Guillaume Bijlland in Hongarije (1966)

Hongarije, Boedapest XII. Bierstraat 18, Árpád Szakasits Gemeenschapshuis van Hongaarse optische werken. Bizományi Áruház Váltat (BÁV) kunstveilingtentoonstelling, 1966. Collectie: Fortepan.

In 2019 had de Belgische kunstenaar Guillaume Bijl een presentatie in Galerie Mieke van Schaijk in Den Bosch. Met de ‘Sorry-installatie‘ die aan een verzamelaar werd verkocht. Op de finissage had Alex de Vries een interessant en vermakelijk gesprek met de kunstenaar. Bijl stelde zich inschikkelijk op.

Het werk van Guillaume Bijl zag ik voor het eerst in het Centraal Museum in 1989 op de openingstentoonstelling ‘Groeten uit Utrecht‘ van de toen kersverse directeur Sjarel Ex. In het hele museum vonden interventies plaats. In musea kwam toen de praktijk op om hedendaagse samen met oude kunst te presenteren. Later werd dat een maniertje.

De interventie van Bijl was minimaal en doelmatig. Met een witte badjas aan een haakje, een houten krukje en een bordje ‘Sauna’ toverde hij de met houten latten gelambriseerde koffiekamer om tot sauna. Of een deel ervan. Tien jaar later sneuvelde de koffiekamer in de zoveelste verbouwing van het Centraal Museum. Bijl keek trouwens op z’n neus toen hij in een Utrechts restaurant geen frites kreeg, maar het moest doen met gratin dauphinois. Zo hard kan de werkelijkheid zijn.

Toen ik de bovenste foto zag was mijn eerste gedachte: Guillaume Bijl. Zo worden kunstliefhebbers geconditioneerd. Maar hij is het niet. Het is een Hongaarse verkooptentoonstelling uit 1966.

Toch lijkt veel op Bijl als je erop gaat letten. Zoals Cruyff zei: ‘je ziet het pas als je het door hebt‘. Dat door hebben wil zeggen dat de wereld Bijlland is. Dat is een troost en geruststelling. Veilig ingekaderd.

Bijl is niet de eerste kunstenaar die het domein van de kunst oprekt tot diep in de realiteit. Zover dat de argeloze passant niet weet dat er een grens loopt. Dat vernieuwt de blik op de wereld indien men het beseft en laat niks gebeuren als men het niet beseft. Dat bestaat naast elkaar. Zonder twijfel bestaat Bijlland. Zoals vele parallelle werelden in hogere en lagere sferen. Al is het in de verbeelding van de kunstenaar en degenen die het zien. Of willen zien.

Anteprima 4. Guillaume Bijl, 1992. Collectie: Museum Castello di Rivoli.

Nacht 4: ‘Paris la nuit, environs des Halles’ (1924) en ‘Het Wachten’ van Pyke Koch

Agence Rol, Paris, 15/1/24, Paris la nuit, environs des Halles [quatre femmes dans la rue]. Collectie: Bibliothèque nationale de France, département Estampes et photographie.

Afgelopen zondag 26 maart 2023 was ik in de voorste ruimte op de eerste verdieping in een huis aan de Oudegracht 341 te Utrecht waar jarenlang Pyke Koch (1901-1991) zijn atelier had.

De huidige bewoonster was zo aardig om het te tonen. Het voelde als het betreden van historische grond. De kachel snorde, de zon scheen op het water van de gracht, overal hingen schilderijen en de sympathieke gastvrouw gaf ons geduldig de nodige informatie.

Koch had ik eind 1979 eenmaal gezien in het Centraal Museum tijdens een filmvoorstelling van de tentoonstelling Film en Beeldende Kunst 1900 -1930. De film had Der Student von Prag (1913), Das Cabinet des dr. Caligari (1920) of Der Golem (1920) geweest kunnen zijn. Ik kan het me niet meer herinneren. Het was een fantastische tentoonstelling waar onder meer Hoos Blotkamp en Nico Bredero aan meewerkten.

Koch kwam met een gevolg van vrouwen de toenmalige donkergrijs geverfde tuinzaal binnengeschreden waar het celluloid in de projector wachtte. Hij was een schriel mannetje, maar maakte dat door zijn reputatie en entourage die hij met zich meetroonde meer dan goed. De bezoekers fluisterden elkaar zijn naam toe. Op Wikipedia kan men lezen dat iets later, begin jaren 1980, Alzheimer bij Pyke Koch gediagnosticeerd werd.

Pyke Koch, Het wachten (1941). Tekening. © Centraal Museum Utrecht / Ernst Moritz.

Waar beeldende kunstenaars hun inspiratie vandaan halen is niet altijd herleidbaar. Ontlenen, bewerken, combineren, vermengen of samplen bemoeilijkt de duiding achteraf.

Ik ken de Koch-literatuur slecht, dus het kan al door vele experts opgemerkt zijn, maar ik kan me door enkele gelijkenissen tussen bovenstaande persfoto uit 1924 en Kochs tekening Het Wachten (1941) niet aan de indruk onttrekken dat Koch de foto als inspiratie voor zijn tekening gebruikt heeft. Dat hoeft uiteraard niet de enige bron voor Het Wachten geweest te zijn.

