Louis Couperus Museum presenteert Couperus in tentoonstelling als non-binair, terwijl het daar geen onderbouwing voor heeft. Hoe ethisch is dat?

Schermafbeelding van deel artikelWas Louis Couperus non-binair? Museum opent ‘gedurfdste tentoonstelling ooit’ van Sander Becker in Trouw, 27 januari 2023.

Was Louis Couperus non-binair? Het Louis Couperus Museum stelt die vraag centraal in de tentoonstellingLouis Couperus & Gender‘ die volgens Trouwmet regenboogkleuren is overgoten’. Identiteit staat centraal. 

In de toelichting bij de tentoonstelling zegt het museum: ‘Het gaat uiteindelijk om het vinden van je innerlijke regenboog. Leef niet het leven van een ander. Leef je eigen leven en laat je niet in een hokje stoppen. Zoo ik ièts ben… ben ik mezelf.

Schermafbeelding van bericht53. LOUIS COUPERUS, NON-BINAIR AVANT LA LETTRE?‘ van het Louis Couperus Museum.

Het vinden van je innerlijke regenboog, wat moeten we ons daar bij voorstellen? Het Louis Couperus Museum spreekt zichzelf tegen als het terecht opmerkt dat mensen zich niet in een hokje moeten laten stoppen, maar doet vervolgens precies dat door Couperus non-binair te noemen. Want daarmee stopt het Couperus in een hokje.

Het Museum zegt: ‘Met de ogen van nu zou je Couperus non-binair kunnen noemen, een beetje man, een beetje vrouw.’ Het museum maakt er een modeverschijnsel van om iemand non-binair te noemen. Een beetje van dit en een beetje van dat.

Het stellen van dat soort vragen over iemands identiteit is vrijblijvend. Het is vrij schieten op iconen uit het verleden. Je kunt ze vragenderwijze alles aanwrijven, zo lijkt het. Het Louis Couperus Museum gaat daar vanwege marketing overwegingen ver in. Men zou kunnen zeggen: te ver.

In de VS bestaat voor psychiaters de Goldwater rule. Dat is een ethische beroepscode die oproept tot terughoudendheid in uitspraken over dode of levende personen die men als psychiater niet heeft onderzocht. Deze regel geeft aan dat men moet oppassen met het geven van een interpretatie over personen.

De kern van de Goldwater rule is (vertaald): ‘Soms wordt psychiaters gevraagd naar hun mening over een persoon die in het licht van de publieke aandacht staat of die informatie over zichzelf heeft vrijgegeven via openbare media. In dergelijke omstandigheden kan een psychiater zijn of haar expertise over psychiatrische kwesties in het algemeen met het publiek delen. Het is echter onethisch voor een psychiater om een ​​professionele mening te geven, tenzij hij of zij een onderzoek heeft uitgevoerd en daarvoor de juiste toestemming heeft gekregen.’

Het Louis Couperus Museum is geen psychiater die aan een ethische beroepscode van psychiaters is gebonden, maar wel aan de ethische code van de ICOM waar geregistreerde musea zich aan te houden hebben.

Paragraaf 4.2 (Uitleg bij het tentoongestelde) van die code zegt: ‘Een museum draagt er zorg voor dat de informatie die het bij permanente presentaties en tentoonstellingen verschaft, goed gefundeerd en accuraat is. De informatie geeft een goed beeld van de gerepresenteerde groepen of godsdienstige opvattingen en benadert deze met respect.’

De informatie die het Louis Couperus Museum over de identiteit van Louis Couperus verschaft is niet goed gefundeerd en niet accuraat. Het Louis Couperus Museum zegt er zelf geen idee van te hebben of Couperus werkelijk non-binair was. Hoe ethisch en professioneel is het dan om in de publiciteit en in de tentoonstelling die vraag centraal te stellen als men er geen onderbouwing voor heeft?

Door Louis Couperus te framen als non-binair hopen de makers een ander publiek te trekken. Hier komt de aap uit de mouw voor het opereren van het museum. Het gaat om het trekken van publiek. Directeur Josephine van de Mortel zegt tegen Trouw: ‘Ik denk ook aan kinderen. Die zijn al heel vroeg met gender bezig. Misschien moeten we ook een keer het Jeugdjournaal uitnodigen.’ 

Het Louis Couperus Museum maakt Louis Couperus tot een halfproduct voor een maatschappelijk debat en eigen publiciteit. Couperus is de Sjaak. Terwijl men juist van het Louis Couperus Museum mag verwachten dat het Louis Couperus centraal stelt.

Van de Mortel: ‘Het non-binaire aspect is dan een handig bruggetje. Daar komt bij dat Couperus zich nooit openlijk over zijn geaardheid heeft uitgelaten. We weten dus niet zeker wat hij was. Daarom wilden we hem niet in het homoseksuele hokje stoppen. Zo zijn we uitgekomen bij non-binair: een beetje man, een beetje vrouw.

Van de Mortel redeneert zo: Omdat het niet zeker is of Couperus homoseksueel was, noemen we hem non-binair. Wat we evenmin zeker weten. We weten niet of Couperus homoseksueel was of non-binair en noemen hem daarom non-binair.

Het museum vervangt de ene door de andere onzekerheid over de identiteit en gender van Louis Couperus die het vervolgens met tromgeroffel als zekerheid presenteert. Terwijl biografen juist meer onderbouwing geven voor Couperus als homoseksueel dan als non-binair persoon.

