Stedelijk Museum helpt ABN AMRO via muziekfestival DGTL met vermarkten van ‘nieuwe merkidentiteit’

Schermafbeelding van deel artikelDGTL, ABN AMRO en Stedelijk Museum lanceren interactieve kunstinstallatie‘ in Fonk, 4 maart 2024.

Greenwashing of echt? Velen zullen voor het eerst horen dat ABN AMRO zich inzet voor het bevorderen van gelijke kansen in de kunst- en cultuursector. Waar blijkt dat uit? Uit meer dan de eigen marketing die dat claimt?

Aanleiding is het electronisch muziekfestival DGTL in Amsterdam. Techno dus. Met een jonger publiek. Dat met marketing bereikt moet worden.

Fonk zegt in een bericht van 4 maart 2024 over de samenwerking van ABN AMRO met het Stedelijk Museum en DGTL: ‘De samenwerking, geïnitieerd door ABN AMRO, verdiept het langdurige partnerschap tussen DGTL, Stedelijk Museum en ABN AMRO. Alle drie zetten zich zowel los van elkaar als gezamenlijk in voor het bevorderen van gelijke kansen in de kunst- en cultuursector. “Alle drie de betrokken partijen hebben de ambitie om een meer inclusieve en diverse muziek- en kunstindustrie te creëren”, aldus Evers. Op deze manier probeert ABN AMRO hun nieuwe merkidentiteit aan ook een jonger publiek over te brengen.’ Ellen Evers is de directeur van DGTL.

Men kan zich afvragen of het een kernfunctie van een bank is om zich sterk te maken voor gelijke kansen in de kunst- en cultuursector. Is dat niet eerder het bevorderen van gelijke kansen in de banksector? Het gaat ABN AMRO om een ‘nieuwe merkidentiteit‘. Marketing dus.

Het Stedelijk Museum laat zich kennen door samenwerking te zoeken met ABN AMRO. Bekend van woekerrentes, ontduiken van sancties, belastingfraude en het faciliteren van crimineel geld.

Er was ooit een hechte relatie tussen museum en bank via toenmalig ABN-topman Rijkman Groenink die in 2008 gedwongen werd in 2009 af te treden als voorzitter van de Raad van Toezicht van het Stedelijk Museum. Nu is er sprake van een ‘langdurig partnerschap‘. Kunst als smeermiddel.

Soms is een merk te besmet om geloofwaardig aan greenwashing te kunnen doen. Het publiek ziet dat er te veel lucht zit tussen wat een merk belooft en wat het werkelijk is. Het is vanuit het oogpunt van marketing een raadsel waarom het Stedelijk Museum samen wil werken met ABN AMRO.

Bancaire pretenties doorgeprikt. De ‘game changer’ van ABN Amro is dat deze bank geen ‘game changer’, maar een spelvervuiler is

Er moet me iets van het hart. Ik heb een geweldige hekel aan banken. Daarmee bedoel ik de gevestigde Nederlandse banken: ING, ABN Amro en Rabobank bij wie ik klant ben. Gedwongen omdat de zogenaamde ethische banken als Triodos Bank of Handelsbanken een te smal scala aan financiële producten aanbieden.

Mijn kritiek richt zich op twee aspecten. De zelfverrijking, zelfoverschatting, zelfingenomenheid en grootspraak van bestuursvoorzitters als Hamers, Van Dijkhuizen of Draijer die zich ten onrechte profileren als ondernemers, terwijl ze werknemers zijn die geen bedrijfsrisico lopen en niet werken met eigen vermogen zoals echte ondernemers. De arrogantie en het verstoorde zelfbeeld van deze pseudo-ondernemers symboliseert de arrogantie van deze banken die zich ontastbaar achten, niet willen hervormen en blijven gokken met de Nederlandse economie. Verder stoort de valse toon van de banken die zich profileren met campagnes rond duurzaamheid. Dat is echter cosmetica en niet meer dan simpel door te prikken marketing. Aantoonbare flauwekul. Dat de banken deze marketing geloofwaardig achten toont opnieuw hun overmoed. Deze banken hebben in de kern geen groen hart, of het moet de liefde van hun bestuursvoorzitters voor de dollar zijn, de greenback. De echte game changer van ABN Amro is dat deze bank geen game changer is.

