Verwoestende brand in Congolees museum roept vragen op over oorzaak, beheer en bescherming van cultureel erfgoed

Archiefbeeld van interieur opslag van Le Musée de Gungu in Kwilu, Congo. Credits: Actualité CD.

Hoe zit het met de veiligheid van kunstobjecten in onveilige landen? Het grootste Congolese privé museum in Gungu, provincie Kwilu is in de nacht van 4 op 5 november 2021 afgebrand na zeer vermoedelijk een aanslag. Het is volledig in rook opgegaan. Metalen objecten lijken de brand naar verhouding het best doorstaan te hebben.

Er wordt door oprichter en directeur Aristote Kibala beweerd dat het museum politieke tegenwerking ondervond (vertaald): ‘De exacte redenen voor deze gruwelijke daad zijn nog niet bekend. Maar ik weet dat ik altijd ben bestreden door verschillende landelijke politici’. Het zou volgens Kibala gaan om 25.000 kunstobjecten. Anderen spreken van duizenden objecten.

Betrouwbaar is de berichtgeving niet, zodat andere opties zoals een technisch defect of een ongeluk niet uitgesloten moeten worden geacht. Ook is het mogelijk dat het om roofkunst gaat en de brand als dekmantel wordt gebruikt om de diefstal te verhullen. De archieven zijn met de brand in rook opgegaan. Toch lijkt een aanslag de meest waarschijnlijke verklaring voor de brand.

De politie stelt een onderzoek in en zegt (vertaald): ‘De politie constateerde dat het gebouw al in brand stond, er was geen mogelijkheid om in te grijpen. Men had benzine door de raamopeningen gesprenkeld en overal rond het gebouw, zodat alles verbrandde. Omdat de kunstwerken soms verspreid lagen, waren andere op de grond geplaatst. Er was geen wachtdienst, geen suppoost.

Het gaat om een gebouw van 25 bij 10 meter die in 2008 voor 32.000 euro is gebouwd en ingericht met Belgisch en Nederlands geld. Of het om een werkend museum met functies als presentatie, registratie, beheer en documentatie ging is de vraag. Het lage bedrag geeft te denken over de beveiliging, zoals brandvertragende maatregelen of maatregelen tegen inbraak. Laat staan klimaatbeheersing. De foto hierboven is er een aanwijzing voor dat de opslag van de objecten niet volgens de geldende museale normen was geregeld. Of dat directeur Kibala of de geldschieters moet worden verweten is de vraag.

De pretentie van een nationaal museum wordt niet door iedereen onderschreven. Dat tekent de berichtgeving die in deze kwestie met vele onduidelijkheden over de basale feiten. Het geeft ook aan dat de pretentie om een nationaal museum te zijn een politieke achtergrond heeft en in een tribale samenleving tot een strijdpunt kan worden. Indirect ondersteunt die claim de claim van belangrijk cultureel erfgoed en autonomie die niet vanzelfsprekend gegund wordt.

Complotdenkers hebben zich ook al op de brand gestort zoals blijkt uit een reactie bij een artikel erover van ‘Salima’ (vertaald): ‘Ze kwamen, ze zagen, ze namen de waardevolle dingen mee, ze staken de rest en de gebouwen in brand. En niets kan uitsluiten dat het een samenzwering is van de internationale maffia die verband houdt met oude Afrikaanse kunst en artefacten die in de wereld worden bewaard. Degenen die het argument willen winnen dat de geplunderde Afrikaanse schat beter in de wereld wordt bewaard voor de mensheid, in plaats van hem over te dragen aan een bewusteloos Afrika waar hij in handen van rovers zal belanden.’

Niets kan iets uitsluiten omdat altijd alles mogelijk is. Maar niet alle scenario’s zijn even realistisch. Het lijkt te gaan om een brand uit wraak. Politioneel onderzoek zal hopelijk uitwijzen wat er gebeurd is en wie de brandstichters en opdrachtgevers waren. Niet te rijmen valt dat daarbij cultureel erfgoed wordt vernietigd. Hoewel het begrijpelijk wordt als het Pende cultureel erfgoed dat in het Gungu Museum werd bewaard door andere stammen als verwerpelijk wordt beschouwd.

Hoe men het ook draait of keert, deze brand stelt opnieuw de vraag centraal waar en hoe het culturele erfgoed van ontwikkelingslanden optimaal kan worden beheerd en welke verplichting rijke landen met hun rijkdom en museale kennis hebben om het culturele erfgoed van ontwikkelingslanden zoals de Democratische Republiek Congo te helpen veiligstellen.

Frans-Congolese activisten die grafbeeld uit Afrika Museum ontvreemdden dreigen met nieuwe acties in Nederlandse musea

De dwarsdenkers hebben in Nederland een nieuw filiaal geopend. In de museumsector. We kennen al de actiegroep Viruswaanzin, graancirkel-denkers en allerlei complotdenkers die het opnemen tegen de overheid, de bestaande orde inclusief de media en de wetenschap, en de rechtsstaat die niet de hunne zou zijn.

Aan dat rijtje van politieke activisten die zeggen door roeien en ruiten te willen gaan kunnen de Franse-Congolese actievoerders toegevoegd worden die vorige week op klaarlichte dag uit het Afrika Museum een Congolees grafbeeld stalen en ermee naar buiten liepen. Daar werden ze door de politie in de kraag gevat.

