Petitie om sportschool in voormalige Sint-Hubertuskerk in Maastricht te verplaatsen is niet pragmatisch

Schermafbeelding van petitieSluit de Basic-Fit sportschool in de kerk op de Bosscherweg‘ van 27 februari 2023 op Petities.nl.

De petitieSluit de Basic-Fit sportschool in de kerk op de Bosscherweg‘ van Annelies verzoekt om een ‘Basic-Fit sportschool te verplaatsen en geen nieuwe sportscholen toe te staan in gebedshuizen die voor duizenden Nederlanders heilig zijn‘. Dat verzoek is ongelukkig en moet afgeraden worden.

Het gaat om de Sportschool Basic-Fit aan de Bosscherweg 161 in Maastricht die sinds 2020 in het gebouw van de voormalige Sint-Hubertuskerk is gevestigd. Volgens Wikipedia deed de kerk ‘van 1925 tot 2009 dienst als parochiekerk van de rooms-katholieke Sint-Hubertusparochie in  Boschpoort (ook wel Bosscherveld genoemd).’ In 2009 stootte het bisdom Roermond de kerk af, nadat het al enige tijd leeg had gestaan. Het is een rijksmonument dat door architect Jules Kayser in 1924-25 werd gebouwd.  

Petitionaris Annelies haalt twee zaken door elkaar. Een kerkgebouw is een gebouw als alle andere. Wat ze als een plek ziet ‘om God te ontmoeten‘ wordt een gebouw pas als het gewijd is. Welnu, gewijd is de voormalige Sint-Hubertuskerk allang niet meer. Het is geen geheiligde, maar een ontwijde plek. Een vergelijkbare kwestie ontstond in Utrecht in 2017 toen de katholieke Sint-Willibrordkerk door de gemeente verkocht werd aan de ultra-conservatieve katholieke vereniging Pius X.

Annelies kan vinden dat wat ooit een religieus gebouw was nooit een ander bestemming mag krijgen, maar dat is geen pragmatisch standpunt. Of zij moet zelf een alternatief bieden, maar dat doet ze niet. Ze is alleen tegen. Verwaarlozing of afbraak is het alternatief. Omdat het hier om een rijksmonument gaat, moet het beschermd worden. Vraag is hoe dat het beste kan.

Het is eenzijdig om over een voormalige kerk die een andere bestemming heeft gekregen te zeggen dat het niet is gebouwd ‘om commercieel uitgemolken te worden‘. Als dat klopt, dan treft dat verwijt de Nederlandse katholieke kerk en met name het Bisdom Roermond dat de Sint-Hubertuskerk in 2009 heeft afgestoten. Uiteraard was de kerk ooit gebouwd als kerk, maar die bestemming heeft het gebouw allang niet meer. Zoals vele katholieke kerken die vanwege afgenomen inkomsten en minder gelovige kerkbezoekers zijn afgestoten.

De voormalige Sint-Hubertuskerk in Maastricht wordt beschouwd als belangrijk cultureel erfgoed. Het is een rijksmonument. Dat bepaalt de noodzaak van de herbestemming.

De opdracht van diensten op het gebied van cultureel erfgoed, zoals de RCE en lokale monumentenfondsen, is om belangrijke gebouwen voor de toekomst zo goed mogelijk te bewaren. Dat is schipperen door ontbrekende middelen. Uitgangspunt is hier het gezegde ‘De vijand van goed is beter‘. Hoofdzaak is dat de elementen van het rijksmonument zo goed mogelijk bewaard blijven.

Er zal gezien de eerdere bestemming als gewijde kerk geen nachtclub, bordeel of schietbaan in zo’n voormalig kerkgebouw gevestigd worden, maar een fitnesscentrum annex sportschool is geen controversiële bestemming. Denk aan het citaat van de Latijnse dichter Juvenalis ‘Mens sana in corpore sano‘ dat zoiets betekent als ‘We moeten bidden om een gezonde geest in een gezond lichaam’. Het christendom staat minder haaks op het lichaam dan Annelies vermoedt.

Gedachten bij twee foto’s van Kasteel Hoensbroek van W.C.L.A Scheepens. Met jongetje (1925)

W.C.L.A Scheepens, Hoofdingang met poserende kinderen op de voorgrond, 1925. Collectie: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Fotograaf W.C.L.A. Scheepens (1865 – 1940) was een architectonisch tekenaar en architect bij het Rijksbureau (voor Kunsthistorische Documentatie). Op 6 augustus 1925 maakte hij foto’s van Kasteel Hoensbroek in Heerlen, zoals uit deze twee foto’s in de collectie van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed blijkt.