ING-witwasschandaal: Laat omdat we geen andere middelen hebben, maatschappelijke uitsluiting van bankiers onze reactie zijn

De vanwege een witwasschandaal en fraude opgeofferde financiële topman van ING Koos Timmermans geeft in dit interview met Bloomberg van een maand geleden aan waar het bij banken als ING om gaat: kwantiteit boven kwaliteit. Dat is de valkuil waar de door de markt en de aandeelhouders opgejaagde bank vanzelf invalt. Dat is de weeffout van ING. De structuur en het verdienmodel van de banksector deugen niet. Dat is het probleem. Er zijn goede banken, zoals ASN, Triodos Bank, Handelsbanken, maar die zijn te klein en schieten tekort voor een klant die een breed aanbod aan financiële producten en diensten zoekt. Het mislukken van de Apeldoornse De Financiële Coöperatie geeft aan hoe lastig de banksector voor kleine, onmachtige banken is.

Banken die van de overheid het financieel systeem mogen beheren zijn een probleem omdat we niet zonder ze kunnen, maar ook omdat we evenmin verder met ze willen. Ze hebben sinds de kredietcrisis van 2008 steeds meer weerstand opgeroepen door hun wereldvreemdheid, schandalen, arrogantie en zelfgerichtheid. Ethische banken zijn te klein, en systeembanken zijn niet ethisch. Daarbij komt dat grote financiële instellingen zich aan landgrenzen onttrekken en het initiatief van staten hebben overgenomen. De Nederlandse overheid is niet meer in staat om de burgers die er klant zijn tegen de banken te beschermen of het initiatief van de geldschepping weer terug te nemen. Zoals het in de sector met een teveel aan Angelsaksisch jargon heet, een lose/lose situatie. De winnende, maar gecorrumpeerde bank is uiteindelijk ook een (morele) verliezer.

Het begin van verandering is bewustwording bij het publiek over banken en het gedrag van bankiers. Laten we niet ophouden de slechte bankiers kritisch te benaderen en niet meegaan in hun powerplay, onzinverhalen en puberachtig gedrag. Deze bankiers zijn klojo’s, onvolwassen kinderen die hun verantwoordelijkheid niet nemen, onvoldoende maatschappelijk besef tonen, geen geweten hebben en verstrikt zijn geraakt in hun eigen wereld van de kwartaalcijfers en daar zonder veel zelfkennis razend en opgejaagd in rondtollen.

Deze bankiers verdienen onze hoon, spot en volle minachting. Laat omdat we geen andere middelen hebben, hun maatschappelijke uitsluiting onze reactie zijn. Ze zijn uitschot als de beulen van de Franse revolutie die de guillotine bedienden en door het volk met de nek werden aangekeken. Ze hebben zich ontastbaar gemaakt, maar dat betekent niet dat we hun gedrag aanvaarden. Zo’n type als ING-topman Ralph Hamers denkt boven de wet te staan en positioneert zich als ondernemer, terwijl hij gewoon een werknemer is die evenals de loketbediende in dienst van het bedrijf is. Hij loopt geen ondernemersrisico, maar probeert samen met de commissarissen uit het zelfde old boys network zoveel mogelijk poen binnen te harken. Types als Hamers gijzelen de bank en de samenleving. Laten we daarom elke dag opnieuw zijn geloofwaardigheid en autoriteit ter discussie stellen totdat hij of zijn opvolgers eindelijk maatschappelijk aanvaardbaar gedrag gaan vertonen.

