Geef bevindelijke orthodox-protestante dominees rijkssubsidie. Ze zijn cultureel erfgoed

Deze preek van dominee A. Simons van de Hervormde gemeente Valburg-Homoet is Nederlands cultureel erfgoed.

De preken die verzameld zijn op het YouTube-kanaal Evangelie Herauten zijn bevindelijk. Dat wil zeggen dat de persoonlijke geloofservaring belangrijk is. Dat leidt tot preken waarin de dominee voorbeelden noemt uit zijn persoonlijk leven. Het doet er niet toe of dat echt is gebeurd of fictie is.

De bevindelijke orthodoxe protestanten is een sociologische groep in de samenleving die de band met het verleden probeert vast te houden. Ze zitten in de verdrukking. Vandaar het pleidooi om het te erkennen aks cultureel erfgoed. Dat zou gesubsidieerd moeten worden door de rijksoverheid.

In het commentaarOmarm secularisatie. Beschouw kerken als culturele instellingen. In ruil voor subsidie kunnen ze hun politiek-maatschappelijke claim op de samenleving inruilen‘ uit 2022 schreef ik: ‘Als deze kerken voortaan door samenleving en overheid opgevat zouden worden als culturele instellingen die vergelijkbaar zijn met een dorpsraad, een fanfare, een koor of een creatieve kunstbeoefening voor amateurs, dan zou het voor kerken mogelijk moeten zijn om voor de exploitatie overheidssubsidie aan te vragen.

Het kan dat wat dominee Simons zegt door een meerderheid van de Nederlanders als onzin wordt gezien. Het kan zelfs dat hij een conservatieve blik op de samenleving heeft en het liefst de klok terug zou willen draaien tot voor de tijd van de Synode van Dordrecht (1618-1619). Maar dat laat onverlet dat hij in een Nederlandse traditie van eeuwen staat. Dominee Simons is levend cultureel erfgoed.

Wie van Nederlands cabaret houdt moet in dit type bevindelijke orthodox-protestante dominees het theater (h)erkennen. Religie en (klein)kunst putten uit dezelfde bron. Deze preken die uitgaan van de eigen ervaring zijn niet anders dan cabaret dat terugkeert naar een thema. Hoewel wellicht de humor ontbreekt. Het wordt door dominee Simons heerlijk dik aangezet. Hij benadert voor buitenstaanders er wellicht de persiflage mee. Maar hij is het echt zelf.

Er worden aan de hand van de Bijbel én de persoonlijke geloofservaring door dit type dominees in kerken verhalen verteld die weinig afwijken van wat Nederlanders kennen uit cabaretteksten. Dit verdient een even breed publiek. Om te lachen, te huilen, te reflecteren, te ontvangen of te verwerpen. Dit is Nederlands cultuurgoed dat het verdient om in stand te worden gehouden.

Twee autochroom glasplaten van Margareta von Österreich-Toskana (1911-1913)

Margareta von Österreich-Toskana, Fotograf am Pordoijoch (Pordoipas), 1911. Collectie: OÖ Landes-Kultur, maar vanwege copyright belemmeringen overgenomen van Europeana.eu. Autochroom Glasplaat.

Het is vlak voor de Eerste Wereldoorlog. Oostenrijk-Hongarije bestaat nog. Aartshertogin Margareta von Österreich-Toskana trekt met fotoapparatuur door Italië en de dubbelmonarchie. Ze legt zonder dat ze het beseft de laatste vier jaren van de Habsburgse monarchie vast.

Bij de collectie van haar gedigitaliseerde foto’s op de site van erfgoedorganisatie OÖ Landes-Kultur web in Linz staat (vertaald): ‘De unieke bundel autochromen van Margareta van Oostenrijk-Toscane (1881-1965) bevat meer dan 420 foto’s die zijn gemaakt tussen 1910 en 1914. Ze gebruikte het vroege kleurproces van autochrome om stations, scènes en indrukken van haar privéleven vast te leggen. Margaretha van Oostenrijk-Toscane fotografeerde op haar talrijke reizen, portretteerde familieleden en verwanten uit het Huis Habsburg-Lotharingen, (..).’