Tot zover niks bijzonders. Doorgaans zijn op dit soort foto’s van monumenten geen mensen te bekennen. Dat is hier anders. Op de bovenste foto is volgens de beschrijving een ‘jongetje met honden‘ te zien en op de onderste foto ‘poserende kinderen‘. Dat maakt de twee foto’s menselijk en afwijkend.

Het wordt er nog aardiger op als blijkt dat het ‘jongetje met honden’ ook voorkomt als een van de twee ‘poserende kinderen‘ op de onderste foto. Het gaat om het jongste jongetje met donkere kleding.

Wie het jongetje is weten we niet. Waarschijnlijk geen zoontje van de in 1925 60-jarige Scheepens. Wat het een zoontje van een vriend of kennis van Scheepens? Woonde het jongetje op Kasteel Hoensbroek of in de nabije omgeving? Was hij met zijn honden op pad toen hij Scheepens tegenkwam? We weten het niet. Het zou kunnen.

W.C.L.A. Scheepens, Hoofdingang met poserende kinderen op de voorgrond, 1925. Collectie: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Geef Bakema’s stadhuis van Terneuzen de status van rijksmonument

Een bericht voor alle inwoners van Terneuzen, oud-inwoners van Terneuzen en allen die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van Terneuzen én 20-eeuwse architectuur. Ik spreek als geboren en getogen Terneuzenaar. Ze kunnen zich uitspreken over de vraag of het stadhuis een rijksmonument moet worden.

Het gaat over de vraag van de regionale krant PZC of het stadhuis (mei 1972) van Jaap Bakema dat als een schip achter de zeedijk oprijst een rijksmonument moet worden. Het behoort tot de stroming van het brutalisme, ofwel béton brut of ‘ruw beton’. De aanleiding voor de vraag is dat het 50 jaar bestaat. Het ontwerp dateert van 10 jaar daarvoor. De gemeente Terneuzen viert het met een symposium op 11 november 2022.

Met de enquête probeert de PZC de gemeente onder druk te zetten. De stemmen zijn nu bijna gelijk verdeeld, met een kleine meerderheid die meent dat het stadhuis geen rijksmonument moet worden. Wellicht kan dat kantelen als iedereen die Bakema’s stadhuis een warm hart toedraagt ervoor stemt om het de status van rijksmonument te geven. Dan moet de gemeente reageren. Stemmen kan hier.

Schermafbeelding van deel artikelU mag het zeggen: moet het stadhuis van Terneuzen een rijksmonument worden?‘ van Raymond de Frel in de PZC, 2 november 2022.

Ik ben van mening dat het stadhuis van Terneuzen het label rijksmonument waard is. Het is in mijn ogen een bijzonder gebouw dat staat voor een stroming in de architectuur die niet altijd meer zo positief wordt gewaardeerd. Het wordt te zwaar, te betonnerig gevonden. Veel van dit soort gebouwen zijn daarom gesloopt, zoals het in 2017 deels gesloopte Robin Hood Gardens complex in Oost-Londen. Zie mijn commentaar daarover.

Mijn persoonlijke herinnering aan het stadhuis is dat ik het in de zomer van 1971 gebouwd zag worden, terwijl ik met vrienden en vriendinnen op de dijk aan Westerschelde verkoeling zocht. Als in het slot van de film ‘Otto en mezzo‘ (8½) van Federico Fellini verscheen langzaam een staketsel, een Fremdkörper, een onuitgenodigde indringer in het landschap. We hadden geen idee wat het zou worden. Dat maakte de bouw des te spannender.

Publiciteitsfoto voor 8½ (1963).

Een en ander is een reden te meer om dit voorbeeld van brutalisme voor de toekomst te behouden. De status van rijksmonument geeft extra bescherming. 

Ook omdat Terneuzen geen architectuur van niveau kent. Het werd in de (eerste) Nota inzake de Ruimtelijke Ordening van 1960 aangewezen als Ontwikkelingskern in het industrialisatie beleid en heeft sinds de Tweede Wereldoorlog geen beleid gehad om goede architectuur te bouwen. En wat er aan waardevols was werd afgebroken. Zoals de Watertoren en Kloos’ ziekenhuis. Het stadhuis van Bakema, hoe men het verder ook waardeert, is de uitzondering. 

