Petitie ‘Maak een stilteruimte in de bibliotheek Eemland’ staat haaks op het Amersfoortse inclusiviteitsbeleid

Schermafbeelding van deel petitieMaak een stilteruimte in de bibliotheek Eemland‘ van Leïla Bezzah – Elyahiaoui op petities.nl.

De petitie ‘Maak een stilteruimte in de bibliotheek Eemland‘ in Amersfoort van Leïla Bezzah – Elyahiaoui is om twee redenen overbodig. De petitie moet daarom ontraden worden. De petitionaris eist een stilteruimte in elke Amersfoortse bibliotheek voor bezinning en gebed.

I. Wie wel eens een bibliotheek in een stad bezoekt ziet overal scholieren en studenten in stilte zitten blokken. Ze studeren serieus. Een bibliotheek heeft geen stilteruimte nodig omdat een bibliotheek al een stilteruimte is.

Een bibliotheek is geen school waar de hele dag verplicht lessen moeten worden gevolgd. Wie in een bibliotheek studeert is vrij om naar buiten gaan om in een nabijgelegen supermarkt een broodje te kopen, een korte wandeling te maken om de spieren en de geest te ontspannen of op een zelf gekozen stil plekje tot bezinning te komen.

Het is potsierlijk om van een bibliotheek te eisen dat wat voor de deur ervan ligt naar binnen gehaald moet worden. Het is omgekeerd. De petitionaris kan een pauze buiten de bibliotheek nemen. Kantoren lopen leeg tussen de middag als medewerkers met elkaar wandelen en een frisse neus halen om zich op te laden. Dat kunnen studerenden in een bibliotheek ook doen. Het is zelfs gewenst als ze dat doen.

II. Petitionaris Leïla Bezzah – Elyahiaoui verwijst naar het ‘Beleidskader Amersfoort Inclusieve Stad 2021-2026‘ van januari 2021. De woorden ‘bibliotheek‘, ‘stilteruimte‘ of ‘gebed‘ komen niet in het document voor. Evenmin haar citaat ‘werkt de gemeente er hard aan dat een ieder in vrijheid zichzelf mag zijn, waar je mag werken, leren en leven op een manier die bij je past‘.

Bezzah lijkt een parafrase te geven van een uitspraak van wethouder Diversiteit Cees van Eijk (GL) die in een toelichting op het beleidskader zegt: ‘Je mag in Amersfoort in alle vrijheid jezelf zijn. Je mag hier werken, leren en leven op een manier die bij je past. In een inclusieve stad sluiten we niemand uit‘.

Wie die woorden van Van Eijk en het beleidskader tot zich door laat dringen komt tot het inzicht dat het Amersfoortse gemeentebestuur meent dat iedereen ‘in alle vrijheid zichzelf mag zijn’. Ieder individu moet daar mee omgaan. Met een zekere mate van eigen initiatief en zelfredzaamheid. Het beleidskader nodigt iedereen uit om de vaardigheid en losheid te ontwikkelen om prettig te leven en kansen te grijpen.

Er zijn grenzen aan wat de gemeente kan doen. Het bieden van goed onderwijs of een goede bibliotheek horen tot de basistaken van een gemeente. Niet het bieden van een stilteruimte in een publieke voorziening als een openbare bibliotheek. Dat is een voorziening voor iedereen. Het is niet de taak van een gemeente om in een openbare bibliotheek een stilteruimte in te richten. Dat leidt tot herverkaveling van een publieke voorziening. Dat is ongewenst en staat haaks op het streven om een inclusieve gemeenschap te vormen.

Als Bezzah per se een stilteruimte wil om te bidden, dan moet ze dat niet eisen in een openbare bibliotheek. Wel in een moskee of in een niet-openbare bibliotheek waar een plek voor godsdienst is.

Bezzah eist met een stilteruimte in alle Amersfoortse bibliotheken het omgekeerde van wat het beleidskader zegt en wat de gemeente voor haar burgers wenst. De gemeente zegt voor een inclusieve stad te gaan waarin iedereen meedoet en met elkaar omgaat. Dus een open gemeenschap. Bezzah pleit met haar stilteruimte voor het omgekeerde. Zij eist voor haar eigen kring apartheid. Dat is de verzuiling waar Amersfoort zich aan probeert te ontworstelen.