Margareta von Österreich-Toskana, Straßenszene in Veli Lošinj (Kroatië, toen deel van Hongarije) 1913. Collectie: OÖ Landes-Kultur, maar vanwege copyright belemmeringen overgenomen van Europeana.eu. Autochroom Glasplaat.

Deze foto’s roepen een voorbij verleden op. Met sjieke fotografen die vanaf 1907 tot ongeveer 1932 hun indrukken vastleggen op dat toentertijd nieuwe procedé van (Lumière) autochroom glasplaten. Kleurenfotografie dus. Fotografen lopen in the picture, zoals op de bovenste plaat blijkt. Of hebben bekijks. Twee Kroatische vrouwen zien het nieuwsgierig aan. Met het uitgestrekte Oostenrijk-Hongarije als kruitvat waar iedereen een lont in wil steken. Nog even is het geen oorlog. Nog even.

Beschermt Utrecht rijksmonumenten voldoende? De Rietveld-pui van MADO

Schermafbeelding van deel schriftelijke vraag ‘Bescherm Utrechtse Rietveld-pui’ in de gemeenteraad Utrecht, gepubliceerd op 17 mei 2023.

Verbaasd om samen te zijn, moest ik denken toen ik deze schriftelijke vraag las die werd gesteld door enkele Utrechtse raadsleden. Wie waren dat? PvdA, GL, Student & Starter en PVV. 

De vraag is even interessant als de samenstelling van het groepje raadsleden dat de vraag stelt. Het gaat over de pui van een winkelpand aan de Oudegracht die in 1961 door Gerrit Rietveld is ontworpen.

F. de Jonge, ‘Gezicht op de etalage en lichtreclame van kantoorboekhandel Mado (Oudegracht 119) te Utrecht, bij nacht, met rechts de Drieharingstraat‘, 1991-93. Collectie: Het Utrechts Archief, INV 854426.

Velen zullen het pand nog kennen als kantoorboekhandel MADO die er jarenlang gevestigd was. Een artikel van juni 2022 over deze winkel sluit architectuurhistoricus Arjan de Boer zo af: ‘Op dit moment is er een verbouwing gaande aan de Oudegracht 119 bij G-Star Raw, maar we mogen er vanuit gaan dat ook nu de Rietveld-elementen behouden blijven‘.

De vragenstellers stellen dat de pui van Oudegracht 119 beschadigd is ‘nadat de laatste huurder G-Star Raw vertrokken is‘. Dat is cryptisch, want de beschadiging is opgetreden toen G-Star Raw huurder was.

De vragenstellers zeggen te weten dat pand en pui een ‘monumentale‘ status hebben. Dat klopt, bij de RCE staat genoemd pand plus lijstgevel sinds 1967 ingeschreven in het monumentenregister als rijksmonument. Pand en pui hebben dus geen monumentale, maar een rijksmonumentale status. 

De derde vraag is overbodig. Wat doet het ertoe wat een Utrechtse wethouder ervan vindt? De kern is dat het gemeentebestuur rijksmonumenten binnen de stadsgrenzen dient te beschermen. De gemeente is verantwoordelijk voor vergunningverlening, toezicht en handhaving van rijksmonumenten. Dat is in dit geval niet gebeurd. Waarom niet?

Het lijkt er sterk op dat de Utrechtse gemeentelijke dienst die over het toezicht op de rijksmonumenten gaat niet goed heeft opgelet of dat de verantwoordelijke wethouder Dennis de Vries (PvdA) zijn ambtenaren onvoldoende heeft aangestuurd.

