Petitie om sportschool in voormalige Sint-Hubertuskerk in Maastricht te verplaatsen is niet pragmatisch

Schermafbeelding van petitieSluit de Basic-Fit sportschool in de kerk op de Bosscherweg‘ van 27 februari 2023 op Petities.nl.

De petitieSluit de Basic-Fit sportschool in de kerk op de Bosscherweg‘ van Annelies verzoekt om een ‘Basic-Fit sportschool te verplaatsen en geen nieuwe sportscholen toe te staan in gebedshuizen die voor duizenden Nederlanders heilig zijn‘. Dat verzoek is ongelukkig en moet afgeraden worden.

Het gaat om de Sportschool Basic-Fit aan de Bosscherweg 161 in Maastricht die sinds 2020 in het gebouw van de voormalige Sint-Hubertuskerk is gevestigd. Volgens Wikipedia deed de kerk ‘van 1925 tot 2009 dienst als parochiekerk van de rooms-katholieke Sint-Hubertusparochie in  Boschpoort (ook wel Bosscherveld genoemd).’ In 2009 stootte het bisdom Roermond de kerk af, nadat het al enige tijd leeg had gestaan. Het is een rijksmonument dat door architect Jules Kayser in 1924-25 werd gebouwd.  

Petitionaris Annelies haalt twee zaken door elkaar. Een kerkgebouw is een gebouw als alle andere. Wat ze als een plek ziet ‘om God te ontmoeten‘ wordt een gebouw pas als het gewijd is. Welnu, gewijd is de voormalige Sint-Hubertuskerk allang niet meer. Het is geen geheiligde, maar een ontwijde plek. Een vergelijkbare kwestie ontstond in Utrecht in 2017 toen de katholieke Sint-Willibrordkerk door de gemeente verkocht werd aan de ultra-conservatieve katholieke vereniging Pius X.

Annelies kan vinden dat wat ooit een religieus gebouw was nooit een ander bestemming mag krijgen, maar dat is geen pragmatisch standpunt. Of zij moet zelf een alternatief bieden, maar dat doet ze niet. Ze is alleen tegen. Verwaarlozing of afbraak is het alternatief. Omdat het hier om een rijksmonument gaat, moet het beschermd worden. Vraag is hoe dat het beste kan.

Het is eenzijdig om over een voormalige kerk die een andere bestemming heeft gekregen te zeggen dat het niet is gebouwd ‘om commercieel uitgemolken te worden‘. Als dat klopt, dan treft dat verwijt de Nederlandse katholieke kerk en met name het Bisdom Roermond dat de Sint-Hubertuskerk in 2009 heeft afgestoten. Uiteraard was de kerk ooit gebouwd als kerk, maar die bestemming heeft het gebouw allang niet meer. Zoals vele katholieke kerken die vanwege afgenomen inkomsten en minder gelovige kerkbezoekers zijn afgestoten.

De voormalige Sint-Hubertuskerk in Maastricht wordt beschouwd als belangrijk cultureel erfgoed. Het is een rijksmonument. Dat bepaalt de noodzaak van de herbestemming.

De opdracht van diensten op het gebied van cultureel erfgoed, zoals de RCE en lokale monumentenfondsen, is om belangrijke gebouwen voor de toekomst zo goed mogelijk te bewaren. Dat is schipperen door ontbrekende middelen. Uitgangspunt is hier het gezegde ‘De vijand van goed is beter‘. Hoofdzaak is dat de elementen van het rijksmonument zo goed mogelijk bewaard blijven.

Er zal gezien de eerdere bestemming als gewijde kerk geen nachtclub, bordeel of schietbaan in zo’n voormalig kerkgebouw gevestigd worden, maar een fitnesscentrum annex sportschool is geen controversiële bestemming. Denk aan het citaat van de Latijnse dichter Juvenalis ‘Mens sana in corpore sano‘ dat zoiets betekent als ‘We moeten bidden om een gezonde geest in een gezond lichaam’. Het christendom staat minder haaks op het lichaam dan Annelies vermoedt.

Advertentie

De hoedjes van de kinderen hangen aan het lattenwerk. Foto van een schoolreisje in Atjeh (1913)

Schoolreisje te Banda Aceh (Kutaraja), 1913. Glasnegatief. Collectie: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. In bruikleen Museon.

Wat voor schoolreisje kan dat zijn geweest in Atjeh in 1913? In dat jaar woedde de Atjeh-oorlog nog. Wikipedia noemt het een koloniale oorlog. Zo vreedzaam was het niet in hoofdstad Kota Radja (nu: Banda Aceh).

Fascinerend is de toelichting bij de foto: ‘Een zwart-wit glasnegatief van een rij kinderen dat een houten gebouw verlaat. Links aan het lattenwerk hangen de hoedjes van de kinderen.

Wat is dat met de hoedjes? Zijn ze om te beschermen tegen de zon? Waarom hebben de kinderen die het houten gebouw verlaten en hun weg vervolgen hun hoedjes nog niet op?

Wanneer mogen ze hun hoedjes opzetten? Als de fotograaf of de begeleider dat zegt? Maar die zijn niet in beeld. Zoals op deze foto veel buiten beeld blijft.

Gedachten bij twee foto’s van Kasteel Hoensbroek van W.C.L.A Scheepens. Met jongetje (1925)

W.C.L.A Scheepens, Hoofdingang met poserende kinderen op de voorgrond, 1925. Collectie: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Fotograaf W.C.L.A. Scheepens (1865 – 1940) was een architectonisch tekenaar en architect bij het Rijksbureau (voor Kunsthistorische Documentatie). Op 6 augustus 1925 maakte hij foto’s van Kasteel Hoensbroek in Heerlen, zoals uit deze twee foto’s in de collectie van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed blijkt.