In het commentaarWaarom heeft Terneuzen de geschiedenis veronachtzaamd en cultureel erfgoed verkwanseld?‘ beschreef ik dat als volgt: ‘Bestuurders van Terneuzen hebben geen historisch geheugen. Burgemeesters komen niet uit Terneuzen of Zeeuws-Vlaanderen en worden geparachuteerd zonder enig besef te hebben van de geschiedenis en het cultureel erfgoed van Terneuzen. Ron Barbé was de uitzondering. Raadsleden zijn vaak wel opgegroeid in de streek, maar missen de culturele nieuwsgierigheid, belangstelling en creativiteit.‘ 

De veronachtzaming van de geschiedenis kan nu deels worden gerepareerd door het icoon van 20ste eeuwse brutalistische architectuur officieel tot rijksmonument te maken. Het gemeentebestuur van Terneuzen wordt gevraagd zich daar sterk voor te maken.

Toevoeging: Zie hier de vragenlijst van de gemeente Terneuzen ‘50 jaar stadhuis; Het stadhuis van Terneuzen bestaat 50 jaar. Het is een uniek gebouw. Wat vindt u van het stadhuis? En moet het behouden worden voor de toekomst? Geef uw mening via deze korte vragenlijst‘. Stelling 5 luidt: ‘Het stadhuis moet een rijksmonument worden‘.

Nederlandse overblijfselen op foto’s van Indonesië (jaren 1950)

Harrison Forman, ‘Indonesia, car and trolley passing through street in Jakarta‘, jaren 1950. Collectie: Harrison Forman Collection – Safety Negatives.

Niet te lang na een machtsovername zijn op foto’s van straatbeelden nog overblijfselen van het oude bewind te zien. Harrison Forman fotografeert Indonesische steden in de jaren 1950. De soevereiniteitsoverdracht was eind december 1949. Daarmee kwam een eind aan het Nederlandse koloniale bewind in Nederlands-Indië.

Op deze foto’s is nog Nederlands erfgoed te herkennen. Zoals openbaar vervoer, koloniale gebouwen of buitenreclame. Dat maakt deze foto’s interessant. Ze laten een overgangssituatie zien. Een tussenfase. Dekolonisatie is nog in gang.

Op onderstaande foto is het iconische Hotel des Galeries te herkennen. Nederlandse en Duitse reclames zijn verdwenen. Fietsen zijn gebleven, maar de meeste Europeanen zijn uit het straatbeeld verdwenen. Er fietst op een dergelijk Nederlandse rijwiel nog een oudere witte dame in een wit broekpak. Waar gaat ze heen? Alles is in beweging.

Harrison Forman, ‘Indonesia, street scene with traffic in Jakarta‘, jaren 1950. Collectie: Harrison Forman Collection – Safety Negatives.

Waarom heeft Terneuzen de geschiedenis veronachtzaamd en cultureel erfgoed verkwanseld?

Schermafbeelding van deel FB-post van Historisch Netwerk Oud Terneuzen, 8 april 2022. Inmiddels staat sinds 1 juni 2022 het betreffende kantoorpand voor € 545.000 te koop.

Mijn reactie bij bovenstaande FB-post. Voor de volledigheid, ik ben geboren in Terneuzen en ben daar door militaire dienst en studie in de jaren 1970 vertrokken:

Bestuurders van Terneuzen hebben geen historisch geheugen. Burgemeesters komen niet uit Terneuzen of Zeeuws-Vlaanderen en worden geparachuteerd zonder enig besef te hebben van de geschiedenis en het cultureel erfgoed van Terneuzen. Ron Barbé was de uitzondering. Raadsleden zijn vaak wel opgegroeid in de streek, maar missen de culturele nieuwsgierigheid, belangstelling en creativiteit. 

Krijgen burgemeesters, wethouders en raadsleden ‘De geschiedenis van Terneuzen‘ (1962) van Wesseling aangeboden om zich te oriënteren op hun omgeving? 

Een en ander vertaalt zich vanuit het stadhuis in een cartooneske poging om een maritieme achtergrond van Terneuzen te accentueren, gecombineerd met een onbehouwen opvatting van moderniteit. Het is het niveau van dukdalven in de Noordstraat dat weinig met de echte geschiedenis van Terneuzen te maken heeft. 

Door de infantilisering van de stad die gevoed wordt door middenstand en gemeentebestuur ontstaat een karikatuur van Terneuzen die niets met de echte ziel te maken heeft. Die trotse stad aan de Westerschelde met de rijke geschiedenis met rederij Lensen, het garnizoen en de vele sluizen is kinds gemaakt. 