De lantaarnpaal rechts, het hek als backdrop, de nacht, de positie van het hoofd van de meest linkse vrouw en de verwijzing naar het thema prostitutie van de foto die in de tekening stilzwijgend aanwezig is, wijzen naar een overeenkomst tussen foto en tekening. Uiteraard heeft de kunstenaar dat vervolgens naar zijn hand gezet en naar zijn thematiek vertaald.

In de Koch-literatuur wordt doorgaans naar het nog steeds bestaande hek van het toenmalige Utrechtse Gerechtsgebouw aan de Lange Nieuwstraat/ Hamburgerstraat verwezen dat model zou hebben gestaan voor de tekening. Dat is aannemelijk voor de uitwerking. Evengoed kan Koch het toneelbeeld van wachtende vrouwen voor het hek ontleend hebben aan de Franse foto uit 1924. Om met Pietje Bell te spreken: één bron is geen bron.

Initiatief voor kunsthal in Magazijn De Zon doorkruist. Oproep aan Utrecht om beeldende kunst zichtbaarder en bereikbaarder te maken is onverminderd van toepassing

Schermafbeelding van deel columnBoven het literatuurmuseum het ballonnetje voor kunst‘ van Jeroen Wielaert in De Nuk, 18 maart 2023.

Afgelopen week werd bekend dat het Literatuurmuseum/ Kinderboekenmuseum dat nu In Den Haag is gevestigd naar Utrecht verhuist. In een verklaring van 17 maart 2023 zegt het museum dat het met de gemeente Utrecht : ‘een intentieovereenkomst [heeft] getekend voor de komst van dit rijksmuseum naar Utrecht. In het iconische Magazijn De Zon, voorheen de plek van de Openbare Bibliotheek en boekhandel Broese, hoopt het museum vanaf 2025 zijn deuren te openen voor bezoekers van alle leeftijden.’ In Utrecht is de komst van dit museum enthousiast ontvangen.

Het initiatief van beeldend kunstenaar Elaine Vis om in Magazijn De Zon een presentatieplek voor beeldende kunst te vestigen komt er echter door in de lucht te hangen. In het commentaarKunsthal De Zon is perfect voor een verdieping in Magazijn De Zon aan de Utrechtse stadhuisbrug‘ van 22 januari 2023 ondersteunde ik Vis’ initiatief.

Er is trouwens iets opvallends aan de hand met de vermelding van de huurprijs in de prospectus die bij de tender hoort. In januari 2023 stond dat nog ingevuld, maar nu is dat verdwenen. Men kon toen berekenen dat de jaarlijkse huurprijs per verdieping 300.000 euro was (vier verdiepingen) en voor de benedenverdieping die aan de straat grenst 585.000 euro.

Dat zou de totale huur per jaar voor het Literatuurmuseum/ Kinderboekenmuseum doen uitkomen op 1.785.000 euro exclusief de kelderverdieping. Het is onduidelijk of het museum de marktwaarde betaalt of korting heeft gekregen van de gemeente Utrecht. Als dat laatste het geval is, dan is de vervolgvraag hoe groot die korting is en of die ook aan andere kunstinstellingen is aangeboden.

Wat nu? In een column voor De Nuk spreekt Jeroen Wielaert de hoop uit dat de pogingen van Vis en anderen niet vergeefs zijn. Ik sluit me graag aan bij zijn en Vis’ mening. Mijn reactie bij de column van Wielaert:

Mooie column, Jeroen. Hopelijk is de moeite van Elaine Vis om een presentatieplek voor hedendaagse kunst in Magazijn De Zon te vestigen niet voor niets geweest. 

Elaine Vis heeft haar nek uitgestoken door het te proberen. Contacten in de stad zijn aangehaald of gelegd. Dat is niet tevergeefs, mits er binnen afzienbare tijd een vervolg komt. 

Wat is het wisselgeld van Elaine’s poging waard? Laten we hopen dat haar energie en belangeloosheid niet voor niks zijn geweest. Zo duur mag de vis niet betaald worden. 

De Utrechtse bestuurders en kunstambtenaren kunnen na de poging om een platform voor beeldende kunst in Magazijn De Zon te vestigen niet meer beweren dat Utrecht als vierde stad van het land niet achterblijft in presentatieplekken voor hedendaagse beeldende kunst. 

Utrecht heeft op het gebied van de beeldende kunst geen kunstklimaat dat bij de vierde stad van het land past. Godbetert is het gemeentebestuur van Utrecht progressief. Past daarbij niet de inzet om de beeldende kunst te faciliteren en beter zichtbaar en bereikbaar te maken?

Utrechtse bestuurders en kunstambtenaren zijn wakker geschud. Ze zijn erop gewezen dat ze voortaan beter hun best moeten doen. Ze kunnen niet meer beweren dat ze het niet wisten. Dat is de verdienste van de poging om een verdieping van Magazijn De Zon te maken tot presentatieplek voor beeldende kunst. 

Met steekhoudende argumenten hebben Vis en haar medestanders aangetoond dat het Utrechtse gemeentebestuur op het gebied van de beeldende kunst te weinig ambitie, durf en creativiteit toont. 