Tot zover niks bijzonders. Doorgaans zijn op dit soort foto’s van monumenten geen mensen te bekennen. Dat is hier anders. Op de bovenste foto is volgens de beschrijving een ‘jongetje met honden‘ te zien en op de onderste foto ‘poserende kinderen‘. Dat maakt de twee foto’s menselijk en afwijkend.

Het wordt er nog aardiger op als blijkt dat het ‘jongetje met honden’ ook voorkomt als een van de twee ‘poserende kinderen‘ op de onderste foto. Het gaat om het jongste jongetje met donkere kleding.

Wie het jongetje is weten we niet. Waarschijnlijk geen zoontje van de in 1925 60-jarige Scheepens. Wat het een zoontje van een vriend of kennis van Scheepens? Woonde het jongetje op Kasteel Hoensbroek of in de nabije omgeving? Was hij met zijn honden op pad toen hij Scheepens tegenkwam? We weten het niet. Het zou kunnen.

W.C.L.A. Scheepens, Hoofdingang met poserende kinderen op de voorgrond, 1925. Collectie: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

RCE beschrijft molen in Cuijk, maar geeft geen beschrijving van kunstwerk ‘Exporum’ (1958) van Kees Timmer

Ronde stenen beltmolen van achteren gefotografeerd met kunstwerk op de voorgrond‘. Cuijk, 1964. Collectie: RCE.

De beeldbank van de RCE (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) geeft als beschrijving van deze foto uit 1964: ‘Ronde stenen beltmolen van achteren gefotografeerd met kunstwerk op de voorgrond‘. De afbeelding van de molen ‘Jan van Cuijk‘ is een onderdeel van de deelcollectie molens.

Dat roept de vraag op wat het kunstwerk is dat door de RCE niet wordt omschreven, terwijl het notabene prominent in beeld staat. Welnu, het blijkt om de Exporum of Expo Stier van Kees Timmer uit 1958 te gaan. Door de hoek die de fotograaf heeft gekozen is het kunstwerk nauwelijks als stier te herkennen.

Het artikelDe ‘Expo Stier’, het symbool van Cuijk?‘ in de CuijkseCanon van Hans Peters geeft duidelijkheid waarom dit beeld op deze plek staat: ‘De plaatstalen stier van kunstenaar Kees Timmer uit Rotterdam maakte deel uit van de Nederlandse inzending voor de wereldtentoonstelling “EXPO” te Brussel in 1958. Een half jaar lang trok deze stier de aandacht van bezoekers van het Nederlandse paviljoen.’

Het kunstwerk is dus een beeld met cultureel historische waarde. Dit roept des te meer de vraag op waarom de RCE het niet nader omschrijft. Is dit beeld volgens de RCE geen cultureel erfgoed en mag het alleen dienen als bijvangst van een molen? Is dit veronachtzamen van autonome kunst in de openbare ruimte staand beleid van de RCE?

Expo of Exporum Stier van Kees Timmer op lokatie in Cuijk. In: artikelDe ‘Expo Stier’, het symbool van Cuijk?‘ in de CuijkseCanon van Hans Peters.

Gedachten bij de foto ‘Interieur ovens’ (1999)

Paul van Galen, Interieur ovens, 1999. [Interieur Nederlandse IJzergieterij Vulcanus te Vaassen]. Collectie: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Het mooiste mooi is in mijn ogen het terloopse mooi. Als het te bedacht overkomt, dan doet dat af aan de onbevangenheid. Als het gekunsteld is, dan doet het mooi uitsluitend een uitspraak over zichzelf. Afgesloten. Dan wordt het plat.

Een betekenis van spontaan is: ‘uit eigen beweging‘. In deze foto wordt een uitbarsting verbeeld. Het is een bijproduct van een industrieel proces van ijzergieten.

Een kunstenaar heeft niet het alleenrecht op de betekenis van een kunstwerk. Maar is een registratie, een documentaire foto die bedoeld is om industrieel cultureel erfgoed vast te leggen een kunstwerk? Ik denk het niet. Dat is voor mij de meerwaarde aan deze foto.

Het is de twijfel over de intentie van de fotograaf die het spannend maakt. Want hij kan door zijn opdrachtgever op pad gestuurd zijn om te registreren, om vast te leggen, maar of hij niet in de verleiding wordt gebracht om zijn talent in te zetten om het mooier te maken dan het is weten we niet zeker.

Toch doet dat er niet toe. Waar begint de esthetische functie van kunst als communicatie zoals taalkundige Roman Jakobson die ooit uitwerkte? Dat omvat ook kunst die geen kunst wil zijn. En hoe dan ook is de boodschap dominant. Niet de zender zoals fotograaf Paul van Galen of zijn opdrachtgever.

Dat is de hinkstapsprong die we als kijker mogen maken. We vinden de weg in een doolhof dat geen dwaaltuin, maar een kaarsrechte weg is. Onze waardering kan veranderen als we terloops mooi verkiezen boven bedacht mooi. Dat nemen we aan. Meer is het niet.

Kritiek op bestuurlijke bescherming van kunstproject ‘Rivier Boot Stad’ in Dordrecht

Schermafbeelding van deel homepageRivier Boot Stad‘. Dordrecht, 2021.

In Dordrecht is het kunstproject ‘Rivier Boot Stad‘ van de in Rotterdam wonende Deens-Schotse kunstenaar Edward Clydesdale Thomson in de maak. Het bestuur van de gemeente Dordrecht vindt het ogenschijnlijk belangrijk en besteedt veel aandacht aan de marketing ervan, zoals onder meer blijkt uit een site en een YouTube-kanaal. Het Dordrechts Museum is betrokken bij de uitvoering, maar lijkt ook een hindernis in zich te dragen.