Wat in de kwestie van de illegale witwaspraktijken van de ING Group die tussen 2010 en 2016 speelde nog tamelijk onderbelicht blijft is waarom de regeringscommissarissen Lodewijk de Waal (tot 2013), Peter Elverding (2014) en Tineke Bahlmann (tot 2014) die door het kabinet naar ING werden gestuurd niet aan de bel hebben getrokken. Zaten ze in verkeerde commissies of hebben ze jaren zelfgenoegzaam zitten slapen?

Mediadebat over kwestie-Ruf is omsingeling en projectie bij volmacht. Vanaf de flanken van de NRC

In een commentaar van 16 juni 2018 ging ik in op de kwestie Ruf en de aandacht ervoor in de media. Ik kwam tot twee conclusies. Namelijk dat het antwoord op de vraag of Beatrix Ruf gelijk heeft met haar claim dat ze terug kan keren als museumdirecteur bij het Stedelijk ervan afhankelijk is of er een juridische of ethische invalshoek wordt gekozen. Het rapport Eisma pleitte mw. Ruf vanuit een juridisch perspectief vrij en ging grotendeels voorbij aan de gedragsregels en de bedrijfscultuur bij het Stedelijk. Ook constateerde ik dat er een schaduwoorlog tussen NRC en Het Parool was ontstaan waarbij eerstgenoemde het accent legde op de overtredingen van ethische regels en laatstgenoemde op de ruimere juridische marges die Rufs terugkeer niet verhinderden. Zo woedt een nauwelijks verhulde richtingenstrijd waarbij kranten een grote rol spelen.

Het Parool dat in enkele stukken suggereerde dat Ruf ‘volledig is vrijgepleit’ en ‘ten onrechte is beschuldigd van belangenverstrengeling’ omschreef ik als ‘doorgeefluik van de lobby om Ruf terug te laten keren als directeur van het Stedelijk Museum’. Dat was geen incident, maar deel van een georkestreerde campagne die overigens de laatste 10 dagen aan momentum lijkt te hebben verloren. Vorig jaar trok Ruf als woordvoerder spindoctor Kay van der Linde aan die haar niet alleen door de publiciteit loodst, maar ook een strategie aan de hand doet waarbij het de vraag is of die wel altijd in het belang van mw. Ruf is. Ofwel, een media-strategie kan schrander opgezet zijn, maar werkt doorgaans via een hoofdpersoon die erdoor aan gezag kan verliezen.

Ruf is geen oorzaak, maar gevolg van de structuur die bij het Stedelijk Museum tijdens opeenvolgende Raden van Toezicht was ontstaan. Zij kon zich niet onttrekken aan wat een ontspoorde bedrijfscultuur was die werd versterkt door een hoog ambitieniveau dat zo goed als onhaalbaar was. In een reeks krantenadvertenties hamerde kunstverzamelaar Jan Christiaan Braun daar sinds 2014 op. Ze hadden als onderwerp het belangenconflict binnen de Raad van Toezicht en het bestuur van het Stedelijk Museum Fonds. De eerste advertentie van september 2014 sloot als volgt af: ‘dat de nieuwe directeur van het Stedelijk Museum afstand moet doen van de door de Raad van Toezicht van het museum gelegitimeerde mogelijkheid een eigen belang te houden bij en te blijven werken voor private partijen zoals de uitgever Michael Ringnier en de verzekeraar Swiss Re, beide te Zwitserland’. Het duurde drie jaar voordat deze waarheid doordrong tot de publieke opinie.

In het tijdperk Trump regeert de vervalsing. Zijn regime zit ‘gevangen in de eigen leugen’ en zet eerder een tandje bij, dan dat het terugdeinst. Journalisten zijn als afleiding het mikpunt van spot en kritiek geworden. Als ze niet oppassen worden ze gebruikt als doorgeefluik door een groepering of partij die in de eigen leugen gevangen zit. Ruf is geen Trump en Kay van de Linde geen Stephen Miller, maar de methode Trump straalt via spindoctors en communicatiedeskundigen negatief af op de journalistiek en blijft niet onopgemerkt.