Ansichtkaart Terneuzen Zeesluis Noordzijde‘. Op Dordsekaart.nl. Met rechts de sleepboot ‘Holland‘ van mijn grootvaders bedrijf Willem Muller NV (tussen 1954 en 1961).

Voeg daarbij de beelden op de Scheldeboulevard van goedwillende amateurs die het hobbyisme verder benadrukken en de ‘culturele’ sfeer van Terneuzen is bepaald. Vergeet evenmin de pogingen van kunstenaars/kunsthandelaren als Jan Juffermans (J34) en Frits Jansen (Kolkzicht) om goede beeldende kunst in Terneuzen te laten zien. Ze kregen geen poot aan de grond. Hun pogingen smoorden in onbegrip. Dat is Terneuzen dat gevangen zit tussen geldverdienen en orthodoxe religie. Er waren goede wethouders, maar die konden het tij niet keren. 

Ook ontbreekt het in Terneuzen aan een daadkrachtige en slimme lobby vanuit de burgerij om het belang van het cultureel erfgoed te benadrukken. De verschillende verenigingen zijn machteloos en lijken bij voorbaat het hoofd in de schoot te hebben gelegd. Hun opgave is ook lastig en onbegonnen werk. Zo’n uitgangspunt motiveert niet en smoort elke ambitie.

Ansichtkaart Watertoren, Terneuzen‘ van architect A.J. van Eck. De watertoren werd in 1956 gebouwd en in 2000 gesloopt. Het betreffende Wikipedia-lemma eindigt zo: ‘Op de huidige plek zijn twee woontorens (Waterfront) gebouwd. De stichting Laat Die Watertoren Staan en de Heemkundige Vereniging Terneuzen zijn er niet in geslaagd de watertoren te behouden.’

Terneuzen heeft een te groot verleden om geen waardevol cultureel erfgoed (gebouwen, industrie) te hebben en is te klein om het behoud ervan te realiseren. Tussen servet en tafellaken heeft Terneuzen deels onwetend en deels berekenend de eigen geschiedenis veronachtzaamd. Zoals gezegd, wat er voor in de plaats komt is een karikatuur van hoe het ooit was. Dat is jammer want vooral voor oudere bewoners is een stadsbeeld een herinnering die houvast geeft in het leven. 

Terneuzen is een stad met een rijk historisch verleden waar het historisch besef is verdwenen. Dat is een collectieve schuld. Troost is dat Terneuzen hierin niet uniek is. Maar bestuurders van Terneuzen hebben het cultureel erfgoed van het verleden waar ze zich blijkbaar onvoldoende mee verbonden voelen onherstelbaar uitgegomd. Ze beseffen waarschijnlijk niet eens wat ze hebben gedaan. Het bestuur van Terneuzen leeft sinds 1960 in een ambtelijk-bestuurlijke wereld van structuurvisies en toekomstplannen. Daarin is geen plaats voor cultureel erfgoed. 

Ansichtkaart Terneuzen Juliana Ziekenhuis‘ van architect J.P. Kloos dat in 1955 door toenmalig koningin Juliana werd geopend en in 1989 afgebroken. In een commentaar noemde ik het in 2021 ‘een prachtig, weliswaar laat voorbeeld van dat nieuwe bouwen met transparantie, ruimte. licht en lucht‘.

RCE beschrijft molen in Cuijk, maar geeft geen beschrijving van kunstwerk ‘Exporum’ (1958) van Kees Timmer

Ronde stenen beltmolen van achteren gefotografeerd met kunstwerk op de voorgrond‘. Cuijk, 1964. Collectie: RCE.

De beeldbank van de RCE (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) geeft als beschrijving van deze foto uit 1964: ‘Ronde stenen beltmolen van achteren gefotografeerd met kunstwerk op de voorgrond‘. De afbeelding van de molen ‘Jan van Cuijk‘ is een onderdeel van de deelcollectie molens.

Dat roept de vraag op wat het kunstwerk is dat door de RCE niet wordt omschreven, terwijl het notabene prominent in beeld staat. Welnu, het blijkt om de Exporum of Expo Stier van Kees Timmer uit 1958 te gaan. Door de hoek die de fotograaf heeft gekozen is het kunstwerk nauwelijks als stier te herkennen.