Zonder het expliciet te noemen, suggereert de vraag dat het aan toezicht en handhaving heeft ontbroken door de gemeente Utrecht. De vragenstellers bijten echter niet door en vragen niet waarom het toezicht op en de handhaving van dit rijksmonument ontbrak en hoe de gemeente voor de toekomst garandeert de rijksmonumenten binnen de gemeentegrenzen te beschermen. Zoals de wettelijke verantwoordelijkheid en taak van de gemeente Utrecht gebiedt.

De vragenstellers moeten de wethouder niet vragen om zich ‘in te spannen’, maar om zijn wettelijke verantwoordelijkheid te nemen. Wat is dat voor vreemde opmerking dat partijen ‘van buiten de gemeente‘ een bijdrage leveren ‘vanuit de betrokkenheid die ze bij dit pand voelen‘? Het gaat niet om voelen, maar om goed bestuur. Daar hadden de vragenstellers op moeten wijzen. Dat doen ze niet.

Wellicht wilden GL en PvdA de PvdA-wethouder De Vries niet te hard aanspreken. Waarom steunt als enige van de vier vragenstellers de niet-coalitiepartij PVV een halfslachtige schriftelijke vraag? Dat maakt het raadsel nog groter waarom PVV, GL, PvdA en Student & Starter elkaar vinden in deze schriftelijke vraag.

Eigen foto van de pui van Oudergracht 119 te Utrecht. 24 mei 2023.

Nacht 7: Mackó-buffet is moderniteit van socialistische horeca (1959)

Sándor Bauer, Magyarország, Budapest VIII. Rákóczi út 9., Puskin utca sarok, Mackó büfé, 1959. Collectie: Fortepan.

Er lijkt tegenspraak tussen de bovenste foto en de beschrijving bij de onderste wat betreft het karakteristiek van dit type buffet (vertaald):

Mackó (teddybeer) buffetten zijn een nieuw hoogtepunt geworden in de socialistische horeca. Ze zijn ontstaan ​​uit de combinatie van buffetten en delicatessenzaken. De winkels lieten staand verbruik en afhalen toe. In hun ontwerp en uitrusting is moderniteit hun kenmerkende eigenschap - schreef de publicatie Hotels en restaurants die begin jaren zestig werd gepubliceerd, waarin ook werd gemeld dat zes van dergelijke buffetten in Boedapest werden geopend. Misschien wel de bekendste was die in Kígyó Street (ook een banketbakkerij), maar er waren er nog meer in Nagymező Street, József Boulevard, Széna Square, Váci Street en op Ferihegy Airport. Vier andere winkels waren Bistro Mackó, waar je kon aanschuiven en in showkeukens bereide barbecuegerechten serveerden. De populariteit van de Mézes Mackó (Honingteddybeer) was naast de heerlijke koffie gemaakt door een Italiaans koffiezetapparaat, te danken aan de koude buffetgerechten (waaronder casino-eieren en allerlei aspic-specialiteiten).

Op de bovenste foto van dit Mackó-buffet staan vier stoeltjes. Zijn die bedoeld om even op te zitten bij het afhalen? Voor een lange zit zijn ze niet comfortabel. Op de wand links naast de toonbank is nog net het logo van de teddybeer zichtbaar. In een anders gespiegelde foto van dezelfde ruimte is dat beter te zien.

De omschrijving: ‘In hun ontwerp en uitrusting is moderniteit hun kenmerkende eigenschap‘ slaat de spijker op de kop. Dat is moderniteit van achter het IJzeren Gordijn in 1959. Het is trouwens de vraag of het uitdragen van ‘moderniteit’ een bewuste keuze was of terloops tot stand kwam door knippen en plakken uit westerse voorbeelden.

Zo ontstond in Hongarije in de jaren 1950 de mengvorm ‘socialistische horeca‘ met een Italiaans koffiezetapparaat, West-Europese keukenapperatuur en neonverlichting, een mozaïekvloer en koude buffetgerechten. En wie weet, stuurse bediening.