Gisteren voegde vanaf de zijlijn NRC-redacteur Menno Tamminga zich met een opinie in de kwestie Ruf en in de proxy-oorlog. Zijn stukken over economie en ondernemingsbestuur zijn doorgaans in het Economie-katern te vinden. Zoals viel te voorspellen stelt Tamminga zich op een minimalistisch niet-juridisch standpunt waarbij de ethiek leidend is. NRC lijkt overigens (tijdelijk?) haasje-over te spelen waarbij de kwestie Ruf niet langer vanuit het centrum door de vaste redacteuren Daan van Lent en Arjen Ribbens wordt verslaan, maar vanaf de flanken door redacteuren die meer op afstand staan (Paul Steenhuis, Tamminga). Ik verklaarde die nieuwe afstandelijkheid in een commentaar van 19 juni 2018 als ‘de angst binnen de hoofdredactie van NRC om van vooringenomenheid beticht te worden.’ Dat hoeft niet uitsluitend negatief uitgelegd te worden, maar kan ook betekenen dat interne pluriformiteit gezocht wordt om de argumenten meer draagvlak te geven.

Tamminga is snoeihard in zijn conclusie die uitgaat van goed bestuur en effectief toezicht: ‘Het beeld dat uit het rapport oprijst is dat de directie en de toezichthouders elkaar geen nieuwsgierige, laat staan ongemakkelijke vragen wilden stelden. Hielden de geslaagde topondernemers niet van tegenspraak? Keken anderen naar hen op? Non-interventiegedrag was kennelijk de norm: als jij mij niet lastig valt met een vraag, doe ik het bij jou ook niet.’ Deze klacht over de multimiljonairs in de Raad van Toezicht die het bij het Stedelijk voor het zeggen hadden en het museum niet aan zijn opdracht hielden klinkt in verschillende bewoordingen al sinds 2005. Interessant in dit verband is de aanleiding voor Jan Christiaan Braun om zich tegen de Raad van Toezicht en de vermeende grip van toenmalig hoofdsponsor ABN Amro te keren en de reactie via mijn commentaar uit 2012 van toenmalig NRC-journalist Viktor Frölke. Of Christiaan Braun of Frölke in 2005 voorbarig oordeelde kan nu door de episode Ruf beter beoordeeld worden dan in 2012.

Tamminga sluit af met het feit dat van de zeven leden van de Raad van Toezicht er vier zijn blijven zitten, onder wie Cees de Bruin (lid sinds 2012) en Willem de Rooij (lid sinds 2011): ‘Het Stedelijk Museum was hun speeltje. Uit het feit dat niet alle toezichthouders na dit rapport zijn opgestapt, kun je afleiden dat zij dat niet zomaar uit handen willen geven.’ Het zou ook een wonder van bestuurlijke zorgvuldigheid én menselijk gedrag zijn als een langlopende zaak van gebrek aan goed bestuur en voldoende controlemechanismen die al sinds 2005 in de (semi)-openbaarheid speelt zich nu ineens ondubbelzinnig ten goede zou keren.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelHet Stedelijk – een museum als speeltje’ van Menno Tamminga, 26 juni 2108 in NRC.

Advertentie roept op tot terugroepen Ruf naar Stedelijk. Welke lobby zit erachter, hoe gewenst en bestuurlijk zorgvuldig is het?

Een groep binnen- en buitenlandse mensen uit de kunstwereld doet een oproep in een advertentie in Het Parool. Ze roepen Beatrix Ruf om op terug te keren naar het Stedelijk Museum ‘vanwege haar artistiek visie‘. Op 17 oktober 2017 kondigde het museum in een persbericht aan dat Ruf had besloten per direct terug te treden als directeur. De oproep is opmerkelijk omdat er momenteel twee onderzoeken lopen naar goed bestuur, transparantie en nevenfuncties, en naar de naleving van de beloningsregelgeving en de Wet Normering Topinkomens. Een persbericht van 18 december 2017 geeft de positie van de Raad van Toezicht: ‘De Raad wil wachten met de benoeming van de nieuwe directie tot na afronding van de onderzoeken en tot na het advies van de Amsterdamse Kunstraad over de positionering van het Stedelijk Museum. Ook de benoeming van een nieuwe voorzitter en een nieuw lid van de Raad van Toezicht zal pas daarna plaatsvinden.’

