer. In 2011 ontkende De Kleijn in de publiciteit dat er zo’n aanbod lag, maar in 2017 kwam hij daar desgevraagd op terug in een artikel in Trouw. Hij zou niet op Kreuks aanbod zijn ingegaan omdat hij bang was een sufferd genoemd te worden. In een commentaar opperde ik het idee dat De Kleijn in Trouw nog steeds niet de echte verklaring voor zijn handelen in 2011 gaf: ‘Want het gaat ervan uit dat De Kleijn toen Kreuk hem benaderde nog zelf kon beslissen over verkoop en hij zich niet had gecommitteerd aan afspraken met veilinghuis Christie’s die het zelf wilde veilen.

Jouke Kleerebezem noemde de verkoop van The Schoolboys door De Kleijn buiten kunstenaar Marlene Dumas en galeriehouder Paul Andriesse om in een commentaar op zijn blog ‘opportunistisch rentmeesterschap’. Het is naar mijn idee nog schrijnender. In een reactie op Metropolis M relativeerde ik de kritiek dat marktdenken de kunstwereld in haar greep heeft: ‘Het is naar mijn idee niet het marktdenken dat de kunstwereld in de greep krijgt. Dat heeft nog een schoonheid in zichzelf. Al hangt die direct samen met geld. Het ligt anders. Het is geklungel dat delen van de Nederlandse kunstwereld kenmerkt. Zoals het voorbeeld van museumgoudA leert. Het is buitengewoon onhandig aangepakt. Da’s geen marktdenken, da’s de ambtenaar die cultureel ondernemer denkt te zijn.’ Marktdenken en commercieel handelen door museumdirecteuren is nog tot daar aan toe, maar onhandig handelen en uitverkoop van het tafelzilver voor een te lage prijs is onaanvaardbaar.

Het Advies van de Ethische Codecommissie van de Museumvereniging geeft instrumenten uit handen als het de CIMAM Principles, iii, 4 te streng vindt. Dit zegt dat afstoting van het werk van een levendige kunstenaar mag ‘om het te kunnen vervangen door een ‘superior work’ van dezelfde kunstenaar’. Het lijkt er sterk op dat de commissie de CIMAM Principles te eenzijdig opvat omdat er uitzonderingen op mogelijk zijn. De CIMAM Principles spreken elkaar namelijk op onderdelen tegen. Dat geeft handelingsruimte voor een museum. Zo kan een werk van een levendige kunstenaar ontzameld worden als er nieuwe verzameldoelen zijn geformuleerd

De Museumvereniging laat zich kennen als defensief en kopschuw als het meent dat het de CIMAM Principles afwijst omdat ze ‘het museum in te hoge mate afhankelijk maken van de goedkeuring van de kunstenaar.’ Dat is een teleurstellende stellingname. Was erover geen tussenpositie mogelijk die de kunstenaar enig recht van spreken zou geven? Hierdoor raakt ook de glijdende schaal van korting door galeristen aan musea uit zicht (naast schenking en  giften) als norm voor ontzameling. Precies die korting was de steen des aanstoots van Marlene Dumas en haar galerie bij de verkoop van The Schoolboys aan het toenmalige  Catharina Gasthuis. Het is een lacune in de regelgeving die zowel de LAMO als de CIMAM Principles onvoldoende opvullen.

Foto: NieuwsberichtAdvies verkoop van een werk van een levende kunstenaar uit museumcollecties’ van de Museumvereniging, 10 augustus 2017.

De Kleijn geeft aanbod Kreuk toe om The Schoolboys te kopen en Museum Gouda in bruikleen te geven. Waarom ging het niet door?

Kunstverzamelaar Bert Kreuk doet in Art Flipper een boekje open over de verkoop van het schilderij The Schoolboys van Marlene Dumas in 2011 door toenmalig museumdirecteur Gerard de Kleijn van MuseumgoudA. Kreuk vertelt dat hij het werk had willen kopen. Het gevolg was geweest dat het niet naar het buitenland verkocht had moeten worden. Nu is het voorgoed verdwenen uit het Openbaar Kunstbezit.