Het herschrijven van de kinderboeken van Roald Dahl is berekende censuur

Omslag van Matilda van Roald Dahl, uitgegeven door Puffin. Een Children’s Middle Grade Book voor kinderen van 8 tot 12 jaar.

Er waren afgelopen dagen afwijzende, soms felle reacties op de wijzigingen die uitgeverij Puffin in de kinderboeken van Roald Dahl heeft aangebracht met als doel om ze inclusiever te maken. Dus om ze toegankelijker en minder aanstootgevend voor een breed publiek te maken.

Puffin is onderdeel van de Engels-Amerikaanse multinational Penguin Random House. De boeken van de in 1990 overleden Noors-Welshe schrijver Dahl worden door Puffin onder meer uitgegeven in de reeks Puffin Modern Classics. Dat zijn titels als Matilda, Charlie and the Chocolate Factory en Charlie and the Great Glass Elevator.

Maar het omgekeerde gebeurde. De kritiek wees op verschillende aspecten van deze kwestie. Het schrappen van woorden zou censuur zijn én een commercieel belang van de uitgever om door de scherpe, in sommige kringen controversiële kantjes van Dahl af te vijlen meer boeken te verkopen.

Vooral zouden de aanpassingen in de kinderboeken van Dahl getuigen van een doorgeslagen woke-ness. Ofwel, oplettendheid op raciale vooroordelen en discriminatie. De vraag die deze kwestie oproept is waar positieve alertheid overgaat in overgevoeligheid en negatief afschaffen. Waar een constructieve emancipatie-beweging overgaat in culturele destructie.

Het is geen toeval dat dit vooral speelt in de VS en het VK waar in het gepolitiseerde publieke debat op scholen en universiteiten politici zich profileren met de eis voor een ‘veilige omgeving’ voor scholieren en studenten. Dat betreft zowel een verbod op seksuele voorlichting als het verbieden of wijzigen van de inhoud van boeken. Ofwel, kinderen en jong-volwassenen mogen niet geconfronteerd worden met uitspraken, beelden of gedachten waardoor ze uit hun comfortzone stappen en zich onveilig voelen.

Dit debat is gekaapt door rechtse politici die elkaar overtoepen in het bieden van een ‘veilige omgeving’. Dat komt in de praktijk neer op een verbod van alles wat kinderen en jong-volwassenen, maar vooral politici niet willen horen.

Deze rechtse beweging is een reactie op de emancipatie van minderheden die hun achterstand in de maatschappij aan de orde stellen. Maar van een terechte emancipatiebeweging is dat geleidelijk veranderd in een beweging waar de meest radicale elementen de macht hebben gegrepen en extreme eisen stellen. Zoals het cancelen of bedreigen van docenten of het uitsluiten van ‘onwelkome’ boeken en gedachten.

Dit publieke debat over een veilige omgeving in de VS en het VK is verworden tot een middel van zowel links-extremisten als rechts-extremisten om zich te profileren en de macht te grijpen in hun eigen domein. Het centrum of een gematigde opvatting wordt uitgevreten en kan tegen die twee bewegingen vanaf de flanken weinig tegen uitrichten. Want extreme denkbeelden zijn ondubbelzinniger en dringen in de media en op sociale media beter door. Dat zijn cultureel-politiek DDoS-aanvallen van twee kanten waar geen antwoord op mogelijk is. Nuances gaan in het politieke geweld ten onder.

Zoals gezegd, Puffin is niet toevallig onderdeel van een Engels-Amerikaanse multinational. Dat gaat om aandeelhouderswaarde. De dynamiek van het gepolitiseerde politieke debat over een veilige omgeving heeft indirect zijn weerslag op deze multinational.

Schermafbeelding van deel artikelRoald Dahl rewrites: edited language in books criticised as ‘absurd censorship’ in The Guardian, 20 februari 2023.