Dat laatste ontspruit aan de fantasie en de scoringsdrift van het Louis Couperus Museum. Deze benadering van het Louis Couperus Museum is de ethische code van musea onwaardig.

Kritiek op Drents Museum dat half miljoen euro van NAM in ontvangst neemt

Schermafbeelding van deel artikel Drents Museum krijgt half miljoen euro van NAM voor verbouwing‘ op RTV Drenthe, 20 september 2022.

Een gift van 500.000 euro van de NAM voor het Drents Museum legt het accent op het ethisch handelen van musea. Hoe zuiver gedragen ze zich? Er is veel kritiek op het Drents Museum dat de gift in ontvangst neemt.

Musea hebben er doorgaans weinig moeite mee om de eigen goede naam naam of die van de museumsector in het algemeen voor geld te verkopen. Door het aannemen van sponsorgeld van controversiële gevers tegen wie veel maatschappelijke weerstand bestaat en waarvan betreffend museum op de hoogte is komen ze op een glijdende schaal terecht.

Nog steeds een schandvlek voor de Nederlandse museumsector is het Ammodo-pensioengeld dat havenarbeiders op slinkse wijze werd ontfutseld. Het werd omgekat tot een goede doelen-fonds. Een kleine 10 beeldbepalende Nederlandse musea zagen er geen moreel bezwaar in om in vol bewustzijn over deze misstand dit besmette geld aan te nemen. Kamerlid Pieter Omtzigt zei daarover: ‘De ontvangers moeten weten waar het geld vandaan komt en moeten overwegen het niet in ontvangst te nemen‘.

De gedragscode (2012) van het Instituut Fondsenwerving dat overigens weinig gezag afdwingt zegt in artikel 1.4.6: ‘Iedereen
 die
 organisaties
 of
 projecten 
in
 de 
sector
wil
 steunen, 
met
 respect
 voor
 de 
belangen van 
de
 organisatie
 en
van 
de
 consumenten,
 zal 
naar 
algemene 
fatsoensnormen 
en 
met

 respect
 voor
 hun
 wensen
 worden 
behandeld.
 Ter 
bescherming 
van 
de 
goede
 naam 
van 
de

 organisatie
 en
 van
 de 
sector 
in 
het
 algemeen 
worden 
bepaalde 
donateurs 
echter
 bij
 voorbaat

 geweerd 
als 
het 
risico 
bestaat
 dat 
de
 geloofwaardigheid 
van 
de 
organisatie 
in 
het 
geding 
kan

 komen.’

We kennen de NAM (Shell en ExxonMobil) dat niet alleen decennia lang het Groningse gas heeft geëxploiteerd, maar ook als een organisatie die moeilijk begon te doen over het vergoeden van schade aan huizen in Groningen ten gevolge van de bodemdaling door gaswinning. Dat was nadat de regering in 2018 bekendmaakte de gaskraan dicht te gaan draaien. De regering heeft de regie van het herstel, maar de NAM moet dokken.

Het is wellicht wat te simpel gedacht om te vragen of die 500.000 euro niet beter past bij Groningers die een beschadigd huis hebben ten gevolge van de gaswinning en nog steeds op het geld van de NAM wachten. Maar het geeft wel aan hoe gevoelig dit in Groningen ligt. NAM en Drents Museum gaan daar willens en wetens aan voorbij.

Directeur Harry Tupan van het Drents Museum zegt dat hij begrijpt dat de goede naam van het Drents Museum in gevaar kan komen door het aannemen van het sponsorgeld van de NAM. In een artikel van 20 september 2022 op RTV Drenthe reageert hij desgevraagd over de gift van 500.000 euro aan het Drents Museum.

Schermafbeelding van deel artikel Drents Museum krijgt half miljoen euro van NAM voor verbouwing‘ op RTV Drenthe, 20 september 2022.

Tupan verschuilt zich achter een uitleg dat het ingewikkeld is. Dat is onzin. Er is niets ingewikkeld. Tupan presenteert het als ingewikkeld zodat hij zich daar achter kan verschuilen. Er is algemeen beleid over sponsoring en fondsenwerving om dit geld niet in ontvangst te nemen. Voor iemand met een zuiver geweten is het niet ingewikkeld, maar simpel. Van de NAM die in het Noorden nog zoveel schade aan huizen heeft te vergoeden neem je geen sponsorgeld in ontvangst. Tupan brengt de geloofwaardigheid van het Drents Museum in gevaar.

In een opinie-artikel van 26 september 2022 in het Dagblad van het Noorden ziet klimaatwetenschapper Leo van Kampenhout van Extinction Rebellion Drenthe de beslissing van Tupan en het Drents Museum als ‘een moreel verkeerde beslissing’. Hij beredeneert het vanuit de klimaatcrisis. Hij schrijft: ‘Kortom, het Drents Museum maakt moreel gezien de verkeerde beslissing door de NAM te blijven greenwashen.’

Schermafbeelding van deel opinie-artikelEn weer neemt Drents Museum geld aan van de NAM. Een moreel verkeerde beslissing‘ in het DvhN, 26 september 2022.

Vragen bij faillissementsveiling van het MOA. Kunnen geschonken werken zomaar geveild worden of ligt dat toch ingewikkelder?

Bij BVA-Auctions met organisator BVA Art & Antiques gaat de inventaris van het in 2018 failliet gegane Museum Oud Amelisweerd (MOA) onder de hamer. Deze faillissementsveiling vindt plaats in opdracht van curator Mr. D. A. de Haan volgens een toelichting. De internetveiling is gestart op 4 april en sluit op 18 april 2019 om 21:01 uur. Iedereen die een account aanmaakt kan bieden. Op 18 april is een kijkdag in Amersfoort.