Waar zijn de plannen van wethouder Eva Oosters en de afdeling Culturele Zaken om beeldende kunst meer dan nu of in het recente verleden in de volle breedte te ondersteunen? 

Dat omvat ook het oplossen van het gebrek aan atelierruimte (wat in meerdere steden speelt) waardoor kunstenaars de stad moeten verlaten, bescheiden financiële steun voor galeries die kampen met hoge huren, en meer initiatief en coördinatie vanuit de gemeente om overleggen om te zetten in daden. 

Laten we met Elaine Vis hopen dat alle energie niet voor niks is geweest. Zoals Gerard Reve zei in De Avonden: ‘het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven’. Het Utrechtse gemeentebestuur heeft het gezien. Het kan nu initiatieven nemen om de hedendaagse beeldende kunst in Utrecht beter zichtbaar en bereikbaar te maken. 

Kunsthal De Zon is perfect voor een verdieping in Magazijn De Zon aan de Utrechtse stadhuisbrug

Magazijn De Zon in Utrecht. Credits: A.G. den Boer

Het gaat niet goed met de Nederlandse vastgoedmarkt. Investeringen in vastgoed blijven dalen. De sterkste prijsdaling vindt plaats bij kantoren, logistiek en – zij het in mindere mate – woningen, aldus CBRE Nederland in een analyse van 19 januari 2023. 

De haperende vastgoedmarkt opent perspectieven voor kunstinitiatieven. Wat voorheen onbetaalbaar was komt geleidelijk binnen bereik van kunstinstellingen.  De stokkende investeringen verklaren wellicht de oproep van de gemeente Utrecht en CBRE Nederland om een maatschappelijke functie aan Magazijn De Zon te geven. Ofwel, dat geeft (vastgoed)wethouder Dennis de Vries de ruimte om dit initiatief te nemen. 

Het is een prima initiatief van het gemeentebestuur om iconische gebouwen voor de bewoners te behouden en ze niet te verkopen aan particuliere partijen. Het voormalige postkantoor aan de Neude waar nu de gemeentebibliotheek is gevestigd is zo’n bestemming om als inwoner van Utrecht trots op te zijn. Dat kan met Magazijn De Zon herhaald worden. Ik vermoed dat dat ook de opzet van het gemeentebestuur is. 

Het pleidooi van Jeroen Wielaert in de NUK voor een museum UMAK is lovenswaardig, maar ook verwarrend. Een museum heeft functies (collectievorming, registratie, documentatie, wetenschappelijk onderzoek) die hier niet aan de orde zijn. Daarom is het beter om te spreken over een Kunsthal. Dat is een gebouw of ruimte waarin een niet-commerciële instelling kunstexposities organiseert. Laten we het Kunsthal De Zon noemen. 

Een Kunsthal geeft meer flexibiliteit dan een museum. Het is ook gezien de kosten beter om geen zware organisatie op te tuigen. Te denken valt aan een Stichting die bij toerbeurt kunstinstellingen de ruimte geeft om exposities te organiseren. Kunstliefde met de projectorganisatie Utrecht Down Under kan daar dan ook aan deelnemen. Ook de Salon van Utrechtse kunstenaars waarvan vier edities door het Centraal Museum en in 2008 een 5e editie door Robbert Roos werden georganiseerd zou weer nieuw leven ingeblazen kunnen worden in Kunsthal De Zon. 

Kunstinstellingen die exposities tonen in Kunsthal De Zon hoeven niet per se uit Utrecht te komen. Utrecht is in Nederland een gewilde, centrale plaats waar exposities ondergebracht kunnen worden die bezoekers uit het hele land kunnen trekken.

Een verdieping van Magazijn De Zon is 2.500 m2 vloeroppervlak. Of 1.350 m2 verhuurbaar vloeroppervlakte. Dat lijkt een gepaste grootte voor een Kunsthal. De huurprijs voor zo’n verdieping komt op zo’n 300.000 euro per jaar. De begane grond is fiks duurder met 585.000 euro per jaar.

Het is gewenst dat de Stichting een profiel voor Kunsthal De Zon ontwerpt waar exposities aan hebben te voldoen. Te denken valt aan een accent op experimentele kunst. Dat heeft als voordeel dat het minder concurreert met galeries, een ruimte biedt op een centrale plek in het land die redelijk uniek is en commerciële tentoonstellingsbedrijven met de wereld rondreizende tentoonstellingen buiten de deur houdt.

Waarom zou de jaarlijks door het Mondriaan Fonds in de marge van Art Rotterdam georganiseerde presentatie ‘Prospects’ die zich richt op beginnende kunstenaars niet naar Utrecht kunnen verhuizen? Of een versie ervan. Laat die ambitie het streven zijn. 

Volgens het nieuwsbericht van de gemeente Utrecht is vastgoedadviseur CBRE namens de gemeente op zoek naar een financieel dragende of kapitaalkrachtige huurder. Ontbrekende financiën zijn doorgaans de flessenhals van kunstprojecten. Kunst- en vermogensfondsen zouden structurele ondersteuning kunnen geven zodat de Stichting financiële zekerheid heeft.