Uit een artikel in The Guardian van 20 februari 2023 blijkt dat Puffin al sinds 2020 in gesprek is met het collectief Inclusive Minds om de kinderliteratuur inclusiever en toegankelijker te maken. Wat dat voor wijzigingen in de literatuur inhoudt is onduidelijk. Maar hoe dan ook lijkt dat het veranderen van de brontekst in te houden. Hiermee wordt het taboe doorbroken dat literatuur heilig is. Om politieke of commerciële belangen kan daar aan gesleuteld worden.

Inclusive Minds zegt op de eigen site over zichzelf dat het ‘zich inzet om het aanzien van kinderboeken te veranderen‘. Dat is geen verkeerde zaak, maar wordt dat wel als het het aanpassen van de tekst van bestaande kinderliteratuur om niet direct begrijpelijke redenen omvat. Welke tere ziel moet hier tegen wat beschermd worden? De ziel van de kinderen, de politieke activisten of de aandeelhouders van Penguin Random House?

Schermafbeelding van About op site Inclusive Minds.

Van Gogh Museum wil inclusiever gevonden worden en associeert daarom Vincent van Gogh met mensen met biculturele achtergrond

Succesvolle kunst wordt ingelijfd voor allerlei doeleinden. Dat is niet altijd aangenaam om te zien. Dat het Van Gogh Museum onder maatschappelijke én politieke druk inclusiever wil worden is begrijpelijk. Om te bewijzen dat het inclusiviteit een warm hart toedraagt. Hoe een museum zichzelf en de kunst die het presenteert kan uitventen kent grenzen. Vincent van Gogh wordt met terugwerkende kracht van 150 jaar een biculturele achtergrond aangemeten. Dat gaat de grens van geloofwaardigheid over. Dat is des te onbegrijpelijker omdat het museum groot belang hecht aan gedegen wetenschappelijk onderzoek. Deze kunsthistorische reductie is tenenkrommend. Voor een marketingcampagne wordt het perspectief van Van Gogh gelijkgeschakeld met dat van de biculturele Beeldbrekers. Ja, musea moeten relevant zijn voor jongeren en ja, musea kunnen inclusiever zijn. Nee, dat wordt er niet geloofwaardigers op door Van Gogh met terugwerkende kracht te associeren met een biculturele achtergrond. Deze campagne is niet zozeer Beeldbreken, maar een Beeldenstorm waar het Van Gogh Museum de marketeers van Veryrare Agency groen licht geeft om de (kunst)geschiedenis te verdraaien. Heiligt het doel van meer bereik en acceptatie door de politiek dan echt alle marketingmiddelen van musea?

Aspha Bijnaar van ‘Musea Bekennen Kleur’ meent dat fondsen en overheden via subsidies musea veranderingen op kunnen leggen

NRC besteedt in een artikel van Lucette ter Borg aandacht aan het initiatief van het platform ‘Musea Bekennen Kleur’ dat vandaag gelanceerd wordt. Het heeft als doel om ‘de culturele diversiteit duurzaam te verankeren in het dna van de Nederlandse museale sector’ volgens coördinator Aspha Bijnaar van dit platform. Erin zijn onder meer het Rijksmuseum, het Stedelijk Museum, het Van Gogh Museum, het Zeeuws Museum, het Van Abbe Museum, het Bonnefanten en het Centraal Museum vertegenwoordigd. Het is een prima initiatief, maar de uitleg van coördinator Aspha Bijnaar zoals uit bovenstaand citaat blijkt roept fundamentele vragen op.

Men kan het moeilijk oneens zijn met het uitgangspunt dat musea of kunst de samenleving moeten representeren. Inclusiviteit en diversiteit zijn de begrippen die dan opklinken. Bijnaar lijkt inclusiviteit als verlengde van diversiteit te zien, wat het niet is. Het betreft de vertegenwoordiging van hoogbejaarden, jeugdigen, gehandicapten, mensen met een verstandelijke beperking, chronisch zieken of etnische minderheden. Maar men kan het moeilijk eens zijn met het feit dat de inhoud van presentaties of collecties in musea via overheidssubsidie dwingend opgelegd of afgedwongen moet worden. Dat suggereert Bijnaar.

