West-Afrikaanse religie wordt tegen betaling verspreid in Nijmegen

Schermafbeelding van evenementStart nieuwe basisopleiding African healing academy, met o.a. het Ifa orakel en voorouder rituelen‘ van Jambo Afrika in Nijmegen.

Het is een genoegen om op Facebook een bericht te lezen over een evenement. Namelijk de aankondiging van de ‘Start nieuwe basisopleiding African healing academy, met o.a. het Ifa orakel en voorouder rituelen’.

De basisopleiding wordt gegeven op drie vrijdagen. ‘Het wordt verzorgd door Kossilaté uit Benin, in zijn eigen tempel/praktijk in Nijmegen. Dit is uniek omdat je hier zelf de orisha’s aan het werk kunt zien (onder andere Legba en Ogou).’ Kossilaté staat rechts op de foto.

Op de site africanhealing-academy.nu worden bijzonderheden over de basisopleiding gegeven. De kosten bedragen € 995, een cursusdag start om 10.00 en eindigt om 16.00 uur en betaling in termijnen is niet mogelijk. Onduidelijkheid bestaat erover of de basisopleiding drie (FB) of vier (site) vrijdagen omvat.

Schermafbeelding van ‘basis opleiding‘ op africanhealing-academy.nu.

Maar het wordt nog mooier: ‘Je kunt zelfs doorgroeien tot Babalao en meegaan naar Benin voor examens, initiaties en inwijdingen.’ Wikipedia zegt daarover (vertaald): ‘Babalaô (in Braziliaans Portugees) betekent letterlijk “vader van geheimen” of “vader van de mysteries” in de Yoruba-taal. Het is een spirituele titel die een hogepriester van het Ifá-orakel aanduidt’.

Het is fantastisch dat Nederlanders via een drie- of vierdaagse basisopleiding, een driedaagse opleiding voor gevorderden van € 750 en de 14-daagse expert-opleiding (prijs onbekend) in het West-Afrikaanse Benin een hogepriester van een Afrikaanse religie kunnen worden.

Dat is nog eens culturele uitwisseling. Of de basis- en vervolgopleiding in het Nederlands of Engels en de expert-opleiding in het Engels of Yaruba wordt gegeven blijkt niet uit de informatie.

Het bericht op FB zegt (vertaald): ‘Na eeuwen van onderduiken staat deze eeuwenoude kennis op het punt met de wereld te worden gedeeld.

Slavernij en culturele onderdrukking dwongen de wijsheidsbewaarders tot voorzichtigheid. Deuren stonden open voor de happy few.

Maar nu zijn we aangekomen bij een nieuwe lente. Een nieuwe aarde staat op het punt te verschijnen. Naties zijn zich ervan bewust dat we de wijsheid van alle continenten nodig hebben om ons als mens compleet te maken.

Afrika wordt niet meer genegeerd maar ontdekt als bron van inspiratie en spiritualiteit.
We verwelkomen iedereen die verbinding wil maken met zichzelf, met andere mensen en met de natuur zelf.’

In deze uitleg komen een geschiedenis van onderdrukking, slachtofferschap, democratisering, holisme en hoop samen. De uitspraak dat ‘Naties zijn zich ervan bewust dat we de wijsheid van alle continenten nodig hebben om ons als mens compleet te maken’ is in de echte wererld nog niet terug te vinden. Maar wie weet, door verbinding te maken met zichzelf via een West-Afrikaanse religie kan een cursist voor € 995 en de kosten van de vervolgopleidingen een heel eind komen.

Wie geheimen en mysteries van een West-Afrikaanse religie wil leren kennen of er deel van wil uitmaken weet wat hem of haar te doen staat. Religie is hoe dan ook lucratieve business.

Macht wettigt verschil tussen eredienst en theatervoorstelling. Kop ‘Seculier Nederland valt over vrijheid van godsdienst’ is misleidend

Een commentaar in het RD van kerkjournalist Klaas van der Zwaag die tevens verbonden is aan de SGP gaat over de reactie op de commotie die is ontstaan door de bijeenkomst in de kerk van de Hersteld Hervormde Gemeente in Staphorst. In drie diensten kwamen daar op 4 oktober 2020 in totaal 1800 mensen samen. Dat was op het moment dat de maatregelen om COVID-19 te bestrijden pas waren aangescherpt en de volgende dag 5 oktober nog verder zouden worden aangescherpt. De kritiek daarop was breed tot en met de politieke leider van de ChristenUnie en het CDA Staphorst dat vond dat deze kerk haar verantwoordelijkheid voor de hele gemeente niet nam. De grootste protestante kerkorganisatie PKN maakte bekend het overheidsbeleid te volgen en geen diensten met meer dan 30 personen te houden.

Van der Zwaag toont zich verbolgen over de kritiek en maakt er een anti-religieus verhaal van als hij de kritiek reduceert als afkomstig van seculier Nederland. In protestant-orthodoxe kringen is het bewust verkeerd weergeven van wat het secularisme is een terugkerend thema dat wordt gebruikt om kerkpolitieke redenen. Dit vijandbeeld dient om de gelovigen te motiveren om hun belangen te verdedigen omdat die onder druk zouden staan. Dat betreft echter niet hun rechten die onder de wet gegarandeerd zijn, maar hun informele voorrechten die dateren uit de tijd dat Nederland nog niet pluriform was en de protestanten tot diep in de 19de eeuw de lakens uitdeelden. Die tijd van voorrechten begint echter geleidelijk voorbij te raken. Dat wordt door sommige protestanten onverteerbaar gevonden. Ze willen de klok terugdraaien of de gelijkgeschakeling van hun geloof met andere godsdiensten en levensovertuigingen zoveel mogelijk vertragen.

Het secularisme als politieke filosofie of seculier Nederland als sociale bevolkingsgroep, die onderhand zo’n 55% van de bevolking uitmaakt, staat echter niet vijandig tegenover godsdienst of zou atheïstisch zijn. Het secularisme staat neutraal jegens alle godsdiensten en levensovertuigingen en heeft per definitie geen voorkeur voor het een of het ander. Van der Zwaag stelt dus het secularisme bewust verkeerd voor, blijkbaar omdat het een welkom vijandbeeld ter motivatie van een orthodox-reformatorische achterban is.