Dit blog besteedde aan die verkoop enkele commentaren die erop neerkwamen dat De Kleijn zich slecht had voorbereid, weinig kennis van zaken had, met een ongeloofwaardig verhaal over de reden van de verkoop naar buiten kwam en zijn museum onnodig in problemen bracht. Dumas onderschreef toentertijd mijn lezing. Nu besteedt Trouw in een artikel ter gelegenheid van het verschijnen van Kreuks Art Flipper aandacht aan de verkoop die opnieuw het merkwaardige en onverklaarbare handelen van directeur De Kleijn onderstreept.

Kreuk stelt dat hij via tussenpersoon Theo Schols -zijn oom- De Kleijn 1 miljoen euro had geboden. Met Kreuks belofte dat hij het werk 10 jaar in bruikleen zou geven aan museumgoudA. Eventueel zelfs langer. Maar de museumdirecteur ging er niet op in.

Op 20 september 2011 antwoordde de Goudse wethouder Daphne Bergmans op raadsvragen van SP’er Van Alphen: ‘dat museumgoudA enkele grote particuliere verzamelaars [heeft] benaderd om te bezien of er bereidheid was het schilderij aan te kopen en vervolgens in langdurige bruikleen ter beschikking te stellen. Deze bereidheid bleek er niet te zijn’. (Bron onvindbaar, zie hier toenmalige verwijzing ernaar).

Op 24 september 2011 gaf ik hierop het volgende commentaar: ‘Opvallend ontbreekt in haar opsomming de optie dat museumgoudA zelf benaderd is door een derde partij. Zij blijft ook onduidelijk over de periode waarnaar ze verwijst. Da’s relevant omdat het duidelijkheid kan geven over het tijdstip waarop museumgoudA bindende afspraken met Christie’s maakte. Daarna kon museumgoudA immers niet meer ontvankelijk zijn voor aanbiedingen.’ Dat laatste aspect is de crux van de kwestie. Het is de vraag wie Bergmans onvolledig informeerde zodat zij op haar beurt de Goudse raad verkeerd informeerde.

De feiten zijn dat in 2011 De Kleijn in de publiciteit ontkende dat dit aanbod van Kreuk er lag. Nu komt hij daar op terug en bevestigt aan Trouw dat er over deze verkoop in 2011 contact is geweest met Schols.

De Kleijn geeft de volgende uitleg voor zijn weigering om The Schoolboys aan Kreuk te verkopen: ‘Ik hoorde dat hij bekendstond als iemand die kunst weer verkoopt, nadat het een tijdje in musea heeft gehangen. Ik dacht: stel je voor dat het schilderij na tien jaar twee keer zoveel waard is geworden en hij het dan uit het museum haalt om het weer te verkopen. Dan zou iedereen me een sufferd vinden.’ De Kleijn zegt nu dat hij bang was om een sufferd genoemd te worden en daarom het aanbod van Kreuk afsloeg.

Maar het is de vraag of dit de echte verklaring voor zijn handelen is. Want het gaat ervan uit dat De Kleijn toen Kreuk hem benaderde nog zelf kon beslissen over verkoop en hij zich niet had gecommitteerd aan afspraken met veilinghuis Christie’s die het zelf wilde veilen.

Overigens was zijn weigering om een andere reden begrijpelijk omdat De Kleijn het in 1976 in opdracht van het Goudse gemeentebestuur voor het museum vastgestelde verzamelgebied kunst van vrouwelijke kunstenaars onder het mom van bezuinigingen kort na 2011 definitief de deur uit deed.

De Kleijn zegt dat hij besloot om het schilderij toch te laten veilen en niet op Kreuks aanbod in te gaan, maar of dat de ultieme waarheid is valt dus af te wachten. De Kleijns verklaring in Trouw verklaart nog steeds niet alle losse eindjes.

In een persbericht van 30 mei 2011 zei de Kleijn op een opbrengst van 800.000 euro te rekenen. (Bron onvindbaar, maar hier de toenmalige verwijzing ernaar). Er resteren vele vragen naar het handelen van De Kleijn. Zijn uitleg sinds mei 2011 is verre van consistent en stelde hij steeds bij. Gemeente Gouda zal hem niet kritisch aanspreken. Of een gemeenteraad. Of een Raad van Toezicht van het museum.

Wat Kreuk in Art Flipper nu naar buiten brengt lijkt in lijn met mijn commentaar uit oktober 2011: ‘De echte reden dat De Kleijn het marktconforme aanbod van de particuliere verzamelaar niet accepteerde lijkt te zijn dat-ie het niet kon accepteren omdat-ie voortijdig vergaande afspraken had gemaakt met Christie’s Londen. In het pakket paste in mei de aankoop van een Weissenbruch bij Christie’s Amsterdam voor 109.000 euro. Volgens kenners zeker geen kernstuk van de collectie. Een onverklaarbare actie van een museum dat beweert dat het water tot aan de lippen gestegen is en zegt elke cent nodig te hebben voor het voortbestaan.’