De tweede fase uit het drie fasen bestaande project krijgt namelijk steeds meer kritiek. De eerste fase is de bouw van een 15 meter lange hektjalk en de derde fase is de plaatsing van objecten op een route die het schip tijdens de tweede fase aflegt. Dat gebeurt op 9 oktober 2021. Dan wordt het schip als in de film Fitzcarraldo van Werner Herzog door vrijwilligers door de stegen en straten van Dordrecht getrokken. De sleeptocht. Daarbij is het de opzet dat het schip uit elkaar valt. De brokstukken verwerkt de kunstenaar tot de genoemde objecten van de derde fase.

Op die tocht zullen een historisch smeedijzeren Art Nouveau hek uit 1904 dat een rijksmonument is en sinds die tijd onderdeel van het Dordrechts Museum en een stuk van een muur worden ‘gebroken’. De boot wordt niet in het museum, maar elders gebouwd. Op de siteRivier Boot Stad‘ van de gemeente wordt het beschadigen van een, in principe, beschermd rijksmonument bij de Veel Gestelde Vragen zo verantwoord:

3. Het kunstwerk rivier, boot, stad kan enerzijds worden gezien als een vanitas, in zijn reflectie op de vergankelijkheid van het leven. Maar ook als een viering van wat mogelijk is door middel van collectieve inspanning. Het evenement waarbij het schip versleept wordt is een mythisch verhaal over een onmogelijke reis van een enorm schip door de smalle straten van het Hofkwartier. Dit verhaal wordt na het evenement naverteld door de sporen die het schip achterliet: een serie sculpturen in het Hofkwartier. Schrijvers denken lang na over de eerste zin van hun boek: het vertelt de lezer iets over de rest van het verhaal. Dat geldt ook voor de eerste sculptuur in de serie. Het is een samenvatting van de rest van het verhaal dat verderop in het Hofkwartier te zien is. Het schip dat door het hek breekt is een dramatisch gebaar: het lijkt gevaarlijk, spannend, tragisch. Maar zal in zijn praktische uitvoering niet gevaarlijk zijn. Het verhaal vertelt over de schoonheid van destructie. Het schip breekt met het oude om een nieuw verhaal te vertellen. De handeling van het oversteken van de drempel van het museum, de openbare ruimte in, is een symbolische daad van collectieve kracht.

In deze toelichting komen vooroordelen over teksten over hedendaagse kunst samen. Ze zouden onbegrijpelijk, mistig, zelfingenomen en hooghartig zijn. Nou, critici worden hier op hun wenken bediend en in hun vooroordeel bevestigd. Een alledaags kunstproject van een schip dat door een historische havenstad wordt getrokken is blijkbaar niet genoeg, maar moet door de curatoren en communicatiemedewerkers met mystiek, dramatiek en onbegrijpelijke aannames worden opgepimpt. Juist die overdaad aan verklaring maakt echter het project kapot omdat elke poging om het onverklaarbare te verklaren tot mislukken gedoemd is. Een goed kunstproject wordt beschadigd door verklaringen die er met de haren bijgesleept worden.

Dordrecht.net laat in een artikel met de veelzeggende titel ‘Historicus Henk ’t Jong vreest verdere manipulatie van cultuur bobo’s om weerstanden tegen kunstboot door museummuur te negeren‘ de Dordtse historicus Henk ’t Jong aan het woord. ’t Jong heeft kritiek op het afbreken van de historische muur en hek en meent dat de bestuurders die zich namens de gemeente achter dit project hebben geschaard niet echt op de kritiek antwoorden, de beeldvorming manipuleren en zich arrogant opstellen. Hij parafraseert dat zo: ‘Wij, de elite van stedelijke cultuurbobo’s, zullen u wel vertellen wat mooi en waardevol is. En jullie gaan lekker toch niet over waar wij het belastinggeld aan uitgeven.

Ik ken Henk ’t Jong niet en weet niet of al zijn kritiek op dit kunstproject gerechtvaardigd is en of hij te kort door de bocht reageert. Ik deel wel zijn kritiek op het tenenkrommende jargon van de begeleidende teksten. Doorgaans bestaat er in historische binnensteden spanning tussen historici en ontwikkelaars van kunstprojecten die wat reuring aan de stad willen geven. Dan trappen de historici die wars zijn van verandering al snel op de rem. Maar daarmee is niet gezegd dat de ontwikkelaars altijd gelijk hebben en zomaar gebouwen van historische waarde kunnen aantasten.

In de discussie over het kunstproject ‘Rivier Boot Stad‘ dat ik knap bedacht vind en me doet denken aan de iconografie van de Turks/Armeens-Franse kunstenaar Sarkis mis ik in de uitleg het argument dat het breken van muur en hek uit 1904 essentieel is voor dit project.

Want in antwoord 3. van hierboven op de vraag waarom het schip ‘nou per se door het hek [moet] breken‘ volgt in mijn ogen geen inhoudelijke uitleg die rechtstreeks uit de essentie en beweegreden van het project volgt, maar wordt de lezer afgescheept met jargon en omcirkelende bewegingen die het project en de kunstenaar niet nodig hebben. De kunstbobo’s lijken in Dordrecht een goed kunstproject gekaapt te hebben en dat weliswaar om welke redenen dan ook te steunen, maar doen tegelijk met hun abracadabra en hooghartige houding zoveel schade aan dat het wegzakt onder de standaard die Edward Clydesdale Thomson vermoedelijk aanvankelijk in gedachten had.