Van der Zwaag laat zich kennen als een volksmenner als hij stelt dat seculier Nederland de vrijheid van godsdienst hekelt. Deze generalisatie doet pijn aan de ogen en aan het gezond verstand. Zoals gezegd, de kritiek op genoemde kerkdienst in Staphorst kwam ook van niet-orthodoxe protestanten. Probeert Van de Zwaag te suggereren dat CDA en CU de vrijheid van godsdienst hekelen? Daarmee zouden we belanden in een interne strijd binnen de protestante zuil. De kritiek van wat Van der Zwaag seculier Nederland noemt betrof echter niet de principes van de vrijheid van godsdienst, maar het gebrek aan verantwoordelijkheid van het Staphorster kerkbestuur om in een tijd dat iedereen moet afzien van sociale contacten de maatregelen zonder veel maatschappelijk gevoel en met gebrek aan fijngevoeligheid in zichzelf gekeerd naast zich neer te leggen.

Essentieel is het citaat van Sophie van Bijsterveld over privileges van kerken: ‘Mensen accepteren niet makkelijk dat sommige clubs anders worden behandeld dan anderen. Of het nu kerken zijn of andere organisaties, maakt niet veel uit.’ Dat is een weerlegging van Van der Zwaags bewering dat seculier Nederland de vrijheid van godsdienst hekelt. Een andere deskundige van wie Van der Zwaag gedachten parafraseert is Teunis van Kooten. Van der Zwaag geeft die zo weer: ‘Kerken zouden op dit vlak volgens Van Kooten moeten nadenken hoe zij het beeld dat kennelijk van godsdienst bestaat –namelijk dat een eredienst een vergelijkbaar iets is als een theatervoorstelling of andere culturele zaken– kunnen bijstellen (..).

Dit is een normatieve stellingname van Van Kooten. Wie teruggaat in de theatergeschiedenis en aanbelandt bij de vroegste fase ervan zal zien dat vanuit rituelen de toenmalige (hol)bewoners van de Aarde met hun creativiteit en zelfbezwering om de onzekere en onveilige werkelijkheid op afstand te houden twee disciplines hebben ontwikkeld: religie en theater. Ze putten uit dezelfde bron en wie een kerkdienst bijwoont zal de overeenkomst met een theatervoorstelling niet ontgaan. Een eredienst is dus historisch-dramaturgisch goed vergelijkbaar met een theatervoorstelling. Door de politieke en juridische macht van christelijke kerken is hun eredienst vele malen beter beschermd dan de theatervoorstellingen van culturele organisaties. Waarom dat verschil bestaat valt echter niet goed te beredeneren. Het is namelijk geen principieel, maar een willekeurig verschil dat uitsluitend vanwege de machtsvorming van de christelijke kerk in Nederland zo is gegroeid.

Van der Zwaag sluit af met Willem Ouweneel die verstandige opmerkingen maakt en niet van mening is dat de kerken worden bedreigd. Hij zegt dat geloofsvrijheid door de overheid sterker dan ooit gewaarborgd wordt. Het is interessant als hij zegt dat die vrijheid door de overheid ‘sterker dan volgens de grondwet strikt geboden is’ gewaarborgd wordt. Waarom zou de overheid geloofsvrijheid sterker beschermen dan volgens de grondwet nodig is? Volgt dat trouwens niet vooral uit een culturele vooringenomenheid van ambtenaren en rechters die de wet toetsen, maar met hun normen en waarden mentaal nog in het verleden verkeren?

Dit gaat om informele voorrechten voor kerken en het accent op de christelijke godsdienst zoals dat volgt uit de interpretatie van artikel 6 van de Grondwet, de vrijheid van godsdienst. Het eerste zou er niet moeten zijn omdat de grondwet dat niet voorschrijft en het laatste zou breder geïnterpreteerd moeten worden omdat dit artikel tot stand is gekomen vanuit een 19de eeuws christelijk perspectief om het christendom en protestante organisaties te beschermen. De 20ste eeuwse toevoeging om de levensovertuiging en de niet-christelijke godsdiensten te beschermen en op gelijke hoogte te stellen met die christelijke traditie wordt als een wassen neus gevoeld. Het zou nog niet gerealiseerd zijn. Dat is de kritiek op de godsdienstvrijheid die wat uitvoering betreft nog te veel in het verleden hangt. Seculier Nederland hekelt niet de vrijheid van godsdienst, maar de beperkte en corrupte interpretatie ervan. Klaas van der Zwaag doet net alsof hij dat niet begrijpt en probeert de achteruitgang van christelijk Nederland seculier Nederland in de schoenen te schuiven. Dat is potsierlijk.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelSeculier Nederland valt over vrijheid van godsdienst’ van Klaas van der Zwaag in het RD, 16 oktober 2020.

Kerk van de Almachtige God claimt dat het ‘geheel is gesticht door de Almachtige God Zelf en zeker niet door de mens’

Hoe moeten we ons dat in de praktijk voorstellen, een godsdienst die niet door de mens, maar door God zelf is gesticht? De religieuze organisatie Kerk van de Almachtige God zegt dit over zichzelf op YouTube:

De Kerk van Almachtige God is gesticht vanwege de verschijning en het werk van Almachtige God, de tweede komst van de Heer Jezus, Christus van de laatste dagen. Ze is geheel gesticht door Almachtige God Zelf en is zeker niet door een mens gesticht.’

Kerk van de Almachtige God is een christelijke nieuwe religieuze beweging die in 1991 in China is ontstaan. Net als de Falun Gong beschouwen de Chinese autoriteiten De Kerk van de Almachtige God als ‘kwade sekte’. De internationaal opererende kerk is ook bekend als Eastern Lightning of The Church of Almighty God.

Wikipedia geeft Zhao Weishan als leidsman en oprichter die de Kerk in 1991 oprichtte. Om deze tegenspraak in harmonie te brengen zeggen de leden van de Kerk van de Almachtige God dat Weishan ‘de Man die gebruikt wordt door de Heilige Geest’ is.

Zo is het vraagstuk opgelost van een religieuze organisatie die zonder enige medewerking van mensen kan ontstaan. Dus zonder bouwen, construeren, maken, vormgeven, funderen door mensen.