De valkuil is dat bepaalde minderheden beter in de mode liggen dan andere en de overheid uitsluitend voor een specifieke minderheidsgroep geld beschikbaar stelt en musea daar amechtig achteraan hollen. Richting geldpotten en programmageld. Minderhedenbeleid is nu eenmaal modieus en verandert per kabinetsperiode.

Musea moeten echter niet veranderen omdat de overheid voorwaarden aan de subsidie stelt, maar omdat ze overtuigd zijn van die verandering en dat in hun beleid organisch kunnen integreren. Wat coördinator Aspha Bijnaar zegt lijkt een kwalijke en ongewenste ontwikkeling. Ze verwart gevolg en oorzaak en blijft steken in haar waan van de dag. Musea zouden zich niet moeten laten leiden door dit modieuze en luie politiek denken.

Wat Bijnaar hier namens het platform ‘Musea Bekennen Kleur’ zegt is een echo van wat toenmalig premier Rudolf Thorbecke in 1863 zei: ‘De kunst is geene regeringszaak, in zooverre de Regering geen oordeel, noch eenig gezag heeft op het gebied der kunst.’ Maar zoals Marita Mathijsen in een repliek op een stuk van Melle Daamen in 2014 opmerkte in haar uitleg over wat Thorbecke bedoelde over kunst is dat advies aan de huidige Nederlandse politici niet besteed: ‘Dat de overheid een taak in de kunsten had als iets publiek belang had en de macht van particulieren te boven ging, zag hij wel degelijk. Maar een Raad voor Cultuur, die in opdracht van de regering oordelen velt, daarvan zou hij gegruwd hebben.’ Nu wordt ook de museumsector daarin betrokken en laat het zich via een hellend vlak van inmenging op de inhoud door de overheid omlaag trekken.

Het kan zo zijn dat kunst en musea door bestuurders worden gebruikt voor het realiseren van politieke doelen, maar musea zouden daar afstand van moeten houden. Bijnaars woorden wijzen op het tegendeel.

Foto: Schermafbeelding van deel artikel ‘Twaalf musea bekennen kleur’ van Lucette ter Borg in NRC, 4 maart 2020.

Kritiek op gemeentebestuur Amsterdam dat politieke voorwaarden stelt aan de toekenning van kunstsubsidies

Doorgaans valt te voorspellen hoe rechtse media reageren op de kunstsector. De term de linkse kerk is de nieuwe religie die door rechts opgetuigd wordt. Aanleiding is de gemeentelijke kunst- en cultuurnota 2021-2024 van Amsterdam. Erin wordt vastgelegd hoe kunstsubsidies worden besteed en welke doelen daarmee behaald moeten worden. Wethouder Meliani vraagt aan alle indieners om een actieplan diversiteit en inclusie. Dat is een voorwaarde voor de indieners om subsidie te krijgen. Meliani legitimeert dat door te stellen dat de ‘kunst- en cultuursector’ een afspiegeling is van de stad Amsterdam. Dat is een goed streven, maar vraag is of dat zo dwingend opgelegd moet worden. Want het risico is dat de politiek zich te verregaand bemoeit met de inhoud van kunst. Dan is de kunst niet meer vrij. Ik juich de intentie om kunst divers en inclusief te maken toe, maar wijs de manier waarop dat in links bestuurde gemeenten zoals Amsterdam of Utrecht gebeurt sterk af. Het geeft de rechtse media alsnog gelijk in hun kritiek op de linkse kerk die niet bestond maar door linkse wethouders alsnog gevestigd wordt. Mijn reactie bij het artikelAmsterdam smijt 100 miljoen over de balk voor ‘inclusieve’ en ‘diverse’ kunst- en cultuurnota‘ van 15 november 2019 van Wout Willemsen op DDS.

Foto’s: Schermafbeeldingen van artikelAmsterdam smijt 100 miljoen over de balk voor ‘inclusieve’ en ‘diverse’ kunst- en cultuurnota‘ van 15 november 2019 van Wout Willemsen op DDS plus reactie.