In Dordrecht is dit project onnodig gepolitiseerd door toedoen van het gemeentebestuur dat zich goedwillend achter dit project heeft geschaard, maar vergeten is het aan de bewoners uit te leggen. Het is belangrijk dat de kunstenaar, de critici en de gemeente om de tafel gaan zitten en de opbouwende kritiek serieus nemen. Het advies van de Rijksdienst van het Cultureel Erfgoed over de onomkeerbare schade aan het hek kan hierbij een uitgangspunt zijn.

Maar ook dat wordt niet geheel duidelijk. Want de siteRivier Boot Stad‘ praat opnieuw in raadsels als het over het herstel in oude luister van het hek zegt: ‘een zeer beperkt risico op schade die bij het terugplaatsen van het hek na de afgesproken termijn wordt aangeheeld‘. Wat moet er in Dordrecht veel geheeld worden.

Voorstel voor een permanente invulling van Oud Amelisweerd. Met aandacht voor topografie en het zwaartepunt op provincie Utrecht

Voorgeschiedenis en bestuurlijke afspraken
In 2018 ging de Stichting Museum Oud Amelisweerd (MAO) in landhuis Oud Amelisweerd failliet en liet schulden na. Het was vanaf het begin niet levensvatbaar. Dat had te maken met de lastige plek van een historische buitenplaats in een Bunniks bos, de strikte voorwaarden voor het uitbaten van een museum in verband met klimatisering, antiek 18de eeuws Chinees behang en het landgoed dat een rem op het bezoek zette, de slechte bedrijfsvoering en matige organisatie van Stichting MOA en de onvoldoende aansprekende en te smalle thematiek die was gebaseerd op het werk van de inmiddels overleden kunstenaar Armando. Hij nam gaandeweg afstand van de museumorganisatie waarmee hij een dubbelzinnige verhouding onderhield.

Gemeente Utrecht is eigenaar van het landhuis en heeft het onder beheer van het Centraal Museum en met medewerking van gemeentelijke diensten (Utrechtse Vastgoed Organisatie) en de Rijksdienst Cultureel Erfgoed met inzet van vele specialisten voorbeeldig gerestaureerd. De kosten voor Utrecht bedroegen € 1,66 miljoen wat de raad voldoende vond en het college in juni 2012 via de ingetrokken, maar door het college overgenomen motie 56 (Armando zonder overheidsgeld) tot de afspraak dwong dat er geen euro in de exploitatie gestoken zou worden. Dat hield ook in geen huurderving of culturele subsidies. Het Utrechtse college hield zich niet aan de afspraak toen wethouder Kees Diepeveen in december 2016 aan de gewraakte Stichting MOA een subsidie van 75.000 euro gaf. Die toekenning was tegen de afspraken in ondanks het feit dat de voorwaarden door de raad oneigenlijk waren opgerekt door later over ‘structurele subsidie’ te spreken.

In november 2016 vroeg de Utrechtse raad in motie 188 het college om ‘een toekomstbestendige en realistische openstelling van het landhuis Oud Amelisweerd’. Dat leidde tot een onderzoek en vergelijking van scenario’s. Opnieuw was het kostenaspect hierbij leidend. In die zin dat de gemeente Utrecht de financiële ruimte om het landhuis open te stellen en te beheren wilde maximaliseren op € 100.000 per jaar. Dit werd in juni 2017 vastgelegd in de aangenomen motie 111.

Huidige situatie
In november 2018 publiceerde de Utrechtse Vastgoed Organisatie het ‘SELECTIEDOCUMENT TIJDELIJKE EXPLOITATIE LANDHUIS OUD AMELISWEERD (BUNNIK)’. Dat begint zo: ‘De gemeente Utrecht zoekt een tijdelijke huurder voor de periode 1 maart 2019 tot 1 maart 2020 voor het Landhuis Oud Amelisweerd. (…). Uiteindelijk wil de gemeente vanaf 1 maart 2020 een nieuwe permanente invulling geven aan het landhuis.’ Het was op initiatief van Museum Huis Doorn dat gesteund door de partners van de Stichting Samenwerkende Kasteelmusea Utrecht (SSKU)  in juni 2019 een ‘popup museum’ inrichtte waarover werd gezegd dat het een tijdelijk karakter had. Objecten uit de depots van de vier verschillende kastelen worden er tentoongesteld. Een bericht van de DUIC van 26 april 2019 zegt: ‘Het Huis Doorn huurt het museum één jaar, met ruimte voor verlenging als de tentoonstellingen succesvol blijken’. Dat laatste lijkt niet volledig in lijn met het Selectiedocument dat vanaf 1 maart 2020 zegde een ‘nieuwe permanente invulling te geven aan het landhuis’.

Nieuwe permanente invulling
De ‘permanente invulling’ van landhuis Oud Amelisweerd heeft dus nogal wat voeten in de aarde. Een externe dynamiek is nodig om de patstelling te doorbreken die al sinds 2012 bestaat toen de Utrechtse raad besloot dat er geen euro in de exploitatie gestoken mocht worden. Die dynamiek kondigde zich afgelopen week aan met de berichtgeving in een uitzending van onderzoeksprogramma Zembla (BNNVARA) over de omstreden verkoop van de Atlas Munnicks van Cleeff door het Koninklijk Huis aan de Utrechtse ondernemer John Fentener van Vlissingen. Kunsthistoricus Rudi Ekkart verklaarde in de uitzending dat het het meest logisch zou zijn geweest als de 1600 topografische tekeningen en prenten van de stad Utrecht en omgeving uit de 17de en 18de eeuw in Het Utrechts Archief (HUA) zouden zijn terechtgekomen. Aan de Utrechtse Hamburgerstraat heeft HUA een tentoonstellingsruimte. In een debat beweerde premier Rutte dat de Atlas eerst aan Utrechtse culturele instellingen was aangeboden, maar zij lieten desgevraagd aan Zembla weten nooit benaderd te zijn. Over deze kwestie hebben D66 en Groenlinks, evenals SP afgelopen week kamervragen gesteld aan Rutte.