Foto: St Martin’s School for Boys Blazer Navy, zoals afgebeeld op The Schoolboys van Marlene Dumas.

Voor verder lezen:

30-05-11: MuseumgoudA verkoopt eigen identiteit

28-06-11: ‘The Schoolboys’ brengt ruim €1.200.000 op

21-06-11: Pakt museumgoudA verkoop ‘The Schoolboys’ handig aan?

07-07-11: Ter Borg gaat niet tot de bodem over museumgoudA

02-09-11: Marlene Dumas valt museumgoudA aan vanwege verkoop The Schoolboys

06-09-11: MuseumgoudA heeft de museumsector beschadigd

09-09-11: Halbe Zijlstra keurt verkoop The Schoolboys door museumgoudA af

21-09-11: MuseumgoudA kiest voor politiek conservatisme

24-09-11: Zijlstra verwerpt uitverkoop kunst door Gouda en museumgoudA

25-10-11: MuseumgoudA ongeloofwaardig over verkoop The Schoolboys

08-11-11: Koopt museumgoudA nog een molen van Weissenbruch?

28-11-11: NMV zet museumgoudA vanwege handelswijze niet uit vereniging

30-11-11: Wie controleerde bij museumgoudA de Raad van Toezicht?

22-12-11: Reden verkoop The Schoolboys door museumgoudA is niet financieel

Universiteit Groningen komt met online veiling van BKR-kunst

Vanaf 17 april kan online geboden worden op kunst van de Universiteit Groningen (RUG). Het staat nu in het depot van het Universiteitsmuseum. Hoewel het woord ‘depot’ te veel eer is voor opslag achter kasten, op zolders en in kelders. Het gaat om 360 werken -schilderijen, grafiek, tekeningen- die zijn gemaakt in het kader van de BKR-regeling die tot 1987 bestond. Online bieden kan vanaf genoemde datum op de site van Veilinghuis Omnia. Over de reden waarom de RUG deze kunst veilt geeft de video geen bijzonderheden.

Ontdekt kringloopwinkel vroeg werk van Mondriaan? Verhaal met een baard

Het moet niet gekker worden. De Marokkaans-Nederlandse Mohamed Boualia -met baard- die werkt bij de Kringloopwinkel Naarden heeft in een opgehaalde boedel een vroeg werk van Piet Mondriaan ontdekt. En is er blij mee. Door nader onderzoek moet vastgesteld worden of het werkelijk een werk van Mondriaan betreft.

Integratie kan niet beter uitgelegd worden door Boualia’s blijdschap en interesse in moderne kunst. Waar Nederlandse politici die kunst de rug toekeren als het niet in hun marketing past. De omgekeerde wereld?

Bussemaker antwoordt Bergkamp over aankoop Rijksmuseum

unnamed

Kamervragen zijn voor politieke partijen vaak een makkelijk middel om zich te positioneren. Free publicity. In de gevallen dat partijen de publiciteit zoeken doen de antwoorden er niet meer toe. Van de andere kant kan een minister of staatssecretaris een antwoord weer gebruiken om zich te positioneren. Zodat een schaduwspel van vraag en antwoord wordt gespeeld waarbij de kwestie die de aanleiding voor de vraag is uit zicht raakt.

Op 8 mei 2015 stelde Vera Bergkamp (D66) kamervragen aan minister Bussemaker (OCW) over kunstaankopen op de veilingmarkt. Aanleiding was de verwerving door de Rijksmuseum op de TEFAF (13-22 maart 2015) van een schilderij van Jan Asselijn voor 1.200.000 euro terwijl het werk op 3 december 2014 bij Sotheby in Londen werd geveild voor 760.355 euro (= 602.500 GBP). De kwestie waar het om draait is of de directie van het Rijksmuseum adequaat heeft gereageerd op het aanbod op de veilingmarkt, heeft zitten slapen en daarom 439.000 euro teveel betaald heeft voor het werk of er zelfs sprake is van zakelijke belangenverstrengeling.