Zoals het Centraal Museum steun van de Hartwig Art Foundation heeft om jaarlijks twee tentoonstellingen in Landhuis Oud Amelisweerd te tonen. Zo’n partnerproject tussen kunstfondsen en kunstinstellingen zou een prima model voor Kunsthal De Zon kunnen zijn. Waarbij het voordeel kan zijn dat de Stichting bij meerdere ondersteuners niet geassocieerd kan worden met een fonds en flexibel is.

Het is kort dag want huurders moeten zich voor 13 februari 2023 melden bij de gemeente Utrecht. Dat is te snel om een Stichting op te richten, maar waarschijnlijk voldoende om het initiatief voor Kunsthal De Zon dat een verdieping van 1.350 m2 wil huren in Magazijn De Zon kenbaar te maken bij gemeente en CBRE. Dit initiatief past immers goed binnen de opzet van het gemeentebestuur. Het geeft Utrecht een prestigieuze Kunsthal die het Utrechtse kunstklimaat kan verdiepen en verbreden. 

Het is belangrijk dat dit initiatief gedragen wordt door Utrechtse en landelijke kunstinstellingen, en Utrechtse en landelijke kunst- en vermogensfondsen. Als enkelen daarvan, zoals het K.F. Hein Fonds, het Fentener van Vlissingen Fonds, het Carel Nengerman Fonds, het Elise Mathilde Fonds, het Prins Bernhard Cultuurfonds Utrecht en het VSBfonds de komende maanden publiekelijk verklaren om Kunsthal De Zon te steunen, dan kan een projectcommissie de details uitwerken, een Stichting oprichten en aan de slag gaan.

Opmerking: de alinea over de huurprijs per etage is op 27 januari 2023 toegevoegd.

NB: Dit stuk is een reactie op het verdienstelijke pleidooi van Jeroen Wielaert in De Nuk van 22 januari 2023.

Pleidooi voor bundeling van architectonische iconen in Utrecht: Rietveld Schröderhuis, Erasmuslaan 9 en Huis Van Ravesteyn

A.J. van der Wal, ‘Overzicht voorgevel en rechter zijgevel blok van vier geschakelde herenhuizen‘ [architect Gerrit Rietveld], 2000. Collectie: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

In twee commentaren had ik in 2022 kritiek op het in mijn ogen haperende Utrechtse kunstklimaat en de ‘beschamende onkunde’ van Utrecht Marketing.

Ik omschreef mijn kritiek in het commentaarBeschamende onkunde van Utrecht Marketing over promotie van musea. Waarom heeft Utrecht geen levendige beeldende kunstsector?‘ van 16 augustus 2022 en in het vervolgOpnieuw: het haperende Utrechtse beeldende kunstklimaat en de rol van Utrecht Marketing‘ van 21 augustus 2022.

De kern van mijn kritiek is dat Utrecht als vierde stad van het land te weinig ambitie toont om zich op het gebied van musea en beeldende kunst te profileren. Een en ander wreekt zich in slechte voorwaarden voor een dynamisch kunstklimaat. Er zijn volop initiatieven van kunstenaars en kunstinstellingen ondanks het gemeentebestuur, het in zichzelf gekeerde Centraal Museum en andere instellingen op het gebied van kunst, architectuur en cultureel erfgoed. Het lijkt dat iedereen op de ander wacht. En er daarom te weinig gebeurt.

De onderwaardering voor kunst en culturele erfgoed lijkt onbegrijpelijk in een stad waar GroenLinks en D66 de belangrijkste partijen zijn. Maar dat is tevens de verklaring voor de patstelling. Politiek gerichte projecten op het gebied van diversiteit krijgen aandacht en fondsen, en lijken de aflaat om zich om de rest mentaal en voorwaardenscheppend niet te bekommeren.

Gisteren bezocht ik rijksmonument Erasmuslaan 5 te Utrecht waar architectenbureau Asnova is gevestigd. Architect Ronald Willemsen ontving me en mijn partner allerhartelijkst. Kunstgalerie Bos Fine Art houdt er exposities van voornamelijk geometrische kunst.

Willemsen woont op Erasmuslaan 9 waar tot voor kort een modelwoning met objecten van Gerrit Rietveld was gevestigd. Eigenaar van dat rijksmonument is de Vereniging Hendrick de Keyser en tot voor kort was het Centraal Museum de beheerder. Maar die heeft er om financiële redenen de handen van afgetrokken. De objecten van Rietveld zijn weggehaald.

Honderd meter verder ligt op Prins Hendriklaan 50 het beroemde Rietveld Schröderhuis dat door de Stichting Rietveld Schröderhuis en het Centraal Museum wordt beheerd. In dezelfde straat ligt op Prins Hendriklaan 112 het Huis Van Ravesteyn van ‘spoorwegarchitect‘ Sybold van Ravesteyn uit 1932 dat ook in bezit is van Vereniging Hendrick de Keyser. Dat huis kan voor 170 euro per nacht worden gehuurd om te overnachten. Dat lijkt een noodgreep van Hendrick de Keyser om geld te genereren. Huis Van Ravesteyn kan ook bezocht worden als museumhuis.