De claim is dat de Almachtige God eigenhandig de doelstelling heeft geformuleerd en zelf met het idee van een nieuwe christelijke beweging is gekomen. Het is alleen tegenstrijdig dat juist mensen dat beweren en niet die Almachtige God zelf. Namens wie spreken ze? Het zou pas geloofwaardig zijn als de Almachtige God zelf zou bevestigen de stichter van de Kerk te zijn. De claim van mensen bevestigt eerder de ingreep van mensen.

Wonderen zijn het promotiemateriaal van godsdiensten. Het zijn de pamfletten van de oude tijd toen er nog geen fotografie, film, radio, televisie of internet was. Als in de stijl van de klassieke Hollywood-film hebben godsdiensten een verhaaltechniek die de aandacht af wil leiden van de montage en de constructie als product.

Dat is tegengesteld aan het vervreemdingseffect van de Duitse toneelschrijver en theatermaker Bertolt Brecht (1898–1956) die de toeschouwer om maatschappelijke redenen juist bewust wilde maken van de constructie van een verhaal of drama om verregaande identificatie met de personages te verhinderen.

De hoogste ambitie van een godsdienst is om het eigen ontstaan weg te poetsen. Dat moet de godsdienst een betovering van authenticiteit geven als iets bijzonders dat uit zichzelf is ontstaan. Het patina van het verticale (hemels) wordt als onvervalster beschouwd als het horizontale (aards). Dat dient de gezagdragers ervan die zich daardoor kunnen legitimeren met iets dat groter dan henzelf is door afstand van zichzelf te nemen.

Hier past het vernoemen van de verhaaltechniek Deus ex Machina, ofwel een God uit een machine die met een onverwachte plotwending een verhaal af moet ronden. Verhaaltechnisch wordt een plotwending die uit de lucht komt vallen en binnen de logica van het verhaal niet organisch is voorbereid als tekortschietend ervaren.

De paradox is dat de Almachtige God die moet dienen als middel om de constructie van de godsdienst te verhullen, juist aandacht trekt door de geconstrueerde oorsprong ervan. Kerkleiders speculeren erop dat door traditie en macht hun religieuze organisatie niet langs de maatstaf van de rationaliteit wordt gelegd.

Dat is niet hetzelfde als het aspect dat geloof een kwestie van overtuiging en niet van logica is. Geloof in een godsdienst waarvan de bouwmeesters zeggen dat die door mensen is gemaakt is niet fundamenteel anders dan geloof in een godsdienst waarvan de bouwmeesters zeggen dat die niet door mensen is gemaakt.

Godsdiensten zijn door het theatrale effect van rituelen zo vormgegeven dat de vraag over het eigen ontstaan is losgekoppeld van de geloofsbeleving. Er bestaat nog geen Brechtiaanse versie van een godsdienst waar een onderbewust niveau van die godsdienst ondergeschikt is gemaakt aan de bewustwording van de gelovige.

Dat geldt ook voor nieuwe godsdiensten die critici een parodie van een godsdienst noemen. Juist om die reden van dat onderbewuste niveau dat ook bij die godsdiensten dominant is zijn ze in de kern niet anders dan de traditionele godsdiensten. Daarbij zijn ook talloze gelovigen van traditionele godsdiensten er niet ondubbelzinnig overtuigd van dat hun godsdienst zonder tussenkomst van mensen is geconstrueerd.

Een probleem ontstaat vooral bij nieuwe religieuze bewegingen als de Kerk van de Almachtige God of de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster. Ze missen traditie en macht. Daardoor kunnen indirect vragen worden gesteld bij de legitimiteit en het ontstaan van gevestigde godsdiensten. Naast de toenemende, economische concurrentie op de religieuze markt zorgt dat voor spanning tussen de oude en nieuwe godsdiensten.

Foto: Schermafbeelding van paragraaf ‘Over’ op het YouTube-kanaal van de Nederlandstalige versie van De Kerk van (de) Almachtige God.

Als ik geen theïst, atheïst, agnost of apatheïst ben, dan ben ik een secularist die betrokken is bij én kritisch op religie en hun goden

Van de term ‘apatheisme’ had ik nog nooit gehoord totdat ik het voorbij zag komen in de online versie van het opinie-artikelApatheïsten verder weg dan atheïsten’ van Wim Kranendonk in het Reformatorisch Dagblad. De term is een samentrekking van ‘apathie’ en ‘theïsme’.  Het perspectief ervan is religieus, want het idee is dat de aanhangers ervan onverschillig of gevoelloos tegenover het bestaan van God staan. Kranendonk citeert enkele Amerikaanse christelijke auteurs die claimen dat er ook apatheïsten in christelijke kerken zijn. In mijn reactie bij het artikel op de FB-pagina van het Reformatorisch Dagblad antwoord ik de auteur en constateer ik dat de kenmerken die hij geeft van een apatheïst niet op mij van toepassing zijn. Ik sta namelijk helemaal niet onverschillig tegenover religie of God, maar ben er evenmin een aanhanger van. Ik val in geen van de vier categorieën die Kranendonk schetst en voeg daarom noodgedwongen een vijfde categorie toe:

Het is merkwaardig dat in de afsluitende alinea de auteur het apatheïsme een probleem noemt. Hiermee laat hij zich kennen als normatief en onverdraagzaam. Hij trapt in de val die hij zelf de atheïsten verwijt die volgens hem het geloof in God zouden minachten. Het is trouwens kort door de bocht om dit atheïsten te verwijten. Zij kunnen ook andere bezwaren hebben tegen religie en de macht van de religieuze instellingen. Hun kritiek betreft dan niet zozeer de ‘binnenkant’ van religie, maar de ‘buitenkant’ ervan. Dus niet de zingeving of insluiting in een religieus gedachtegoed, maar de machtsvorming en morele claims. Het is een feit dat dominante religieuze organisaties nog steeds een voorkeursbehandeling genieten en voorrechten hebben in onze samenleving. De auteur onderschat hoeveel weerstaand dat in de samenleving oproept.

Wim Kranendonk minacht de apatheïsten. Die geringschatting komt voor zijn rekening. Het is een gevolg van zijn kerkpolitieke opstelling. Waar de apatheïsten hun schouders ophalen over religieuze organisaties met hun dogmatiek van een opperwezen, zo maakt een christen als Wim Kranendonk zich druk dat er mensen zijn die in geestelijk opzicht afstand nemen van de dogmatiek van het christendom. Hij begrijpt het niet. Apatheïsten gunnen gelovigen hun geloof en inspiratie, Kranendonk lijkt apatheïsten geen redelijke positie te gunnen.

