Mediadebat over kwestie-Ruf is omsingeling en projectie bij volmacht. Vanaf de flanken van de NRC

In een commentaar van 16 juni 2018 ging ik in op de kwestie Ruf en de aandacht ervoor in de media. Ik kwam tot twee conclusies. Namelijk dat het antwoord op de vraag of Beatrix Ruf gelijk heeft met haar claim dat ze terug kan keren als museumdirecteur bij het Stedelijk ervan afhankelijk is of er een juridische of ethische invalshoek wordt gekozen. Het rapport Eisma pleitte mw. Ruf vanuit een juridisch perspectief vrij en ging grotendeels voorbij aan de gedragsregels en de bedrijfscultuur bij het Stedelijk. Ook constateerde ik dat er een schaduwoorlog tussen NRC en Het Parool was ontstaan waarbij eerstgenoemde het accent legde op de overtredingen van ethische regels en laatstgenoemde op de ruimere juridische marges die Rufs terugkeer niet verhinderden. Zo woedt een nauwelijks verhulde richtingenstrijd waarbij kranten een grote rol spelen.

Het Parool dat in enkele stukken suggereerde dat Ruf ‘volledig is vrijgepleit’ en ‘ten onrechte is beschuldigd van belangenverstrengeling’ omschreef ik als ‘doorgeefluik van de lobby om Ruf terug te laten keren als directeur van het Stedelijk Museum’. Dat was geen incident, maar deel van een georkestreerde campagne die overigens de laatste 10 dagen aan momentum lijkt te hebben verloren. Vorig jaar trok Ruf als woordvoerder spindoctor Kay van der Linde aan die haar niet alleen door de publiciteit loodst, maar ook een strategie aan de hand doet waarbij het de vraag is of die wel altijd in het belang van mw. Ruf is. Ofwel, een media-strategie kan schrander opgezet zijn, maar werkt doorgaans via een hoofdpersoon die erdoor aan gezag kan verliezen.

Ruf is geen oorzaak, maar gevolg van de structuur die bij het Stedelijk Museum tijdens opeenvolgende Raden van Toezicht was ontstaan. Zij kon zich niet onttrekken aan wat een ontspoorde bedrijfscultuur was die werd versterkt door een hoog ambitieniveau dat zo goed als onhaalbaar was. In een reeks krantenadvertenties hamerde kunstverzamelaar Jan Christiaan Braun daar sinds 2014 op. Ze hadden als onderwerp het belangenconflict binnen de Raad van Toezicht en het bestuur van het Stedelijk Museum Fonds. De eerste advertentie van september 2014 sloot als volgt af: ‘dat de nieuwe directeur van het Stedelijk Museum afstand moet doen van de door de Raad van Toezicht van het museum gelegitimeerde mogelijkheid een eigen belang te houden bij en te blijven werken voor private partijen zoals de uitgever Michael Ringnier en de verzekeraar Swiss Re, beide te Zwitserland’. Het duurde drie jaar voordat deze waarheid doordrong tot de publieke opinie.

In het tijdperk Trump regeert de vervalsing. Zijn regime zit ‘gevangen in de eigen leugen’ en zet eerder een tandje bij, dan dat het terugdeinst. Journalisten zijn als afleiding het mikpunt van spot en kritiek geworden. Als ze niet oppassen worden ze gebruikt als doorgeefluik door een groepering of partij die in de eigen leugen gevangen zit. Ruf is geen Trump en Kay van de Linde geen Stephen Miller, maar de methode Trump straalt via spindoctors en communicatiedeskundigen negatief af op de journalistiek en blijft niet onopgemerkt.

Gisteren voegde vanaf de zijlijn NRC-redacteur Menno Tamminga zich met een opinie in de kwestie Ruf en in de proxy-oorlog. Zijn stukken over economie en ondernemingsbestuur zijn doorgaans in het Economie-katern te vinden. Zoals viel te voorspellen stelt Tamminga zich op een minimalistisch niet-juridisch standpunt waarbij de ethiek leidend is. NRC lijkt overigens (tijdelijk?) haasje-over te spelen waarbij de kwestie Ruf niet langer vanuit het centrum door de vaste redacteuren Daan van Lent en Arjen Ribbens wordt verslaan, maar vanaf de flanken door redacteuren die meer op afstand staan (Paul Steenhuis, Tamminga). Ik verklaarde die nieuwe afstandelijkheid in een commentaar van 19 juni 2018 als ‘de angst binnen de hoofdredactie van NRC om van vooringenomenheid beticht te worden.’ Dat hoeft niet uitsluitend negatief uitgelegd te worden, maar kan ook betekenen dat interne pluriformiteit gezocht wordt om de argumenten meer draagvlak te geven.