Het betreft volgens de toelichting ‘bedrijfsmiddelen uit het faillissement MOA’. De 65 kavels omvatten onder meer expositiemateriaal, een snijtafel, schildersezel en palletwagen. Ook kunst. Grafisch werk van Armando en wat opvallend is ook 5 foto’s (lambadaprint op papier) van Erwin Olaf. Het zijn werken uit de serie ‘Skin Deep’ uit 2015. Historische interieurs van Oud Amelisweerd bracht de fotograaf over naar zijn studio, aldus de toelichting in een UIT-Agenda van 30 oktober 2015. Nu staan ze bij BVA Art & Antiques in Amersfoort.

Opvallend aan die 5 foto’s is de annotatie op de achterkant: ‘Voor MOA, met dank!’ met de handtekening van Erwin Olaf. Dit geeft de sterke suggestie dat Olaf deze werken in 2015 aan het MOA heeft geschonken. Met welk doel lijkt duidelijk, namelijk voor de collectie van het MOA. Hoe ethisch is het dat ze nu onder de hamer gaan en niet aan de schenker worden teruggeven? Want het lijkt er niet op dat Olaf de werken in 2015 aan het MOA heeft geschonken om ze in 2019 in een faillissementsverkoop te laten veilen om tekorten aan te vullen. Het is een open vraag wat ethisch handelen in deze situatie is en of curator De Haan handelt in de geest van de gedragsregeld en voorschriften van de Leidraad Afstoten Museale Objecten (LAMO) die de NMV volgt.

Foto: Annotatie op foto van Erwin Olaf, kavel van de faillissementsveiling van het MOA

Onduidelijkheden over T-Collectie van Armando’s werk rechtgezet. En nog enkele andere misverstanden aangepast

Eric van der Velden heeft in de Amersfoortse ‘De Stadsbron‘ het artikelhoe amersfoort een kunstschat van 22 miljoen verspeelde’ op 8 augustus 2018 gepubliceerd. Ik was zijdelings bij de totstandkoming ervan betrokken en wil er daarom geen direct  commentaar op geven. Wel wil ik in algemene zin enkele ontstane onduidelijkheden over sommige achtergronden helpen rechtzetten. Ik doe dat puntsgewijze.

De verdienste van het artikel is dat Van der Velden de spanning binnen het bestuur van de Armando Stichting blootlegt over de wenselijkheid en aanvaardbaarheid om werken van Armando van de Armando Stichting te verkopen voor de redding van Museum Oud Amelisweerd waar die collectie tot 1 maart 2018 in langdurige bruikleen was gegeven. In openbare bronnen wordt dat aspect nu voor het eerst met een getuigenis van de voorzitter van de Armando Stichting verklaard. Uiteindelijk bleek Armando tegen en ging het plan niet door. Maar zelfs dan was het onduidelijk geweest wegens vermenging van zakelijke en museale belangen tussen bruikleengever en museum of verkoop van werken van de Armando Stichting volgens de geldende regels van de museumsector wel ethisch mogelijk was, zoals ik in een commentaar van november 2015 opmerkte.

1. Het is een misverstand dat Armando’s voormalige echtgenote Tony de Meijere de zogenaamde T-Collectie als boedelscheiding meekreeg nadat zij en Armando uit elkaar gingen. Een toespraak door Rini Dippel in 2014 bij een tentoonstelling in het Kröller-Müller Museum laat hierover geen misverstand ontstaan: de T-Collectie is door De Meijere bijeengebracht en beheerd. In een Conceptverklaring van Armando van 12 september 2011 aan betrokkenen bij het Armando Museum geeft hij commentaar op de bruikleen van de T-Collectie aan het Kröller-Müller Museum: ‘Het betreft in de eerste plaats de privé-collectie van mijn voormalige echtgenote Tony de Meijere. (..) Mijn echtgenote heeft deze collectie grotendeels in de loop van de vijftig jaar dat wij met elkaar hebben geleefd naar eigen inzicht, voorkeur en smaak verzameld. Voor mij is deze collectie een blijk van waardering voor het werk dat zij heeft verzet ten behoeven van mijn werk als kunstenaar. Het is enkel en alleen aan Tony de Meijere om te beslissen over de bestemming van deze zeer persoonlijke collectie.’ Zie over de schenking aan het Kröller-Müller Museum mijn commentaar van augustus 2011 met een verwijzing naar het jaarverslag 2010 /Aanwinsten /Armando met een beschrijving van de aard van de T-Collectie.

2. De T-Collectie maakte per abuis deel uit van de op 15 januari 1998 overeengekomen overeenkomst over het Armando Museum tussen enerzijds de gemeente Amersfoort en anderzijds Armando en Tony de Meijere, maar: a) de Armando Stichting bleef gedurende meer dan 5 jaar in gebreke en liet na te zorgen dat de T-Collectie volgens museale normen in het depot werd opgeslagen; b) Tony de Meijere heeft nooit de opzet gehad dat de T-Collectie deel uitmaakte van de overeenkomst en heeft daar nooit toestemming voor gegeven, slechts omdat ze een volmacht had gegeven omdat ze niet bij ondertekening aanwezig kon zijn is de T-Collectie door anderen buiten haar wil om aan de overeenkomst toegevoegd, zelfs haar herhaald protest tegen deze gang van zaken werd door onder meer de directeur van de Zonnehof Paul Coumans genegeerd; c) bij een volgende gelegenheid is in 2003 de clausule over de T-Collectie uit de overeenkomst geschrapt.