Ik betwijfel of de auteur het verschijnsel van het apatheisme doorgrondt. Hij kijkt niet met een open blik, maar met een blik die de religie verdedigt en in bescherming neemt. Laat ik dat uitleggen aan de hand van mijn eigen positie. Ik neem geen van de drie posities in die Kranendonk in het artikel schetst, te weten de categorie van de theïsten (mensen die de overtuiging hebben dat er een opperwezen is), atheïsten (mensen die de overtuiging hebben dat er geen opperwezen is) of agnosten (mensen die twijfelen tussen de overtuiging of er wel of niet een opperwezen is). Maar ben ik dan een apatheïst of is er nog een vijfde restcategorie?

Laat ik het checken aan de hand van de kenmerken en stellingen die Kranendonk van het apatheïsme geeft.
1) De groep die totaal niet geïnteresseerd is in de vraag naar het bestaan van God. Check: Dat klopt niet. Ik ben indirect geïnteresseerd in de vraag naar het bestaan van God omdat ik geïnteresseerd ben in andere mensen die menen dat er een God bestaat. Mij interesseert het als fenomeen hoe mensen in een zich ontkerkelijkende omgeving zich laten inspireren. Om Harry Kuitert te parafraseren: ‘Hoe kan het dat mensen de bewering geloven dat het spreken dat van beneden komt van boven komt?’ Waarom geloven mensen dat een menselijke constructie geen menselijke constructie is en weven ze die verdichting in het ontstaan van hun geloof? De interesse in die vraag die raakt aan de verhaalleer, de dramatiek, de mythologie en het stelsel van rituelen bindt me aan de gelovigen. Niet de vraag of er wel of niet een God of vele Goden met hun aparte godsdienst bestaan. Dat laatste kunnen gelovigen beter zelf binnen hun gesloten wereldbeeld beantwoorden.
2) De apatheïst negeert het geloof. Check: Dat klopt niet. Ik respecteer het geloof en de gelovigen en wil me er iets van aantrekken omdat de gelovigen mijn medemensen zijn.
3) Het apatheïsme is typerend voor onze huidige tijd. Check: Dat klopt. Het past in de politieke filosofie van het secularisme waarin alle godsdiensten en levensovertuigingen in gelijke mate gewaardeerd, gegarandeerd en door de wet beschermd worden.

Conclusie is dat ik volgens de kenmerken die Kranendonk geeft en die hij baseert op het nieuwe boek van de christelijke geloofsverdediger Kyle Beshears zowel geen theïst, atheïst, agnost als apatheïst ben. Het probleem van Kranendonks opstelling en van de christelijke auteurs Beshaers en Thomas Kidd waarop hij zich baseert is dat hij claimt een objectief beeld van de keuze van mensen voor een godsdienst of levensovertuiging te geven, maar intussen alles door een christelijke bril ziet en definieert. En dat laatste ook nog eens vanuit het perspectief van prediking en zieltjes winnen. Hierdoor scherpt Kranendonk onnodig aan en mist hij de nuance. Hij trapt in de valkuil van vele christenen, namelijk dat andersdenkenden ondanks alle afstand toch moeten worden beschouwd als een verlengde van hun godsdienst. Of dat nou in positieve of negatieve zin is. De achterliggende gedachte is dat ze afgedwaalde gelovigen zijn die op het rechte pad moeten worden gebracht.

Kranendonk mist de positie van iemand die geïnteresseerd is in religie en religieuze organisaties en onder de motorkap ervan wil kijken voorbij het cosmetische beeld dat religieuze organisaties zelf naar buiten brengen. Dat gaat om de functie van fictie in brede zin, inclusief noties van fantasie, inbeelding, zelfbedrog, waan en mythologisering. Kranendonk mist de bekommernis van mensen die niet in het religieuze domein willen worden getrokken en de claim op unieke moraliteit van gelovigen buitensporig en onterecht vinden, maar in beginsel anderen die positie royaal gunnen. Kranendonk mist de ontwikkeling van een Nederland waarin de meerderheid van de bevolking zich niet laat inspireren door religie of het christelijk-culturele gedachtegoed.

Neem ik dan de vijfde positie in? Die van de voorstander van het secularisme die in alle (aanhangers van) religies en levensovertuigingen in gelijke mate geïnteresseerd is en ze een identieke positie gunt en slechts één overwegende tegenwerping heeft tegen de opstelling van religieuze opinieleiders, namelijk dat ze andersdenkenden ondanks alles als een verlengde of een fantoomledemaat van hun godsdienst willen zien.

Foto: Schermafbeelding van het artikelApatheïsten verder weg dan atheïsten’ van Wim Kranendonk in het Reformatorisch Dagblad, 7 december 2019.

Theater en religie putten uit dezelfde bron. Reformatorische kringen negeren dat door religie geen schijnwereld te noemen

Update 24 januari 2022: Teun van der Keuken schrijft in zijn Volkskrant-column van 23 januari 2022 dat kunst net als de kerk een uitdrukking van het Hogere is. Hij omschrijft dat ook als het ongrijpbare. Van der Keuken doet een aardige poging om kunst en religie te vergelijken, maar dringt naar mijn idee niet tot de kern door. Zijn framing van het Hogere introduceert onnodige vaagheid. In dit commentaar uit 2018 naar aanleiding van een toen actuele kwestie probeerde ik aan de hand van het ontstaan van theater en religie aannemelijk te maken dat ze twee kanten van dezelfde medaille zijn. Ooit waren ze inwisselbaar, daarna zijn ze enigszins uit elkaar gegroeid, maar nog steeds hebben ze sterke overeenkomsten. Orthodoxe kerkleiders die theater en kunst afwijzen doen dat uit kerkpolitieke redenen. Dat ze geen inhoudelijke (historische) redenen hebben voor deze afwijzing probeer ik in dit commentaar aannemelijk te maken. 

Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) gaf vandaag antwoord op kamervragen van Peter Kwint (SP). Het ging over het bericht dat een docent op een reformatorische school mag worden ontslagen om een theaterstuk. Niet vanwege de inhoud, maar vanwege de vorm. Het gaat om leraar Nederlands en SGP’er Arjan van Essen die ontslagen is door het Driestar College in Gouda omdat hij met zijn toneelstuk ‘Kop of Munt’ de schouwburg ingaat. Het ging op 3 november in première. Minister Slob (Christen-Unie) licht toe, maar vergoelijkt de schorsing ook. In een reactie op de affaire Van Essen voert het CIP dominee Meeuse op die meent dat ‘theater niet past bij de reformatorische identiteit’. Maar hij gaat verder dan dat door het theater ervan te beschuldigingen een ongeschikte kunstuiting te zijn en dat het de werkelijkheid tot een spel wil maken. Dat is grof. Hij meent zelfs dat achter de toneelwereld een “schijnwereld” schuilgaat. Dat kan Meeuse allemaal wel vinden, maar hij lijkt voorbij te gaan aan de oorsprong van religie en de gemeenschappelijke kenmerken die het heeft met theater. Mijn reactie op de FB-pagina van het CIP bij bovenstaande posting.

Het merkwaardige aan de opvatting van dominee Meeuse is dat hij negeert dat drama en religie uit dezelfde bron zijn ontstaan en kinderen van dezelfde ouders zijn. Namelijk rituelen en dramatisering. Dat werkt nog steeds door in godsdienst. Wie aanwezig is bij een kerkdienst in een reformatorische kerk ervaart dit met eigen ogen. Vertegenwoordigers van de kerkorganisatie kruipen in de huid van het opperwezen en ‘doen alsof’. Dat is het kernmerk van acteren. Ze bootsen op een zich repeterende wijze een handeling na. Eeuwenlang. Geestelijken treden als het ware buiten de werkelijkheid en streven ernaar om via een verhaal verbinding met iets hogers, iets verticaals aan te brengen. Naargelang het soort religie en het soort theater is dat een combinatie van schoonheid, inzicht, lering, vermaak, instructie of wat dan ook. De bezoekers worden niet als individu, maar als publiek aangesproken zodat ze zich met elkaar kunnen verbinden.

Dominees of voorgangers zijn de vertellers of bemiddelaars die het publiek bij de hand nemen. Een kerkgebouw is identiek aan een theater met een proscenium en de vierde wand die doorbroken wordt. Die gemeenschappelijke bron van godsdienst en theater valt te herkennen in de kerkdienst die in grote lijnen dezelfde opbouw en kenmerken heeft als een traditioneel toneelstuk. De toneeltekst in het theater is het heilige boek in religie. Het kan dat de reformatorische identiteit zich om welke reden dan ook verwijderd heeft van de eigen religieuze en rituele traditie en er nu afstand van neemt door zich te concentreren op het woord en het beeld daaraan ondergeschikt te maken. Maar dat rechtvaardigt niet om het theater afzonderlijk in een kwaad daglicht te stellen.

Dominee Meeuse zeg in een interview met het Nederlands Dagblad dat volgens hem achter de toneelwereld een “schijnwereld” schuilgaat met ‘vaak “een bedrieglijke boodschap die mensen aftrekt van het wezenlijke geluk dat Gods Woord ons voorhoudt.”’ Het is vanuit zijn religieuze overtuiging begrijpelijk dat Meeuwse dat zo ziet, maar tegelijk is het onwaarachtig omdat de wereld van een kerkgenootschap bij uitstek opgevat kan worden als een schijnwereld.

Theater en religie horen heel goed bij elkaar omdat ze twee van hetzelfde zijn en allebei uitgaan van schijnwerelden. Anders gezegd, door fictionaliseren en dramatiseren bouwen zowel theater als religie door afspraken met het publiek een in zichzelf gesloten logica op die buiten de vier wanden van de sacrale plek (kerk, toneelpodium) niet in die vorm bestaat. Alleen in kerk of schouwburg bestaan zulke schijnwerelden.

Het is vreemd dat reformatorische organisaties in Nederland zeggen moeite te hebben met theater als kunstvorm, terwijl kerken bij uitstek de plek zijn waar dat theater gestalte krijgt en wordt vertegenwoordigd door geestelijken die namens de kerk opereren. Zelfs als het uitsluitend zou blijven bij het kale voorlezen uit de bijbel gaat dat nog gepaard met vaste gebruiken, afspraken, toonzetting en compositie. En laat dat nou juist het uitgangspunt van theater zijn. Er worden afspraken met de gemeente gemaakt die identiek zijn aan de afspraken die het theater met een theaterpubliek maakt. Het feit dat de dominees dat alles zelf niet zo zien of benoemen en zelfs ontkennen wil nog niet zeggen dat het niet zo is. Integendeel, hun ontkenning is juist verklaarbaar vanuit hun geloof.

Het is begrijpelijk dat dominees de eigen oorsprong van hun religie ontkennen of in het midden laten omdat dat een specifiek doel dient. Dat is opnieuw een treffende gelijkenis met theater. Het kenmerk van de standaard Hollywood-film of het klassieke toneelstuk is de identificatie van de toeschouwer. Dat wordt bereikt door de ‘montage’ en de dramatisering zoveel mogelijk aan het oog te onttrekken en te verbergen in het lopende verhaal. Het idee daarachter is dat de constructie de vereenzelviging in de weg staat en de betovering verbreekt. Uiteraard zijn er sinds de modernisering van het theater door onder meer Bertolt Brecht ook andere visies op en verschijningsvormen van theater, maar wie de nu gangbare vormen in ogenschouw neemt in schouwburg, bioscoop en op televisie beseft dat het traditionele, verhalende theater waarin de constructie wordt verhuld nog steeds leidend is.

Zoals de constructie van de Hollywood-film ed. tijdens de voorstelling ontkend wordt, zo wordt door geestelijken de constructie van religie ontkend. ‘God’ is een gedramatiseerd, fictief personage die weinig specifieke kenmerken heeft meegekregen van de makers, zodat er volop ruimte resteert voor verbeelding om dat per gemeenschap en per tijdperk in te vullen. Dat is een verstandige, doelmatige en profetische dramatisering door de constructeurs van religie.