Het doet qua inrichting denken aan de Utrechtse IJssalon Venezia die is gesloten, maar in 2021 in het Zaanse dorp in het Openluchtmuseum opnieuw is opgebouwd. Dat geeft aan dat deze ‘moderniteit’ inmiddels cultureel erfgoed is. In een artikel voor het Vakblad IJS wordt gesproken over ‘de ijssalon in jaren zestig-stijl‘. Dat is te laat gedateerd. Het neon was van 1946. Laten we het houden op de stijl van de jaren 1950.

Petitie om sportschool in voormalige Sint-Hubertuskerk in Maastricht te verplaatsen is niet pragmatisch

Schermafbeelding van petitieSluit de Basic-Fit sportschool in de kerk op de Bosscherweg‘ van 27 februari 2023 op Petities.nl.

De petitieSluit de Basic-Fit sportschool in de kerk op de Bosscherweg‘ van Annelies verzoekt om een ‘Basic-Fit sportschool te verplaatsen en geen nieuwe sportscholen toe te staan in gebedshuizen die voor duizenden Nederlanders heilig zijn‘. Dat verzoek is ongelukkig en moet afgeraden worden.

Het gaat om de Sportschool Basic-Fit aan de Bosscherweg 161 in Maastricht die sinds 2020 in het gebouw van de voormalige Sint-Hubertuskerk is gevestigd. Volgens Wikipedia deed de kerk ‘van 1925 tot 2009 dienst als parochiekerk van de rooms-katholieke Sint-Hubertusparochie in  Boschpoort (ook wel Bosscherveld genoemd).’ In 2009 stootte het bisdom Roermond de kerk af, nadat het al enige tijd leeg had gestaan. Het is een rijksmonument dat door architect Jules Kayser in 1924-25 werd gebouwd.  

Petitionaris Annelies haalt twee zaken door elkaar. Een kerkgebouw is een gebouw als alle andere. Wat ze als een plek ziet ‘om God te ontmoeten‘ wordt een gebouw pas als het gewijd is. Welnu, gewijd is de voormalige Sint-Hubertuskerk allang niet meer. Het is geen geheiligde, maar een ontwijde plek. Een vergelijkbare kwestie ontstond in Utrecht in 2017 toen de katholieke Sint-Willibrordkerk door de gemeente verkocht werd aan de ultra-conservatieve katholieke vereniging Pius X.

Annelies kan vinden dat wat ooit een religieus gebouw was nooit een ander bestemming mag krijgen, maar dat is geen pragmatisch standpunt. Of zij moet zelf een alternatief bieden, maar dat doet ze niet. Ze is alleen tegen. Verwaarlozing of afbraak is het alternatief. Omdat het hier om een rijksmonument gaat, moet het beschermd worden. Vraag is hoe dat het beste kan.

Het is eenzijdig om over een voormalige kerk die een andere bestemming heeft gekregen te zeggen dat het niet is gebouwd ‘om commercieel uitgemolken te worden‘. Als dat klopt, dan treft dat verwijt de Nederlandse katholieke kerk en met name het Bisdom Roermond dat de Sint-Hubertuskerk in 2009 heeft afgestoten. Uiteraard was de kerk ooit gebouwd als kerk, maar die bestemming heeft het gebouw allang niet meer. Zoals vele katholieke kerken die vanwege afgenomen inkomsten en minder gelovige kerkbezoekers zijn afgestoten.

De voormalige Sint-Hubertuskerk in Maastricht wordt beschouwd als belangrijk cultureel erfgoed. Het is een rijksmonument. Dat bepaalt de noodzaak van de herbestemming.

De opdracht van diensten op het gebied van cultureel erfgoed, zoals de RCE en lokale monumentenfondsen, is om belangrijke gebouwen voor de toekomst zo goed mogelijk te bewaren. Dat is schipperen door ontbrekende middelen. Uitgangspunt is hier het gezegde ‘De vijand van goed is beter‘. Hoofdzaak is dat de elementen van het rijksmonument zo goed mogelijk bewaard blijven.