3. Onder meer uit het artikelAfscheid van het ‘eigen’ museum’ van 28 november 2011 in NRC blijkt dat de rol van toenmalig voorzitter van de Stichting Amersfoort-in-C Kees Spaan die ook voorzitter van de Armando Stichting was op z’n minst vragen oproept over dubbele petten. NRC: ‘Kees Spaan, voorzitter van de stichting Amersfoort in C die de gemeentelijke cultuursubsidies verdeelt: „De kaasschaaf was uitgewerkt. Kiezen dus.” Onder de stichting vallen naast het Armando Museum ook het Museum Flehite, het Mondriaanhuis en kunsthal KAdE. Een van de vier moest verdwijnen. Het werd het Armando Museum.’ Welke rol speelde Spaan in welke functie? Deed hij alle moeite om als voorzitter van Amersfoort-in-C in lijn met de overeenkomst van 1998 het Armando Museum in Amersfoort te houden of lobbyde hij in Amersfoort en Utrecht voor de verhuizing van het Armando Museum naar Oud Amelisweerd? Spaan staat niet bekend als makkelijk en diplomatiek wat onder meer in 2012 uit zijn reactie op mijn blog bleek toen hij me van misleiding van de publieke opinie betichtte.

4. Het is de vraag of de 21 werken van Armando in het bezit van de gemeente Amersfoort zoveel waard zijn als beweerd wordt. Buiten Nederland brengen ze minder op dan de galerieprijs en binnen Nederland lijkt de markt voor deze nieuwe schilderijen van Armando verzadigd. Amersfoort moet zich maar niet rijk rekenen.

5. Eric van der Velden heeft gelijk dat Amersfoort de afgelopen 10 jaar slecht is omgegaan Armando’s erfenis. Het gemeentebestuur bezondigde zich aan onzorgvuldig bestuur door na de brand in de Elleboogkerk in 2007 de overeenkomst uit 1998 eenzijdig op te zeggen. Het openbaar bestuur van Amersfoort heeft zo sterk aan geloofwaardigheid en vertrouwen verloren. Nog steeds is niet duidelijk gemaakt welke rol enkele betrokkenen in de private sfeer van de Armando Stichting en het Armando Museum speelden, hoe hun persoonlijk belang (carrière, geldingsdrang) meespeelde in de verhuizing van het Armando Museum naar Oud Amelisweerd en waarom de verantwoordelijke bestuurders van Utrecht en Amersfoort niet meer ruggengraat toonden. Het moet een kolfje naar de hand van de journalisten van De Stadsbron zijn om dat eens tot op de bodem uit te zoeken. Onder de voorwaarde dat ze hun vaste bronnen uit cultureel Amersfoort deze keer niet vanzelfsprekend op hun woord dienen te geloven, maar ze vooral naar hun dubbele agenda moeten vragen.

Foto: Armando. ’10 zwarte bouten’ (1961). Opgenomen in de collectie van het Kröller-Müller Museum.

Met controversiële verkoop van werken uit collectie heeft Berkshire Museum zich geïsoleerd. Is dat de les die hieruit te leren valt?

Ontzamelen van collectie-onderdelen van musea is aan voorwaarden verbonden. De opbrengst mag niet gebruikt worden voor een reparatie en renovatie van het gebouw vanwege achterstallig onderhoud. Het is in Nederland vastgelegd in de zogenaamde ‘Leidraad Afstoten Museale Objecten‘ (LAMO) dat een instrument voor zelfregulering en een praktisch verlengstuk van de afstotingsparagraaf in de Ethische Code is. Nationale museumverenigingen volgen de Ethische Code van de internationale Musemvereniging ICOM. In de VS is dat de Ethische Code van de AAM. De gedragsregels en ethische codes dienen om de museumsector te reguleren en er onder meer voor te zorgen dat individuele musea niet handelen tegen het belang van de sector in.

Dit blog gaf in een commentaar van 29 oktober 2017 aandacht aan het Berkshire Museum in Pittsfield, Massachusetts. Het is een cause célèbre geworden omdat bestuur en directeur Van Shields aangaven uit economische redenen delen van de collectie te willen verkopen en dat voornemen veel verzet ondervond. Na juridische uitspraken waarmee de museumsector niet tevreden was leverde onderhandse verkoop uit de museumcollectie  in april en mei 2018 47 miljoen dollar op. Op 25 juni kondigde het museum aan dat het van plan is om nog eens negen werken voor in totaal 8 miljoen dollar te verkopen. Het billboard verwijst naar die nieuwe verkoop. Bij de reacties zijn juridische, museale en publicitaire ontwikkelingen rond de verkoop na te lezen. Het deed veel stof opwaaien vanwege het precedent. Want als het ontzamelen om economische redenen bij dit lokale museum werd goedgekeurd, dan zouden andere besturen en museumdirecteuren het voorbeeld kunnen volgen. Zodat de uitverkoop van het openbaar kunstbezit hiermee werd aangekondigd.