Zo kondigt zich een mogelijkheid aan om met als kern de Atlas Munnicks van Cleeff een nieuwe invulling voor landhuis Oud Amelisweerd te vinden. Historisch sluit de Atlas goed aan bij het 18de eeuwse Chinese behang en de historisch buitenplaats. Omdat de Atlas in particulier bezit is dient nog wel overeenstemming bereikt te worden over bruiklenen of toekomstige verkoop aan HUA. Premier Rutte heeft wat goed te maken in dit dossier en kan zijn goede wil tonen door de familie Fentener van Vlissingen een ruimhartige fiscale tegemoetkoming over toekomstige erfbelasting aan te bieden als het de Atlas verkoopt aan het HUA zodat deze collectie voor Nederland bewaard blijft. HUA is het archief van de stad en de provincie Utrecht zodat ook de provincie in beeld komt als partner die betrokken wordt bij de exploitatie van landhuis Oud Amelisweerd.

Uitwerking
De rest is uitwerking. Zo zijn er geklimatiseerde vitrines met een beperkt lichtniveau nodig om de tekeningen en prenten te tonen. Ze kunnen vanwege de kwetsbaarheid voor licht vermoedelijk niet langer dan 6 weken achtereen getoond worden. HUA is een archief dat geen museum is en ook niet de kennis en denkwijze van een museum in huis heeft, maar een digitale voorsprong heeft genomen in presentaties die het een zekere reputatie heeft opgeleverd. Juist dat is in het lastig te klimatiseren landhuis Oud Amelisweerd prima inzetbaar en kan een mooie aanvulling geven aan de tekeningen en prenten. Voor de museale component kan samenwerking met het Centraal Museum gezocht worden, de voormalige beheerder van Oud Amelisweerd.

Hedendaagse kunst van Utrechtse (provincie) kunstenaars kan samen getoond worden met een selectie uit de Atlas Munnicks van Cleeff. Beide illustraties van Utrechtse kunstenaars bij dit commentaar geven aan wat kan. Een mogelijkheid is om de topografie van Utrecht als uitgangspunt te nemen. Zodat inwoners van de provincie Utrecht hun stad, dorp of buurtschap belicht kunnen zien. Ook via een website die als verlengde van de tentoonstelling fungeert. Een en ander kan gethematiseerd en uitgewerkt worden in een museumbeleid dat bijzondere aandacht besteedt aan topografie en landkaarten. Ook in historisch en mentaal opzicht. Dit benadrukt halverwege kunst en realiteit de feitelijkheid van kunst. Dat kan goed aansluiten bij een educatief programma voor scholen omdat topografie zich hier bijzonder voor leent. Zoals gezegd, met digitale hulpmiddelen. De tentoonstellingsruimte van HUA in de Hamburgerstraat kan aanvullend gebruikt worden door objecten te tonen die vanwege de klimatisering niet in Oud Amelisweerd getoond kunnen worden. Samenwerking met de collectie en de conservator Stadsgeschiedenis van het aan dezelfde Lange Nieuwstraat gelegen Centraal Museum kan voor verdere verdieping en maatschappelijke en politieke borging zorgen.

Foto 1: Isabel Ferrand, wereldkaart World Lace samengesteld uit 1300 porseleinen tegeltjes, 2013.

Foto 2: Harmen Brethouwer, Hurricane (in de serie: Delft Waves Suite), 2004. Inkjetprint op forex.

Vragen over beheer van kunstcollectie van de gemeente Westland. Is er een kaderwet nodig voor herplaatsing, afstoting en opslag?

De gemeente Westland ligt in Zuid-Holland en ontstond in 2004 door gemeentelijke herindeling uit de samenvoeging van de gemeenten De Lier, ‘s-Gravenzande, Monster, Naaldwijk en Wateringen. Gemeente Westland heeft ongeveer 108.000 inwoners. Twee fracties in de gemeenteraad, te weten GemeenteBelang Westland (GBW) en Westland Verstandig maken zich volgens een bericht van WOS.nl bezorgd over ‘het lot van kostbare kunst uit voormalige gemeentekantoren’. Want daarvan waren er voor de samenvoeging in 2004 heel wat. Beide fracties gaan daar komende maandag 7 januari 2019 vragen over stellen in de vergadering van de commissie MO (zie rondvraag). Zie hier voor de ‘Lijst van beelden in Westland’ op Wikipedia.

GBW heeft daarover in maart 2018 vragen gesteld die in augustus 2018 door wethouder Piet Vreugdenhil (Cultuur, erfgoed & culturele accommodaties) namens het college werden beantwoord. Het antwoord luidde dat de gemeentelijke collectie groot is en eerst ‘volledig‘ geïnventariseerd moet worden. Vreugdenhil zegt dat dit een ‘arbeidsintensief proces‘ is dat ‘onder andere door vrijwilligers en medewerkers van het historisch archief dit jaar wordt afgerond’. Hij zegt ernaar te streven om eind 2018 ‘een advies over de kaders voor behoud of afstoten van de gemeentelijke kunstcollectie aan de gemeenteraad voor te leggen’. De datum is door het college niet gehaald. Daarom trekken beide fracties aan de bel via raadsvragen en het lokale nieuws.