Er zal gezien de eerdere bestemming als gewijde kerk geen nachtclub, bordeel of schietbaan in zo’n voormalig kerkgebouw gevestigd worden, maar een fitnesscentrum annex sportschool is geen controversiële bestemming. Denk aan het citaat van de Latijnse dichter Juvenalis ‘Mens sana in corpore sano‘ dat zoiets betekent als ‘We moeten bidden om een gezonde geest in een gezond lichaam’. Het christendom staat minder haaks op het lichaam dan Annelies vermoedt.

Gedachten bij twee foto’s van Kasteel Hoensbroek van W.C.L.A Scheepens. Met jongetje (1925)

W.C.L.A Scheepens, Hoofdingang met poserende kinderen op de voorgrond, 1925. Collectie: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Fotograaf W.C.L.A. Scheepens (1865 – 1940) was een architectonisch tekenaar en architect bij het Rijksbureau (voor Kunsthistorische Documentatie). Op 6 augustus 1925 maakte hij foto’s van Kasteel Hoensbroek in Heerlen, zoals uit deze twee foto’s in de collectie van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed blijkt.

Tot zover niks bijzonders. Doorgaans zijn op dit soort foto’s van monumenten geen mensen te bekennen. Dat is hier anders. Op de bovenste foto is volgens de beschrijving een ‘jongetje met honden‘ te zien en op de onderste foto ‘poserende kinderen‘. Dat maakt de twee foto’s menselijk en afwijkend.

Het wordt er nog aardiger op als blijkt dat het ‘jongetje met honden’ ook voorkomt als een van de twee ‘poserende kinderen‘ op de onderste foto. Het gaat om het jongste jongetje met donkere kleding.

Wie het jongetje is weten we niet. Waarschijnlijk geen zoontje van de in 1925 60-jarige Scheepens. Wat het een zoontje van een vriend of kennis van Scheepens? Woonde het jongetje op Kasteel Hoensbroek of in de nabije omgeving? Was hij met zijn honden op pad toen hij Scheepens tegenkwam? We weten het niet. Het zou kunnen.

W.C.L.A. Scheepens, Hoofdingang met poserende kinderen op de voorgrond, 1925. Collectie: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Geef Bakema’s stadhuis van Terneuzen de status van rijksmonument

Een bericht voor alle inwoners van Terneuzen, oud-inwoners van Terneuzen en allen die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van Terneuzen én 20-eeuwse architectuur. Ik spreek als geboren en getogen Terneuzenaar. Ze kunnen zich uitspreken over de vraag of het stadhuis een rijksmonument moet worden.

Het gaat over de vraag van de regionale krant PZC of het stadhuis (mei 1972) van Jaap Bakema dat als een schip achter de zeedijk oprijst een rijksmonument moet worden. Het behoort tot de stroming van het brutalisme, ofwel béton brut of ‘ruw beton’. De aanleiding voor de vraag is dat het 50 jaar bestaat. Het ontwerp dateert van 10 jaar daarvoor. De gemeente Terneuzen viert het met een symposium op 11 november 2022.

Met de enquête probeert de PZC de gemeente onder druk te zetten. De stemmen zijn nu bijna gelijk verdeeld, met een kleine meerderheid die meent dat het stadhuis geen rijksmonument moet worden. Wellicht kan dat kantelen als iedereen die Bakema’s stadhuis een warm hart toedraagt ervoor stemt om het de status van rijksmonument te geven. Dan moet de gemeente reageren. Stemmen kan hier.

Schermafbeelding van deel artikelU mag het zeggen: moet het stadhuis van Terneuzen een rijksmonument worden?‘ van Raymond de Frel in de PZC, 2 november 2022.