In een videocommentaar gaat Michael Daly in op het feit dat het Berkshire Museum zich met de controversiële verkoop geïsoleerd heeft en in het bruikleenverkeer door de AAM wordt uitgesloten. Een andere ontwikkeling is het met pensioen gaan van museumdirecteur Van Shields. In een bericht van The Berkshire Eagle zegt een woordvoerder van het museum dat hij niet onder druk van het bestuur is opgestapt. De twijfel blijft echter bestaan of de positie van het museum wel zo precair was als Shields beweerde en moest leiden tot de verkoop van werken uit de collectie. Het is merkwaardig dat Shields opstapt nu hij zijn zin over de verkoop heeft doorgezet, de museumsector tegen zich in het harnas heeft gejaagd en zijn plannen niet meer kan uitvoeren.

Deze kwestie doet denken aan het voornemen van toenmalig directeur Stanley Bremer van het Rotterdamse Wereldmuseum om delen van de collectie (de deelcollectie Afrika) op de commerciële markt te verkopen en zo een fonds van 60 miljoen euro op te bouwen. Bremer werd na veel tegenstand uit de museumsector en een publieksbeweging in 2015 de laan uitgestuurd en liet het Wereldmuseum verweesd achter, als makkelijke prooi voor het Nationaal Museum van Wereldculturen (NMvW). Net als Shields stelde Bremer het ontzamelen voor als een noodzakelijke verkoop die diende om het museum het hoofd boven water te laten houden. Maar eerder lijkt het grote gebaar en de wil om met onorthodoxe maatregelen initiatief te nemen directeuren als Bremer of Shields te hebben gestuurd. In Rotterdam liep het goed af en werd de Afrikacollectie niet verkocht, in Pittsfield liep het slecht af en werden onder meer twee schilderijen van Norman Rockwell verkocht.

NB: Zie voor actueel nieuws via Twitter actiegroep Save the Art—Save Berkshire Museum

Foto: ‘This billboard along South Street in Pittsfield is visible near Guido’s as motorists drive north.’ In: The Berkshire Eagle, 2 juli 2018.

Ewald Engelen ziet parlementaire journalistiek propaganda voor de bestaande orde maken. Partij voor de Dieren past daar niet in

Ewald Engelen heeft in zijn column van 27 maart 2018 over Economie in de Groene Amsterdammer kritiek op de parlementaire journalisten van de NOS tijdens de verkiezingsuitzending Nederland Kiest van 21 maart. Aanleiding voor zijn kritiek is de manier waarop ze aandacht besteden aan de Partij voor de Dieren. Of liever gezegd, nauwelijks aandacht aan die partij besteden en met die weinige aandacht die partij ook nog eens kleineren en verkeerd interpreteren. Is dat moedwil of misverstand? In elk geval getuigt het van onvermogen.

Engelen: ‘Het is om meerdere redenen een onthutsend toneelstukje dat hier werd opgevoerd. Dat veel zegt over de lamentabele staat van de parlementaire journalistiek. Ten eerste de naïviteit over de eigen rol in het maken en breken van politieke bewegingen. Het pendant van het onthutsende gebrek aan zelfkritiek van de journalistiek bij het grootschrijven en grootpraten van rellerige neo-nationalistische partijen als PVV en FvD is het retoucheren van die rol bij het kleinhouden van systeemkritische partijen als de Partij voor de Dieren. Dat Van der Wulp het bestaat om de partij te omschrijven als ‘een partij die altijd een beetje onder de radar blijft’, illustreert dat hij zich er niet van bewust lijkt te zijn dat hij onderdeel van het probleem is dat hij zelf signaleert. Die ‘radar’ waarop hij zich beroept om zijn eigen onverschillige ondeskundigheid mee te legitimeren is hij namelijk mede zelf.’

Het panel van Nederland Kiest was hoe dan ook onthutsend slecht en kreeg voorspelbare input van de presentator waardoor het op op een studentikoze, lacherige wijze van onderwerp naar onderwerp stuiterde. Zonder urgentie, zonder pretentie van representativiteit en zonder intellectuele diepte. Het is wat Engelen zegt, namelijk dat deze abnegatio (= zelfverloochening, ontkenning, tegenspraak) vooral duidelijk maakt waar deze parlementaire journalisten voor staan en waar ze zich mee associëren: ‘Niet met de uitdagers, de non-conformisten, de systeemcritici, maar met het pluche, het establishment, de elite en de machtspartijen.  Journalistiek als propagandamachine van het bestaande. We moesten maar niet meer kijken.’

In het fragment maakt de Rotterdamse lijsttrekker van de Partij voor de Dieren Ruud van der Velden in een stadsdebat duidelijk waar de partij voor staat. Of men het wel of niet eens is met wat hij zegt, dit geeft wel duidelijk aan dat het ergens over gaat. Dit is niet de identiteitspolitiek van de ‘rellerige’ PVV en FvD die niet over het oplossen van de kernproblemen gaat, maar een afleiding daarvan is. En waar we ‘dankzij’ de parlementaire journalisten met hun beperkte visie, horizon en aandachtscyclus mee overvoerd worden. Ze reduceren parlementaire journalistiek tot het volgen van de agenda van de dominante politieke partijen.