Zo wordt met dramatische middelen een optimale identificatie van gelovigen met hun religieuze organisatie bereikt. Vroeger dachten gelovigen zelfs dat God geen fictief personage was, maar de constructeur van de religie waarin God het hoofdpersonage was. Iemand als dominee Meeuwse gelooft dat zelfs nu nog als hij over ‘Gods Woord’ praat als iets dat uit zichzelf buiten de godsdienst is ontstaan en waarvan die godsdienst is afgeleid. Maar dat is een ingewikkelde en onbewijsbare uitleg die niet het meest voor de hand ligt. Een maker kan niet tegelijkertijd op twee abstractieniveau’s optreden als maker en personage. Ook in een ‘reflectief’ stuk als Luigi Pirandello’s ‘Zes personages op zoek naar een auteur’ is de zogenaamde auteur in het stuk uitsluitend een personage. Zo geldt dat ook voor ‘God’.

De tegenstelling tussen theater en godsdienst wordt vanuit sommige religieuze organisaties gecreëerd om de constructie van godsdienst te ontkennen en de afstand tot het theater waarmee religie als constructie zoveel gemeen heeft te vergroten. Als gelovigen dat zelf wensen, dan moeten ze dat vanuit hun religieuze logica en marketing zeker doen, maar het zou oprechter zijn als ze ófwel zouden erkennen dat theater en religie uit dezelfde bron putten en dezelfde soort schijnwerelden zijn ófwel ze dat allebei niet zijn, omdat ze uitsluitend in zichzelf bestaan als gesloten werelden.

Foto 1: Schermafbeelding van posting ‘Waarom theater niet past bij de reformatorische identiteit’ op FB-pagina van CIP, 25 september 2018.  

Foto 2: Schermafbeelding van deel kamervragenAntwoord op vragen van het lid Kwint over het bericht dat een docent op een reformatorische school mag worden ontslagen om een theaterstuk’, 12 november 2018.

Foto 3: Schermafbeelding van deel artikelWaarom theater niet past bij de reformatorische identiteit’, op CIP, 25 september 2018.

Foto 4: Schermafbeelding van prospectus van ‘Schijn bedriegt’ van dominee C.J. Meeuse door boekhandel Den Hertog.

Frank Bosman betreurt het dat rooms-katholieken zich uitschrijven

Antwoord op ‘cultuurtheoloog’ Frank Bosman die vanuit de achterhoede van een zich terugtrekkend religieus leger de positie van de Nederlandse religieuze organisaties probeert te verklaren, soms zelfs te verdedigen. Dat doet hij onder andere als commentator voor de EO. In zijn verdediging neemt hij half-verklarend, half-politiserend godsdienst als fenomeen in bescherming en probeert het als noodzakelijk, onherroepelijk en onvermijdbaar voor te stellen. Onder meer als hij zegt: ‘Je kan wel uit de kerk stappen, maar de kerk stapt niet uit jou. De kerk laat in principe niemand gaan.’ Dat betekent dat iemand die gedoopt is nooit definitief uit de kerk kan stappen. Dat is een dogmatisch standpunt dat mensen buiten de kerk tegen hun zin opgedrongen wordt. Want ook buiten de kerk worden ze nog geclaimd door de kerk. Het is duidelijk dat dit standpunt er niet aan meehelpt om kerken het beetje sympathie en reputatiewaarde dat ze nog bezitten te laten behouden.

Foto: Schermafbeelding van FB-post van Frank Bosman met eigen reactie, 18/19 september 2018.

Kunst en religie. De barrière om te denken buiten de gebaande paden. Opvattingen van Tracey Emin en Marcel Barnard

De Britse kunstenaar Tracey Emin noemt kunst zoiets als God en zoiets als een religie. Art is like a religion, zegt ze. Waar we trouw aan kunnen blijven, voegt ze eraan toe. Kunst is een kerk waar we naar toe kunnen gaan. Kunst heeft net als religie te maken met menselijke creativiteit van onze eigen geest.

Dat staat in contrast met wat hoogleraar Praktische Theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit  Marcel Barnard in een persbericht van de RUG over de uitreiking van een prijspenning van het Godgeleerd Genootschap van Teylers Stichting aan Lieke Wijnia zegt: ‘Lange tijd hebben we gedacht dat Nederland seculariseert. Tegenwoordig is die gedachte verlaten. Eerder is het zo dat religie zich handhaaft, maar buiten de muren van kerken en andere religieuze instituten, en niet meer in klassieke vormen. Mensen blijven het heilige, dat wat de gewone werkelijkheid overstijgt, zoeken. Overal, en op hun eigen manier. De gewone werkelijkheid overstijgen, dat is precies wat de kunsten ook doen, en daarom onderzoeken religiewetenschappers kunst en religie tegenwoordig vaak als verwante verschijnselen. Ontmoeting met de kunst kan het gewone leven intensiveren en een sacrale ervaring opleveren. Het museum kan zo een plek worden met religieuze trekken’.

Het verschil tussen Emin en Barnard is opvallend en verklaarbaar. Ze redeneren vanuit hun eigen vakgebied. Hun uitspraken zeggen vooral iets over hun eigen perspectief. Emin zet kunst op een gelijkwaardige manier naast religie, Barnard maakt in zijn verklaring kunst ondergeschikt aan religie. Zonder dat te onderbouwen of te detailleren suggereert Emin dat kunst en religie door dezelfde creativiteit van de menselijke geest zijn ontstaan. Barnard denkt niet vanuit de creatieve geest, maar vanuit de structuur en het kenmerk van religie en religieuze organisaties en de veranderingen daarin. Hij rekt de opvatting van wat onder religie bestaan wordt op tot buiten de traditionele opvatting van religieuze organisaties. Vanuit zijn perspectief van religie reduceert hij eerst kunst tot iets heiligs met sacrale trekken om het vervolgens te annexeren tot pseudo-religie.

Evengoed kan gezegd worden dat de gemeenschappelijke bron die van het drama en de rituelen is die aangejaagd is door de menselijke geest. Dat is de bron waar religie en kunst uit putten. Kunst volgt niet uit religie, en religie volgt niet uit kunst. Ze zijn allebei een dramatisering met creatieve middelen van de menselijke geest. Waarbij in grote lijnen valt te zeggen dat kunst is geautonomiseerd en religie is gesocialiseerd. De meer intuïtieve invalshoek van Emin past daarom precies zo bij haar vakgebied zoals dat geldt voor de meer sociologische invalshoek van Barnard. Maar ze redeneren allebei vanuit hun vakgebied.