Ze dreigen terug te komen, want ‘er zijn twee of drie musea met Afrikaanse kunst hier, dus we komen terug’. Aldus een bericht van Omroep Gelderland. Wereldmuseum, Tropenmuseum en Museum Volkenkunde zijn gewaarschuwd.

Actievoerder Mwazulu Diyabanza lijkt nauwelijks iets te weten van de Nederlandse politieke, museale en juridische situatie. Het is onduidelijk wat zijn expertise op het gebied van etnografische kunst en historische collecties is. Hij zegt dat het niet aan de musea en overheden van Europa is om te beslissen wanneer en hoe iets wordt teruggegeven. Maar dat het aan ‘ons’ is. Diyabanza voert het wij-denken tot grote hoogte.

Zijn overmoed en eigendunk zijn grotesk. Wie denkt hij wel dat hij is en waarom denkt juist hij een speciale rol voor zichzelf te kunnen claimen? Wat weet hij van de achtergrond van de collectievorming en de etnografische kunstobjecten? Het antwoord is duidelijk: niets, ‘rien’. Hij heeft geen benul waarover hij praat.

Zijn argumentatie gaat niet verder dan een algemeen praatje over kolonialisme. Het is goed als actievoerders proberen druk te zetten in een dossier waar weinig beweging in zit. Dan hebben ze wel de verplichting zich te verdiepen in de situatie waar ze zich over uitspreken. Die kennis ontbreekt. De actievoerders kijken met hun Franse perspectief naar de Nederlandse situatie en denken dat een en ander samenvalt. Dat is een misvatting.

Deze actievoerders maken met hun slechte voorbereiding, hun ontbrekende basale kennis over het onderwerp waar ze kritiek op hebben en hun overmoed, grootheidswaan en brutaliteit, vooral zichzelf belachelijk. Zoals al die complotdenkers doen die met oppervlakkige kennis denken de problemen in de wereld op te kunnen lossen. Daarnaast belasten ze Nederlandse musea met hun brouhaha en jagen die op kosten omdat er extra beveiliging ingehuurd moet worden. Ook doorkruisen ze als razenden een serieus debat over roofkunst en kolonialisme waar musea met allerlei betrokken over in gesprek zijn.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelActivisten Afrika Museum nog niet klaar in Nederland: ‘Wij komen terug’’ van Omroep Gelderland, 13 september 2020.

Bobiso Media Monde antiracisme activisten stelen Congolees grafbeeld uit Afrika Museum. En worden buiten gearresteerd

Franse activisten zijn door de politie opgepakt buiten het Afrika Museum voor het stelen van een Congolees grafbeeld. In een bericht schetst De Gelderlander de achtergrond van de actie. Of zo men wil: de diefstal. De activisten noemen zich Bobiso Media Monde. De actie vond plaats op donderdag 10 september tijdens de reguliere openingstijd van het museum. Het personeel van het museum greep niet in, maar alarmeerde de politie. Drie mannen en twee vrouwen werden aangehouden door agenten.

Het Afrika Museum maakt deel uit van het NMVW (Nationaal Museum van Wereldculturen) dat de laatste jaren onder het directoraat van Stijn Schoonderwoerd een tamelijk populistische en politiek correcte koers vaart. De paradox is dat het NMVW nu door deze activisten links wordt ingehaald. Directeur Schoonderwoerd zei volgens een bericht in NRC in 2019 dat het NMVW ruimhartig om zou gaan met verzoeken tot teruggave van roofkunst aan herkomstlanden.

In een satirisch aandoende versie van het Nederlands verklaren de activisten in een FB-post hun actie. Het is opvallend dat activisten die het van publiciteit en communicatiemiddelen moeten hebben zich op deze wijze uiten en een parodie van zichzelf maken: ‘ALERT ALERT De woordvoerder MWAZULU DIYABANZA en de kameraden van M-UDC werden opgeroepen door de HOLLANDAISE politie naar aanleiding van de actie van vanmorgen in Afrika in Nederland in de stad Bergen en val. Deze PACIFIEKE actie past in het kader van de operatie herstel van onze kunstwerken die allemaal zijn verworven door plundering, diefstal, geweld tijdens COLONISATIE en SCHLAVE. Morgenochtend om 10 uur is er een MOBILISATIE gepland voor de Nederlandse ambassade ter ondersteuning van de kameraad. (Metro: Duroc) Delen zonder mate! Thomas SANKARA zei dat de slaaf die niet in staat is om zijn REVOLTE aan te nemen, het niet waard is om medelijden te hebben met zijn lot alleen de VRIJE BESTRIJD.

De activisten nemen in hun toelichting bij de video geen blad voor de mond. Het Afrika Museum omschrijven ze alsvolgt: ‘Dit museum is een museum van missies, opgericht door katholieke missionarissen met als doel zowel Afrikanen als Afrikanen definitief te breken en hun ziel te corrumperen.’ Deze framing komt niet overeen met het beeld dat van pater-conservator J. B. van Croonenburg bestaat die vanaf 1958 aandacht voor de artistieke waarde van de objecten had en aldus de collectie uitbouwde. De claim van de activisten dat ‘bijna 450.000 Afrikaanse stukken zijn geplunderd en gestolen onder kolonisatie en razzia’s op slaven’ komt evenmin overeen met de realiteit. Het museum heeft door aankopen de collectie uitgebreid.