Ik woon in Utrecht, maar als ik in Rotterdam had gewoond had ik op Van der Velden gestemd. Vanwege zijn inzet voor het klimaat en het dierenwelzijn, maar ook voor zijn betrokkenheid met de kunst. De politieke antennes van links en rechts staat hierover doorgaans verkeerd afgesteld. Tekenend is dat hij namens zijn partij als enige raadsvragen over het Gergiev Festival in de Rotterdamse Doelen stelde waar het Rotterdamse establishment collectief wegkijkt voor de politieke betekenis van kunst en dat smoort in bitterballen, witte wijn en gezelligheid. Ik schreef er in 2016 over: ‘Wie Gergiev binnenhaalt, haalt ook zijn politieke voorkeuren binnen. Rotterdam biedt ook die een podium en een stempel van goedkeuring. Dat dient het Rotterdamse culturele, economische en politieke establishment terdege te beseffen. Het kan zichzelf wel voor de gek houden door net te doen alsof Gergiev geen propagandistisch uithangbord is voor het regime van president Putin, maar diep in het hart weet het dat hij dat wel is’. Van der Velden doorziet dat en probeert het debat open te breken. Dat deed hij als enige ook bij het Wereldmuseum. Maar zelfs dat debat wordt hem en critici van het huidige cultuurbeleid niet gegund. Zoals Engelen dat constateert over het klimaatprobleem en het dierenwelzijn. Met dank aan (parlementaire)  journalisten die de status quo verdedigen en suggereren dat dat een neutrale positie is. Daarin vergissen ze zich deerlijk. Hun automatische piloot staat verkeerd afgesteld.

Foto: Schermafbeelding van deel columnPropaganda’ van Ewald Engelen in De Groene Amsterdammer, 27 maart 2018.

Samenwerking tussen Armando en MOA beëindigd. Kan het museum zich diepgaand en geloofwaardig herpositioneren?

Dit nieuwsbericht zegt dat het MOA verder gaat als ‘Huis van kunst in de natuur‘. Het is een uit nood geboren nieuw profiel. Armando trekt per 1 maart 2018 zijn collectie terug omdat hij volgens een woordvoerder van de Armando Stichting geen vertrouwen meer heeft in de financiële stabiliteit van het MOA. In het AD zegt Coen Bruning: ‘Voor een kunstenaar is het niet goed als zijn werk hangt in een museum met geldzorgen.’ Het MOA kent al sinds de oprichting in 2012 financiële problemen en heeft nog geen enkel jaar een positief saldo gehad. Laat staan dat het een reserve heeft opgebouwd voor moeilijke tijden. Dit ondanks een subsidie van 1 miljoen euro van de gemeente Amersfoort die tot 2021 in 10 jaar wordt uitbetaald, de zogenaamde bruidsschat. Daarnaast moet het MOA in 2021 een lening van 160.000 euro aan de provincie Utrecht aflossen.

Budgettair wordt 2021 het jaar van de waarheid voor het MOA. Tot die datum koopt het bestuur van de gemeente Utrecht tijd voor het eigen wanbeleid op dit dossier door het museum van een subsidie te voorzien die het volgens eigen besluiten niet eens mag geven. Raad noch college hebben een goed omlijnd idee wat ze met het landhuis aanmoeten. Het MOA is een hoofdpijndossier dat vastgelopen is in de modder. Een RSV-dossier in het klein waarin geld gepompt wordt en waarvan de uitkomst al jarenlang vaststaat: faillissement. Alleen wil geen enkele wethouder ervoor verantwoordelijk gesteld worden de stekker eruit getrokken te hebben. Daarom durft geen enkele bestuurder van de gemeente Utrecht de werkelijkheid onder ogen te zien.

De slechte financiële situatie van het MOA hoeft niet de enige reden te zijn dat Armando zijn privécollectie terugtrekt. Want de werken hebben een commerciële waarde en kunnen op de kunstmarkt verkocht worden. Een uitspraak in 2015 van het inmiddels afgetreden bestuurslid Geert Noorman van de Stichting MOA maakt duidelijk dat er binnen het toenmalige bestuur gedachten waren om stukken van Armando te verkopen. Hij liet zich in een interview met een lokale Bunnikse krant ontvallen bij een dreigend faillissement van het museum ‘desnoods werken van Armando [te] verkopen, mocht hij daar toestemming voor geven’. Dat was vloeken in de kerk omdat de ethische code van Museumvereniging en ICOM het verbiedt om werken uit een museumcollectie te verkopen om gaten in de exploitatie te vullen. Voor Armando lag nog een ongewenst neveneffect op de loer. Extra aanbod van zijn oudere werk kan zijn positie op de kunstmarkt beschadigen omdat het de prijs onder druk zet. Wie regelmatig kunstbeurzen bezoekt weet dat Armando via enkele vaste galeries nog steeds nieuw gemaakt werk aanbiedt, waarvan critici overigens de kwaliteit betwisten.

Armando’s stap om afscheid te nemen van het MOA kwam niet onverwachts en hing al jaren in de lucht. De liefde was minder diep dan in de publiciteit van het MOA werd voorgesteld. In een commentaar schreef ik op 4 januari 2014 (Tony de Meijere is Armando’s ex): ‘Er was sprake van een dubbele gijzeling. Armando werd gegijzeld door het Armando Museum en had geen behoefte om na Amersfoort nog een nieuwe stap te zetten. Tony de Meijere die incidentele bruiklenen voor tentoonstellingen aan het Armando Museum gaf, maar daar op een gegeven moment uit ongenoegen mee stopte, gaf haar opgeslagen collectie in bruikleen bij het Kröller-Müller Museum. Zijn ongenoegen liep zo hoog op dat Armando voorjaar 2011 zijn collectie weghaalde bij het Armando Museum. Dat betekende het einde aan alle plannen. Armando ging na druk uiteindelijk overstag. Vanuit die positie kon het Armando Museum als enige kandidaat de gemeente Utrecht gijzelen.’