Het artikelDe ‘Expo Stier’, het symbool van Cuijk?‘ in de CuijkseCanon van Hans Peters geeft duidelijkheid waarom dit beeld op deze plek staat: ‘De plaatstalen stier van kunstenaar Kees Timmer uit Rotterdam maakte deel uit van de Nederlandse inzending voor de wereldtentoonstelling “EXPO” te Brussel in 1958. Een half jaar lang trok deze stier de aandacht van bezoekers van het Nederlandse paviljoen.’

Het kunstwerk is dus een beeld met cultureel historische waarde. Dit roept des te meer de vraag op waarom de RCE het niet nader omschrijft. Is dit beeld volgens de RCE geen cultureel erfgoed en mag het alleen dienen als bijvangst van een molen? Is dit veronachtzamen van autonome kunst in de openbare ruimte staand beleid van de RCE?

Expo of Exporum Stier van Kees Timmer op lokatie in Cuijk. In: artikelDe ‘Expo Stier’, het symbool van Cuijk?‘ in de CuijkseCanon van Hans Peters.

Gedachten bij de foto ‘Interieur ovens’ (1999)

Paul van Galen, Interieur ovens, 1999. [Interieur Nederlandse IJzergieterij Vulcanus te Vaassen]. Collectie: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Het mooiste mooi is in mijn ogen het terloopse mooi. Als het te bedacht overkomt, dan doet dat af aan de onbevangenheid. Als het gekunsteld is, dan doet het mooi uitsluitend een uitspraak over zichzelf. Afgesloten. Dan wordt het plat.

Een betekenis van spontaan is: ‘uit eigen beweging‘. In deze foto wordt een uitbarsting verbeeld. Het is een bijproduct van een industrieel proces van ijzergieten.

Een kunstenaar heeft niet het alleenrecht op de betekenis van een kunstwerk. Maar is een registratie, een documentaire foto die bedoeld is om industrieel cultureel erfgoed vast te leggen een kunstwerk? Ik denk het niet. Dat is voor mij de meerwaarde aan deze foto.

Het is de twijfel over de intentie van de fotograaf die het spannend maakt. Want hij kan door zijn opdrachtgever op pad gestuurd zijn om te registreren, om vast te leggen, maar of hij niet in de verleiding wordt gebracht om zijn talent in te zetten om het mooier te maken dan het is weten we niet zeker.

Toch doet dat er niet toe. Waar begint de esthetische functie van kunst als communicatie zoals taalkundige Roman Jakobson die ooit uitwerkte? Dat omvat ook kunst die geen kunst wil zijn. En hoe dan ook is de boodschap dominant. Niet de zender zoals fotograaf Paul van Galen of zijn opdrachtgever.

Dat is de hinkstapsprong die we als kijker mogen maken. We vinden de weg in een doolhof dat geen dwaaltuin, maar een kaarsrechte weg is. Onze waardering kan veranderen als we terloops mooi verkiezen boven bedacht mooi. Dat nemen we aan. Meer is het niet.

Juridische twijfels of nieuwe coalitie Zoetermeer subsidie aan Museum De Voorde kan beëindigen

Schermafbeelding van deel van paragraaf 13. Vrije Tijd uit het coalitieakkoord 2022 -2026 van de gemeente Zoetermeer, 3 juni 2022.

Museum De Voorde in Zoetermeer vraagt om respect van de nieuwe coalitie die in het coalitieakkoord 2022 -2026 zegt de subsidie van dit stedelijk museum te zullen beëindigen. Het museum heeft volgens eigen opgave zes vaste medewerkers onder wie één conservator. Verder werkt het met vrijwilligers. Het museum heeft in een reactie op dit besluit gereageerd:

Schermafbeelding van deel verklaringReactie Museum De Voorde op coalitieakkoord‘, 3 juni 2022.

In Zoetermeer is op 3 juni 2022 het nieuwe coalitieakkoordSamen doen wat nodig is‘ gepresenteerd. De volgende zeven partijen vormen de nieuwe coalitie: VVD, Lijst Hilbrand Nawijn, Partij Democratie voor Zoetermeer, Zó! Zoetermeer, CDA Zoetermeer en ChristenUnie – SGP. Het profiel van deze partijen is centrum-rechts. De teneur van het coalitieakkoord valt te kenschetsen als rechts-populistisch. Daarbij past blijkbaar het beëindigen van de subsidie van Museum De Voorde.