Waarom de Utrechtse kunst-, architectuur- en erfgoedinstellingen als Oud Utrecht (commissie Cultureel Erfgoed) en architectuurcentrum aorta, private partijen als Asnova, de afdeling Culturele Zaken van de gemeente Utrecht, de Vastgoedorganisatie Utrecht, het Centraal Museum en Vereniging Hendrick de Keyser hun krachten niet bundelen is een raadsel. Laten ze om de tafel gaan zitten om afspraken te maken. Liefhebbers die dit tandenknarsend aanzien zijn er genoeg, maar het lijken vooral de gemeente Utrecht en het Centraal Museum die op de rem staan.

Wat staat bundeling in de weg? Is het een strijd over competenties en geld of valt het te verklaren vanuit apathie en gebrek aan ambitie?

Vele geïnteresseerden die het internationaal befaamde Rietveld Schröderhuis bezoeken en meer willen zien -en die belangstelling tot ver over de grens is aangetoond- zouden op loopafstand de modelwoning Erasmuslaan 9 met objecten van Rietveld en Huis Van Ravesteyn kunnen bezoeken.

Uiteraard zal zo’n programma een investering vragen, maar het zal zich in (internationale) aandacht en prestige voor de gemeente Utrecht ruimschoots terugbetalen. Des te meer omdat op het gebied van architectuur Utrecht weinig te bieden heeft. Dat geeft nog meer de noodzaak weer om de architectonische parels die er wel zijn optimaal te presenteren.

Wie maakt zich in Utrecht binnen de gemeentediensten of het gemeentebestuur sterk voor het initiatief dat zo voor de hand ligt? Namelijk de bundeling van de drie huizen als voorbeeld van architectuur die is gebaseerd op De Stijl. In een sterk programma waar Utrecht Marketing goede sier mee zou kunnen maken. Wie trekt dit project vlot?

Laten musea zich ringeloren door de VriendenLoterij Museumprijs?

Schermafbeelding van deel artikelDirecteur Scheepvaartmuseum juicht te vroeg‘ in Marketingtribune.nl, 15 november 2022.

Hoe kinderlijk en kortzichtig gedragen museummedewerkers zich als hun museum genomineerd is voor de VriendenLoterij Museumprijs? Vooral directeuren en marketeers stellen zich aan als kinderen in afwachting van hun Sinterklaascadeaus.

Dit jaar zijn het het Centraal Museum, het Scheepvaartmuseum en Stadsmuseum Harderwijk genomineerd voor de ‘VriendenLoterij Museumprijs 2022‘. Het winnende museum krijgt 100.000 euro om ‘een museumdroom te realiseren‘.

Het museum met de meeste publieksstemmen wint. Zodat musea met de grootste achterban, het grootste bereik op sociale media, de grootste afdelingen publiciteit en marketing, het grootse publiciteitsbudget en de beste uitgangspunten voor een marketingcampagne én contact met een professional marketingbureau in het voordeel zijn.

De VriendenLoterij Museumprijs draait om marketing en niet om de vraag wat het beste museum van de drie genomineerden is. Het is merkwaardig dat er geen ‘handicap‘ is om musea van verschillende grootte en budget tegen elkaar te laten ‘spelen’ zodat kleinere musea enigermate gecompenseerd worden.

De VriendenLoterij Museumprijs lijkt vooral een vehikel om bekendheid te geven aan de Vriendenloterij. Door de jaarlijkse publiciteit wordt de afhankelijkheid van musea van particulier geld benadrukt.

Het is een prikkelende gedachte om te beredeneren welke museum als eerste breekt met de Vriendenloterij en het aandurft om zich niet langer voor het karretje van de Vriendenloterij te laten spannen. Gijzelt de Vriendenloterij de musea en is het een taboe om dat publiekelijk te zeggen?

Als dat gebeurt, is dat dan een teken van volwassenheid, eergevoel of zelfrespect van (een deel van) de Nederlandse museumsector? We zullen het waarschijnlijk nooit te weten komen.

Uit het artikel op Marketingtribune.nl over het Scheepvaartmuseum en directeur Michael Huijser die een tatoeage laat zetten (of is het een transfer?) waarin hij de VriendenLoterij Museumprijs 2022 opeist blijkt dat alles om een marketingcampagne draait. Met een zogenaamde mislukte tattoo van Huijser die weer stof voor publiciteit en marketing biedt. Etc. Zo gekunsteld is het.

Schermafbeelding van deel artikelDirecteur Scheepvaartmuseum juicht te vroeg‘ in Marketingtribune.nl, 15 november 2022.

Hoeveel investeren de drie genomineerde musea met elkaar in marketing om de prijs binnen te slepen? Het is duidelijk welke sector het meeste profiteert van de VriendenLoterij Museumprijs. Dat lijkt niet de museumsector te zijn.

Opnieuw: het haperende Utrechtse beeldende kunstklimaat en de rol van Utrecht Marketing

Bart Lunenburg, Ashes (2022).

In het opinie-artikelBeschamende onkunde van Utrecht Marketing over promotie van musea. Waarom heeft Utrecht geen levendige beeldende kunstsector?‘ van 16 augustus 2022 vroeg ik me af wat het achterblijvende beeldende kunstklimaat van Utrecht verklaart. Toch de vierde stad van het land met 362.000 inwoners. Dit commentaar is een vervolg op dat artikel.