Nu gaat het MOA verder als ‘Huis van kunst in de natuur’. Op fundamenteel niveau klopt dat, want landhuis Oud Amelisweerd is een huis in het bos. Is de herprofilering van een museum dat de eigen geschiedenis en reden voor bestaan achter zich laat een stap naar een nieuwe toekomst? Maar het laat niet de oorspronkelijke doelstelling waarvoor het opgericht is achter zich. Is de herprofilering vooral op de geldschieters gericht en moet het de suggestie van beweging en daadkracht uitstralen? In Museum Insel Hombroich bij Düsseldorf plonzen kikkers in de vijvers en waaien in de herfst de bladeren de zalen in. Dat is een huis van kunst in de natuur dat met die reden is gebouwd. Wie probeert te achterhalen wat de bestaansreden van het MOA is komt telkens gelegenheidsargumenten tegen. Het MOA is een constructie waar doorheen schemert dat de oprichting ervan niet volgt uit een behoefte, maar uit redenen die samenhangen met politieke koehandel.

Het AD meldt dat de Armando Stichting in gesprek is met een aantal partijen over een nieuwe samenwerking. Dat kunnen bestaande musea of ‘vermogende particulieren die een museum willen stichten’ zijn. Zodat na Amersfoort (1998-2007) en Bunnik (2014-2018) Armando in 20 jaar mogelijk een derde bestemming vindt.

Foto: Schermafbeelding van nieuwsbericht ‘ARMANDO’S VOGEL VERLAAT HET NEST’ van het MOA, 26 februari 2018.

Ede zegt ‘nee’ tegen het World Art Center: te ambitieus, te duur en met verkeerde adviseur Stanley Bremer

Gisterenavond zette de gemeenteraad van Ede collectief een streep door de plannen voor het World Art Center. ‘Er leefde veel weerstand tegen het plan vanwege de te grote ambitie, kosten en de betrokkenheid van Stanley Bremer als adviseur’ zo concludeert Arnold Winkel in een verslag voor De Gelderlander. Hiermee worden de plannen van wethouder Johan Weijland (D66) voor de Frisokazerne niet gevolgd, maar verworpen.

De bezwaren waren in een debat van 2 november al breed uitgemeten. Toen werd door velen gesteld dat door onzekerheden de financiële consequenties van het World Art Center groot zijn, er geen marktonderzoek heeft plaatsgevonden, de lokale kunst en geschiedenis er geen plek in konden vinden (of alleen tussen exposities in) wat ooit een randvoorwaarde voor het Exposeum was en dat het de vraag is wat het toevoegde aan het Edese kunstklimaat en de behoeften van de bewoners van Ede. Hoe dan ook kostte het project de gemeente Ede aan jaarlijkse exploitatiesubsidie 610.000 euro bij een volgens velen hoog ingeschat bezoekersaantal van 75.000. Bij tegenvallend bezoek kon het tekort waar de gemeente voor opdraait verder oplopen. Dat was ingeschat op 110.000 euro naast 500.000 euro subsidie. Dat waren uiteindelijk te veel minpunten.

Wethouder Weijland deed in de aanloop uitspraken die opzien baarden en die uiteindelijk averechts werkten. Zo zei hij over adviseur Stanley Bremer: ‘Bremer iemand is die tegen de cultuur in de cultuursector durft in te gaan’. Dat vatte hij op als positief, maar werd niet door iedereen zo begrepen. Hiermee liet Weijland zich kennen als iemand die zich niks aantrok van regels en tegen de cultuursector in ging. Het was opvallend dat dit populistische geluid bij een D66-wethouder in Ede was te horen. Weijland dacht met Bremer dit project van de grond te kunnen trekken, maar het omgekeerde gebeurde. De slechte reputatie die Bremer in Rotterdam had keerde zich in de publiciteit tegen het World Art Center. De raad van Ede heeft haar werk goed gedaan.

Zie hier voor het terugkijken van het debat van 23 november 2017. Klik op ‘1.Raadszaal‘ en ga naar 42’ 30’’.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelEde zegt ‘nee’ tegen World Art Center’ in De Gelderlander, 23 november 2017.

Russian Culture Minister Medinsky threatens the Netherlands in connection with art loans from the Crimea

Russian state controlled Sputnik argues in an article a collection must be returned to the Crimea. It is at the Allard Pierson Museum in Amsterdam. Russian Culture Minister Vladimir Medinsky told Sputnik ‘he did not consider possible the continuation of inter-museum relations with the Netherlands if the country does not return the collection of ancient Scythian gold to Crimea’. But Medinsky only gives threats, no arguments. My comment on the article:

This affair in the core is about the question whether the Crimea is occupied territory or not. The world community in majority thinks so and confirmed this in the non-binding UNGA resolution 68/262 which said the Russian Federation occupied Crimea in 2014 in an illegal way and held a flawed referendum. The Netherlands supported this resolution.

So, what the Culture Minister Medinsky of the Russian Federation says is too simple and too bluntly. He mixes cultural, legal and political arguments and tries to select them selectively.

The Netherlands is a functioning state of law and wants to connect justice, proportionality and good political relations with all countries. The Allard Pierson Museum and the Amsterdam University of which the museum is a part -and were the loans are kept- also want to act according to international law.

‘The Convention for the Protection of Cultural Property in the Event of Armed Conflict with Regulations for the Execution of the Convention 1954’ is accepted by the international museum organization ICOM as a starting point.
http://portal.unesco.org/…/ev.php-URL_ID=13637&URL_DO…

It says in article 5.1: ‘Any High Contracting Party in occupation of the whole or part of the territory of another High Contracting Party shall as far as possible support the competent national authorities of the occupied country in safeguarding and preserving its cultural property.’

