
Het is geen geheim dat het al jaren rommelt in de top van het Stedelijk Museum (SM) in Amsterdam. Het is een slangenkuil. Velen sleuren eraan om het op orde te krijgen, maar dat wil niet lukken. De paradox is dat het SM een roemrijk verleden heeft, maar daar niet de essentie uithaalt voor nu. Het museum loopt over van ambitie en een complex dat ook dat andere gevallen Amsterdamse icoon Ajax teistert. Namelijk zelfoverschatting en een teveel aan goochem. Die grenzeloze ambitie vertaalt zich in de keuze door de Raad van Toezicht van de laatste twee directeuren (Goldstein en Ruf). Die moesten per se buiten de grenzen gevonden worden terwijl geschikte Nederlandse directeuren konden doorschuiven. Met als gevolg dat er directeuren worden geparachuteerd met een netwerk in de internationale kunstwereld of -handel, maar zonder een Amsterdams of Nederlands netwerk. Dit roept de vraag op wie toezicht houdt op de Raad van Toezicht. Daan van Lent en Arjen Ribbens zetten het voor NRC op een rijtje in een eerste artikel van een tweeluik over het museum.
Directe aanleiding voor het tweeluik is het afscheid van zakelijk directeur Karin van Gils die uit nood geboren tijdens het directoraat van Goldstein per 1 januari 2013 tot algemeen directeur werd benoemd. Daarna verscheen nooit een persbericht dat meldde dat ze dat niet langer was. Alleen dat al geeft de chaos, de slechte communicatie, de competentiestrijd in de top en de zorgwekkende rol van de Raad van Toezicht aan.
Van Lent en Ribbens omschrijven het prachtig, maar toch ontbreekt er iets. Wellicht komt dat nog in het tweede deel aan de orden. Wekt het artikel geen valse tegenstelling als het over de koers van het SM zegt: ‘Een breed opererende instelling, die mikt op zo veel mogelijk bezoekers en zo hoog mogelijke eigen inkomsten? Of een museum waarin bezoekcijfers ondergeschikt zijn aan een voortrekkersrol op het terrein van jonge internationale kunst?’ Is dat nou de essentie, de keuze tussen deze twee smaken? Is er niet meer?
Wie teruggaat in de recente geschiedenis van het SM en probeert te achterhalen wat de directeuren Sandberg, De Wilde en Beeren in de gouden tijd (1945-1990) met het SM deden raakt aan begrippen als ‘enthousiasme’, ‘urgentie’, ‘openheid’, ‘midden in de eigen tijd’ en ‘maatschappelijk betrokken’. Uiteraard was dat in een andere tijd met een ander Amsterdam, een ander Nederland, en een minder geglobaliseerde internationale kunstwereld met andere machtsverhoudingen. Toch wordt bij dat verleden onvoldoende aangehaakt. Het is wat anders dan de marketing van Van Gils of de kunstgeschiedenis van Ruf. Of zoals Jan Christiaan Braun of Rob van Koningsbruggen zouden zeggen, de verborgen kunsthandel van Ruf en de Raad van Toezicht.
Anders gezegd, het SM moet teruggaan naar de eigen kern van toen. En daaraan 25% van het DNA van het Van Abbemuseum (politieke urgentie en betrokkenheid), 25% van Boijmans (hoog tempo in de programmering, en dynamiek) en 25% van het Haags Gemeentemuseum (intelligente publieksvoorstellingen) aan toevoegen.
En 19 miljoen euro subsidie per jaar valt uit de toon bij Boijmans en het Haags Gemeentemuseum die het ongeveer met de helft doen en iets minder dan 10 miljoen euro krijgen. Met 19 miljoen is meer te doen. Om te beginnen kan er de trap mee schoongeveegd worden door de Raad van Toezicht aan de kant te zetten.
Foto: Schermafbeelding van deel artikel ‘De twee directeuren van het Stedelijk konden nooit goed met elkaar overweg’ van Daan van Lent en Arjen Ribbens in NRC, 5 oktober 2017.
Vind ik leuk:
Like Laden...