De overkoepelende vraag is wie deze activisten zijn, namens wie ze menen te kunnen spreken en hoe ze de diefstal van een kunstobject menen te kunnen legitimeren. Zoals gezegd, directeur Schoonderwoerd heeft in 2019 aangegeven ruimhartig om te gaan met verzoeken tot teruggave van roofkunst. Dat is de juiste weg om roofkunst terug te geven aan de herkomstlanden. Want het museum heeft ook door schenkingen en aankopen de collectie gevormd.

Een ander, steeds weer terugkerend aspect is de wetmatigheid dat externe, gepolitiseerde betrokkenen kunst beschouwen als ondergeschikt aan hun doelstelling en feitelijk hun eigendom. Dat komt voor uit berekening waarbij kunstobjecten dienen als zelfprofilering. Daartoe proberen ze de kunst een verantwoording op te leggen waarbij alle finesses en eigenschappen van de kunst verdwijnen. Zo redeneren politieke partijen en zo redeneren politieke activisten. Dat is ongelukkig omdat het de kwetsbare kunst nog kwetsbaarder maakt dan die al is. Kunst moet zowel tegen de politiek als tegen dit soort activisme beschermd worden.

Voor stabiliteit van Nederland is het gewenst dat de verkoop van kunst uit nationaal bezit door Oranjes stopt. Wat doet de politiek?

Het zijn geen radicale gekkies die kritiek uiten op het handelen van prinses Christina. Zij is lid van de koninklijke familie. Het zijn gevestigde burgers zoals museumdirecteuren, de Vereniging Rembrandt of een kunsthandelaar als Bob Haboldt die kritiek hebben op de verkoop van kunstvoorwerpen door Christina op een veiling bij Sotheby’s in New York. Als vanouds is de steun voor de monarchie het grootst bij het volk, maar lijkt dat de afgelopen jaren vervangen te zijn door een progressieve elite die de retoriek van het nieuwe koningspaar volgt. Dat is flinterdunne steun die sterk zou kunnen afnemen als de progressieve elite beseft dat Máxima zich altijd heeft geïdentificeerd met rechts-extremistische personages als priester Rafael Braun en de beeldvorming over de Oranjes valse elementen bevat. De uitverkoop van kunst door leden van de koninklijke familie om te kunnen voorzien in een luxe levensstijl lijkt geen aanbeveling om de steun van een progressieve elite te behouden. Het volk dat geen goed woord over heeft voor een koningshuis dat in haar kosmopolitisme is losgezongen van Nederland zal zich vermoedelijk niet storen aan de verkoop van kunst uit Nederlands kunstbezit, maar wel aan het eigenbelang van een koninklijke familie die zich niets aantrekt van Nederland.

Critici uit de kunstsector houden zich aantoonbaar in, maar hebben geen goed woord over voor Christina’s gedrag dat op zichzelf gericht is en niet op de Nederlandse samenleving. Dat straalt negatief af op de Nederlandse monarchie. Vooral omdat de verkoop niet op zichzelf staat en leden van de koninklijke familie of het koninklijk huis recent eerder kunst die deel uitmaakte van het Nederlands kunstbezit om commerciele redenen hebben verpatst. Aan de fundamentele vraag of het in deze gevallen om privébezit gaat of om nationaal bezit dat op oneigenlijke en bewust onduidelijk gehouden redenen in het bezit van de koninklijke familie is gekomen durven politieke partijen en de maatschappelijke elite niet hun handen te branden.

Zo resteert op dit moment een tussenpositie. Het koninklijk huis en de koninklijke familie reageren in het openbaar niet op maatschappelijke kritiek. En de kritiek houdt zich vanwege twee redenen in. Om de macht van de Oranjes niet te trotseren en om geen politieke en maatschappelijke effecten in gang te zetten die niet meer te stoppen zijn en munitie geeft aan de opkomst van nationalisten, gele hesjes en rechts-populisten.

Voor de stabiliteit van Nederland zou het verstandig zijn dat zich gevallen zoals de verkoop van kunstbezit (waarover ook twijfels bestaan over herkomst en verwerving) door Christina nooit meer voordoen. Dat kan op twee manieren. Door het instellen van een adviserende ‘Restitutiecommissie Kunstbezit Koninklijk Huis‘ dat door (kunst)historisch onderzoek uitpluist of de toeschrijving van het kunstbezit van de koninklijke familie juridisch terecht is. Zo niet, dan dient het eigendom van de kunst zonder compensatie voor de koninklijke familie aan de Nederlandse staat toegeschreven te worden. En door het ondertekenen van een convenant waarbij alle leden van de koninklijke familie zich verplichten om hun kunstbezit dat van nationaal belang is niet eenzijdig en buiten overleg met de Nederlandse museumsector te laten veilen op de commerciële markt.

