Petitie om sportschool in voormalige Sint-Hubertuskerk in Maastricht te verplaatsen is niet pragmatisch

Schermafbeelding van petitieSluit de Basic-Fit sportschool in de kerk op de Bosscherweg‘ van 27 februari 2023 op Petities.nl.

De petitieSluit de Basic-Fit sportschool in de kerk op de Bosscherweg‘ van Annelies verzoekt om een ‘Basic-Fit sportschool te verplaatsen en geen nieuwe sportscholen toe te staan in gebedshuizen die voor duizenden Nederlanders heilig zijn‘. Dat verzoek is ongelukkig en moet afgeraden worden.

Het gaat om de Sportschool Basic-Fit aan de Bosscherweg 161 in Maastricht die sinds 2020 in het gebouw van de voormalige Sint-Hubertuskerk is gevestigd. Volgens Wikipedia deed de kerk ‘van 1925 tot 2009 dienst als parochiekerk van de rooms-katholieke Sint-Hubertusparochie in  Boschpoort (ook wel Bosscherveld genoemd).’ In 2009 stootte het bisdom Roermond de kerk af, nadat het al enige tijd leeg had gestaan. Het is een rijksmonument dat door architect Jules Kayser in 1924-25 werd gebouwd.  

Petitionaris Annelies haalt twee zaken door elkaar. Een kerkgebouw is een gebouw als alle andere. Wat ze als een plek ziet ‘om God te ontmoeten‘ wordt een gebouw pas als het gewijd is. Welnu, gewijd is de voormalige Sint-Hubertuskerk allang niet meer. Het is geen geheiligde, maar een ontwijde plek. Een vergelijkbare kwestie ontstond in Utrecht in 2017 toen de katholieke Sint-Willibrordkerk door de gemeente verkocht werd aan de ultra-conservatieve katholieke vereniging Pius X.

Annelies kan vinden dat wat ooit een religieus gebouw was nooit een ander bestemming mag krijgen, maar dat is geen pragmatisch standpunt. Of zij moet zelf een alternatief bieden, maar dat doet ze niet. Ze is alleen tegen. Verwaarlozing of afbraak is het alternatief. Omdat het hier om een rijksmonument gaat, moet het beschermd worden. Vraag is hoe dat het beste kan.

Het is eenzijdig om over een voormalige kerk die een andere bestemming heeft gekregen te zeggen dat het niet is gebouwd ‘om commercieel uitgemolken te worden‘. Als dat klopt, dan treft dat verwijt de Nederlandse katholieke kerk en met name het Bisdom Roermond dat de Sint-Hubertuskerk in 2009 heeft afgestoten. Uiteraard was de kerk ooit gebouwd als kerk, maar die bestemming heeft het gebouw allang niet meer. Zoals vele katholieke kerken die vanwege afgenomen inkomsten en minder gelovige kerkbezoekers zijn afgestoten.

De voormalige Sint-Hubertuskerk in Maastricht wordt beschouwd als belangrijk cultureel erfgoed. Het is een rijksmonument. Dat bepaalt de noodzaak van de herbestemming.

De opdracht van diensten op het gebied van cultureel erfgoed, zoals de RCE en lokale monumentenfondsen, is om belangrijke gebouwen voor de toekomst zo goed mogelijk te bewaren. Dat is schipperen door ontbrekende middelen. Uitgangspunt is hier het gezegde ‘De vijand van goed is beter‘. Hoofdzaak is dat de elementen van het rijksmonument zo goed mogelijk bewaard blijven.

Er zal gezien de eerdere bestemming als gewijde kerk geen nachtclub, bordeel of schietbaan in zo’n voormalig kerkgebouw gevestigd worden, maar een fitnesscentrum annex sportschool is geen controversiële bestemming. Denk aan het citaat van de Latijnse dichter Juvenalis ‘Mens sana in corpore sano‘ dat zoiets betekent als ‘We moeten bidden om een gezonde geest in een gezond lichaam’. Het christendom staat minder haaks op het lichaam dan Annelies vermoedt.