Het antwoord van wethouder Vreugdenhil is opmerkelijk omdat er blijkbaar bij het Historisch Archief Westland (een gemeentelijke dienst) blijkbaar geen actuele stand van zaken over de locatie en/of opslag van de gemeentelijke kunstcollectie aanwezig is. Uit de gang van zaken blijkt dat de raadsvragen van 27 maart 2018 na negen maanden nog niet beantwoord zijn. Het archief heeft zeven vaste medewerkers. De trage gang van zaken wekt het vermoeden dat er veel onduidelijkheid is over de kunstcollectie die bestaat uit al dan niet ontmantelde sculpturen in de openbare ruimte en objecten die de gemeentekantoren sier(d)en. Raadsvragen van Westland Verstandig gaan verder en wijzen erop dat ‘experts’ op het gebied van de gemeentelijke kunstcollectie vermoeden ‘dat een aantal stukken vermist wordt’. De fractie vraagt aan het college of dit vermoeden klopt. De logische vervolgvraag is dan als kunstobjecten inderdaad vermist zijn wat ermee is gebeurd, waar ze zijn terechtgekomen en wie sinds 2004 politiek verantwoordelijk voor het beheer ervan was.

Het probleem van vermiste stukken uit een openbare kunstcollectie is niet uniek voor één specifieke gemeente die ontstaat door samenvoeging van meerdere gemeenten. Schaalvergroting en grotere afstand tot de kernen van het openbaar bestuur helpen niet mee aan de handhaving van de kwaliteit van het toezicht. Mede omdat de gemeentelijke organisatie op de schop gaat en taken opnieuw moeten worden ondergebracht. Letterlijk en figuurlijk raken dan voorheen gekoesterde kunstobjecten uit zicht als gemeentekantoren worden gesloten. In de rangorde van taken heeft beheer van een gemeentelijke kunstcollectie geen hoge prioriteit. Dat wordt er niet beter op als burgers en ambtenaren geconfronteerd worden met kunstobjecten uit andere gemeenten waarmee ze weinig affiniteit hebben. Dit voorbeeld zet dan ook aan tot de nadere overweging om een kunstcollectie van een gemeente die ontstaat door samenvoeging van meerdere gemeenten en kernen grootschaliger te benaderen en wettelijke kaders te geven. Zodat de betreffende gemeente die het vaak aan expertise ontbreekt in een vroeg stadium assistentie van RCE, provinciale of landelijke overheid verplicht moet inroepen bij herplaatsing, afstoting of opslag van kunstobjecten uit de gemeentelijke kunstcollectie.

Foto 1: Adri Blok, Druivenmeisje. Bronzen beeld op betonnen voet, 1988. Eerder geplaatst in de Hoofdstraat van De Lier, daarna in de tuin van het gemeentehuis en naar zeggen van Westland Verstandig nu verdwenen.

Foto 2: Schermafbeelding van deel artikelVragen over lot kostbare kunst uit voormalige gemeentekantoren’ op WOS.nl, 2 januari 2019.

Foto 3: Schermafbeelding van memo Rondvraag 1 fractie GBW bijlage Beantwoording art 42 vraag GBW kunstcollectie (18-0207798) op gemeentewestland.nl.

Foto 4: Schermafbeelding van schriftelijke vraag Rondvraag 2 fractie WV inzake kostbare kunst (G18-003414) op gemeentewetland.nl.

Foto 5: Eric Claus, Paard. Eerder geplaatst in de Langestraat in ‘s-Gravenzande en naar zeggen van Westland Verstandig nu verdwenen.

Vraagtekens bij een onderzoek van Blueyard over Museum Oud-Amelisweerd en over de stappen voor een nieuwe bestemming

In augustus 2018 ging de Stichting Museum Oud-Amelisweerd failliet. Het was exploitant en huurder van landhuis Oud-Amelisweerd dat eigendom is van de gemeente Utrecht en is gelegen in de gemeente Bunnik. Sinds eind 2010 is op dit blog op een kritische wijze regelmatig aandacht besteed aan Museum Oud Amelisweerd (MOA). De kritiek was dat de procedure volgens welke de besluiten werden genomen bestuurlijk onzorgvuldig was om niet te zeggen de bestuurlijke lijnen ernstig te buiten ging en dat de randvoorwaarden voor een museum in een lastig te exploiteren Rijksmonument onmogelijk waren om tot een succes te leiden. Voor dat laatste werd bij herhaling door experts gewaarschuwd, maar hun waarschuwingen werden genegeerd door het college van de gemeente Utrecht. Het MOA was museaal, financieel en politiek een aangekondigde ramp. Het MOA was en bleef vooral een papieren werkelijkheid in de bestuurskamers van de Stichtse politiek. Dat vraagt na een mislukte poging (2010-2018) om een diepgaande verklaring die man en paard noemt.

Bijkomende kritiek was dat diverse haalbaarheidsonderzoeken gekleurd, ingestoken en vertekend waren en de waarheid niet boven tafel haalden of bewust onder tafel hielden. Bij die reeks voegt zich nu een nieuw onderzoek dat in opdracht van de gemeente Utrecht door ‘een coöperatie van gedreven zelfstandig adviseursBlueyard is uitgevoerd. Het onderzoek is bedoeld om Utrecht te helpen bij het vinden van een nieuwe bestemming voor het landhuis dat vanwege het faillissement immers op een nieuwe bestemming wacht.

Het onderzoek is op hoofdlijnen in lijn met wat hier op dit blog is geconstateerd. Op het niveau van de randvoorwaarden en de onmacht van de exploitant om daar mee om te gaan is het onderzoek verdienstelijk en duidelijk. Hoewel het geen nieuwe feiten boven water haalt, zet het vermoedelijk voor het eerst voor alle leden van de Utrechtse gemeenteraad onverbloemd op een rijtje wat er zoal is misgegaan.