De advertentie doorkruist willens en wetens deze planning. Vraag is van wie het initiatief komt en of Ruf erin gekend is. De advertentie geeft aan wat er verkeerd is aan het Stedelijk. Lobbygroepen proberen elkaar de loef af te steken en hun gelijk te halen. Daarbij speelt dat ondertekenaars zich ermee profileren en sommigen zich naar voren dringen door alvast voor te sorteren op een terugkomst van Ruf. Of een Ruf-achtige directeur. Bestuurlijk is het onverstandig om op de uitkomsten van de onderzoeken vooruit te lopen. Stel dat Ruf niet ongeschonden uit de onderzoeken komt, dan komt het Stedelijk van de regen in de drup. Ondertekenaars die beter zouden moeten weten beschadigen vooral hun eigen geloofwaardigheid met het lenen van hun naam.

Foto: Schermafbeelding van advertentieRoep Ruf Terug’ in Het Parool, 17 februari 2018.

De verzakelijking van het Stedelijk Museum heeft uiteraard niets te maken met …

Zo op het oog losstaande feiten hebben uiteraard niets met elkaar te maken. Zoals de verzakelijking die zich manifesteert in de band van het Stedelijk Museum (SM) en particuliere betrokkenheid.

Jan Christiaan Braun wijst er sinds 2002 in advertenties en opinie-artikelen in de media op. Dos Elshout zet het op een rijtje in het promotieonderzoekDe Moderne museumwereld in Nederland’ (2015).

De verzakelijking heeft uiteraard niets te maken met het vertrek per 1 oktober 2017 van Algemeen Directeur Karin van Gilst die door het SM in het persbericht over haar vertrek om onduidelijke redenen ‘zakelijk directeur‘ wordt genoemd.

De verzakelijking heeft uiteraard niets te maken met de verbouwing van de benedenzaal voor de vaste collectie die opnieuw vertraging heeft opgelopen, aldus De Volkskrant. Artistiek directeur Beatrix Ruf stelde dat die verbouwing in mei 2017 afgerond zou zijn.

De verzakelijking heeft uiteraard niets te maken met de programmering van Ruf.

De verzakelijking heeft uiteraard niets te maken met de grip op het beleid van Raad van Toezicht, sponsors en de gemeente Amsterdam.

De verzakelijking heeft uiteraard niet te maken met bovenstaande foto die op de trap van het SM is genomen. Modeontwerper Dennis Diem met aan zijn zijde Zofia Hanna ‘in een ontwerp uit zijn laatste collectie ‘Les Antoinettes’’ aldus Stadswild.

Het SM als plek voor leuke dingen heeft uiteraard niets te maken met verzakelijking. Of met een museum dat in de voorhoede van het maatschappelijke of artistieke debat opereert. Kunst als Human Interest en belangrijke bijzaak krijgt in het SM vorm. Als een rechtse hobby.

Foto: Modeontwerper Dennis Diem met aan zijn zijde Zofia Hanna in een ontwerp uit zijn laatste collectie ‘Les Antoinettes’ op de trap van het Stedelijk Museum, zomer 2017.

We betalen de prijs voor belastingontwijking door vermogenden en multinationals. Dat tekent de ondergeschiktheid van partijpolitiek

We kennen ‘cloud computing’, ofwel ‘the cloud’ waarin onze data worden opgeslagen. Maar er is ook een andere cloud. Die van buitengaats (offshore) geld dat nooit ergens landt. En waarover geen belasting wordt betaald.