I. Een begin van een antwoord zag ik in de stadspromotie en de marketing die een papieren werkelijkheid schept die de echte werkelijkheid vervangt. Utrecht, de stad van het surrealisme.

Hoe kan het dat Utrecht Marketing in haar promotie initiatieven die geen museum zijn als museum beschouwt? ExBunker, Kunstliefde, Domtoren, DOMunder, BAK en IMPAKT zijn geen musea, maar volgens Utrecht Marketing wel. Kan in stadspromotie of marketing alles gezegd worden dat afwijkt van de geldende definities? En ook: wie roept Utrecht Marketing tot de orde? 

De directeur van Utrecht Marketing is idolaat van sport en houdt zich voornamelijk daar mee bezig. De adjunct van deze Cor Jansen is Ronald Besemer die de kunst mag doen, maar geen aantoonbaar gevoel, betrokkenheid of inzicht toont. Zo kennen we de vlotte mannen van de marketing. Besemer lijkt de Utrechtse beeldende kunst als halfproduct voor Utrecht Marketing te beschouwen.

In Utrecht probeert Utrecht Marketing kunst in het frame van sport of stadspromotie van het stationsgebied te stoppen. Dat werkt niet. Utrecht Marketing is niet dienstbaar aan de beeldende kunst, maar meent dat de kunst dienend moet zijn aan de marketing van de stad, zoals uitgevoerd door Utrecht Marketing.

Kortom, het is duidelijk waar dit Utrecht Marketing in de kern mee bezig is. Namelijk proportioneel veel aandacht voor sport. Kunst past niet in het format. Godsamme in een college waar GL en D66 de grootste partijen zijn. Het management van Utrecht Marketing lijkt mentaal te ongeïnspireerd en niet fijngevoelig genoeg om kunst te begrijpen en in de marketing een volwaardige plek te geven.

De beeldende kunst met zijn rafelranden, onvoorspelbaarheid, niet direct maatschappelijk nut en spotten met hiërarchie en autoriteit staat dwars op het denken van Utrecht Marketing dat gaat voor direct maatschappelijk nut, voorspelbaarheid en langlopende projecten, bevestiging van de status quo en aansluiting zoeken bij de economische macht van ondernemers.

3D-tekening van Aziz Elgart als project van Utrecht Marketing ter ere van La Vuelta 2022 in Utrecht. DUIC citeert Utrecht Marketing: ‘De vier 3D-tekeningen brengen niet alleen een ode aan de wielerkoers, maar vestigen ook de aandacht op de vele culturele en sportieve activiteiten die rondom de Vuelta in stad en regio Utrecht plaatsvinden‘.

II. Het ontbreekt naar mijn idee in Utrecht aan samenwerking tussen de onderdelen van de beeldende kunst. Geen synergie dus. Terwijl dat er in de muzieksector wel is. Het opvallende is dat Utrecht een beeldende kunst traditie heeft. Denk aan Erich Wichmann, Pyke Koch, Joop Moesman en ook Gerrit Rietveld. Er is wel zoiets als belangenbehartiger Art Utrecht dat voor de gemeente dient als loket, en voor de kunst en kunstenaars als documentatie, uithangbord en platform, maar dat heeft beperkte draagwijdte als de omgeving hapert.

Er dient geïnjecteerd te worden in de beeldende kunstsector. Dat was de conclusie van enkelen die reageerden op mijn opinie. Laten we het de nieuwe verslaving noemen.

III. Velen verwezen naar kunstbeurzen en festivals om de kunstsector een extra zetje te geven. Of dat werkt zou per kunstdiscipline bekeken moeten worden. Het kan, maar een garantie is er niet. De ondergrond, de humus moet aanwezig zijn om van bovenaf geparachuteerde initiatieven in vruchtbare grond te laten vallen. Zo niet, dan ontbreekt het effect op de langere termijn om het beeldende kunstklimaat op een hoger peil te brengen.

Elke gemeente houdt wat financiële steun betreft van kortlopende projecten en niet van losse eindjes. Een gemeente wil controle hebben omdat het overzichtelijk en bestuurlijk eenduidig is. Het is makkelijker om een festival te steunen dan de exploitatie van een kunstinstelling.

We zagen dat bij het jaren op het randje van faillissement balancerende MOA (Museum Oud Amelisweerd) waarvan al bij aanvang duidelijk was dat het niet levensvatbaar was. De Utrechtse raad had in een motie beslist om er geen exploitatiesubsidie aan toe te kennen. Het MOA ging mede hierdoor, maar ook om vele andere redenen failliet. Dat is ook het Utrechts kunstklimaat, namelijk een project om politieke redenen ontwikkelen met eenmalig vastgoedgeld om daarna de steun te stoppen.