Advertentie

Onderzoek van KN zegt dat het dorp anno 2020 het prima zonder kerk kan stellen. Maar hoofdredacteur De Wit geeft dat feit niet toe

Uit de onlangs gepubliceerde resultaten van een langlopend onderzoek van het Katholiek Nieuwsblad (KN) blijkt dat het dorp anno 2020 het prima zonder kerk kan stellen. In een bericht van 2 januari 2020 zegt het KN: ‘De betrokken dorpsgemeenschappen blijken echter ook verrassend snel te herstellen van deze pijn. De verschillende sociale functies die de parochies hadden, worden vaak moeiteloos overgenomen door lokale maatschappelijke organisaties’. Het KN vindt het een ongemakkelijke conclusie dat de kerk niet onmisbaar is in kleine dorpsgemeenschappen. Dat leidt tot de conclusie dat het KN meer begaan is met de macht van de katholieke kerk en de afhankelijkheid daarvan, dan met het welzijn en belang van dorpsgemeenschappen.

Een commentaar van hoofdredacteur Anton de Wit laat er geen onduidelijkheid over bestaan hoe jammer hij het vindt dat de kerk niet langer onmisbaar is in dorpsgemeenschappen en hoe sociale functies moeiteloos overgenomen worden door maatschappelijke organisaties. De Wit: ‘Toen wij vorig jaar startten met het onderzoek, hoopten wij aan te tonen dat het verdwijnen van de parochies onverwachte en verstrekkende gevolgen zou hebben voor lokale gemeenschappen.’ Let op dat ‘hoopten’. Het KN hoopte dat het verdwijnen van parochies onverwachte en verstrekkende gevolgen zou hebben. Het KN hoopte aan te tonen dat de dorpsgemeenschappen schade zouden ondervinden van verdwijnende kerken. Nu de dorpsgemeenschappen veerkrachtiger en sterker zijn dan het KN ‘hoopte’, is dat een teleurstelling voor De Wit omdat de katholieke kerk minder onmisbaar is dan hij veronderstelde. De Wit komt tot een ongevoelige, hardvochtige opstelling.

De Wit probeert zich hieruit te redden door een gekunstelde redenering uit zijn hoge hoed te toveren. Hij gaat klaarblijkelijk uit van wat zijn rooms-katholieke dogmatiek hem oplegt en probeert dat op te leggen aan de feiten. De Wit weeft een vage notie van ‘het hogere’ en ‘het eeuwige’ door zijn betoog. Hiermee redt hij het echter niet omdat hij niet met steekhoudende argumenten komt. Hij bruuskeert de feiten en probeert die ondergeschikt te maken aan de claim dat geen enkele gemeenschap het zonder kerk kan stellen. Maar deze claim is in tegenspraak met de feiten die notabene uit het onderzoek volgen dat De Wit becommentarieert.

Dat geen gemeenschap het zonder kerk kan stellen is een bewering die geloochenstraft wordt door zowel de praktijk van vele gemeenschappen die het prima zonder kerk stellen als uit het onderzoek van het KN die dat bevestigt. De Wit ondermijnt zijn eigen onderzoek door weg te vluchten naar zijn laatste mentale bastion dat hij probeert te verdedigen met de stelling die zegt dat een Kerk met een hoofdletter noodzakelijk is. Dat is de vlucht vooruit in het Niets. Het laat zien dat de positie van hardliners binnen godsdiensten die zekerheden rondom zich zien wegvallen ongemakkelijk is en ze zich geen houding weten. Dat leidt tot een betoog dat beoogt te redden wat er te redden valt, maar het er door de kromme argumentatie extra pijnlijk op maakt.

Foto 1: Schermafbeelding van deel commentaarIs de dorpskerk zo onmisbaar als we dachten?’ van Anton de Wit in het Katholiek Nieuwsblad, 2 januari 2020.

Foto 2: Herbestemming van kapel De Waterhond door Klaarchitectuur in het Belgische Sint-Truiden.