Verbazingwekkend en tamelijk ontluisterend voor de geloofwaardigheid van de partijpolitiek is dat dit type belastingontwijking legaal is. Degenen die er schade van ondervinden, maar er geen invloed op kunnen uitoefenen vinden het een immorele praktijk.

Vermogenden en internationale bedrijven maken er misbruik van, betalen geen of nauwelijks inkomens- of vermogensbelasting in de landen waar ze gevestigd zijn, maar profiteren wel van alle voorzieningen die door de burgers van die landen worden betaald. Dat is immoreel.

De documentaire ‘The Price We Pay’ (2014) van Harold Crooks zet op een rijtje hoe belastingparadijzen van invloed zijn op het draagvlak van de democratie. Want als de arbeiders- en middenklasse gaan beseffen dat rijken en multinationale bedrijven zich onttrekken aan het betalen van belasting dan roept dat een reactie op.

Of deze burgers bewegen zich in de richting van valse profeten (fascisme, populisme) die een oplossing beloven of ze verliezen het vertrouwen in de werking van de democratische rechtsstaat en keren zich ervan af.

Omdat de nationale politiek afhankelijk is geworden van grensoverschrijdende financiële instellingen en erdoor gegijzeld wordt heeft de politiek geen ruimte meer om er iets aan te veranderen. Een oplossing moet komen door samenwerking van landen, maar dat wordt gefrustreerd door bedrijven die dat blokkeren.

Wat de documentaire schetst is de reden waarom ik het geloof in partijpolitiek ben verloren. Partijpolitiek is de gewichtloosheid van de middelmaat. Partijen houden zich bezig met trivialiteiten en de eigen marketing (Asscher! Wilders! DENK!) in het besef dat ze niet in staat zijn iets te veranderen aan de grote lijn. Of liever gezegd, politieke partijen weten dat ze geen invloed hebben om de afbraak van de verzorgingsstaat een halt toe te roepen. Dat gaat ten koste gaat van de laagbetaalden die ook nog eens relatief zwaar belast worden.

De oprechtheid om toe te geven dat de verzorgingsstaat voorbij is en ze er geen invloed op hebben kunnen de politieke partijen niet opbrengen. Begrijpelijk, want dat zou hun overbodigheid nog extra benadrukken. Daarom houden ze in hun gesloten systeem met z’n allen de leugen van hun eigen belangrijkheid in stand.

The Price We Pay’ zag ik afgelopen week op het Fraude Film Festival in Amsterdam. Een boeiend festival met een olifant in de zaal waarover niemand praatte. Want wie bedenkt dat tot de sponsors Deloitte, Allen & Overy en ABN-Amro behoren die belastingontwijking faciliteren moet concluderen dat ze op een festival dat zich sterk maakt om fraude aan de kaak te stellen en te bestrijden niets te zoeken hebben.

De organisatie doet er dan ook verstandig aan om haar sponsorbeleid te herzien. Om de schijn van belangenverstrengeling van dit soort bedrijven te vermijden is het onvermijdelijk om dit type partners in te wisselen voor betrokkenen die voortkomen uit de grassroots van de samenleving. Als het Fraude Film Festival wil doorgroeien naar een maatschappelijk relevant en geloofwaardig evenement dan moet het beseffen dat er een onaanvaardbare tegenstelling bestaat tussen de hand die het voedt en de hand die met kritiek gebeten moet kunnen worden.

Lennart Booij wordt conservator vormgeving bij Stedelijk Museum

sm

Een overstap van de galerie- naar de museumsector. In een persbericht maakt het Stedelijk Museum bekend dat Lennart Booij per 24 februari 2016 de afdeling Vormgeving van het Stedelijk gaat versterken. Naast Carolien Glazenburg (grafische vormgeving) en Ingeborg de Roode (industriële vormgeving). Desgevraagd laat hij in een tweet weten te stoppen met zijn kunsthandelDR. LENNART BOOIJ, RARE ITEMS AND FINE ART’ die gespecialiseerd is in kunst uit de eerste helft van de 20ste eeuw. Met onder meer René Lalique en Picasso. 