In de jaarrekening 2020 wordt een bedrag van € 660.410 subsidie opgevoerd. Wat opvalt is dat het museum bij Bank BNG in 2018 een lening van € 900.000 euro is aangegaan die gedurende 15 jaar jaarlijks met een bedrag van € 66.174 euro wordt afgelost. Van de gemeente Zoetermeer ontving het museum over 2020 een subsidie van € 648.206 waar de renteaflossing aan Bank BNG is in inbegrepen.

Schermafbeelding van deel jaarrekening 2020 op p. 15 van Museum de Voorde.

De gemeente Zoetermeer heeft volgens de toelichting in de jaarrekening 2020 een borgstelling afgegeven voor de lening. Daarom is het de vraag of de nieuwe coalitie juridisch de subsidie aan Museum De Voorde kan beëindigen, zoals het in het akkoord stelt. Opvallend is dat dit aspect van de lening in de reactie van het museum niet wordt genoemd. Het voornemen van de nieuwe coalitie raakt aan onbezonnenheid en mogelijk onzorgvuldig bestuur. Het is de vraag of de gelouterde partijen VVD en CDA in de koehandel van het nieuwe akkoord bestuurlijk goed hebben opgelet.

De intenties van de nieuwe coalitie blijken uit het akkoord. Daarin ontbreekt een paragraaf kunst of cultuur. Het voornemen over de beëindiging van de subsidie van Museum de Voorde wordt genoemd in een paragraaf ‘Vrije tijd‘. Het woord ‘kunst’ komt in het akkoord niet voor. De jaarlijkse subsidie van zo’n € 650.000 zal volgens het nieuwe akkoord ‘worden ingezet voor een structurele subsidie van het Nationaal Videogame Museum en het behouden van het erfgoed‘. Welke organisatie het cultureel erfgoed moet gaan beheren maakt het coalitieakkoord niet duidelijk.

Het is de vraag waarom er geen budget in Zoetermeer is om zowel Museum De Voorde als het Nationaal Videogame Museum te subsidiëren. De PvdA pleitte daar in haar cultuurparagraaf in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 17 maart 2022 voor: ‘Wat de PvdA betreft is er plaats genoeg voor twee musea in Zoetermeer: Museum De Voorde en het Nationaal Videogame Museum‘.

Wordt de pijn bij Museum De Voorde dubbel gevoeld omdat de subsidie gedeeltelijk wordt overgeheveld naar het Nationaal Videogame Museum? Museum De Voorde reageert er in de verklaring indirect op als het zegt ‘het enige officiële en geregistreerde museum van Zoetermeer‘ te zijn. Dat in het museumregister is opgenomen. Deze registratie kan een voorwaarde zijn voor verzekering van objecten, bruiklenen en het verkrijgen van subsidies.

Het hoeft geen keuze te zijn voor de een of de ander. Zoetermeer heeft met wat goede wil en compassie de financiële ruimte om beide instellingen te subsidiëren. Het Nationaal Videogame Museum heeft overigens nog een lange weg te gaan om de functies van een ‘officieel museum‘ waar te maken. Nu lijkt het vooral nog een plek voor beleving en vermaak zoals rechts-populistische partijen de functie van musea graag zien: vrije tijd. Het mag niet bijten, maar moet in de smaak vallen bij de belastingbetalers.

Schermafbeelding van deel paragraafGameplay‘ van het Nationaal Videogame Museum in Zoetermeer.

Nagekomen bericht. Tweet van D66-fractievoorziter Zoetermeer Frank Schoonbeek in reactie op eigen tweet:

Pleidooi voor samenwerking tussen OCW, EYE Filmmuseum, universiteiten en publieke omroep om waardevol visueel cultureel erfgoed te ontsluiten en binnen bereik van Nederlands publiek te brengen

Deel van het script van de reisfilm ‘Carribean Dutch Treat‘ (1963) van Lisa Chickering en Jeanne Porterfield in de ‘Lisa Chickering and Jeanne Porterfield collection, 1954-2015‘ van de Smithsonian Institution in Washington DC.

Film is ook cultureel erfgoed. Dat wordt door de Nederlandse publieke omroep niet beseft. Of in elk geval niet voldoende genoeg om in actie te komen en buiten vaste, gebruikelijke denkkaders te gaan. Dat moet anders en kan beter.

Het is merkwaardig dat er geen enkele publieke omroep is die een rubriek of kanaal heeft of heeft gehad om voor Nederland waardevolle films en televisieproducties te ontsluiten en uit te zenden. Cultureel erfgoed dus. Ook de NTR, VPRO en HUMAN doen dit niet, hebben dit gedaan of hebben de ambitie dit te gaan doen.