Bussemakers antwoorden roepen nieuwe vragen op. Bussemaker: ‘Ik heb begrepen dat het Rijksmuseum op de hoogte was dat dit werk eerder op de veiling is aangeboden. Ik heb ook begrepen dat het Rijksmuseum aanvankelijk heeft afgezien van een poging tot aankoop vanwege twijfels over de kwaliteit en de staat van dit werk. Pas na restauratie en nader onderzoek besloot het museum tot een poging om dit werk te verwerven.’

Dit antwoord is in lijn met de verklaring van het Rijksmuseum: ‘Na onderzoek door kunsthistoricus Jeroen Giltaij en restauratie werd het op deze editie van de TEFAF aangeboden door kunsthandelaar Bob Haboldt.’ De beschrijving van de gang van zaken geeft geen antwoord op de vraag of het Rijksmuseum optimaal opereerde. Het is merkwaardig dat een museum dat met onderzoek en restauratie in een werk investeert en samenwerkt met de handelaar deze als beloning een hogere prijs dient te betalen ondanks eigen inspanningen. Waarom wist het Rijksmuseum bij een winstmarge van 58% voor de handelaar geen lagere aankoopprijs te bedingen?

Bussemaker geeft dus geen antwoord op de vragen van Bergkamp. Omdat ze die niet kan geven. De minister heeft gelijk dat een aankoop de eigen verantwoordelijkheid van een museum is. Zelfs als ze zou menen dat het Rijksmuseum deze aankoop niet handig heeft aangepakt kan ze dat publiekelijk niet zeggen. Daarom kleden de ambtenaren van de minister met rituele herhaling de vragen aan met allerlei overbodige en zelfs onjuiste opmerkingen. Feit dat de Stichting Rijksmuseum Fonds is aangesloten bij het Centraal Bureau voor Fondsenwerving (CBF) met een CBF-Keur zegt absoluut niet dat ‘inrichting van de interne beslisprocessen aan strenge normen voldoet’. Toezichthouder van de goede doelen CBF toetst kwantitatief en niet kwalitatief.

Foto: Jan Asselijn, De doorbraak van de Sint Anthonisdijk in Amsterdam1651. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam.

Netsuke zomaar op een Arnhemse veiling. Waarom zo ontroerend?

209955

Bij Notarishuis Arnhem is de online veiling geopend. Bieden kan tot 19.30 uur op 1 juni. Waarop? Zoals de nieuwsbrief zegt: ‘Met maar liefst 2107 kavels aan meubelen, klokken, lampen, schilderijen, spiegels, serviezen, sculpturen, tapijten, glaswerk, goud, zilver etc. etc. kan er sinds gisteren geboden worden.’ Mijn oog valt opnieuw op de ivoren netsuke, de Japanse gordelknoop. Nu een verzamelobject. ‘Liggende man met pijp en rieten hoedje’ (kavel 369) en ‘Man met kind op de rug’ (kavel 370). Zonder datering en opgave van het formaat. Ze zijn klein, zo’n 4-5 centimer lang. Nu vanaf 100 euro exclusief 28% opgeld, maar de prijs kan de komende dagen oplopen. De netsuke tonen in hun kwetsbaarheid onze kwetsbaarheid. Het kan geen kwaad om daaraan herinnerd te worden. Een Nederlandse kunstenaar die netsuke maakt is Leon Mommersteeg.

209954

Foto 1: Online veiling 1 juni 2015 bij Notarishuis Arnhem: Ivoren netsuke – Liggende man met pijp en rieten hoedje (lot 369).

Foto 2: Online veiling 1 juni 2015 bij Notarishuis Arnhem: Ivoren netsuke – Man met kind op de rug (lot 370).

Kamervragen van Bergkamp (D66) bij een aankoop van het Rijksmuseum

unnamed

Vera Bergkamp (D66) stelt kamervragen aan minister van OCW Jet Bussemaker. Het gaat over de aankoop op de TEFAF in maart 2015 door het Rijksmuseum van een werk uit 1651 van Jan Asselijn, De doorbraak van de Sint Anthonisdijk in Amsterdam. Bergkamp merkt op dat het schilderij voor 1.200.000 euro is aangekocht, terwijl er ‘slechts een paar maanden eerder 760.355 euro voor werd betaald op de veiling bij Sotheby’s in Londen, een verschil van 439.645 euro?’ Zij baseert zich op notities ‘In de kantlijn van de kunstmarkt’ van Robert-Jan van Ravensteijn in het Kunst en Antiek Journaal van mei 2015. Had dat anders gekund?