Booij was jarenlang politiek actief in de PvdA en brengt een belangrijk netwerk mee. Met die informatie in het achterhoofd kan de aanbeveling van Bart van der Heide, hoofd Conservatoren en Onderzoek van het Stedelijk Museum begrepen worden: ‘Hij onderscheidt zich door een gedegen wetenschappelijke kennis, en is de uitgelezen persoon om hedendaagse ontwikkelingen in de vormgeving te plaatsen in een bredere artistieke, sociaaleconomische en politieke context.’ Christiaan Braun -zie hier en hier– moet nog even afwachten. 

Foto: Schermafbeelding van tweets bij bericht van het Stedelijk Museum, 28 januari 2016.

Waarom claimt Koert van der Velde dat mindfulness religieus is?

mindfulness

Theoloog Koert van der Velde meent in een artikel in Trouw dat mindfulness hartstikke religieus is. Vorige maand verschenen zijn boek over mindfulness ‘Geen gezweef!’ dat losjes aanhaakt bij een debat over het wezen van religie en de grenzen eraan. Hij claimt dat mindfulness een religieuze oorsprong heeft die om redenen van marketing door de ontwikkelaar van de westerse variant van mindfulness Jon Kabat-Zinn wordt verhuld om de populariteit ervan niet in de weg te staan. Want religie heeft tegenwoordig een slechte pers, zeker in de seculariserende westerse samenleving waar uitsluiting, groepsvorming en machtsvorming die religie per definitie nou eenmaal met zich meebrengt andersdenkenden tegen de haren in strijken. Van der Velde formuleert niet wat hij met religie bedoelt. Zodat de beweringen uit zijn artikel in de lucht komen te hangen. Wat hij zegt is waar maar geldt alleen in zijn eigen interpretatie. Wat we er mee moeten is de vraag.

Het betoog van Van der Velde is weinig specifiek. Hij orakelt en induceert in algemeenheden van het type ‘zeggen beoefenaars’ of ‘men brengt naar buiten‘. Zo’n bewering is altijd waar, maar wat de geldigheid ervan is blijft onduidelijk. Neem de volgende passage over trainers van mindfulness: ‘De religieuze kant van mindfulle meditatie en leven houdt hen bezig. Ze zien in hun beoefening van meditatie een spiritueel pad om het leven zin te geven en zich op levensbeschouwelijk gebied te ontwikkelen.’  En: ‘Wie zich verder in mindfulness verdiept, kan bijna niet om de religieuze kant heen. Dat komt doordat mindfulness in het hart religieus is (..)’ . Wat dat religieuze is en hoe dat aannemelijk is te maken legt Van der Velde niet uit. Hij praat in cirkels. Het tekort van z’n betoog is niet alleen dat zijn beweringen niet geverifieerd kunnen worden zoals wel vaker in sociale wetenschappen voorkomt, maar dat hij geen begin van een begripsdefinitie geeft.

Het gaat Van der Velde om de herwaardering van religie. Grote godsdiensten kalven af of zijn bezoedeld door schijnheiligheid, onverdraagzaamheid, politisering en dogmatiek. Godsdiensten hebben de vanzelfsprekende aantrekkingskracht van eeuwen verloren. Omdat het de emancipatie van mensen niet meer dient, maar remt.

Steeds meer gelovigen gaan hun eigen gang. Een meerderheid van de Nederlanders vindt zich voor het eerst in de moderne geschiedenis niet meer behoren tot een godsdienstige groepering. In 2014 was dat volgen het CBS nog 50,8%. De reactie op dat proces ligt voor de hand zoals laatst ook kardinaal Wim Eijk deed in een lezing voor ABN-Amro: het claimen van niet gelovigen als gelovigen. Alleen zo kan religie weer politiek en maatschappelijk belangrijk worden gemaakt, of de neergang ervan worden vertraagd. Het artikel van Van der Velde past in een patroon van een defensieve strijd over religie. Hij claimt mindfulness als religieus, maar heeft daar niet meer argumenten voor dan zijn eigen mening. Eigenlijk best zielig zo’n achterhoedegevecht.