Goede bedoelingen van Duitse ontwikkelingsbank KFW staan de realisering van gelijkheid in de weg omdat het ongelijkheid verhult

KFW of ‘Kreditanstalt für Wiederaufbau‘ is een Förderbank of publieke ontwikkelingsbank. Op landelijk niveau kanaliseert deze gespecialiseerde bank in Duitsland publieke middelen via speciale kredietprogramma’s. De bedoelingen zijn goed, maar het lijkt er toch op dat de werkelijkheid van samenleving en arbeidsmarkt in deze video niet evenwichtig wordt voorgesteld. De marketing en de goede bedoelingen gaan met KFW op de loop.

Uiteraard is het een prima initiatief om gehandicapten ‘in te sluiten’. Dat is de kritiek niet. Maar hoe naïef is het niet om een spreker te laten zeggen dat ‘men in het leven alles kan bereiken, met of zonder handicap’? De manager personeelszaken vindt het allemaal zeer indrukwekkend. Het idee van een meritocratie ligt aan deze uitspraak ten grondslag. Dat is een maatschappij waarin afkomst en achtergrond niet van belang zijn voor iemands sociaal-economische positie. Willen wordt kunnen, en kunnen wordt bereiken. KFW claimt dat gelijkheid nu al bereikt is. Dat wil zeggen dat er volgens KWF een maatschappij zonder ‘glazen plafonds’ voor vrouwen, homoseksuelen, gehandicapten, 50-plussers, mensen met een donkere huidkleur of een Arabische naam bestaat. Het ‘old boys’-netwerk zou zijn opgeruimd zodat iedereen dezelfde uitgangspositie heeft.

Het is prima om te streven naar gelijkheid van werknemers. Maar het risico is dat als men claimt dat die gelijkheid bereikt is zonder dat die echt bereikt is, men als opinieleider aan wensdenken en verhulling van de werkelijkheid doet. Zodat de urgentie wordt afgezwakt om onrecht en ongelijkheid aan te pakken. Die foute beeldvorming staat de realisering van gelijkheid in de weg omdat het de huidige ongelijkheid verhult. KFW trapt in de valkuil van goede bedoelingen en bereikt het omgekeerde van waar het naar zegt te streven.

Foto: Still uit de videoInklusionstag Bonn 2019 – Die Kunst der Vielfalt’ van KFW met een tekst van Dhr. Kahawatte, geplaatst op het YouTube-kanaal van KFW op 4 november 2019. 

Waarom heeft het Amsterdam Museum niet omzichtiger gehandeld bij het besluit om te stoppen met het gebruik term Gouden Eeuw?

Pavlov-reacties op het besluit van het Amsterdam Museum om te stoppen met het gebruiken van de term Gouden Eeuw waren veelzeggend. Rechts sprak er schande van en links toonde begrip. Het museum verklaart de wijziging als ‘een stap is in een proces om het Amsterdam Museum meerstemmig en inclusief te maken’. Identiteitspolitiek dus, en marketing van een museum dat met de wijziging vooral aandacht op zichzelf richt.

Wat kunnen we hier nog aan toevoegen? Dat het onjuist is dat de term Gouden Eeuw de vele negatieve kanten van de 17de eeuw negeert? Dat het museum beter een reeks presentaties had kunnen maken over die negatieve kanten van de Gouden Eeuw? Dat de term Gouden Eeuw niet vastomlijnd is, de betekenis ervan daarom ‘aangepast’ had kunnen worden en dat het Amsterdam Museum daar een rol in had kunnen spelen? Nu zet het museum de term bij het oud vuil zonder dat het er nog invloed op kan uitoefenen. De overheid belast musea zwaar door aan de financiering eisen te stellen over het soort bezoek en bereik. Is de stap van het Amsterdam Museum een uiting van deze kramp? Het is opvallend dat het het Amsterdam Museum als eerste deze stap zet. De directie lijkt onvoldoende te beseffen dat het door de stap mogelijk makkelijker toegang vindt bij een lastig te bereiken doelgroep (niet-witte bevolkingsgroepen), maar zich vervreemdt van een andere doelgroep (autochtone lager opgeleide sociale klasse). Heeft het de afweging zorgvuldig gemaakt of vlucht het in de vlucht vooruit weg in identiteitspolitiek vanwege de eisen die overheden musea opleggen?