Geldzucht en kunstzinnig gebrek karakteriseren Oranjes. Oproep voor instelling ‘Restitutiecommissie Kunstbezit Koninklijke Familie’

Naast gebrek aan culturele belangstelling is geldzucht de tweede zwakke plek van de Nederlandse koninklijke familie. Om niet te zeggen een smet op het blazoen dat het zelf graag opgepoetst ziet. Het is tijd voor twee debatten die met elkaar verband houden. Namelijk de vraag of de uiterste houdbaarheidsdatum van de Nederlandse monarchie is bereikt en of zo’n instituut nog wel bij de huidige tijd past. Inclusief het principe van erfopvolging dat haaks op dat van de democratie staat. De monarchie is een ondemocratisch instituut. Daar zou een breed maatschappelijk debat over gevoerd moeten worden waarbij opgelet moet worden dat de Oranje-propaganda via bevriende media niet dat debat naar zich toetrekt zoals tot nu toe gebeurt. Ik ben nog steeds verbaasd over alle journalistieke hielenlikkers, jaknikkers en hermelijnvlooien die bij de troonsafstand van toenmalig koningin Beatrix in 2013 haar bewierookten. Gemeten steun voor de monarchie bedraagt 68%.

Een bijkomende vraag is hoe en wanneer de kunst, bezittingen en het vermogen dat de koninklijke familie beheert in de administratie van de koninklijke familie is gekomen en welk deel een bruikleen van die staat is. Het is nu de hoogste tijd dat over het werkelijke eigendom duidelijkheid ontstaat. Om dat voor de kunst te onderzoek pleitte ik in een commentaar onlangs voor een ‘Restitutiecommissie Kunstbezit Koninklijke Familie’ met de volgende motivatie: ‘De opdracht is het tegen het licht houden van de rechtmatigheid van de kunstobjecten uit de collecties van (leden van) het koninklijk huis of de koninklijke familie in bredere zin. Door inventarisatie en documentatie kan per object worden geadviseerd over teruggave aan de staat. Daarna kunnen de kunstobjecten in langdurige bruikleen worden gegeven aan Nederlandse musea. Feit dat zo’n Restitutiecommissie die de teruggave van kunst in het bezit van de koninklijke familie afhandelt nooit van de grond is gekomen heeft te maken met de lange arm van de Oranjes. De politiek heeft nooit een vuist durven maken en toont zich tot op de dag van vandaag bang voor of geïntimideerd door het staatshoofd.’

Arjen Ribbens van NRC is in deze kwestie gedoken en onthult in een artikel van 24 januari dat de Oranjes in stilte kunst verkochten aan het Rijk. Daar is door de politiek nooit ruchtbaarheid aan gegeven. NRC: ‘De overheid kocht de cultuurgoederen om te voorkomen dat de koninklijke familie ze aan derden zou verkopen.’ Dit is een voor de Nederlandse koninklijke familie beschamend en beschadigend feit. Eruit blijkt namelijk dat geldzucht en zelfverrijking van leden van de koninklijke familie haaks staan op het algemeen belang van Nederland. Zoals Ribbens in onderstaand citaat constateert gaat het hier niet om een toevallig incident, maar om een stelselmatige situatie gedurende vele jaren waarbij verschillende leden van de koninklijke familie betrokken zijn. Het lijkt de leden van de koninklijke familie vooral te ontbreken aan een gezonde mentaliteit.

Wat te doen in een sfeer waarin politieke partijen beschroomd, om niet te zeggen doodsbenauwd zijn in hun omgang met de Oranjes en de gevestigde media welhaast als gelijkgeschakeld kunnen worden beschouwd in hun lofzang op het koninklijk huis? Mede omdat nu een geloofwaardige republikeinse factie ontbreekt en de vrees voor het rechts-populisme mogelijke critici doet zwijgen. Er valt door nalatigheid en het bederf van politiek en media wat de monarchie betreft op dit moment geen eerlijk en open debat te verwachten over de rol van de monarchie, en in het verlengde daarvan over bezittingen die het ten onrechte heeft geconfisqueerd en te gelde heeft gemaakt. Arjen Ribbens en NRC zijn trouwens de uitzondering op de regel. Dat geeft hoop dat dit debat ooit volwassen en evenwichtig zal worden kunnen gevoerd. De twee aspecten, namelijk het (kunst)bezit van de koninklijke familie en de levensvatbaarheid van de monarchie lijken elkaar te beïnvloeden.

Het is op dit moment zo dat kritiek op de monarchie vanuit de middenpartijen niet frontaal wordt geuit omdat dit door de machtspositie van de monarchale groeperingen zo goed als vruchteloos is, maar dat de kritiek het onrechtmatig kunstbezit, het ontzamelen en de schraapzucht van diverse leden van de koninklijke familie zou kunnen aangrijpen om een nieuw, zijdelings front van kritiek tegen de monarchie te openen. Als dat leidt tot het instellen van een ‘Restitutiecommissie Kunstbezit Koninklijke Familie’ dan dient dat een drieledig doel: er komt duidelijkheid over wantoestanden die leden van de koninklijke familie hebben veroorzaakt; Nederlands kunstbezit wordt beter beschermd en onder het beheer van de Nederlandse Staat gebracht; de bewustwording over de wezenlijke rol van de monarchie wordt verdiept en verscherpt en geeft media en politiek de ruimte om afstand te nemen en onafhankelijker én zelfbewuster van de lange arm van de Oranjes te functioneren.

Foto 1: Schermafbeelding van deel artikelOranjes verkochten in stilte kunst aan Rijk’ in AD, 25 januari 2019.