Het is ook geen makkelijke taak in verband met rechten, verdwenen of moeilijk te vinden films en vaak het ontbreken van kwalitatief goede producties. Maar het is ook uitdaging om die op te sporen. Het schrijnende is dat het door de Nederlandse publieke omroep niet eens wordt geprobeerd. De ambitie ontbreekt. Het budget ontbreekt of liever gezegd het budget is wel aanwezig, maar wordt hier niet voor aangewend.

Zo laat de Nederlandse publieke omroep zich kennen als een organisatie zonder historisch geheugen en zonder wil om het publiek in aanraking te brengen met voor Nederlanders belangrijk filmerfgoed. Dat werkt door in een publiek dat onvoldoende op de hoogte wordt gehouden van het visuele culturele erfgoed van Nederland. Dat kunnen Nederlandse producties zijn of internationale producties over een Nederland onderwerp.

Het lijkt niet dat de kennis ontbreekt. Bij Eye Filmmuseum en studierichtingen Filmerfgoed en digitale filmcultuur, Film- en televisiewetenschap/Media, Art and Performance Studies of Art and Visual Culture bij respectievelijk universiteiten in Amsterdam, Utrecht en Nijmegen is voldoende expertise aanwezig.

Dat er op dit gebied niks van de grond komt omdat er geen samenwerking is en de opzet er niet op gericht is om voor Nederlanders waardevol filmerfgoed voor een breed publiek te ontsluiten. Waar het aan ontbreekt is coördinatie en een coördinator of intendant die de kar trekt.

Waar het aan ontbreekt is een programma waarin publieke omroep, Eye Filmmuseum en universiteiten met faculteiten die gericht zijn op of raken aan filmerfgoed samenwerken met als doel om gezamenlijk het voor Nederlanders belangrijke visuele culturele erfgoed te ontsluiten en binnen het bereik van een breed publiek te brengen. Het ministerie van OCW zou het voortouw moeten nemen en genoemde betrokkenen bij elkaar moeten roepen.

Omdat internationale zoektochten naar belangrijk visueel cultureel erfgoed lastig zijn en archieven niet altijd Engelstalig zijn zou er samenwerking gezocht kunnen worden met Russische, Chinese, Japanse of andere taal- en cultuurstudies aan Nederlandse universiteiten. Deze taalstudenten zouden in het kader van een stage inventariserend voorwerk kunnen verrichten door systematisch internationale digitale collecties door te pluizen.

De aanleiding voor bovenstaand pleidooi is het feit dat ik zoekend in het archief van het Amerikaanse Smithsonian Institution in Washington DC stuitte op de Lisa Chickering and Jeanne Porterfield collection. Deze twee documentaire filmmakers hebben in 1963 de reisfilm Carribean Dutch Treat uitgebracht die ze begin jaren 1960 draaiden. Uit het script blijkt dat alle zes de Antilliaanse eilanden die deel uitmaken van het Koninkrijk Nederland evenals Suriname in de film aan bod komen.

Guide to the Lisa Chickering and Jeanne Porterfield collection, 1954-2015.

Uit de documentatie blijkt dat er onder meer een DVD dateert die rond 2015 is gemaakt. Of die van goede kwaliteit is en of de reisfilm Carribean Dutch Treat van deze twee Amerikaanse filmmakers interessant is voor een Nederlands publiek of vooral een Amerikaans perspectief toont valt van een afstand niet te beantwoorden. Als de integrale film niet interessant genoeg is, dan zijn wellicht bepaalde delen ervan wel de moeite waard voor een Nederlands publiek.

Opvallend is dat in het script in de episode over Suriname het woord ‘negroes‘ op enkele plaatsen is doorgestreept. Zegt dat vooral iets over de rassenkwestie en de veranderingen in de VS van begin jaren 1960? Zo’n vraag zou in een interdisciplinair project dat als opzet heeft om een breed Nederlands publiek kennis te laten maken met voor hen belangrijk cultureel erfgoed als academische bijvangst beantwoord kunnen worden.

Deel van het script van de reisfilm ‘Carribean Dutch Treat‘ (1963) van Lisa Chickering en Jeanne Porterfield in de ‘Lisa Chickering and Jeanne Porterfield collection, 1954-2015‘ van de Smithsonian Institution in Washington DC.