IV. De gemeente zou een te afwachtende houding aannemen om de beeldende kunst te helpen. Soms verschuilt de afdeling CZ (Culturele Zaken) zich achter regelgeving en komt er niet aan toe om een creatieve oplossing voor een gerezen probleem te helpen vinden. De achtereenvolgende gemeentebesturen laten sinds de PvdA-wethouders (Kees Pot, Paulien van der Linden) weinig ambitie zien die uit een diepe politieke overtuiging volgt. Ze lijken kunst op zijn best op te vatten als inbreng voor andere doelen. Of de verantwoordelijke wethouders krijgen binnen het college onvoldoende steun om kunst ondubbelzinnig te promoten.

Beeld van tentoonstelling met onder andere Max Kisman in Moving Gallery te Utrecht. Via Art Utrecht.

V. Het handvol artistiek belangrijke Utrechtse galerieën (Sanaa, Larik, Moving Gallery, KUUB) hebben doorgaans hoge huren. Ze verdienen niet veel en kunnen met moeite het hoofd boven water houden. Toch worden ze door de gemeente als commerciële ondernemingen beschouwd. Maar dat zijn ze slechts ten dele.

Galerieën zouden juridisch opgedeeld moeten worden in een commercieel en niet-commercieel deel. Onder dat laatste zou dan talentontwikkeling van jonge kunstenaars en presentatie van experimentele, moeilijk verkoopbare, kunst kunnen vallen. Dat zou voor de gemeente de belemmering wegnemen die uit de regelgeving volgt en het onmogelijk maakt om galerieën financieel te steunen. De gemeente zou juridisch kunnen adviseren over de splitsing. Galerist Henk Logman probeerde dat idee van kweekvijver enkele jaren geleden uit en wilde die tweedeling in zijn galerie doorvoeren, maar heeft het door zijn vroegtijdig overlijden niet af kunnen maken.

Een algemene vraag is wat de rol van galerieën in tijden van sociale media en narrowcasting van kunstenaars die hun eigen ondernemer zijn nog kan zijn. Ze zitten in een overgangsfase, maar kunnen nog steeds een constructieve bijdrage aan een lokaal kunstklimaat leveren als ze niet te veel concessies aan de markt doen. Maar zoals gezegd, galerieën zitten met hun hybride rol tussen commercie en kunst in een lastige positie. Het valt de gemeente niet te verwijten dat het daar volgens de regelgeving niets aan kan doen, hoewel in de marges wel wat meer financiële steun geboden zou kunnen worden.

VI. Kunst lijkt in Utrecht niet autonoom te mogen zijn. Veel kunstenaars zijn verzameld in Kunstliefde, maar dat is de afgelopen jaren door omstandigheden (verhoogde huur, dreigende verhuizing over 5 jaar) vooral met zichzelf bezig. Hoewel er mooie presentaties waren. Jongere kunstenaars zijn gegroepeerd rond de Nijverheid waar veel activiteiten zijn, maar de marges zijn klein en in de profilering staat het optrekken met andere geledingen van de kunstsector niet centraal.

Daarnaast zijn er kunstenaarsinitiatieven van onderop nodig. Die zijn er in Utrecht en nog steeds trekken groepen kunstenaars samen op in een soort creatieve gemeenschap (Soesterberg, Bernardus Baldus, Caz Egelie en co in Overvecht). De gemeente helpt soms met het vinden van tijdelijke atelierruimte. De invloed van deze kunstenaarsinitiatieven op het kunstklimaat is aanwezig, maar blijft beperkt.

Alain Teister, installatie met bed, paspoppen, stoel, hout en verf (1973-74). © Centraal Museum, Utrecht / Ernst Moritz.

VIII. Conclusie. De politiek kan de boel vlot trekken door hier en daar een helpende hand toe te steken. Zodat van onderop de galerieën en kunstenaarsinitiatieven kunnen groeien. Ook door te voorzien in atelierruimte waardoor kunstenaars niet de stad verlaten. De Kersenboomgaard in Leidsche Rijn is een succesvol voorbeeld. De breed gevoelde mening is dat het Centraal Museum met de rug naar de kunstenaars van de stad staat. Het biedt weliswaar ruimte aan hedendaagse Utrechtse kunst, maar dat wordt als onvoldoende ervaren. Waarom heeft het Centraal Museum geen stadsconservator die actief het contact onderhoudt met Utrechtse kunstenaars en galerieën, en op openingen, bijeenkomsten en gespreksavonden aanwezig is?

Waarom stellen de cultuurwoordvoerders in de raad van GL, PvdA en D66 geen raadsvragen over de verkeerd uitpakkende macht van Utrecht Marketing en het haperende beeldende kunstklimaat? Melody Deldjou Fard (GL), Dirk-Jan van Vliet (D66), Hester Assen (PvdA) of andere raadsleden, duik eens in dit onderwerp en stel er raadsvragen over.

Beschamende onkunde van Utrecht Marketing over promotie van musea. Waarom heeft Utrecht geen levendige beeldende kunstsector?

Schermafbeelding van deel paragraaf ‘Musea Utrecht‘ van Ontdek Utrecht.

Afgelopen jaren heb ik vele mensen in en buiten de Utrechtse beeldende kunstsector de vraag gesteld wat de reden is dat het ontbreekt aan een Utrechts beeldende kunstklimaat dat past bij de vierde stad van het land. Niemand heeft een sluitend antwoord.