Foto 2: Schermafbeelding van deel artikelOranjes verkochten in stilte kunst aan Rijk’ van Arjen Ribbens in NRC, 24 januari 2019.

Is de politiek bereid om instelling van een ‘Restitutiecommissie Kunstbezit Koninklijke Familie’ serieus te overwegen?

Mijn reactie bij het item ‘Musea balen: kunst Koninklijk Huis gaat naar veiling’ op het YouTube-kanaal van Nieuwsuur. Het is trouwens een kwestie van perspectief of deze titel juist is. Want de vermeende verkoper van de kunst, te weten prinses Christina is wel lid van de koninklijke familie, maar sinds 1975 niet meer van het koninklijk huis. Als dit kunstbezit echter wordt beredeneerd vanuit de logica dat het door overerving niet doorgegeven is aan diverse leden van de koninklijke familie, maar nog steeds als langdurige bruikleen wordt beheerd door het koninklijk huis, dan is de titel wel juist:

De samenleving dient actie te ondernemen om duidelijkheid te krijgen over de rechtmatigheid van de kunst die in het bezit van leden van de Nederlandse koninklijke familie is. Nu bestaat daarover vaagheid. Door een (kunst)historische en juridische inventarisatie kan gereconstrueerd worden hoe de verwerving is verlopen. Bijvoorbeeld in de 19de eeuw ten tijde van Koning Willem II toen kunstwerken werden betaald vanuit de staatskas, maar in het bezit van de koninklijke familie kwamen. Door overerving is de duidelijkheid over de herkomst verder vertroebeld. De met steun van de staat verworven werken dienen teruggeven te worden aan de Nederlandse staat.  Zo kunnen rechtmatig en onrechtmatig bezit onderscheiden worden. Als het koninklijk huis hieraan meewerkt, dan kan het het eigen draagvlak versterken. Door deze kwestie dreigt die sterk onder druk te worden gezet.

Ik pleit voor het instellen van een Restitutiecommissie. Vergelijking met nazi-roofkunst uit voornamelijk Joods kunstbezit dringt zit op. Een Restitutiecommissie werd daartoe in 1997 opgericht om te adviseren over de rechtmatigheid van claims. Nodig is een op een dezelfde wijze werkzame Restitutiecommissie over het kunstbezit van de koninklijke familie. De opdracht is het tegen het licht houden van de rechtmatigheid van de kunstobjecten uit de collecties van (leden van) het koninklijk huis of de koninklijke familie in bredere zin. Door inventarisatie en documentatie kan per object worden geadviseerd over teruggave aan de staat.

Daarna kunnen de kunstobjecten in langdurige bruikleen worden gegeven aan Nederlandse musea. Feit dat zo’n Restitutiecommissie die de teruggave van kunst in het bezit van de koninklijke familie afhandelt nooit van de grond is gekomen heeft te maken met de lange arm van de Oranjes. De politiek heeft nooit een vuist durven maken en toont zich tot op de dag van vandaag bang voor of geïntimideerd door het staatshoofd. Hopelijk durft een nieuwe generatie politici die zich bekommert om Nederlands kunstbezit door te pakken om een weeffout te herstellen van met staatsgeld aangekochte kunst die in een privécollectie is verdwenen.

Het probleem is dat de politieke partijen niet durven in te gaan tegen het koninklijk huis. Daar wijst ook de reactie op van premier Rutte die vandaag in het openbaar het voornemen van de koninklijke familie steunt om kunst uit het Nederlands kunstbezit te verkopen. Waaronder de genoemde tekening van Rubens. Rutte meent dat de Oranjes dit juridisch mogen doen omdat verkoop een privézaak zou zijn. Maar dit is nog maar helemaal de vraag die juist onderzocht dient te worden. En nooit systematisch is onderzocht. Want zolang er onduidelijkheden over de herkomst van bepaalde werken bestaat is het de vraag of het in alle gevallen een privézaak betreft, of een zaak van algemeen belang.

In elk geval gaat het hier om een ethische kwestie zoals politiek commentator van RTL Nieuws Frits Wester aangeeft: ‘Maar de vraag is gerechtvaardigd of de Oranjes, een door de belastingbetaler zwaar gesubsidieerd instituut, niet de morele plicht hebben om nationaal erfgoed dat zij bezitten eerst aan Nederlandse musea moeten aanbieden. En volgens mij moet het antwoord op die vraag volmondig ja zijn.’

Kortom, twee zaken zijn nodig. Voor de korte termijn opschorting van verkoop omdat hoogwaardige kunstobjecten uit de collectie van de Nederlandse koninklijke familie naar het buitenland dreigen te verdwijnen. Dat is ongewenst. Voor de langere termijn de instelling van een ‘Restitutiecommissie Kunstbezit Koninklijke Familie’ die onderzoekt en adviseert welke kunstwerken die nu in het bezit van de koninklijke familie zijn vanwege ontbrekende rechtmatigheid teruggeven dienen te worden aan de Nederlandse staat.