EKWC: Is er iets misgegaan bij de ontwikkeling van het KVL-terrein in Oisterwijk?

ekwc2

Het EKWC (Europees Keramisch Werk Centrum) is begin 2015 verhuisd van Den Bosch naar Oisterwijk. Daar zit het nu in het oudste gebouw van de Leerfabriek KVL, een industrieel erfgoed van 11 hectare groot: ‘De bestaande (rijks)monumentale gebouwen, met een vloeroppervlak van circa 26.000m2, dateren van het begin van de 20e eeuw en vormen een waardevol monumentaal ensemble (..). De individuele en ruimtelijke kwaliteiten van de monumenten worden zorgvuldig gerespecteerd.’ Aldus de opzet van een gemeentelijk Stedenbouwkundig Plan. Niet de gemeente Oisterwijk, maar de provincie Noord-Brabant is de eigenaar van de gebouwen. Herbestemming is waar het om gaat zo stelt de provincie in een persbericht: ‘Brabant telt zo’n honderd kloosters, fabrieken, kazernes en kastelen waar mensen leefden, werkten, vreugde en verdriet beleefden. De complexen samen met de verhalen, bepalen de geschiedenis van Brabant. Om díe historie te bewaren wil de provincie een aantal van deze gebouwen nieuw leven inblazen en bewaren voor de toekomst.’

Zo’n terrein met industriële gebouwen moet door investeringen ontwikkeld worden door een projectteam. Aan de hand van een masterplan. Herbestemming is een lastige opdracht omdat alle betrokkenen tevreden moeten worden gesteld. Voor de inwoners van Oisterwijk is het een iconisch terrein dat nog steeds belangrijk is voor de identiteitSamenwerking is het woord dat terugkomt in persberichten. Zoals altijd is de vraag is wat er van die goede voornemens terecht is gekomen. Zijn de ‘individuele en ruimtelijke kwaliteiten van de monumenten (..) zorgvuldig gerespecteerd’ of is de praktijk weerbarstiger dan de theorie van de goede bedoelingen en de plannen die op het snijvlak van haalbaarheid, werving van gebruikers, promotie en publiciteit ontstonden?

Een berichtje in de lokale Nieuwsklok signaleert dat er onenigheid is ontstaan tussen het EKWC en de provincie over het gebruik van het gebouw. Het gaat om twee fotoprints op twee glazen toegangsdeuren ‘die de ingang van het EKWC markeren’. Ze zijn volgens ‘de kleine lettertjes’ van het huurcontract verboden en namens Noord-Brabant heeft de provinciale ambtenaar Kim Knijff ‘bestuurlijke maatregelen’ genomen om ze te laten verwijderen. Het is opvallend dat dit zo hoog oploopt over iets wat op het eerste oog een futiliteit lijkt. Op 30 september 2016 wordt het EKWC in het bijzijn van lokale politici officieel geopend.

Er is in het bericht een andere zinsnede die opvallender is en niet te rijmen valt met wat doorgaans de praktijk is bij de herbestemming van dit soort oude gebouwen. Meestal is het de gebruiker die pleit voor ingrepen om het gebouw zoveel mogelijk aan te passen en naar de eigen hand te zetten. Gewoonweg vanwege het gemak of kosten van het gebruik. De overheid of een adviserende rijksdienst als de Rijksdienst Cultureel Erfgoed (RCE) willen ingrepen meestal beperken. Zeker als het zoals in dit geval om een rijksmonument gaat.

De RCE geeft het gebouw in het monumentenregister de volgende waardering: ‘Het object is van algemeen belang omdat het als oudste (en nog in gebruik zijnde) onderdeel binnen het hele fabriekscomplex een grote cultuurhistorische waarde bezit. Het is van belang als vroege manifestatie van een sociaal-economische ontwikkeling, de opkomende leerindustrie tijdens de Eerste Wereldoorlog. Verder is het object van industrieel-archeologisch belang als een bijzondere uitdrukking van een technische en typologische ontwikkeling. Het gebouw geeft een goede indruk van de functionele opzet van een kleine, compacte leerfabriek uit het begin van de twintigste eeuw. Het object bezit ook een architectuurhistorische waarde op grond van de toegepaste constructietechniek en de gehanteerde stijlvorm. Verder zijn de ensemblewaarden van belang. Het object is onderdeel van een groter geheel dat van nationaal belang is.’