Uit deze wandaad van slecht bestuur is echter geen dader of neutraler gezegd ‘actor’ af te leiden. De ramp lijkt uit de lucht te vallen en geen voorgeschiedenis te hebben. Het gemis is dat het onderzoek de rol van het openbaar bestuur en dan met name de gemeente Utrecht buiten schot laat. Utrechtse cultuurwethouders als Frits Lintmeijer, Kees Diepeveen en Anke Klein worden niet met name genoemd en werden niet gehoord. Evenmin werden verantwoordelijke gedeputeerden van de provincie Utrecht (Anneke Raven, Mariëtte Pennarts) of van de gemeente Amersfoort (Pim van de Berg, Mirjam Barendregt) gehoord. Dat is een onbegrijpelijk gemis en is er een aanwijzing voor wat de opzet van het onderzoek is. Niet het beleid, maar de uitvoering ervan staat centraal. De dieperliggende redenen waarom het MOA is ontspoord worden niet onderzocht en als iets in die richting wordt geconstateerd gebeurt dat in abstracties en vaagheden die niemand bijten.

Het Utrechtse college dat de opdracht voor het onderzoek gaf is de roze olifant in de kamer waarover het onderzoek niet praat. Want de achtereenvolgende colleges met de achtereenvolgende verantwoordelijke cultuurwethouders liggen ten grondslag aan de mislukking. Dat maakt het onderzoek minder objectief en waardevol dan het met een kritische blik naar alle betrokkenen had kunnen zijn. Goed dat het onderzoek er is, alleen is het acht jaar te laat uitgevoerd, niet compleet en gekleurd door de rol van de opdrachtgever.

Er valt ook wel een en ander op de constateringen aan te merken. Ik geef de belangrijkste puntsgewijs weer met mijn commentaar:
1. ‘Door de verplaatsing van het Armando Museum naar het landgoed verviel de verplichting het Armando Museum in stand te houden of te heropenen in de Elleboogkerk‘.
Commentaar: Dit gaat voorbij aan het zogenaamde convenant uit 1998 tussen enerzijds de gemeente Amersfoort en anderzijds Armando en zijn (ex)-echtgenote Tony de Meijere waarin de gemeente zich verplichtte om de bruikleen van de collecties van genoemde personen binnen Amersfoort tentoon te stellen. Dit werd eenzijdig door Amersfoort verbroken. De toenmalige directeur van Amersfoort-in-C Gerard de Kleijn sprak in 2010 in dit verband van onbehoorlijk bestuur. Dus er verviel geen verplichting, integendeel, deze werd eenzijdig opgezegd door het toen nieuw aangetreden college van Amersfoort dat contractbreuk pleegde.

2. ‘Het aanbod was artistiek-inhoudelijk de moeite waard. Tweemaal per jaar werd een tentoonstelling georganiseerd, en daarbij werd gekozen om niet uitsluitend werk van de Armando te tonen, maar ook ander werk. De recensies waren lovend, de reacties van de bezoekers positief en als bevestiging won MOA in 2016 de internationale prijs voor cultureel erfgoed, Europa Nostra.’
Commentaar: Het bleef wringen dat zoals ook de Raad voor Cultuur constateerde de combinatie ensemble, Armando en Chinees behang niet logisch was en geen goede basis onder de programmatische structuur van het MOA legde. Oud-hoofdconservator en vriendin van Armando Rini Dippel uitte in 2011 dezelfde kritiek evenals deskundigen uit de museumsector. De tentoonstellingen waren van wisselend niveau en de recensies absoluut niet altijd lovend. Het behalen van de Europese prijs Europa Nostra was niet de (volledige) verdienste van het MOA en niet in minste mate de verdienste van de partijen uit het voortraject die de renovatie op poten hadden gezet voordat de Stichting MOA in beeld kwam: Gemeente Utrecht inclusief het Centraal Museum en de Vastgoed Organisatie, Rijksdienst Cultureel Erfgoed en het Restauratie Atelier Limburg.

3. ‘Het is opmerkelijk dat het bestuur in de ronde voor heroriëntatie niet met een overgangsscenario voor een terugval heeft kunnen komen.
Commentaar: Het onderzoek constateert op vele plekken dat het MOA werkte met ‘een onrealistisch ondernemingsplan’, ‘een moeizame bedrijfsvoering met te veel beperkingen’ en een ontbrekend weerstandsvermogen. Het MOA heeft geen enkel jaar met een positief saldo afgesloten, heeft onvoldoende sponsors kunnen trekken en niet aan de verwachtingen voldaan wat de bezoekcijfers betrof. De structurele inkomens uit de Amersfoortse bruidsschat liepen in 2021 ten einde en er wachtte nog de terugbetaling van 160.000 euro aan de provincie Utrecht. Het is begrijpelijk dat het bestuur deze indicatoren inschatte als perspectiefloos, evenmin een opgaande lijn kon constateren en het besluit nam om de verliezen niet verder op te laten lopen. Het onderzoek doet er verkeerd aan om de terugvaloptie te koppelen aan de exploitant Stichting MOA, deze optie was door de gemeente Utrecht juist in de brief geschreven voor het geval de exploitant het niet zou redden en was primair gebonden aan het vastgoed, ofwel het landhuis.