Tamminga is snoeihard in zijn conclusie die uitgaat van goed bestuur en effectief toezicht: ‘Het beeld dat uit het rapport oprijst is dat de directie en de toezichthouders elkaar geen nieuwsgierige, laat staan ongemakkelijke vragen wilden stelden. Hielden de geslaagde topondernemers niet van tegenspraak? Keken anderen naar hen op? Non-interventiegedrag was kennelijk de norm: als jij mij niet lastig valt met een vraag, doe ik het bij jou ook niet.’ Deze klacht over de multimiljonairs in de Raad van Toezicht die het bij het Stedelijk voor het zeggen hadden en het museum niet aan zijn opdracht hielden klinkt in verschillende bewoordingen al sinds 2005. Interessant in dit verband is de aanleiding voor Jan Christiaan Braun om zich tegen de Raad van Toezicht en de vermeende grip van toenmalig hoofdsponsor ABN Amro te keren en de reactie via mijn commentaar uit 2012 van toenmalig NRC-journalist Viktor Frölke. Of Christiaan Braun of Frölke in 2005 voorbarig oordeelde kan nu door de episode Ruf beter beoordeeld worden dan in 2012.

Tamminga sluit af met het feit dat van de zeven leden van de Raad van Toezicht er vier zijn blijven zitten, onder wie Cees de Bruin (lid sinds 2012) en Willem de Rooij (lid sinds 2011): ‘Het Stedelijk Museum was hun speeltje. Uit het feit dat niet alle toezichthouders na dit rapport zijn opgestapt, kun je afleiden dat zij dat niet zomaar uit handen willen geven.’ Het zou ook een wonder van bestuurlijke zorgvuldigheid én menselijk gedrag zijn als een langlopende zaak van gebrek aan goed bestuur en voldoende controlemechanismen die al sinds 2005 in de (semi)-openbaarheid speelt zich nu ineens ondubbelzinnig ten goede zou keren.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelHet Stedelijk – een museum als speeltje’ van Menno Tamminga, 26 juni 2108 in NRC.

Post-waarheid in het Trump-tijdperk vraagt meer bewustwording van de journalistiek en een andere aanpak van de verslaglegging

Leugens zijn in de publieke opinie steeds meer het nieuwe normaal. We zijn terug in het Oost-Europa van voor 1989. Bedrog en vervalsing als leidend narratief. Misschien kunnen de werken van de mensenrechtenactivisten en schrijvers van toen (Kundera, Havel, Amalrik) ons leren hoe de leugens van nu beantwoord kunnen worden.

De latere Tsjecho-Slowaakse president Václav Havel omschreef dat in het essay The Power of the Powerless (1978): ‘Omdat het regime gevangen zit in zijn eigen leugens, moet het alles vervalsen. Het vervalst het verleden. Het vervalst het heden, en het vervalst de toekomst. Het vervalst statistieken. Het pretendeert geen almachtige en onberedeneerde politie-apparaten te bezitten. Het doet alsof het de mensenrechten respecteert. Het doet alsof het niemand vervolgt. Het doet alsof het niets vreest. Het doet alsof het niets doet.’ Essentieel is Havels constatering dat het systeem ‘gevangen zit in zijn eigen leugens’. Als het pad van de vervalsing eenmaal ingeslagen, dan heeft het geen keuze meer om zich eraan te onttrekken en de waarheid te vertellen. De paradox is dat vanaf een bepaalde kritische grens van vervalsing meer leugens de geloofwaardigheid meer dienen dan de waarheid die de leugens weerspreekt.

Van belang is om te benadrukken dat het bij politici als president Trump gaat om de combinatie van korte- en lange termijn effecten. Het gaat zowel om het vertellen van leugens die de 24 uurs-nieuwscyclus domineren als om het creëren van een systeem van leugens waarin de leugens en het systeem elkaar versterken. Dat plaatst de journalistiek ongewild in de frontlinie van de publieke opinie. Want het regime of de naar het autoritarisme neigende bewind dat alles vervalst, wordt zo gedwongen om de eigen claims op de waarheid te blijven vervalsen en de journalistiek die dat corrigeert in een ultiem gebaar van cynisme af te doen als vervalsing. De vervalsing van 1978 wordt nu nepnieuws genoemd. Het regime dat het heden vervalst stelt de feiten van de journalistiek voor als nepnieuws, en presenteert het eigen nepnieuws als feit.