Ik ben van mening dat het stadhuis van Terneuzen het label rijksmonument waard is. Het is in mijn ogen een bijzonder gebouw dat staat voor een stroming in de architectuur die niet altijd meer zo positief wordt gewaardeerd. Het wordt te zwaar, te betonnerig gevonden. Veel van dit soort gebouwen zijn daarom gesloopt, zoals het in 2017 deels gesloopte Robin Hood Gardens complex in Oost-Londen. Zie mijn commentaar daarover.

Mijn persoonlijke herinnering aan het stadhuis is dat ik het in de zomer van 1971 gebouwd zag worden, terwijl ik met vrienden en vriendinnen op de dijk aan Westerschelde verkoeling zocht. Als in het slot van de film ‘Otto en mezzo‘ (8½) van Federico Fellini verscheen langzaam een staketsel, een Fremdkörper, een onuitgenodigde indringer in het landschap. We hadden geen idee wat het zou worden. Dat maakte de bouw des te spannender.

Publiciteitsfoto voor 8½ (1963).

Een en ander is een reden te meer om dit voorbeeld van brutalisme voor de toekomst te behouden. De status van rijksmonument geeft extra bescherming. 

Ook omdat Terneuzen geen architectuur van niveau kent. Het werd in de (eerste) Nota inzake de Ruimtelijke Ordening van 1960 aangewezen als Ontwikkelingskern in het industrialisatie beleid en heeft sinds de Tweede Wereldoorlog geen beleid gehad om goede architectuur te bouwen. En wat er aan waardevols was werd afgebroken. Zoals de Watertoren en Kloos’ ziekenhuis. Het stadhuis van Bakema, hoe men het verder ook waardeert, is de uitzondering. 

In het commentaarWaarom heeft Terneuzen de geschiedenis veronachtzaamd en cultureel erfgoed verkwanseld?‘ beschreef ik dat als volgt: ‘Bestuurders van Terneuzen hebben geen historisch geheugen. Burgemeesters komen niet uit Terneuzen of Zeeuws-Vlaanderen en worden geparachuteerd zonder enig besef te hebben van de geschiedenis en het cultureel erfgoed van Terneuzen. Ron Barbé was de uitzondering. Raadsleden zijn vaak wel opgegroeid in de streek, maar missen de culturele nieuwsgierigheid, belangstelling en creativiteit.‘ 

De veronachtzaming van de geschiedenis kan nu deels worden gerepareerd door het icoon van 20ste eeuwse brutalistische architectuur officieel tot rijksmonument te maken. Het gemeentebestuur van Terneuzen wordt gevraagd zich daar sterk voor te maken.

Toevoeging: Zie hier de vragenlijst van de gemeente Terneuzen ‘50 jaar stadhuis; Het stadhuis van Terneuzen bestaat 50 jaar. Het is een uniek gebouw. Wat vindt u van het stadhuis? En moet het behouden worden voor de toekomst? Geef uw mening via deze korte vragenlijst‘. Stelling 5 luidt: ‘Het stadhuis moet een rijksmonument worden‘.

Nederlandse overblijfselen op foto’s van Indonesië (jaren 1950)

Harrison Forman, ‘Indonesia, car and trolley passing through street in Jakarta‘, jaren 1950. Collectie: Harrison Forman Collection – Safety Negatives.

Niet te lang na een machtsovername zijn op foto’s van straatbeelden nog overblijfselen van het oude bewind te zien. Harrison Forman fotografeert Indonesische steden in de jaren 1950. De soevereiniteitsoverdracht was eind december 1949. Daarmee kwam een eind aan het Nederlandse koloniale bewind in Nederlands-Indië.

Op deze foto’s is nog Nederlands erfgoed te herkennen. Zoals openbaar vervoer, koloniale gebouwen of buitenreclame. Dat maakt deze foto’s interessant. Ze laten een overgangssituatie zien. Een tussenfase. Dekolonisatie is nog in gang.