Vraag waar het om draait is of de directie van het Rijksmuseum adequaat heeft gereageerd op het aanbod op de veilingmarkt of heeft zitten slapen en daarom 400.000 euro teveel betaald heeft voor het werk. Bergkamp wil weten hoe vaak het voorkomt dat ‘een rijksmuseum een aankoop doet op bijvoorbeeld een kunstbeurs, terwijl dit aangekochte werk recentelijk nog voor een lagere prijs op een veiling werd aangeboden?’ Een zinvolle vraag waar de directeuren Wim Pijbes en Taco Dibbits sowieso een beredeneerd antwoord op dienen te geven. Met de vraag geeft de politiek het signaal dat het Rijksmuseum kritisch gevolgd wordt en zich geen buitencategorie kan beschouwen. Rijksbanken en rijksmusea staan tegenwoordig onder kritisch toezicht.

Foto: Jan Asselijn, De doorbraak van de Sint Anthonisdijk in Amsterdam, 1651. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam. 

Kopen Nederlanders echt zo weinig kunst als wordt beweerd?

cla

Van alle inwoners van Europa geven Nederlanders het minste uit aan kunst. Waarom hangen wij liever een Ikea-reproductie aan de muur dan een origineel schilderij?’ Aldus een reportage op radio NPO1. Leve de oh zo culturele Albanezen, Esten, Monagasken, Maltezers, Slovenen, Moldaviërs, Kosovaren, Montenegrijnen, Sanmarinezen, inwoners van Vaticaanstad, Liechtensteiners en Andorrezen die volgens NPO1 allen meer uitgeven aan het kopen van kunst- en antiek dan de Nederlanders. Doen ze dat omdat ze geen IKEA hebben?

Wat te antwoorden op NPO1 over het koopgedrag van ‘de Nederlander’? De constatering zou onderbouwd worden door het Tefaf Art Market Report 2014 dat voor 2013 tot een omzet van de internationale kunst- en antiekmarkt van  €47,4 miljard komt. Het aandeel van Europa is 32%, te weten €15,2 miljard en de omvang van de Nederlandse kunst- en antiekmarkt is daar weer 1% van, zo’n €151 miljoen. Dat roept twee vragen op.

Is de prijs van kunst -of de verkoop van kunst in het topsegment- hetzelfde als interesse of liefde voor kunst? Wat zegt de handelswaarde? Zo kocht ik op de afgelopen PAN een schilderijtje van een Nederlands-Syrische kunstenares voor €950. Tja, dat tikt niet aan tussen al die miljarden. Maar IKEA is het niet. De berekening van de omzet heeft alles te maken met het bestaan van veilinghuizen. Christie’s en Sotheby’s hebben hun belang in Nederland op een laag pitje gezet. Zo veilt Sotheby op 29 januari Vlaamse en Nederlandse kunst in New York. Hoe valt te meten of een Nederlander in China of New York kunst koopt? Of op een beurs in Brussel, Basel, Parijs of Londen? Hoe valt sowieso te onderscheiden of de internationale Nederlander kunst koopt?

Woordvoerder Madelon Strijbos van de TEFAF meent dat ‘de Nederlander’ ‘redelijk voorzichtig’ en ‘redelijk behoudend’ is in het kopen van kunst. De Nederlander zou niet willen pronken met kunst. NPO1 meent dat het ‘niet in onze cultuur zit’. Werkelijk? Daarmee gooit het in een klap de traditie van de 17de eeuw overboord toen iedere Nederlander een schilderij in huis had. Zo gaat de overlevering. Dat was zeker de IKEA van toen?

Ach, het zal zeker waar zijn dat er Nederland weinig kunstverzamelaars kent. Maar hoe komt dat? Zijn de huizen te bescheiden en de muren te klein om kunst op te hangen? Zit het fiscale regime tegen zodat kopen van kunst niet wordt gestimuleerd? Onderscheiden Nederlanders zich liever anders? En elders? Sluiten de galerieën slecht aan op de wensen van de Nederlanders en doen ze te weinig om de drempel te verlagen? Houden Nederlanders eerder van namaak dan van origineel? Staan kunst en kunstenaars mede door de politiek in een slecht blaadje? Schiet het onderwijs tekort zodat de Nederlanders niet goed begrijpen wat kunst is? Aan de in Nederland werkende kunstenaars van binnen- of buitenlandse herkomst ligt het niet, want die zijn van topkwaliteit. Of ligt het aan media zoals NPO1 die Nederlanders niet helpen om kunst te begrijpen of er liefde voor op te brengen, maar het laten bij de constatering ‘dat Nederlanders houden van namaak‘?