Oranjes moeten afzien van kunstveiling. Restitutiecommissie gevraagd voor teruggave van kunst koninklijke familie naar staat

Het heeft even geduurd, maar museumdirecteur Sjarel Ex neemt moedig het voortouw in de kritiek op de voorgenomen verkoop van kunstobjecten op een veiling bij Sotheby’s op 30 januari 2019 door de koninklijke familie. Waarschijnlijk prinses Christina. Aanleiding is een houtskooltekening van Peter Paul Rubens met een geschatte waarde van 2 miljoen euro. Museum Boijmans van Beuningen waarvan Ex directeur is bezit een grote collectie van Rubens’ werk. In een bericht in het AD noemt hij de kunstveiling niet ‘de koninklijke weg’.

Essentieel is de herkomst en aankoop van de werken. Wie behoren ze toe en is verkoop ethisch wel in de haak? De angst in politiek en wetenschap voor de lange arm van de Oranjes is blijkbaar groot als een ‘prominente kunsthistoricus’ slechts op basis van anonimiteit in het AD achtergrondinformatie wenst te geven. Welke druk dwingt tot anonimiteit? Heeft het mechanisme van zelfcensuur te maken met vrees dat het zich in het openbaar uitspreken de eigen carrière beschadigt? De opmerking is vernietigend en slaat de bodem weg onder het draagvlak voor de voorgenomen verkoop. De werken werden ‘grotendeels’ aangekocht door de toenmalige koning Willem II en diens echtgenote Anna Paulowna, maar niet zij maar de staat betaalden daarvoor: ‘In een tijd dat alle uitgaven van de koninklijke familie rechtstreeks uit de Nederlandse staatskas kwamen. Daardoor zijn ze niet als privé-eigendommen te beschouwen.’ Kortom, verkoop is moreel niet verantwoord en dient opgeschort te worden tot er volledige duidelijkheid over herkomst en aankoop is.

Zo ontstaat een beeld van kortzichtigheid en zelfverrijking door graaiende leden van de koninklijke familie die zich afkeren van de Nederlandse samenleving en museumsector. Ze schenken de kunst of de opbrengt ervan niet aan Nederlandse musea, maar houden die voor zichzelf terwijl de kunst grotendeels is aangekocht vanuit de staatskas. Deze weeffout is door overerving niet hersteld. Evenmin gaan ze met de musea in gesprek zoals gebruikelijk is bij ontzamelen, hoewel dat voor openbare en niet voor privécollecties geldt. Maar dat staat juist ter discussie. Is de (deel)collectie die ter veiling wordt aangeboden in feite nou openbaar of privé kunstbezit?

Men kan zich alleen maar verbazen over de rol van prinses Beatrix die bekendstaat als kunstliefhebber en kunstverzamelaar. Waarom heeft ze als nestor van de koninklijke familie haar familie er niet van weten te overtuigen dat de overdracht van objecten uit de kunstcollectie van Willem II en Anna Paulowna aan de Nederlandse musea moreel de enige juiste weg is? Het Rotterdamse D66-kamerlid Salima Belhaj heeft over deze voorgenomen veiling kamervragen gesteld aan premier Rutte. Ook de Vereniging Rembrandt is kritisch.

Vergelijking met nazi-roofkunst uit voornamelijk Joods kunstbezit dringt zit op. Een Restitutiecommissie die eerst Commissie-Ekkart heette werd daartoe in 1997 opgericht om te adviseren over de rechtmatigheid van claims. Nodig is een op een dezelfde wijze werkzame Restitutiecommissie. Omdat hoogwaardige en iconische kunstobjecten uit de collectie van de koninklijke familie naar het buitenland dreigen te verdwijnen is opschorting van verkoop gewenst. De opdracht is het tegen het licht houden van de rechtmatigheid van de kunstobjecten uit de collecties van (leden van) het koninklijk huis. Door inventarisatie en documentatie kan per object worden geadviseerd over teruggave aan de staat. Als bijvoorbeeld kunst die in de 19de eeuw in bezit van de Oranjes kwam werd gefinancierd door de staat, dan dient die te worden teruggeven aan de staat.

Daarna kunnen de kunstobjecten in langdurige bruikleen worden gegeven aan Nederlandse musea. Feit dat zo’n Restitutiecommissie die de teruggave van kunst in het bezit van de koninklijke familie afhandelt nooit van de grond is gekomen heeft te maken met de lange arm van de Oranjes. De politieke klasse heeft nooit een vuist durven maken en toont zich tot op de dag van vandaag bang voor de macht van het staatshoofd. Hopelijk durft een nieuwe generatie politici die zich bekommert om Nederlands kunstbezit door te pakken om een weeffout te herstellen van met staatsgeld aangekochte kunst die in een privécollectie is verdwenen.

Hoe dan ook is het merkwaardig dat de Oranjes nooit tot het zelfinzicht zijn gekomen dat ze moreel verplicht waren om kunstobjecten die met staatsgeld waren betaald vrijwillig terug te geven aan de Nederlandse staat.

Foto 1: Schermafbeelding van aankondiging van veiling door Sotheby’s op 30 januari 2019 van kunst door de Nederlandse koninklijke familie.

Foto 2: Schermafbeelding van deel artikelOranjes moeten afzien van kunstveiling: ‘Dit is niet de koninklijke weg’’ van Jeroen Schmale in AD, 9 januari 2019.

Oekraïne achterhaalt gestolen schilderijen uit Verona. Wat zegt dit positief nieuws?