4. ‘We adviseren de gemeente Utrecht om een visie te formuleren op wat zij wil met het openstellen van het landhuis als cultureel erfgoed. Wat is de mate van ontsluiting en toegankelijkheid die zij het publiek wil bieden?
Commentaar: Een terechte, maar schrijnende opmerking die als mosterd na de maaltijd komt. Dit had zoals velen onder wie deze blogger vanaf 2010 meermalen hebben beweerd bij aanvang van het project moeten gebeuren. Het Utrechtse gemeentebestuur heeft continu achter de feiten aangelopen en onvoldoende initiatief genomen. Utrecht heeft het vastgoed voorbeeldig opgeknapt, maar bij de keuze voor de huurder en de voorwaarden van de exploitatie heeft het te laat, halfslachtig en ronduit slecht geacteerd. De gemeenteraad kreeg onvoldoende inspraak om het college te sturen en werd telkens met voldongen feiten geconfronteerd.

Wat nu na dit halfslachtige rampenscenario waaruit tussen de regels door blijkt dat de achtereenvolgende colleges van de gemeente Utrecht de wandaad hebben gepleegd, maar de dader ongenoemd blijft? De valkuil is de bestuurlijk-ambtelijke sfeer waar dit onderzoek van Blueyard ook ogenschijnlijk in is vastgelopen. Het heeft niet verder gekeken omdat het niet begreep dat dat nodig was of omdat dat ontmoedigd werd door de opdrachtgever. Hoe merkwaardig is het niet dat er volop ambtenaren, consultants en zakelijke directeuren worden geïnterviewd voor het onderzoek, maar nauwelijks inhoudelijke deskundigen uit de museumsector, laat staan critici als Paul van Vlijmen of Rini Dippel? Nodig is een volwaardig onderzoek dat uit de ambtelijk-bestuurlijke sfeer komt waarin trouwens ook het onderzoek van de Holland Consulting Group vastliep en het college van Utrecht gedetailleerde inhoudelijke argumenten geeft aan de hand waarvan het zich een mening kan vormen. Dat is beter dan wat de afgelopen acht jaar is gebeurd, toen de feiten uit de meningen volgden.

Foto: Schermafbeelding uit het onderzoekMuseum Oud Amelisweerd ex post; Oorzaak en aanleiding van het einde, met de blik op de toekomst’ van Blueyard dat in opdracht van de gemeente Utrecht werd uitgevoerd, 2 november 2018.

College Amersfoort stoot atelierruimte af ondanks toezegging niet te bezuinigen op cultuursector. Kunstenaars protesteren

sa

De Stad Amersfoort zet in een bericht op een rijtje hoe beeldende kunstenaars Amersfoort verlaten. Reden is het gebrek aan atelierruimte. Het college van D66, VVD, ChristenUnie en PvdA stoot atelierruimte af en brengt die op de markt waardoor kunstenaars op straat komen te staan. Meer dan 35 kunstenaars zouden op zoek zijn naar atelierruimte. Coalitieakkoord ‘2014-2018 – Samen maken we de stad’ zegt over de cultuursector: ‘De culturele sector in Amersfoort heeft de laatste jaren budget moeten inleveren. De coalitie legt geen nieuwe bezuinigingen op aan de cultuursector.’ Het lijkt er echter sterk op dat het afstoten van atelierruimte door het college een verkapte bezuiniging op de cultuursector is en het college in strijd met de eigen voornemens handelt. Want bezuinigingen buiten de cultuurbegroting om die via het gemeentelijk vastgoedbedrijf  lopen zijn wel degelijk op te vatten als nieuwe bezuinigingen die het college oplegt aan de cultuursector.

Illustratief voor het wispelturige Amersfoortse cultuurbeleid is het lot van de Elleboogkerk die in de verkoop staat voor 1.495.000 euro. Tot een brand in 2007 was er het Armandomuseum gevestigd. De brochure zegt: ‘De cascorestauratie is deels gebaseerd op plannen voor de herhuisvesting van het Armandomuseum die uiteindelijk geen doorgang heeft gevonden.’ Te elfder ure blokkeerde het college om economische redenen de herhuisvesting. In 2010 noemde de toenmalige directeur van de cultuurkoepel Amersfoort-in-C het eenzijdig opzeggen van een prestatieovereenkomst door het college ‘onbehoorlijk bestuur. Het gevolg was dat het Armandomuseum ondanks beloften dat het museale huisvesting in Amersfoort geboden moest worden de stad werd uitgejaagd naar Bunnik. Het vestigde zich in landhuis Oud Amelisweerd waar het onder een andere naam geen toekomst kon opbouwen. De gemeente Utrecht is nu bezig met een verkennend onderzoek voor het vinden van een nieuwe exploitant. En de Elleboogkerk staat 7 jaar later nog steeds in de verkoop.

Kunst is het slachtoffer. Wat opvalt is dat het college en de agerende kunstenaars kunst niet meer centraal stellen. Bijverschijnselen nemen het over. Het college is verblind door cijfers vanwege miljoenentekorten -die door slecht beleid op de projectontwikkeling zijn ontstaan- en kunstenaars bijten zich vast in hun protest. Zodat boekhouden, schuiven met begrotingsposten, procedures, verbijstering, ongenoegen en profilering komen te staan voor waar het om begonnen was: de kunst. Kunstenaar Ron Jager timmert met z’n Uncle Rons Hyperbolic Roadshow lekker aan de weg, maar of daarbij de kunst centraal wordt gesteld of die net als bij het college ook instrumenteel geworden is valt af te wachten. Maar het grootste verwijt treft achtereenvolgende colleges van Amersfoort die grillig, wisselvallig en op sommige momenten zelfs op onbehoorlijke wijze invulling hebben gegeven aan het cultuurbeleid. Met een kwalijke uitstraling tot buiten de gemeentegrenzen.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelKunstenaars verlaten Amersfoort’ in De Stad Amersfoort, 25 januari 2o17.