
Sinds kort klonk ineens overal kritiek op het Stedelijk Museum. Directe aanleiding waren publicaties in de NRC over de belangenverstrengeling van directeur Beatrix Ruf en haar korte lijnen naar de kunsthandel, de onzorgvuldige en onvolledige verantwoording van haar nevenactiviteiten in het jaarverslag, de overtreding van de ethische code en het onvoldoende toezicht op haar functioneren. Alsof ze een vrijgeleide had gekregen van de Raad van Toezicht om haar eigen handeltje binnen de muren van het Stedelijk Museum op te zetten. Met gebruikmaking van het prestige van het museum om de waarde van kunstwerken op te krikken. Het had de titel van een stripverhaal van Marten Toonder kunnen zijn: ‘Beatrix Ruf en de museale waardevermeerderaar‘.
Het schieten op directeur Ruf als aangeschoten wild wordt gemakzuchtig. Dat het vinden van een -aan de oppervlakte liggende- waarheid zolang moest duren getuigt van gebrek aan alertheid van kunstkritiek, politiek en Museumvereniging. Waar was de vinger aan de pols van de museumsector? Zo werkt publiciteit. Roependen in de woestijn die een onrechtmatigheid aankaarten krijgen jarenlang geen gehoor en worden buiten de orde gesteld. Met het etiket querulant, kommaneuker of zeurpiet zogezegd op hun voorhoofd geplakt. Als dan de dam van ongenoegen doorbreekt, dan gaat ineens de publieke opinie door de bocht en doet iedereen alsof men al altijd kritisch was. Men buitelt over elkaar heen in verontwaardiging om de felste afwijzing te geven. Daarom is het interessanter om niet naar de lopende zaak Ruf te kijken, maar naar een zaak die nog ontdekt moet worden. En in de publieke opinie nog niet de aandacht krijgt die het verdient.
Het gaat ook om een museumorganisatie die er aanspraak op maakt en zelfs prat op gaat om maatschappelijk te zijn en zich te bekommeren om het lot van wereldburgers en te gaan voor een rechtvaardige wereld. Omdat het dat beredeneert vanuit een eigen gesloten wereldbeeld dat niet of nauwelijks gevoed wordt door de ‘gewone’ lokale bevolking -die over het hoofd wordt gezien- is het de vraag wat de samenleving eraan heeft.

Die andere zaak is het Nationaal Museum van Wereldculturen (NMvW). Het wordt gepresenteerd als een fusie van het Afrika Museum uit Berg en Dal, Museum Volkenkunde uit Leiden en Tropenmuseum uit Amsterdam. Het is uit nood geboren door bezuinigingen op de volkenkundige musea, maar een fusie van gelijke partners met eenheid in verscheidenheid is het nog niet geworden. De fusie valt achteraf op te vatten als een vijandige overname door het Leidse Museum Volkenkunde waarvan de directie zich opstelt als een Rupsje Nooitgenoeg.
In mei 2017 kwam het Wereldmuseum uit Rotterdam erbij als ‘samenwerkingspartner’, zoals een bericht verduidelijkt. Dat gebeurde na een voorgeschiedenis waarbij de toenmalige directeur het Wereldmuseum aan de rand van de afgrond bracht. Net als bij het Stedelijk nu waren er opeenvolgende acties voor nodig voordat de publieke opinie omging. De ongerijmdheden zijn groot. In een commentaar van mei 2017 schreef ik: ‘Het NMvW staat bekend als hiërarchisch en behoudend en vaart een populistische koers. Dat past niet bij het meer avontuurlijke profiel van het Wereldmuseum zoals zich dat na de redding aftekende. Het Wereldmuseum is kwetsbaar omdat het door de vorige directeur Stanley Bremer is uitgekleed en verzwakt. (…) Het valt dus af te wachten of het Wereldmuseum een min of meer autonome positie binnen een samenwerkingsverband krijgt om een eigen(zinnige) koers te varen of dat het meegesleept wordt in het populisme van het NMvW.’
Voorbeeld van het populisme van het NMvW is het project Museum Van. Bekende Nederlanders worden zogenaamd curator van hun eigen museum. Ze maken onder begeleiding een selectie uit het depot. Het NMvW gaat met BN’ers als Yvette van Boven, Kenny B of Floortje Dessing in zee. Filemon Wesselink opent gedurende drie weken een minimuseum op station Zwolle, aldus een bericht in De Telegraaf. Presentatie van objecten uit het depot buiten de museummuren oogt als publiciteitsstunt. Met als voornaamste doel om door marketing de naamsbekendheid van de eigen organisatie te vergroten. Er wordt geen relatie met de samenleving gelegd.