Soms roept een bericht meer vragen op dan het beantwoordt. Neem nou de vangst van schilderijen op een Oekraïens eilandje in de Dnister rivier aan de grens met Moldavië. Ze werden op 19 november 2015 gestolen uit het Castelvecchio museum in het Italiaanse Verona. De schilderijen van onder meer Tintoretto, Rubens, Hans de Jode en Mantegna zouden een waarde van 15 miljoen euro vertegenwoordigen. De in plastic zakken verpakte schilderijen werden gevonden door de grenspolitie. Dat geeft de Oekraïense president Porosjenko de kans om te praten over een ‘briljante operatie’ en ‘de doelmatige aanpak van smokkel en corruptie’. De president meent dat Oekraïne hiermee haar prestige bevestigd zou hebben door de ‘doelmatige actie’.

Er is veel onduidelijk in de berichtgeving. Stuitte de grenspolitie toevallig op de schilderijen of ging er een uitgebreide operatie aan vooraf? Of werden de Oekraïense autoriteiten getipt? De opdrachtgevers zouden uit Tsjetsjenië afkomstig zijn, een door Ramzan Kadyrov op autoritaire wijze geregeerde autonome republiek in de Kaukasus die zich onder diens leiding steeds onafhankelijker van Moskou opstelt. En het Kremlin door de eigenzinnige koers steeds meer hoofdbrekens kost. Waren Kadyrov en mensen uit zijn entourage betrokken bij de opdracht? En wat is de rol van de Russische, Oekraïense en Moldavische maffia in de diefstal?

Het is goed nieuws dat de schilderijen zijn teruggevonden. Immers openbaar kunstbezit. Ongemerkt maken Nederlanders een vergelijking met de diefstal in 2005 in het Westfries Museum in Hoorn. Vier schilderijen werden op 14 april 2016 teruggevonden in Oekraïne, maar nog veel is onduidelijk. Wie de uitvoerders en opdrachtgevers van die diefstal waren is nog steeds in nevelen gehuld. Ondanks de onduidelijkheid over de details werd in de Nederlandse publiciteit in de aanloop naar het Oekraïne-referendum van 6 april 2016 de diefstal door sommige media en het NEE-kamp gebruikt als stok om de Oekraïense regering mee te slaan. Maar evenmin als toen de ondoelmatigheid -laat staan de betrokkenheid zoals gesuggereerd werd vanuit het Westfries Museum- van de Oekraïense overheid werd aangetoond is nu de doelmatigheid aangetoond.

8195DFC226585E8D040506800B3C7122

Kunstdiefstal lijkt lucratief en is door het grensoverschrijdend karakter ervan lastig aan te pakken. Landen geven geen prioriteit aan opsporing. Dat schilderijen opduiken in een land als Oekraïne is geen toeval omdat in dat redelijk open land met de hoogste corruptie van Europa de georganiseerde misdaad er veel ruimte heeft. Het is er dit soort landen dan ook alles aan gelegen om in de beeldvorming de indruk te wekken dat het de misdaad bestrijdt. Die trouwens in dit geval in Nederland en Italië begaan werd. In ‘beschaafd’ Europa dus. Oekraïne is afgelopen jaren druk bezig geweest om de politie te hervormen en op Westerse leest te schoeien. Dat is succesvol verlopen. Dat Porosjenko nu de vruchten plukt is de publicitaire wetmatigheid. Feit is dat Oekraïne onder druk van de publieke opinie positief heeft meegewerkt aan het oplossen van twee diefstallen.

Foto: Hans de Jode, Zeehaven, olieverf op doek. Op 19 november 2015 gestolen uit het Museo di Castelvecchio in Verona.

Geerdink neemt afstand van complottheorieën. Kunstroof Westfries Museum diende Telegraaf als middel in Nee-campagne referendum

De toekomst zal uitwijzen of hij het bij het juiste eind had’, aldus museumdirecteur Ad Geerdink in een bericht van BNR Nieuwsradio over kunstspeurder Arthur Brand. Dit is een nieuwe kanttekening bij wat eerder een tweemanschap leek dat door dik en dun samen optrok. Voor het eerst houdt Geerdink in het openbaar duidelijk afstand van niet onderbouwde beweringen, zoals de laatste in een reeks dat resterende schilderijen in handen zijn van Russische criminelen: ‘Als dat klopt is dit geen prettige boodschap, maar er zijn wel meer uitspraken gedaan die later niet bleken te kloppen.’ Een understatement te elfder ure, maar een terechte opmerking van Geerdink. Het lijkt er sterk op dat hij lange tijd heeft vertrouwd op complottheorieën en slecht onderbouwde aannames, maar nu tot inzicht is gekomen of gebracht dat dat het Westfries Museum niet dient.