Villamedia plaatst een beschouwing van Lars Pasveer over schrijver en docent journalistiek Dan Gillmor die probeert een antwoord te vinden op de uitdaging waarvoor de hedendaagse journalistiek gesteld wordt door autoritaire regimes en opinieleiders die een loopje met de feiten nemen. Hij roept journalisten en media op om niet langer als doorgeefluik voor leugens van de Amerikaanse overheid te fungeren: ‘Het excuus dat er enkel verslag wordt gedaan voldoet niet langer. ‘Dit zijn geen normale tijden”, stelt Gillmor. Er is volgens hem oorlog verklaard aan de journalistiek met desinformatie als strategie.’ Gillmor stelt dat een omslag in het denken van de journalistiek over objectiviteit nodig is om een passend antwoord te geven op de vervalsing die de post-Trump waarheid kenmerkt. Dat is een worsteling en zoektocht die niet makkelijk is.

De gedragsregels van de journalistiek dienen aangepast te worden. Ze gelden in een redelijke omgeving waarin alle kanten uitgaan van de feiten. Maar als die omgeving inkrimpt of zelfs verdwijnt, dan komen die regels in de lucht te hangen. Want waar geeft de hoofdregel van de journalistiek ‘Eerbied voor waarheid en voor het recht van het publiek op waarheid is de eerste plicht van de journalist’ nog antwoord op als bij een overheid niet de waarheid, maar de vervalsing ervan centraal staat? Scheiding tussen opinie en feit blijft voor de journalistiek fundamenteel, maar komt in een ander licht te staan als de feiten zelf ter discussie worden gesteld en slechts met toelichting van de eigen opinie kunnen worden beredeneerd of zelfs gerechtvaardigd.

De regering-Trump voert sinds een jaar een campagne met vervalsingen en alternatieve feiten met als doel om de kracht en de acceptatie bij de vaste achterban van het Rusland-onderzoek van speciale aanklager Robert Mueller zoveel mogelijk te verkleinen. Naar verwachting biedt het spectaculaire onthullingen. Politiek werd Trump door de Republikeinse senatoren te verstaan gegeven dat het ontslag van Mueller of verantwoordelijk onderminister van Justitie Rosenstein niet getolereerd zou worden en per omgaande beantwoord zou worden met een afzettingsprocedure. Dus die weg was voor de Trump afgesloten. In zekere zin heeft dat voor de waarheid averechts uitgepakt omdat Trump en zijn waterdragers bij gebrek aan beter het vervolgens nog meer dan voorheen over de boeg van de vervalsing gooiden.

Het hellend vlak van het activisme is voor journalisten ongewenst. Dan gaat een journalist de weg op van de spindoctor (‘het tribunaal van de publieke opinie’) of de politieke activist zoals Glenn Greenwald en houdt op journalist te zijn. Of en hoe de gedragsregels in tijden van post-waarheid aangepast kunnen worden zoals Dan Gillmor beweert is de vraag die voor de journalistiek nu aan de orde is.

Alles moet veranderen in de journalistiek om hetzelfde te blijven, zoals de kernspreuk uit Il Gattopardo luidt. Geen politiek activisme, maar actief nadenken over een nieuwe invulling van de journalistiek. Een ‘objectief‘ verslag op NPO Radio 1 dat uitgebreid de claims op de waarheid over migrantenkinderen door president Trump laat horen inclusief zijn aantoonbare leugen dat een en ander te wijten valt aan de Democraten, maar tegelijkertijd die claims onweersproken laat kan echt niet meer en is ook in 2018 slechte en luie journalistiek die meer aan informatie dan aan desinformatie doet. Nodig bij de journalistiek is bewustwording over het vak en het afwerpen van de schroom om alles bij het oude te laten. Doorgaan op hetzelfde pad speelt de tegenstanders van de waarheid die profijt hebben bij het in de lucht houden van de vervalsing in de kaart.

Foto’s: Tsjecho-Slowaakse postzegels uit respectievelijk 1978 (14e zitting van de permanente COMECON commissie voor Post- en Telegraafcommunicatie) en 1960 (Dag van de Pers).