Barnard heeft een enge opvatting over secularisering. Hij redeneert blijkbaar niet vanuit de opvatting dat secularisme een politieke filosofie is die zegt dat religies en levensovertuigingen gelijkwaardig zijn onder de bescherming van de rechtsstaat die door de nationale overheid wordt gegarandeerd. Hij ziet secularisering als het brede proces van verwereldlijking, inclusief de afname van de maatschappelijke invloed van religie. Hij doet aan normvervaging door zowel de begrippen religie als secularisering zo op te rekken dat ze niet meer passen binnen het taalgebruik van de meeste Nederlanders. Dat heeft iets geforceerd en gekunsteld.

De werkelijkheid is dat in Nederland een kleine meerderheid van de bevolking aangeeft zich niet meer te laten inspireren door religie. Dat heeft te maken met de ontzuiling en de individualisering, en het anders invullen van sociale verbanden. Religie is daar niet meer overheersend in zoals het ooit was. Religie handhaaft zich in Nederland dus niet zoals Barnard suggereert. Ook niet onderhuids of via vertakkingen. Hoewel religie redelijk standhoudt, kalft het belang ervan jaarlijks met een of twee procent af. Dat steeds meer burgers hun leven invullen zonder religie staat vast. Het is begrijpelijk dat mensen buiten zichzelf zin of troost zoeken voor hun leven. Dat is echter steeds minder religie. Kunst is niet het kindje van religie, maar kunst en religie zijn allebei kinderen van dezelfde ouder. In haar intuïtie heeft Tracey Emin het bij het rechte eind en laat Barnard zich kennen als een theoloog die alles wil relateren aan religie en vooral, zijn vakgebied van de godgeleerdheid.

Godsdiensten zijn tijdgebonden. Uiteindelijk worden ze uit het religieuze domein verdrongen. En opgevolgd

Een artikel van J. H. McKenna op Patheos zet aan tot denken. De geschiedenis van de godsdienst toont de beperkte levensduur van godsdienst. De wetmatigheid is dat ze beperkt zijn in tijd, plaats en doelstelling. Daarom kent de geschiedenis en de hedendaagse verspreiding over de wereld zoveel godsdiensten omdat ze uiteenlopende behoeften moeten afdekken. Ze geven antwoord op de vragen van hun tijd, maar als de omstandigheden veranderen verliezen ze aan betekenis voor hun tijd. Dan worden ze overbodig en opgevolgd door nieuwe godsdiensten die andere vragen stellen en zich beter voegen in de motieven van de nieuwe tijd. Dan worden de heilige boeken van de oude godsdienst bevrijd. Waar de knapste koppen van hun tijd aan hebben meegewerkt. De heilige schriften kunnen dan vervolgens toegevoegd worden aan het domein van de kunst. Van de literatuur of het drama. Ultiem bevrijd van hun primaire functie om zin te geven aan het leven.

McKenna schetst in mijn ogen op een inzichtelijke manier een heldere en onbetwistbare logica, maar waarom hij het verbindt met de positie van de atheïst is me onduidelijk. Dat heeft zijn betoog niet nodig. Mijn reactie:

Religion and art spring from the same source. The source of the imagination of rituals. It is a dramatic feature that reaches a public through a well told story. The article clearly underlines this through well chosen examples. The logic is that religion grows more towards art as religion lasts longer. Greek mythology is now seen as an art form, while in its own time it was seen as a religion.

It is inevitable that modern religions suffer the same fate like old religions did. The development from religion to art is a regularity. Eventually the sacred books written by men will be stripped of their supernatural pretension and will go down in history as literary works.

Then the circle is round where the recently deceased Dutch theologian Harry Kuitert referred to: ‘All speaking about Above comes from below, also the speaking that claims to come from Above‘. Because the greatest minds of their time were connected to this speaking, this intellectual and literary aspect is not lost. But it has to be liberated from the religious environment that keeps it confined.

Literature or drama is ultimately freed from the religious environment and is liberated. The flywheel of the development of religions continues so that new religions with new images of God and new sacred scriptures emerge that we do not yet know about.

Why the author links his argument to the atheist’s right is unclear. Because it is unnecessary to make this point which is already strong enough. The perspective of the atheist or cynic adds nothing to his argument, but makes it unnecessarily polemical and more political. The so-called atheist does not want to relate to God images and religions, but to stand outside. That applies equally to this kind of criticism of religion.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelIs Time On The Atheist’s Side?’ van J. H. McKenna op Patheos, 16 november 2017.

Open brief aan Taede A. Smedes. Over godsdienst, religieus atheïsme, nihilisme, secularisme en de plek van de ongebondene

In een artikel uit 2016 op het Belgische Golfslag ‘over de plaats voor geloof in onze media’ kwam ik een uitspraak van u tegen (p. 228) die me verbaasde. Namelijk ‘dat de mens nu eenmaal een religieus wezen is’.

Ik begrijp niet hoe u tot die constatering komt. Kunt u dat wellicht toelichten of me verwijzen naar een artikel van u waarin u dit toelicht? Ik kan me voorstellen dat we in meerderheid constateren dat de mens een sociaal wezen is dat gebruik maakt van rituelen, dramatisering en een mengvorm van speculatie en redenering om vorm en zin aan het leven te geven. Maar maakt dat de mens tot een religieus wezen?

Is het niet de valkuil van een vakgebied dat leidt tot verkokering om dat zo te omschrijven? Begrijp me niet verkeerd, u bent opgeleid als theoloog en ik als theaterwetenschapper, en daarom zullen we ongetwijfeld van perspectief verschillen in onze blik op het leven. Vanuit mijn interesse zou ik kunnen zeggen dat de mens nu eenmaal een sociaal wezen is dat net doet alsof en dat soort situaties naar de hand tracht te zetten. Een gedramatiseerde en minder vrijblijvende versie van Johan Huizinga’s spelende mens. Enfin, religie en kunst putten uit dezelfde bron van de rituelen om de leegte te bezweren.

Ik begrijp uit uw teksten dat u het nihilisme vreest of afwijst en spreekt over ‘religieus atheïsme’ als positieve kracht. Dat laatste vond ik eerst een merkwaardige hulpterm die ik vervolgens wel kon billijken, maar uiteindelijk toch ongeschikt acht. In een wereld die nog steeds overloopt van christelijke symboliek en traditie is het voor iemand die zich zowel niet wil afzetten tegen de geïnstitutionaliseerde godsdiensten omdat men daardoor in een wereld getrokken wordt waar men afstand tot wil houden als een autonome plek voor zichzelf wil vinden een bijna onmogelijke opgave om dat te realiseren.