Hoe men ook over deze stap denkt, de verklaring van directeur Judikje Kiers klinkt raadselachtig. Hopelijk zijn de twee, nu herstelde, taalfouten in dit ene citaat geen aanwijzing voor de mate van onzorgvuldigheid en gejaagdheid van dit museum: ‘Dit zijn belangrijke stappen in een lang proces. Maar we zijn er nog niet. Samen met mensen in de stad zullen we blijven werken om onderbelichte verhalen en perspectieven van onze gedeelde geschiedenis aan het licht te brengen.’ Hiermee zegt het museum tussen de mensen te gaan staan. Dat lijkt lovenswaardig, maar is onwaarachtig. Het is het soort oppervlakkige inspraak die marketing is. De professionals zitten in het museum en niet daarbuiten, zo mag men hopen en verwachten. Het Amsterdam Museum zorgt uiteindelijk voor verdeeldheid. Dat is ongelukkig. Daarom blijft de verwondering bestaan waarom de directie van dit museum niet eleganter, en minder schoksgewijs en polemisch heeft gehandeld.

Er is niets fundamenteels mis met de aan verandering onderhevige term Gouden Eeuw die ook negatieve kanten omsluit. De stap van het Amsterdam Museum werkt contra-productief en plaatst de museumsector onterecht in een radicaal-linkse hoek die zweert bij een naïef soort identiteitspolitiek. Terwijl in werkelijkheid de Nederlandse musea bij uitstek en per definitie bolwerken van behoudzucht en traditie zijn. Het Amsterdam Museum maakt zich te eenvoudig ondergeschikt aan politieke eisen van de overheid. De term Gouden Eeuw is een instrument voor natievorming en een omlijning daarvan. De term zegt nog niets over het soort natie dat daarin geprojecteerd wordt en de plaats van de diverse doelgroepen daarin. Vooral het star denken en het gebrek aan handigheid en omzichtigheid van de directie van het Amsterdam Museum valt in deze kwestie op.

Cultuurnota ‘Kunst Kleurt de Stad’ van de gemeente Utrecht bevat weeffout omdat het een waardeoordeel over kunst geeft

In juli 2019 verscheen de Cultuurnota 2021-2024 ‘Kunst Kleurt de Stad’ van de gemeente Utrecht. In een commentaar van 3 juli 2019 toonde ik begrip voor de kritiek van Henk Westbroek over het Berlijnplein in stadswijk Leidsche Rijn. Hij sprak over ‘stadskunst‘. Mijn slotsom: ‘Het stadsbestuur moet wegblijven van de inhoud. Ook indirect via organisaties die het subsidieert’. In een toelichting op de Cultuurnota heeft de verantwoordelijke wethouder Anke Klein het over aanmoedigen en gedragsbeïnvloeding van kunstenaars. ‘Nudging’ dus, dat middel uit de timmerkist van hedendaagse bestuurders dat de inhoud bepaalt onder het mom dat die uitsluitend voortkomt uit het gedrag van de burgers. Dat is een valse voorstelling van zaken. Klein doet in de Cultuurnota niet aan ‘nudging’, maar aan sturing via beleidsmaatregelen. Mijn commentaar bij het artikelNieuwe cultuurnota Utrecht: ‘We moedigen de culturele sector aan buiten de lijntjes te kleuren’:

De Cultuurnota bevat in de kern een weeffout. Het blijkt voor het stadsbestuur een lastige opgave om tegelijk aan de zijlijn te staan en tegelijk te willen sturen. De fout die wethouder Klein maakt is dat ze zich niet terughoudend opstelt. Ze wil de kunst gebruiken om de samenleving te veranderen, of die een afspiegeling van de samenleving te laten zijn. Maar hiermee rekt ze haar mandaat op. Dat is niet haar taak.

Als vanouds is in het Nederlands openbaar bestuur het adagium van Thorbecke leidend: ‘De kunst is geene regeringszaak, in zooverre de Regering geen oordeel, noch eenig gezag heeft op het gebied der kunst.’ Ofwel, de overheid moet de kunst steunen, maar er geen waardeoordeel over geven.