Foto: Clara Peeters, ‘SLICES OF BUTTER ON A WANLI ‘KRAAK’ PORCELAIN DISH, A STACK OF CHEESE ON A PEWTER PLATE, WITH A JUG, A FAÇON-DE-VENISE WINEGLASS, A BUN, CRAYFISH ON A PEWTER PLATE, A KNIFE AND SHRIMP ON A TABLE’ . In catalogus veiling Sotheby’s ‘Masters Paintings: Part I‘ op 29 januari 2015 in New York.

Veilt Frankrijk straks museumstukken uit economische motieven?

fra

Economisch gaat het Frankrijk niet goed. Het land moderniseerde niet toen het kon. Nu de Europese economie stagneert is het te laat. President François Hollande maakt geen sterke indruk, aarzelt en weet het land niet te overtuigen. Frankrijk zit tegen een identiteitscrisis aan. Het heeft vooral in Europa aan invloed verloren en koestert een eigenheid waarvan het de vraag is of het die luxe nog kan opbrengen. Op de scheidslijn van Noord en Zuid wordt het land steeds meer als zuidelijk beschouwd. Wat geassocieerd wordt met potverteren en uitstellen van beslissingen, maar ook met verzet tegen het neoliberalisme. Maar er is de culturele rijkdom.

The Local wijst op een list die Frankrijk mogelijk uit de mouw tovert, hoewel het wel niet zo’n vaart zal lopen. Namelijk de verkoop van kunstwerken uit staatsbezit om de schuldenlast te verminderen. Dus verkoop van kunst uit economische motieven. Een recent parlementair rapport schetst de contouren van het ontzamelen. Guillaume Cerutti werd door de commissie culturele zaken en onderwijs geraadpleegd en spreekt over ‘groteske verspilling’ van werken in nationale collecties. Cerutti is hoofd van Sotheby Frankrijk, dus het is logisch dat hij ervoor pleit om kunstwerken uit staatsbezit die door musea worden beheerd te veilen. Dit zou kunnen worden uitgevoerd binnen een nieuwe erfgoedwet die voor de lente in het verschiet ligt.

Ontzamelen van openbaar kunstbezit is in Nederland geen taboe meer. Het gebeurt al langer dan 20 jaar en ook het debat daarover wordt al zo lang gevoerd. De vraag is niet of, maar hoe er wordt ontzameld. En hoe de opbrengst mag worden gebruikt. Consensus is dat verkoop uit economische motieven ontoelaatbaar is. Door richtlijnen is ontzamelen aan voorwaarden verbonden die niet altijd verplichtend zijn. Dat wordt dwingender gemaakt om topkunst te beschermen, maar ook om inzichtelijk te maken wat dan wel verkocht kan worden. Overigens zegt het feit dat een museumobject nooit op zaal getoond wordt niet dat het geen belang heeft of dat het in de toekomst geen toegevoegd belang krijgt. Het profijtbeginsel werkt indirect. Uit de publiciteit blijkt alsof cultureel Frankrijk nu pas wakker wordt. Da’s een misverstand. Maar het moet wel en garde zijn.

Foto: Schermafbeelding artikel uit de Franse zakenkrant BFMTV, 3 januari 2015. (eigen vertaling:) En als de staat kunstwerken uit musea verkoopt om te investeren? // Een parlementair rapport dat net is vrijgegeven benadrukt het zeer grote aantal verzamelde kunstwerken in museumdepots dat nooit wordt tentoongesteld. Een deel ervan zou kunnen worden verkocht om geld te genereren. Heiligschennis? // En als de staat of lokale overheden kunstwerken verkopen die opgestapeld liggen in de museumdepots om andere werken te kopen of gewoon middelen vrij te maken om te investeren of schulden af te betalen? // Terwijl het Ministerie van Cultuur voor het voorjaar een grote wet voorbereidt over ‘erfgoed’, verdient de vraag op zijn minst te worden gesteld. Zelfs als ze de puristen laat stijgeren.