So, the Allard Pierson Museum and the Amsterdam University face a dilemma. A Museum is not a political organisation, but in this matter it has to give a political interpretation of a politicized issue because of a war between Ukraine and the Russian Federation. A situation which did not exist when the loans were granted by the Ukrainian museums.

The norm is the interpretation of the guidelines of ICOM. The Allard Pierson Museum and the Amsterdam University have the obligation to follow the norms of their field, the musuem sector.

Because of the political conclusion in the UN it seems strongly this Dutch musuem has to play by the rules of ICOM. It has little room to set aside the guidelines of ICOM.

The political reality is that globally the majority of countries have the opinion that Crimea ihas been occupied illegally by the Russian Federation and the so called referendum was not legally valid.

Crimea is since 2014 occupied by a foreign power and the Allard Pierson Museum and the Amsterdam University can not act differently than not returning the loans to occupied territory. Because they have the obligation to safeguard and preserve them. Against their will and because of a political situation it plays no part in.

Whether they have to keep it in custody until Crimea is no longer occupied or that they have to send it back to Ukraine immediately, is a question that needs to be considered legally.

Onderbouwing ‘World Art Center’ in Ede roept nog meer vragen op

Nogmaals, het World Art Center in Ede. Namens het gemeentebestuur van Ede presenteert wethouder Johan Weijland (D66) plannen voor een kunsthal in oprichting. Initiatiefnemers vragen de gemeente een investering van 2,5 miljoen euro en een jaarlijkse bijdrage in de exploitatie van 500.000 euro. Opmerkelijk is dat Weijland oud-directeur Stanley Bremer van het Wereldmuseum in de arm genomen heeft. Bremer heeft een slechte reputatie en moest daar in 2015 voortijdig opstappen wegens wanbeleid en onhaalbare voorstellen. Het lijkt er nu sterk op dat Bremer de kans te krijgt om z’n kunstje in Ede te herhalen. Het rapportWerelden van Verschil’ (2015) van de Rotterdamse Rekenkamer was vernietigend. Opvallend is dat Weijland niet volmondig wil erkennen dat Bremer in Rotterdam mislukt is. Hiermee begeeft Weijland zich op het terrein van alternatieve feiten. Waarom heeft de wethouder zich zo verbonden aan iemand met een slechte reputatie die dit project in de publiciteit vooral schaadt? In De Gelderlander spreekt hij zijn volste vertrouwen in Bremer uit en geeft zijn mening dat het rapport van de Rotterdamse Rekenkamer gekleurd was. Hiermee valt Weijland de integriteit van het openbaar bestuur af. Hij loochent de conclusie van het rapport van de Rotterdamse Rekenkamer.

Los van de plaatjes, vergezichten, toekomstbeelden, begrotingen of business case ontbreekt de onderbouwing wat dit voor het Edese kunstklimaat en de Edenaren betekent. Weijland focust op een power point presentatie van een Duurzaamheidsbalans Sociaal-Cultureel waarmee hij aangeeft dat Ede op dit beleidsterrein een inhaalslag te maken heeft. Dat zal best zo zijn, maar alleen toont hij vervolgens niet de noodzaak van een kunsthal aan. Waarom investeert de gemeente Ede niet op een andere manier in beeldende kunst?

Wie de recente ontwikkelingen van het voortijdig opstappen van artistiek directeur Beatrix Ruf bij het Stedelijk Museum wegens niet opgegeven nevenverdiensten en innige contacten met de kunsthandel heeft gevolgd, zal met de oren klapperen over bovenstaande tekst in de brochureWorld Art Center’. Zal de organisatie ‘intensieve contacten opbouwen met particuliere verzamelaars’? Dat is precies wat door de affaire-Ruf ter discussie staat en in de museum- en cultuursector steeds meer als ontoelaatbaar wordt gezien. Want het gevaar dreigt dat het prestige van een museum of kunsthal wordt gebruikt door particuliere verzamelaars om hun bruiklenen in waarde te laten stijgen. Dat is in strijd met de ethische code van de museumsector die de belangenverstrengeling tussen kunsthandel en museumsector afwijst. De prestatie van deze tekst getuigt van gebrek aan urgentie en fijngevoeligheid van de kwartiermakers. En vooral van wereldvreemdheid. Ze verkeren in hun eigen fantasiewereld die in de beeldtaal een letterlijke herhaling is van wat Bremer beoogde in het Wereldmuseum. Om de kunst gaat het al helemaal niet, maar om het goede leven van wijnen en spijzen.

Nog iets anders valt op aan de plannenmakerij van de ingehuurde consultants, Bremer, Weijland en diens ambtenaar Pieter van Lent. Is het  bestuurlijk zorgvuldig als een wethouder via zijn ambtenaar inhoudelijk meeleest over ondernemingsplannen? Dat blijkt uit een notitie. Hier raken particulier en publiek initiatief vermengd en valt niet meer te onderscheiden waar het ene ophoudt en het andere begint. Is het de taak van een wethouder om direct of indirect mee te praten over realisering en bijstelling van ondernemingsplannen? Kan een wethouder optreden als ondernemer en gaan de raadsleden van Ede daar luchthartig mee akkoord?

Foto: Foto met tekst uit Presentatie WAC verkleind.