Op onderstaande foto is het iconische Hotel des Galeries te herkennen. Nederlandse en Duitse reclames zijn verdwenen. Fietsen zijn gebleven, maar de meeste Europeanen zijn uit het straatbeeld verdwenen. Er fietst op een dergelijk Nederlandse rijwiel nog een oudere witte dame in een wit broekpak. Waar gaat ze heen? Alles is in beweging.

Harrison Forman, ‘Indonesia, street scene with traffic in Jakarta‘, jaren 1950. Collectie: Harrison Forman Collection – Safety Negatives.

Waarom heeft Terneuzen de geschiedenis veronachtzaamd en cultureel erfgoed verkwanseld?

Schermafbeelding van deel FB-post van Historisch Netwerk Oud Terneuzen, 8 april 2022. Inmiddels staat sinds 1 juni 2022 het betreffende kantoorpand voor € 545.000 te koop.

Mijn reactie bij bovenstaande FB-post. Voor de volledigheid, ik ben geboren in Terneuzen en ben daar door militaire dienst en studie in de jaren 1970 vertrokken:

Bestuurders van Terneuzen hebben geen historisch geheugen. Burgemeesters komen niet uit Terneuzen of Zeeuws-Vlaanderen en worden geparachuteerd zonder enig besef te hebben van de geschiedenis en het cultureel erfgoed van Terneuzen. Ron Barbé was de uitzondering. Raadsleden zijn vaak wel opgegroeid in de streek, maar missen de culturele nieuwsgierigheid, belangstelling en creativiteit. 

Krijgen burgemeesters, wethouders en raadsleden ‘De geschiedenis van Terneuzen‘ (1962) van Wesseling aangeboden om zich te oriënteren op hun omgeving? 

Een en ander vertaalt zich vanuit het stadhuis in een cartooneske poging om een maritieme achtergrond van Terneuzen te accentueren, gecombineerd met een onbehouwen opvatting van moderniteit. Het is het niveau van dukdalven in de Noordstraat dat weinig met de echte geschiedenis van Terneuzen te maken heeft. 

Door de infantilisering van de stad die gevoed wordt door middenstand en gemeentebestuur ontstaat een karikatuur van Terneuzen die niets met de echte ziel te maken heeft. Die trotse stad aan de Westerschelde met de rijke geschiedenis met rederij Lensen, het garnizoen en de vele sluizen is kinds gemaakt. 

Ansichtkaart Terneuzen Zeesluis Noordzijde‘. Op Dordsekaart.nl. Met rechts de sleepboot ‘Holland‘ van mijn grootvaders bedrijf Willem Muller NV (tussen 1954 en 1961).

Voeg daarbij de beelden op de Scheldeboulevard van goedwillende amateurs die het hobbyisme verder benadrukken en de ‘culturele’ sfeer van Terneuzen is bepaald. Vergeet evenmin de pogingen van kunstenaars/kunsthandelaren als Jan Juffermans (J34) en Frits Jansen (Kolkzicht) om goede beeldende kunst in Terneuzen te laten zien. Ze kregen geen poot aan de grond. Hun pogingen smoorden in onbegrip. Dat is Terneuzen dat gevangen zit tussen geldverdienen en orthodoxe religie. Er waren goede wethouders, maar die konden het tij niet keren. 

Ook ontbreekt het in Terneuzen aan een daadkrachtige en slimme lobby vanuit de burgerij om het belang van het cultureel erfgoed te benadrukken. De verschillende verenigingen zijn machteloos en lijken bij voorbaat het hoofd in de schoot te hebben gelegd. Hun opgave is ook lastig en onbegonnen werk. Zo’n uitgangspunt motiveert niet en smoort elke ambitie.