Bij deze herbestemming zijn de rollen omgekeerd. Het EKWC pleit voor authenticiteit en de provincie Noord-Brabant voor aanpassingen die haaks staan op de architectuurhistorische waarde van het gebouw: ‘Het EKWC is altijd tegen de ingrepen geweest die het oudste gebouw van KVL zijn aangedaan. Op aangeven van de provinciale en gemeentelijke ambtenaren is het gebouw van het EKWC onherstelbaar aangepast. Een deel van de galerijen is gesloopt, er zijn roestige profielen in de vloer gelegd waardoor de kostbare vloeren niet meer superglad zijn en het prachtige ritme van de gevels zijn ruw doorbroken door te grote gaten te maken in de west-en oostgevel.’ In deze nieuw gemaakte gaten mogen nu volgens de provincie Noord-Brabant geen fotoprints op toegangsdeuren geplakt worden. Een en ander roept de vraag op of er bij de ontwikkeling van het KVL-terrein iets faliekant mis is gegaan. Want hoe komt het dat een gebruiker ingrepen in het gebouw wil beperken en de eigenaar ingrepen oplegt die in strijd zijn met de cultuurhistorische waarde van het gebouw?

Naschrift: Wat een en ander nog merkwaardiger maakt is dat op verzoek van de provincie Noord-Brabant het EKWC de procedure voor een aanvraag tot rijksmonument bij de RCE voor het gebouw waar het in resideert in 2015 heeft moeten stopzetten. De provincie is eigenaar en kan daarover beslissen. De reden waarom de provincie de procedure liet stopzetten is onbekend. Op foto’s die Marlies Bouten in 2010 van het gebouw maakte waarin nu het EKWC is gevestigd wordt het als rijksmonument 519945 aangeduid. Zie hier en hier.

Foto: Schermafbeelding van berichtVerbod foto’s ingang EKWC’ in de Nieuwsklok Oisterwijk, 11 augustus 2016.

Gregoriuskerk Spierdijk wordt gehalveerd en vindt herbestemming dankzij paramedische bedrijven

Het kerkbestuur van de Gregoriuskerk in het Noord-Hollandse Spierdijk heeft een vooruitziende blik. Uit het in opdracht van KRO gehouden onderzoek God In Nederland blijkt dat Nederland steeds minder gelovig wordt. Nu komt al 82% nooit of bijna nooit meer in de kerk. Zoals al eerder uit cijfers van het CBS blijkt en nu ook voor het eerst uit dit onderzoek dat sinds 1966 om de tien jaar uitgevoerd wordt zijn de ongebondenen in de meerderheid. Nederland is allang geen christelijk land meer. Dat is een constatering met gevolgen. Kerken van de toekomst bedienen een kleine minderheid en besturen van bestaande kerkgebouwen dienen rekening te houden met herbestemming. Het tij keert niet meer en daarom dienen kerkbesturen vooruit te lopen op afnemend kerkbezoek dat blijft dalen. Met de zorgkerk in Spierdijk wordt religie onwillekeurig een onderdeel van de gezondheidszorg. Via een omweg komt het vakgebied ‘religie’ eindelijk thuis als paramedisch bedrijf.

Kardinaal Eijk claimt in een verloren strijd niet-gelovigen als religieus

DSCF3073

Het feit dat religieuze fantoompijn epidemische vormen heeft aangenomen, bewijst dat óók de 21ste eeuwse mens ongeneeslijk religieus is. Zo kunnen mensen buiten de kaders van een georganiseerd geloof moeilijk zonder rituelen.’ aldus Kardinaal Wim Eijk in de slotlezing van de Religieuze Jaardag ABN-AMRO die plaatsvond op 26 november in Amsterdam. Religieuze fantoompijn omschrijft kardinaal Eijk zo: ’Mensen voelen geregeld gelovige activiteit in hun ziel, maar omdat ze zijn losgesneden van hun christelijke wortels voelt dit als onrust of pijn.’ Eijk stipt aan dat Nederland meer atheïsten telt dan gelovigen. Hij verwijst naar Trouw en concludeert: ‘Ruim 25 procent noemt zich atheïst, slechts 17 procent van de Nederlanders zegt in een persoonlijke God te geloven. Die gelovigen gaan bovendien steeds minder naar de kerk.

Gezien de getallen vecht kardinaal Eijk dus een verloren strijd. Naar verwachting zijn er in 2030 ‘nog slechts 60.000 katholieken die op een gemiddelde zondag naar de kerk gaan.’ Dat ware er in 2013 nog 214.000. Het maatschappelijk belang van religie neemt af omdat er steeds minder gelovigen komen. Tekenend is het digitaal platform ToekomstReligieusErfgoed dat op 25 november 2015 werd gelanceerd. Het denkt op een interactieve manier na en claimt bij uitstek het platform te zijn voor de herbestemming van kerkgebouwen.