Verwoestende brand in Congolees museum roept vragen op over oorzaak, beheer en bescherming van cultureel erfgoed

Archiefbeeld van interieur opslag van Le Musée de Gungu in Kwilu, Congo. Credits: Actualité CD.

Hoe zit het met de veiligheid van kunstobjecten in onveilige landen? Het grootste Congolese privé museum in Gungu, provincie Kwilu is in de nacht van 4 op 5 november 2021 afgebrand na zeer vermoedelijk een aanslag. Het is volledig in rook opgegaan. Metalen objecten lijken de brand naar verhouding het best doorstaan te hebben.

Er wordt door oprichter en directeur Aristote Kibala beweerd dat het museum politieke tegenwerking ondervond (vertaald): ‘De exacte redenen voor deze gruwelijke daad zijn nog niet bekend. Maar ik weet dat ik altijd ben bestreden door verschillende landelijke politici’. Het zou volgens Kibala gaan om 25.000 kunstobjecten. Anderen spreken van duizenden objecten.

Betrouwbaar is de berichtgeving niet, zodat andere opties zoals een technisch defect of een ongeluk niet uitgesloten moeten worden geacht. Ook is het mogelijk dat het om roofkunst gaat en de brand als dekmantel wordt gebruikt om de diefstal te verhullen. De archieven zijn met de brand in rook opgegaan. Toch lijkt een aanslag de meest waarschijnlijke verklaring voor de brand.

De politie stelt een onderzoek in en zegt (vertaald): ‘De politie constateerde dat het gebouw al in brand stond, er was geen mogelijkheid om in te grijpen. Men had benzine door de raamopeningen gesprenkeld en overal rond het gebouw, zodat alles verbrandde. Omdat de kunstwerken soms verspreid lagen, waren andere op de grond geplaatst. Er was geen wachtdienst, geen suppoost.

Het gaat om een gebouw van 25 bij 10 meter die in 2008 voor 32.000 euro is gebouwd en ingericht met Belgisch en Nederlands geld. Of het om een werkend museum met functies als presentatie, registratie, beheer en documentatie ging is de vraag. Het lage bedrag geeft te denken over de beveiliging, zoals brandvertragende maatregelen of maatregelen tegen inbraak. Laat staan klimaatbeheersing. De foto hierboven is er een aanwijzing voor dat de opslag van de objecten niet volgens de geldende museale normen was geregeld. Of dat directeur Kibala of de geldschieters moet worden verweten is de vraag.

De pretentie van een nationaal museum wordt niet door iedereen onderschreven. Dat tekent de berichtgeving die in deze kwestie met vele onduidelijkheden over de basale feiten. Het geeft ook aan dat de pretentie om een nationaal museum te zijn een politieke achtergrond heeft en in een tribale samenleving tot een strijdpunt kan worden. Indirect ondersteunt die claim de claim van belangrijk cultureel erfgoed en autonomie die niet vanzelfsprekend gegund wordt.

Complotdenkers hebben zich ook al op de brand gestort zoals blijkt uit een reactie bij een artikel erover van ‘Salima’ (vertaald): ‘Ze kwamen, ze zagen, ze namen de waardevolle dingen mee, ze staken de rest en de gebouwen in brand. En niets kan uitsluiten dat het een samenzwering is van de internationale maffia die verband houdt met oude Afrikaanse kunst en artefacten die in de wereld worden bewaard. Degenen die het argument willen winnen dat de geplunderde Afrikaanse schat beter in de wereld wordt bewaard voor de mensheid, in plaats van hem over te dragen aan een bewusteloos Afrika waar hij in handen van rovers zal belanden.’

Niets kan iets uitsluiten omdat altijd alles mogelijk is. Maar niet alle scenario’s zijn even realistisch. Het lijkt te gaan om een brand uit wraak. Politioneel onderzoek zal hopelijk uitwijzen wat er gebeurd is en wie de brandstichters en opdrachtgevers waren. Niet te rijmen valt dat daarbij cultureel erfgoed wordt vernietigd. Hoewel het begrijpelijk wordt als het Pende cultureel erfgoed dat in het Gungu Museum werd bewaard door andere stammen als verwerpelijk wordt beschouwd.

Hoe men het ook draait of keert, deze brand stelt opnieuw de vraag centraal waar en hoe het culturele erfgoed van ontwikkelingslanden optimaal kan worden beheerd en welke verplichting rijke landen met hun rijkdom en museale kennis hebben om het culturele erfgoed van ontwikkelingslanden zoals de Democratische Republiek Congo te helpen veiligstellen.