9200000047777395

Foto 1: Mindfulness.

Foto 2: Omslag van Koert van der Velde, ‘Geen gezweef!; Mindfulness zonder dat het mindfoolness wordt’. Budel, 2015. Uitgeverij Damon.

Kardinaal Eijk claimt in een verloren strijd niet-gelovigen als religieus

DSCF3073

Het feit dat religieuze fantoompijn epidemische vormen heeft aangenomen, bewijst dat óók de 21ste eeuwse mens ongeneeslijk religieus is. Zo kunnen mensen buiten de kaders van een georganiseerd geloof moeilijk zonder rituelen.’ aldus Kardinaal Wim Eijk in de slotlezing van de Religieuze Jaardag ABN-AMRO die plaatsvond op 26 november in Amsterdam. Religieuze fantoompijn omschrijft kardinaal Eijk zo: ’Mensen voelen geregeld gelovige activiteit in hun ziel, maar omdat ze zijn losgesneden van hun christelijke wortels voelt dit als onrust of pijn.’ Eijk stipt aan dat Nederland meer atheïsten telt dan gelovigen. Hij verwijst naar Trouw en concludeert: ‘Ruim 25 procent noemt zich atheïst, slechts 17 procent van de Nederlanders zegt in een persoonlijke God te geloven. Die gelovigen gaan bovendien steeds minder naar de kerk.

Gezien de getallen vecht kardinaal Eijk dus een verloren strijd. Naar verwachting zijn er in 2030 ‘nog slechts 60.000 katholieken die op een gemiddelde zondag naar de kerk gaan.’ Dat ware er in 2013 nog 214.000. Het maatschappelijk belang van religie neemt af omdat er steeds minder gelovigen komen. Tekenend is het digitaal platform ToekomstReligieusErfgoed dat op 25 november 2015 werd gelanceerd. Het denkt op een interactieve manier na en claimt bij uitstek het platform te zijn voor de herbestemming van kerkgebouwen.

Omdat kardinaal Eijk door afnemende aantrekkingskracht en belangstelling het niet meer kan winnen met zijn religie wacht hem een defensieve strijd. Het enige wat hem rest is niet-gelovigen te claimen als gelovigen. Een noodgreep. Alleen zo kan hij religie weer belangrijk maken. Of de teloorgang ervan verhullen en uitstellen. In zijn functie moet hij immers leiding en richting geven. Ter rechtvaardiging haalt hij het begrip ‘religieuze fantoompijn’ van stal. Eijk maakt de fout dat hij stelt dat rituelen voorbehouden zijn aan religie. Wie wel eens een theatervoorstelling bijwoont, een rechtbank bezoekt of de opening van de Staten-Generaal op Prinsjesdag gadeslaat weet echter dat rituelen niet voorbehouden zijn aan religie en overal in de samenleving voorkomen.

Het kan dat de 21ste-eeuwse mens hunkert naar zingeving in een wereld die het als fragmentarisch en zinloos ervaart. Het kan ook dat sommigen zich daartoe laten inspireren door religie en daarin zin vinden. Of die zin vinden in kunst, de eigen omgeving of buurt, of in andere activiteiten. Maar steeds meer mensen gaan ervan uit dat het leven geen zin heeft en zoeken niet verder. Religie is voor steeds meer mensen die steeds hoger zijn opgeleid en breed georiënteerd uitgewerkt. Religie had ooit een politieke en maatschappelijke functie om focus te geven aan gemeenschappen door de concentratie van macht, en insluiting en uitsluiting van mensen. Nu rest religie een steeds legere huls en het verlangen naar een functie die verloren is gegaan.

Foto: De Grote Kerk van Schermerhorn. Credits: Stadsherstel Amsterdam / Aart Jan van Mossel.