Omdat kardinaal Eijk door afnemende aantrekkingskracht en belangstelling het niet meer kan winnen met zijn religie wacht hem een defensieve strijd. Het enige wat hem rest is niet-gelovigen te claimen als gelovigen. Een noodgreep. Alleen zo kan hij religie weer belangrijk maken. Of de teloorgang ervan verhullen en uitstellen. In zijn functie moet hij immers leiding en richting geven. Ter rechtvaardiging haalt hij het begrip ‘religieuze fantoompijn’ van stal. Eijk maakt de fout dat hij stelt dat rituelen voorbehouden zijn aan religie. Wie wel eens een theatervoorstelling bijwoont, een rechtbank bezoekt of de opening van de Staten-Generaal op Prinsjesdag gadeslaat weet echter dat rituelen niet voorbehouden zijn aan religie en overal in de samenleving voorkomen.

Het kan dat de 21ste-eeuwse mens hunkert naar zingeving in een wereld die het als fragmentarisch en zinloos ervaart. Het kan ook dat sommigen zich daartoe laten inspireren door religie en daarin zin vinden. Of die zin vinden in kunst, de eigen omgeving of buurt, of in andere activiteiten. Maar steeds meer mensen gaan ervan uit dat het leven geen zin heeft en zoeken niet verder. Religie is voor steeds meer mensen die steeds hoger zijn opgeleid en breed georiënteerd uitgewerkt. Religie had ooit een politieke en maatschappelijke functie om focus te geven aan gemeenschappen door de concentratie van macht, en insluiting en uitsluiting van mensen. Nu rest religie een steeds legere huls en het verlangen naar een functie die verloren is gegaan.

Foto: De Grote Kerk van Schermerhorn. Credits: Stadsherstel Amsterdam / Aart Jan van Mossel.

Maak van Soestdijk een themapark dat de plek ontkent

11181087_884451001683247_1433360927211892851_n

De Volkskrant biedt opinieleiders de ruimte om de vraag te beantwoorden wat er met Paleis Soestdijk moet gebeuren. Dat betreft dan de gebouwen (Paleis, Orangerie, Watertoren, Chalet) en het park met de vijver. Het bos valt buiten de vraag. Landelijk Voorzitter van de JOVD Tom Leijte opteert voor een Nationaal Historisch Museum en Charles Boissevain voor een Museum voor Sculptuur. Het zijn legitieme opinies waar best iets voor te zeggen valt, maar die toch niet dwingend zijn. Nadeel van de visie van Leijte is dat hij een monarchistische invalshoek kiest en van die van Boissevain dat er al het Kröller-Müller Museum is (met de Jardin d’émail van Jean Dubuffet) of initiatieven als de Anningahof die al beelden in een parkachtige omgeving tonen.

Minister Blok bevestigde in een kamerbrief van 9 juli 2015 bestaande uitgangspunten voor herbestemming van Soestdijk: ‘duurzame, openbaar toegankelijke bestemming met toeristische en recreatieve voorzieningen, die bovendien de regionale identiteit versterkt’. Dat laatste omdat de provincie Utrecht en de gemeenten Baarn en Soest betrokken zijn. Overeenstemming bestaat over een publieksfunctie voor Paleis Soestdijk.

Welke herbestemming van Paleis Soestdijk dat sinds 1971 rijksbezit is kan het verschil maken? Gezien de hoge museumdichtheid van Nederland ligt het niet voor de hand om er een museum te vestigen. Dat is een voor de hand liggende, maar brave keuze. Als het toch een museum moet zijn, verdient het overweging om in de thematiek niet terug, maar vooruit te kijken. Dus geen koestering en conservering van het verleden in een Nationaal Historisch Museum, een Historisch Museum voor Buitenplaatsen of een Museum van de 19de Eeuw, maar een sprong in het ongewisse van de toekomst. Met de belevingswaarde als centraal uitgangspunt.