Ansichtkaart Watertoren, Terneuzen‘ van architect A.J. van Eck. De watertoren werd in 1956 gebouwd en in 2000 gesloopt. Het betreffende Wikipedia-lemma eindigt zo: ‘Op de huidige plek zijn twee woontorens (Waterfront) gebouwd. De stichting Laat Die Watertoren Staan en de Heemkundige Vereniging Terneuzen zijn er niet in geslaagd de watertoren te behouden.’

Terneuzen heeft een te groot verleden om geen waardevol cultureel erfgoed (gebouwen, industrie) te hebben en is te klein om het behoud ervan te realiseren. Tussen servet en tafellaken heeft Terneuzen deels onwetend en deels berekenend de eigen geschiedenis veronachtzaamd. Zoals gezegd, wat er voor in de plaats komt is een karikatuur van hoe het ooit was. Dat is jammer want vooral voor oudere bewoners is een stadsbeeld een herinnering die houvast geeft in het leven. 

Terneuzen is een stad met een rijk historisch verleden waar het historisch besef is verdwenen. Dat is een collectieve schuld. Troost is dat Terneuzen hierin niet uniek is. Maar bestuurders van Terneuzen hebben het cultureel erfgoed van het verleden waar ze zich blijkbaar onvoldoende mee verbonden voelen onherstelbaar uitgegomd. Ze beseffen waarschijnlijk niet eens wat ze hebben gedaan. Het bestuur van Terneuzen leeft sinds 1960 in een ambtelijk-bestuurlijke wereld van structuurvisies en toekomstplannen. Daarin is geen plaats voor cultureel erfgoed. 

Ansichtkaart Terneuzen Juliana Ziekenhuis‘ van architect J.P. Kloos dat in 1955 door toenmalig koningin Juliana werd geopend en in 1989 afgebroken. In een commentaar noemde ik het in 2021 ‘een prachtig, weliswaar laat voorbeeld van dat nieuwe bouwen met transparantie, ruimte. licht en lucht‘.

RCE beschrijft molen in Cuijk, maar geeft geen beschrijving van kunstwerk ‘Exporum’ (1958) van Kees Timmer

Ronde stenen beltmolen van achteren gefotografeerd met kunstwerk op de voorgrond‘. Cuijk, 1964. Collectie: RCE.

De beeldbank van de RCE (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) geeft als beschrijving van deze foto uit 1964: ‘Ronde stenen beltmolen van achteren gefotografeerd met kunstwerk op de voorgrond‘. De afbeelding van de molen ‘Jan van Cuijk‘ is een onderdeel van de deelcollectie molens.

Dat roept de vraag op wat het kunstwerk is dat door de RCE niet wordt omschreven, terwijl het notabene prominent in beeld staat. Welnu, het blijkt om de Exporum of Expo Stier van Kees Timmer uit 1958 te gaan. Door de hoek die de fotograaf heeft gekozen is het kunstwerk nauwelijks als stier te herkennen.

Het artikelDe ‘Expo Stier’, het symbool van Cuijk?‘ in de CuijkseCanon van Hans Peters geeft duidelijkheid waarom dit beeld op deze plek staat: ‘De plaatstalen stier van kunstenaar Kees Timmer uit Rotterdam maakte deel uit van de Nederlandse inzending voor de wereldtentoonstelling “EXPO” te Brussel in 1958. Een half jaar lang trok deze stier de aandacht van bezoekers van het Nederlandse paviljoen.’

Het kunstwerk is dus een beeld met cultureel historische waarde. Dit roept des te meer de vraag op waarom de RCE het niet nader omschrijft. Is dit beeld volgens de RCE geen cultureel erfgoed en mag het alleen dienen als bijvangst van een molen? Is dit veronachtzamen van autonome kunst in de openbare ruimte staand beleid van de RCE?

Expo of Exporum Stier van Kees Timmer op lokatie in Cuijk. In: artikelDe ‘Expo Stier’, het symbool van Cuijk?‘ in de CuijkseCanon van Hans Peters.