Een persbericht van het Wereldmuseum suggereert richting die aansluit bij de lijn van het NMvW: ‘Vanaf 2018 wordt de inhoudelijke koers van het nieuwe Wereldmuseum verlegd naar een meer maatschappelijke programmering die past bij de missie van het nieuwe museum: inspireren tot wereldburgerschap.’ Maar wat ‘maatschappelijke programmering’ en ‘inspireren tot wereldburgerschap’ in de praktijk betekenen valt af te wachten. Het risico bestaat dat het politieke kletspraatjes blijken waar een museum in de praktijk niets aan heeft. Het gevaar bestaat zelfs dat ze in hun vaagheid dienen om het management van het NMvW een verdere greep naar de macht te laten doen. Door de in november 2016 aangenomen motie ‘Behoud Rotterdamse signatuur Wereldmuseum’ van de Partij voor de Dieren heeft de raad zich gecommitteerd aan ‘een Rotterdams karakter’ en ‘Het Rotterdamse profiel van het Wereldmuseum als onderdeel van de samenwerkende musea’.
Aan het tentoonstellingsbeleid van het Wereldmuseum is het populisme van het NMvW nog niet af te lezen. Schrikbeeld is beleid dat kunstobjecten niet alleen ondergeschikt maakt aan het ‘maatschappelijke’ verhaal over kolonialisme of wereldburgerschap, maar kunst niet in de eigen waarde laat en invoegt als illustratie voor dat ‘maatschappelijke‘ verhaal. De tot en met 7 januari 2018 lopende tentoonstelling ‘POWERMASK’ van de Antwerpse modeontwerper en gastconservator Walter Van Beirendonck en conservator Alexandra van Dongen is het voorbeeld van een vitale, verrassende, inhoudelijk sterke tentoonstelling voor elk wat wils met de verbeelding aan de macht. Een voorbeeldige publiekstentoonstelling waarin kunstobjecten spreken zonder dat het een saaie en voorspelbare kunsthistorische uiteenzetting wordt. Of ze dienen als plaatje bij een praatje.
Op een tekstbord is een citaat van de Haïtiaans-Amerikaanse kunstenaar Jean-Michel Basquiat te lezen dat zegt: ‘Ik ben geen zwarte kunstenaar, ik ben een kunstenaar.’ Van hem is een schilderij uit de collectie Hans Sonnenberg te zien dat aan Museum Boijmans geschonken is. Dit citaat is een sleutelzin en valt ook te lezen als commentaar op het NMvW. Want er bestaat geen zwarte of niet-witte kunst, maar alleen kunst. In dit geval: goede kunst. De kwaliteit van de bruiklenen die Walter Van Beirendonck overal vandaan heeft weten te halen is indrukwekkend. De tentoonstellingsmakers lijken zich vrij te voelen en niet te bekommeren om het standpunt dat een tentoonstelling pas wordt gelegitimeerd door de persoonlijke achtergrond van de maker.
Bij ‘POWERMASK’ gaat het om de intentie van de makers die de tentoonstelling, noch de kunstobjecten in de mal van een ‘maatschappelijk‘ verhaal laten dwingen. Door het elan ontstijgt ‘POWERMASK’ eraan en krijgt een surplus. Terwijl dat ‘maatschappelijke‘ verhaal gewoon ondersteund wordt. Maar het gebeurt indirect en via dwarsverbanden. Gewild of ongewild is ‘POWERMASK’ op te vatten als subtiel antwoord op dit interne debat.

Het gaat niet om de beschuldiging van inlijving of populisme. Als het NMvW zweert bij de etnokitsch van Jimmy Nelson of verhalen over kolonialisme of slavernij, dan moet het dat tonen. Het gaat om de identiteit van het Wereldmuseum. Een persbericht van het NMvW uit 2016: ‘De constructie van deze krachtenbundeling is uniek te noemen. Het Wereldmuseum blijft een zelfstandig Rotterdams museum, maar gaat zeer nauw samenwerken met het NMVW, (..). Door deze samenwerking kan het Wereldmuseum, met behoud van eigen identiteit, gebruik maken van de expertise en het netwerk van het Nationaal Museum van Wereldculturen.’
Essentieel is dat de door het NMvW aan het Wereldmuseum gegeven afspraak nageleefd wordt. Daarnaast is er de verantwoordelijkheid van het Rotterdamse gemeentebestuur om daar bij het NMvW op aan te dringen en dat via de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur te monitoren. Dat volgt uit de motie die zich sterk maakt voor het behoud van de Rotterdamse signatuur van het Wereldmuseum. Omdat die eigenheid en identiteit zich vooral laten kennen uit het tentoonstellingsbeleid zal dat blijken uit de volgende grote tentoonstelling na ‘POWERMASK’. En overigens ook uit de vaste opstelling. Daarbij staan de vragen centraal wat de planning en inhoud van het komende tentoonstellingsprogramma zijn en hoe dat vervolgens spoort met de Rotterdamse signatuur van het Wereldmuseum en het inhoudelijke masterplan van het NMvW voor het Wereldmuseum. Het valt daarnaast makkelijk in te zien dat de beoogde rol van het Wereldmuseum in een wereldstad als Rotterdam een heel andere is die onvergelijkbaar is met die van de musea in Berg en Dal of Leiden.
Overigens wordt het Wereldmuseum vanaf 2018 verbouwd om het gebouw bij de tijd te brengen. Hoe komt daarna het nieuwe gezicht van het museum naar buiten? Hoe blijft het Wereldmuseum tijdens de verbouwing zichtbaar? Directeur Stijn Schoonderwoerd van het NMvW meent dat pas in 2020 het bezoekersaantal weer op het oude peil is. Hoe dan ook hebben alle betrokkenen zich verplicht aan de Rotterdamse signatuur.
Daarbij komt nog wat anders. De Nederlandse museumsector en -bezoeker en ook de NMvW hebben er weinig belang bij om alle musea onder het samenwerkingsverband gelijk te schakelen en dezelfde identiteit te geven. Op voet van gelijkheid en met het oog op inbedding in de lokale situatie kan met elkaar beredeneerd worden om het Wereldmuseum een identiteit te geven die een meerwaarde voor allen oplevert. Te denken valt aan de voortzetting van de lijn van ‘POWERMASK’. Waarbij etnografische en autonome (kunst)objecten verrassende dwarsverbanden aangaan en tot vragen oproepen die afwijken van wat de directie van het NMvW in de andere musea beoogt. De naam Wereldmuseum geeft ook aan dat dit museum over nationale grenzen kijkt en voor de productie van tentoonstellingen samenwerkingsverbanden aan kan gaan met buitenlandse partners.

Foto’s: Eigen foto’s van de tentoonstelling ‘Powermask’ in het Wereldmuseum te Rotterdam, oktober 2017.
Vind ik leuk:
Like Laden...