De bijzondere waarde van Paleis Soestdijk zit ‘m in het collectieve geheugen van vooral de Nederlanders die voor 1965 zijn geboren, niet in de concrete cultuurwaarde van objecten of gebouwen. Het laatste defilé was op 31 mei 1980. Zoals een adviseur bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zegt: ‘De betekenis die een gebouw heeft voor de gemeenschap kan ook de drager van een plan zijn.’  Lector Cultureel Erfgoed aan de Reinwardt Academie Riemer Knoop merkt in ‘Een leeg paleis vol keuzes; De toekomst van Soestdijk’ uit 2014 treffend op: ‘Soestdijk is markant om wat het niet is’. In die constatering ligt de sleutel voor herbestemming.

Soestdijk is dus een plaats van betekenis (lieu de mémoire) die niet markant is. Verder staat het begrip plaats van betekenis onder druk door nieuwe media en technologieën die het belang relativeren van de plek in een virtuele realiteit. Relaties en referenties onttrekken zich steeds meer aan de fysieke plek. In het besef dat de plek niet meer in de oude waarde bestaat moet opgepast worden voor herintroductie en historisering van iets dat voorbij is onder het valse voorwendsel van thuiskomen. Nostalgie en sentimentaliteit liggen op de loer.

Vraag is dus welke herbestemming een niet-markante bij de jonge generaties van na 1965 sowieso aan waardevermindering onderhevige plek met een niet-museale, niet-historiserende, publieke en recreatieve functie kan krijgen waarbij de beleving centraal staat. Alles wat Paleis Soestdijk niet is leidt tot een antwoord. Paleis Soestdijk is dé plek voor een themapark van de toekomst dat alles ontkent wat de plek ooit geweest is.

Foto: Voorzijde Paleis Soestdijk, augustus 2015. (Mer rookpluimen van kunstproject ‘Palace in Wonderland’ van John Körmeling). Credits: Lydia van Oosten.

Ontkerkelijking neemt toe. Hoe kun je een kerkgebouw verkopen?

Door de ontkerkelijking komen kerken leeg te staan. Ze zijn door het teruglopende bezoek nauwelijks nog in gebruik. Wat moet het nieuwe verdienmodel van een gemeente of parochie zijn? In Overijssel wordt het onderzocht. Voedselbank, zorgcentrum of sportschool? Maar niet alle kerken wacht zo’n herbestemming.

Zwolle: bezwaar tegen neonreclame op rijksmonument

Wat betekent het als een gebouw een rijksmonument is? Neem de voormalige Bethlehemkerk in Zwolle. Nr. 41801 in het Monumentenregister van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). De refter van het vroegere klooster dateert uit 1350. In Zwolle bestaat boosheid over de neonreclame op de kerk. Voorheen was er gedoe over een andere bestemming, een disco. Dus voormalige kerk en kerkplein zijn een schuldige plek.

De Vrienden van de Stadskern schetsen volgens De Stentor in een protestbrief aan het College het dilemma: ‘Het is vaak een lastige klus om een passende en exploitabele bestemming te vinden voor monumentale kerken. Naarmate de nood hoger wordt, moet de gemeenschap vaker een minder passende bestemming accepteren.’ Op de opvallend gebruiksonvriendelijke gemeentesite van Zwolle is de brief niet terug te vinden. Herbestemming van rijksmonumenten is een kwestie van een halfleeg of -vol glas. Worden de zegeningen afgemeten aan de voor- of aan de nadelen? Zo ontstaat een debat waarin alle kanten hun gelijk kunnen halen.

Deze kwestie gaat over uiteenlopende belangen. Is de gang van zaken er een voorbeeld van hoe het wel of hoe het niet moet? Duidelijk is dat herbestemming van het gebouw is gewenst. Hoe interpreteren gemeente en RCE de Monumentenwet? Komt dat erop neer dat ontsieren van een niet-archeologisch monument mag, maar beschadigen niet? In dat geval kunnen overheidsdiensten geen bezwaar maken tegen de neonreclame.

Aan leegstand van cultureel erfgoed heeft niemand iets. Het leidt op termijn tot verval. Maar verstoring van het stadsbeeld en de beschadiging van een rijksmonument helpt evenmin. Ondanks de voorwaarden van herstelbaarheid. Van een afstand lijkt de RCE vanwege de pragmatiek rekkelijk te hebben gehandeld. Een neonreclame wordt splijtzwam in de beeldvorming van een voormalige kerk die omgebouwd is tot restaurant.

800px-Exterieur_-_Zwolle_-_20229996_-_RCE

Foto: Klooster Bethlehem in Zwolle, 1962.