Wie de Cultuurnota leest struikelt over de waardeoordelen en de sturing. Dat bracht Henk Westbroek in een uitgesproken column onlangs tot de terechte vraag of hier geen sprake is van ‘stadskunst’. Daar lijkt het sterk op. Dat is ongelukkig en ongewenst. Het stadsbestuur wil blijkbaar zo graag het goede doen, dan het het foute doet. Het stadsbestuur dient de voorwaarden voor kunst te scheppen, maar zich te onthouden van oordelen.

In hoofdstuk 1.3.2. over ‘een inclusieve cultuursector’ staat zo’n oordeel dat in tegenspraak is met de opvatting van Thorbecke: ‘Met zo’n grote diversiteit is het, in een stad die bovendien groeit, de uitdaging niet uit elkaar te groeien. Kunst en cultuur kunnen daarbij een rol spelen, juist door verbindingen aan te gaan. Dat maakt inclusiviteit voor deze sector extra belangrijk. Kunst en cultuur zijn bij uitstek in staat alle inwoners van de stad aan te spreken, met verschillende verhalen en cultuurvormen.

De Cultuurnota introduceert verwarring door te spreken over zowel kunst als cultuur. Kunst en cultuur worden op dezelfde hoop gegooid terwijl ze verschillende functies hebben. Dat is een ongelukkige, en ook wel kwaadaardige begripsverwarring en -vervaging. Cultuur verbindt en heeft een sociale component die ingezet kan worden om politieke doelen te bereiken. Maar dat geldt niet in de meest gangbare opvatting over kunst.

Kunst die voor politieke doeleinden wordt gebruikt houdt op kunst te zijn. Wethouder Anke Klein en haar beleidsambtenaren verliezen in deze Cultuurnota de functie van kunst uit het oog. De Cultuurnota maakt kunstenaars onnodig afhankelijk van de gemeentelijke overheid. De Cultuurnota wil de kunst temmen en in lijn met het overheidsbeleid brengen.

Hiermee wordt het voor kunstenaars die afhankelijk zijn van de voorzieningen die door overheidssubsidie worden gerealiseerd lastig gemaakt om zich in alle vrijheid tot die overheid te verhouden Kunstenaars moeten zich voegen in deze Cultuurnota. Het helpt niet als daar ‘onafhankelijke’ beoordelaars tussen worden gezet omdat de overkoepelende en inkaderende Cultuurnota de sturing blijft geven.

Het valt te hopen dat de leden van de Utrechtse gemeenteraad kritische vragen stellen over de Cultuurnota in het besef dat de overheid geen waardeoordeel of sturing moet willen geven aan de kunst, maar dat met deze Cultuurnota wel beoogt. De raad moet beseffen dat de Cultuurnota een weeffout bevat en dient bij zichzelf te rade te gaan of het dat gewenst vindt. Dat is geen debat over links of rechts, of over pro of contra de zittende coalitie. Dit is een debat over de functie van kunst.

Daarnaast bevat de Cultuurnota tegenstrijdige uitgangspunten die met elkaar in tegenspraak zijn. Want hoe kan kunst tegelijk ‘experimenteel’ en ‘voor iedereen’ zijn? Dat is als de kwadratuur van de cirkel, namelijk een vraagstuk dat onoplosbaar is. Wethouder Klein doet met deze Cultuurnota alsof de verschillende doeleinden die met elkaar in tegenspraak zijn verenigbaar zijn.

Of dat voortkomt uit gemakzucht, intellectuele luiheid, een doorgeslagen politiek compromis waardoor geen echte keuzes kunnen worden gemaakt valt te bezien, maar dat maakt voor de weging van de kwaliteit van de Cultuurnota weinig uit. Die bevat een weeffout en deugt niet.

Kunstenaars moeten zelf kunnen uitmaken of ze inclusief, exclusief, excessief, obsessief of passief willen zijn. Daar gaat de overheid niet over en daar moet de overheid zich niet mee willen bemoeien. De overheid moet voorwaarden scheppen. En anders niks.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelNieuwe cultuurnota Utrecht: ‘We moedigen de culturele sector aan buiten de lijntjes te kleuren’’ op DUIC, 16 juli 2019.