Zo was er op de dag van het Oekraïne-referendum een bericht in De Telegraaf zonder harde feiten met verwijzing naar ‘welingelichte bronnen’ waarin werd beweerd dat 12 van de 24 schilderijen zich in de buurt van de Poolse stad Krakau zouden bevinden. De Telegraaf stelde dat de opsporingen van de Oekraïense autoriteiten nog zonder resultaat waren, wat nu dus als aantoonbaar onjuist kan worden vastgesteld. Want op 6 april waren naar zeggen van de Oekraïense regering al twee schilderijen teruggevonden. Uitspraken die vanuit de marge van het Westfries Museum werden gedaan dat de nog niet teruggevonden schilderijen eerst in handen van personen in de entourage van oud-president Janoekovitsj waren, toen overgingen naar de extreem-rechtse OUN militie met medewerking van de geheime dienst SBU, toen naar Polen verhuisden en nu weer in handen van Russische criminelen zouden zijn moeten met een korreltje zout worden genomen.

betrokkenen

Welke rol de publiciteit over de kunstroof gespeeld heeft bij het Oekraïne-referendum valt te bezien. In de publiciteit beweert de Oekraïense minister van Buitenlandse Zaken Pavlo Klimkin dat het teruggeven van de schilderijen voor 6 april het Nederlandse referendum hadden kunnen beïnvloeden. Dat valt te betwijfelen.

Duidelijk is dat verschillende uitingen van de Telegraaf Media Groep, zoals dagblad De Telegraaf en weblog Geen Stijl actief campagne hebben gevoerd tegen de associatie-overeenkomst van de EU met Oekraïne. Hiertoe gebruikten ze de kunstroof van het Westfries Museum dat hun vanwege alle suggesties, aannames en complottheorieën een ideale focus bood voor hun eigen suggesties, aannames en complottheorieën over de EU en Oekraïne. Geen enkele bewering hoefde bewezen te worden, alles kon straffeloos worden beweerd. Het werd een succes omdat andere media de suggesties tamelijk kritiekloos verspreidden en zo de werking van de geruchten op het referendum hielpen vergroten. Dat werkte volgens het model: aandacht opwekken, de interesse wekkeneen mening opwekkeneen mening doen postvatten. Een ingreep van de Oekraïense regering had daar in een later stadium geen invloed meer op. Het vooroordeel was al in het onderbewuste vastgezet bij de doelgroep van vooral sociale achterblijvers, laagopgeleiden en malcontenten.

Foto: Afbeelding van Schema van Betrokkenen volgens het Westfries Museum in een bericht van december 2015. (Doorklikken op ‘Afbeeldingen gestolen kunst WFM’).

Een Vandaag brengt twee dagen voor referendum reportage over diefstal Westfries Museum zonder nieuwswaarde. Journalistiek?

wm

Een Vandaag had vanavond een reportageWestfries Museum slaat alarm over onderzoek roofkunst’ dat de vraag opriep in welke categorie journalistiek het thuishoort. Het was geen onderzoeksjournalistiek zoals we die afgelopen week zagen bij de Panama Papers of de onthulling van Julian Röpcke van het Duitse Bild over de Donbas-regering. Een Vandaag bleef steken in veronderstellingen en suggesties. Het kwam niet met (nieuwe) feiten en baseerde zich op twee getuigen die hun eerdere verhaal mochten herhalen: museumdirecteur Ad Geerdink en kunstonderzoeker Arthur Brand. Twee betrokkenen die in december 2015 stelling hadden genomen dat extreem-rechtse Oekraïeners en de voormalige chef van geheime dienst SBU waren betrokken. Dat zette het museum zelfs in een schema. De twee mannen kregen van Een Vandaag de kans om dat verhaal te herhalen. Maar wat is de nieuwswaarde ervan? Een Vandaag noemt zelfs politiemol Mark Milczarek niet.

Opvallend is dat Een Vandaag dit twee dagen voor het Oekraïne-referendum uitzendt. Dus zonder dat er enig nieuw feit wordt vermeld. Het enige ’nieuwe’ dat gemeld wordt is dat er weinig voortgang in het onderzoek zit. Een onderzoek dat al 9 maanden loopt. Is het dan toevallig dat Een Vandaag daar twee dagen voor het Oekraïne-referendum aandacht aan besteed? Had de reportage niet gewoon volgende week uitgezonden kunnen worden om het referendum niet te belasten met suggesties en veronderstellingen? Of als het Een Vandaag om serieuze onderzoeksjournalistiek te doen was geweest had het aan dit onderwerp aandacht kunnen besteden op het moment dat het een nieuw feit te melden had gehad of een getuige had opgespoord.

Dat Oekraïne en door en door corrupt land is leidt geen twijfel. En dat de veiligheidsdiensten er niet volgens Westerse normen werken is ook geen geheim. Ze moeten bijklussen omdat ze slecht worden betaald.  De rechtsstaat functioneert er niet naar behoren. Niemand zal ontkennen dat onderzoeksjournalistiek duur is en tijd en expertise vraagt, zeker als het zich afspeelt in het buitenland. Goede onderzoeksjournalistiek verdient respect. Maar wat Een Vandaag doet is van een ander kaliber. Het presenteert de meningen van Geerdink en Brand over Oekraïne als bewijs. Feitelijk hoeven ze er niet eens naast te zitten, maar journalistiek die dat vervolgens niet hard kan maken schiet tekort. Wat dan overblijft is de sensatie. De suggestie. De compensatie voor een gemiste bron of getuige. Juist de hervormers in Oekraïne die een eind aan de corruptie willen verdienen betere journalistieke ondersteuning dan wat Een Vandaag in haar gemakzucht heeft laten zien.

Foto: Schermafbeelding van artikelWestfries Museum slaat alarm over onderzoek roofkunst’ van Een Vandaag, 4 april 2016.

Zie hier voor reportage van Hromadske TV van 3 maart 2016.