Anders gezegd, hoe kan iemand zich noemen en positioneren in de samenleving die zich -zowel positief als negatief- niet laat inspireren door godsdienst en uit het vaarwater ervan wil blijven? Niet krampachtig of als politieke verklaring, maar uit een gerijpte overtuiging. Wat is de positie van iemand in Nederland die niet wil reageren op godsdienst of de werking ervan, maar in het gesprek erover toch door anderen steeds weer een etiket opgeplakt krijgt met een echo van godsdienst?

Ik beschouw mezelf niet als gelovig, maar evenmin als atheïstisch of agnostisch. En de expansie van het humanisme trekt me evenmin. Niemand kan echter richtingloos zijn. Ik oriënteer me als burger op de politieke filosofie van het secularisme dat alle godsdiensten, levensovertuiging en nihilismen in theorie een gelijkwaardige plek biedt. En mij ook een plek biedt, al is het een lege plek in het gras. In mijn optiek is de mens nu eenmaal een sociaal wezen dat net doet alsof. Dat ernstig een creatief spel speelt.

Overigens ben ik sinds oktober 2015 lid van de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster. Wie geen behoefte heeft om van het godsdienstig water te drinken of dat te vertroebelen, kan het toch helpen verdunnen door ervoor te zorgen dat door de toestroom van nieuwe godsdiensten de stempel ervan afneemt. Dat begint door het oprekken van begrippen die samenhangen met de macht en de maatschappelijke betekenis van de gevestigde godsdiensten. Een andere tendens is de vorming van zogenaamde cannabis-kerken in het Amerikaanse Colorado of Californië. Of dat een afslag naar hedonisme of nihilisme is valt trouwens te bezien. De kaf moet daar nog van het koren gescheiden worden.

In de praktijk schort het nog veel aan die gelijkwaardigheid, maar met een Nederland dat volgens de statistieken van het CBS in meerderheid ongebonden is (‘unaffiliated‘) zal naar verwachting op termijn de culturele hegemonie of de slagschaduw van godsdienst afnemen. Overigens is het CBS normatief door te spreken over ‘geen kerkelijke gezindte’ waar het zou moeten spreken over ongebondenheid. Precies dat is het probleem door mensen die afstand nemen of hebben tot een religieuze organisatie via een omweg toch weer als verlengde van godsdienst of kerk te benoemen. In de beschrijving wacht het CBS nog een inhaalslag van emancipatie die bijvoorbeeld het Amerikaanse Pew Research Center in haar statistieken al wel gemaakt heeft.

Foto: Peter Schumann, The Shatterer. ‘Domestic Resurrection Pageant, 1994, performance view (Photo: Ron Simon)’.

Waarom claimt Koert van der Velde dat mindfulness religieus is?

mindfulness

Theoloog Koert van der Velde meent in een artikel in Trouw dat mindfulness hartstikke religieus is. Vorige maand verschenen zijn boek over mindfulness ‘Geen gezweef!’ dat losjes aanhaakt bij een debat over het wezen van religie en de grenzen eraan. Hij claimt dat mindfulness een religieuze oorsprong heeft die om redenen van marketing door de ontwikkelaar van de westerse variant van mindfulness Jon Kabat-Zinn wordt verhuld om de populariteit ervan niet in de weg te staan. Want religie heeft tegenwoordig een slechte pers, zeker in de seculariserende westerse samenleving waar uitsluiting, groepsvorming en machtsvorming die religie per definitie nou eenmaal met zich meebrengt andersdenkenden tegen de haren in strijken. Van der Velde formuleert niet wat hij met religie bedoelt. Zodat de beweringen uit zijn artikel in de lucht komen te hangen. Wat hij zegt is waar maar geldt alleen in zijn eigen interpretatie. Wat we er mee moeten is de vraag.

Het betoog van Van der Velde is weinig specifiek. Hij orakelt en induceert in algemeenheden van het type ‘zeggen beoefenaars’ of ‘men brengt naar buiten‘. Zo’n bewering is altijd waar, maar wat de geldigheid ervan is blijft onduidelijk. Neem de volgende passage over trainers van mindfulness: ‘De religieuze kant van mindfulle meditatie en leven houdt hen bezig. Ze zien in hun beoefening van meditatie een spiritueel pad om het leven zin te geven en zich op levensbeschouwelijk gebied te ontwikkelen.’  En: ‘Wie zich verder in mindfulness verdiept, kan bijna niet om de religieuze kant heen. Dat komt doordat mindfulness in het hart religieus is (..)’ . Wat dat religieuze is en hoe dat aannemelijk is te maken legt Van der Velde niet uit. Hij praat in cirkels. Het tekort van z’n betoog is niet alleen dat zijn beweringen niet geverifieerd kunnen worden zoals wel vaker in sociale wetenschappen voorkomt, maar dat hij geen begin van een begripsdefinitie geeft.

Het gaat Van der Velde om de herwaardering van religie. Grote godsdiensten kalven af of zijn bezoedeld door schijnheiligheid, onverdraagzaamheid, politisering en dogmatiek. Godsdiensten hebben de vanzelfsprekende aantrekkingskracht van eeuwen verloren. Omdat het de emancipatie van mensen niet meer dient, maar remt.

Steeds meer gelovigen gaan hun eigen gang. Een meerderheid van de Nederlanders vindt zich voor het eerst in de moderne geschiedenis niet meer behoren tot een godsdienstige groepering. In 2014 was dat volgen het CBS nog 50,8%. De reactie op dat proces ligt voor de hand zoals laatst ook kardinaal Wim Eijk deed in een lezing voor ABN-Amro: het claimen van niet gelovigen als gelovigen. Alleen zo kan religie weer politiek en maatschappelijk belangrijk worden gemaakt, of de neergang ervan worden vertraagd. Het artikel van Van der Velde past in een patroon van een defensieve strijd over religie. Hij claimt mindfulness als religieus, maar heeft daar niet meer argumenten voor dan zijn eigen mening. Eigenlijk best zielig zo’n achterhoedegevecht.

9200000047777395

Foto 1: Mindfulness.

Foto 2: Omslag van Koert van der Velde, ‘Geen gezweef!; Mindfulness zonder dat het mindfoolness wordt’. Budel, 2015. Uitgeverij Damon.