Utrecht presteert slecht op het gebied van de beeldende kunst. Zelfs het Centraal Museum deelt in de malaise en lijkt op een enkele tentoonstelling na vooral nog met zichzelf en de eigen bedrijfsvoering bezig. Het is in de eigen schulp gekropen. Is dat het wat het Utrechtse kunstklimaat verklaart?

Wat schort eraan in Utrecht? Is het de nabijheid van Amsterdam? Is het de ‘zwarte’, katholiek-surrealistische onderstroom die nog steeds als een geestelijke domper werkt? Is het gebrek aan ambitie en zelfvertrouwen? Is het het doelgroepenbeleid in Leidsche Rijn (Raum) dat als aflaat dient om verder geen initiatieven te ondernemen en verder te denken?

Is het het gebrek aan initiatief en creativiteit van de afdelingen Culturele Zaken of Economische Zaken van de gemeente om kunstgalerieën en kunstinitiatieven een start te geven?

Als er galerieën ontstaan (Larik), dan gebeurt dat niet dankzij, maar ondanks de gemeente. In de bioscoopwereld gebeurde afgelopen jaren hetzelfde toen Jos Stelling als particulier ondernemer met Bioscoop Slachtstraat (en met medewerking van het Utrechtse Monumentenfonds) een nieuwe bioscoop realiseerde dat het door de gemeente gesubsidieerde ’t Hoogt niet voor elkaar kreeg.

Kan de malaise in de beeldende kunstsector verklaard worden door het zware accent van de gemeente op marketing en stadspromotie, zodat inhoud er minder toe doet? In dat Utrecht is de schone schijn van marketing een doel op zichzelf. Toch weer dat surrealisme. Niemand die het doorprikt. Niemand die doorvraagt. Niemand die het nog op waarde schat. Zo ontstaat geen publiek debat over dit onderwerp.

Schermafbeelding van deel paragraaf ‘Over Ons‘ op Ontdek Utrecht.

Schrijnend is de promotie van Ontdek Utrecht (deel van Utrecht Marketing) waar allerlei instellingen die geen musea zijn musea worden genoemd. Of culturele instellingen in Bunnik, Amersfoort of Soest door de gemeente Utrecht worden geclaimd als Utrechts. Zijn Bunnik, Soest en Amersfoort zonder dat we het weten geannexeerd door de gemeente Utrecht? Daar lijkt het niet op. Utrecht Marketing doet aan desinformatie.

Het is duidelijk dat Ontdek Utrecht en Utrecht Marketing geen idee hebben waarover ze praten. Wat is hun expertise en wie is er binnen het gemeentebestuur verantwoordelijk voor voor wat ze naar buiten brengen? Is Utrecht Marketing onderhand zo losgezongen van de realiteit dat het alles kan zeggen en niemand het meer kan schelen of de inhoud klopt? Ontdek Utrecht en Utrecht Marketing weten blijkbaar niet wat een museum is en krijgen alle ruimte om dat te verkondigen.

Dat opnemen in een publiekscampagne is niet zozeer een devaluatie van het begrip museum, maar van de marketing van Utrecht. Kunst en de musea worden niet zozeer gepromoot en serieus genomen, maar tot halfproduct gemaakt van een hybride marketing waarin vele partners meepraten en de waarheid blijkbaar een compromis tussen alle betrokkenen is geworden.

Met de Utrechtse Potemkin-façade is de kous af en hoeft er niet nagedacht te worden over de vraag wat past bij het ambitieniveau van de vierde stad van het land. De promotie ervan neemt de plaats in. Dat is toch lekker makkelijk en ook nog eens goedkoper?

Wat verklaart het haperende Utrechtse beeldende kunstklimaat? Ik weet het antwoord nog steeds niet. De conclusie van veel van mijn gesprekspartners is wel dat de gemeente Utrecht eerder een sta-in-de-weg is dan een kracht die verder kijkt dan marketing en eigen promotie.

Kritiek op verwijdering van werk van Peter Struycken in Centraal Museum. Pleidooi voor compensatie

De reportage van Claas Hille voor Kunstforum Utrecht gaat ook over de integriteit van de besluitvorming over kunst in de openbare ruimte. Daar zet hij naar mijn idee terecht en op een overtuigende wijze vragen bij. Dat raakt aan het al vaker geconstateerde feit dat vele besturen of commissies ed. in de kunstsector kwalitatief ondermaats zijn en procedures niet respecteren.

Over de verwijdering van het werk van Peter Struycken in het Centraal Museum (CM) heb ik gemengde gevoelens. Vanaf het begin toen het in 1987 aan de muur van de stallen geplaatst werd heb ik het een slecht werk gevonden. Ik had liever gezien dat het er niet geplaatst werd omdat ik niet vond dat het iets aan de omgeving, de stallen of de tuin toevoegde. Er zelfs afbreuk aan deed omdat het er niet bij aansloot en de sfeer van de omgeving niet goed ‘las’.

Tegen de buitengevel is een kleurig patroon van geometrische platen van Peter Struycken gezet‘. In: De Architect (1987).

Ik vond het werk niet goed, niet mooi en te veel geknutsel. Niet monumentaal, maar voorbijgaand. Zo buitenissig is het dus niet dat het verwijderd is.

Maar de procedure over de verwijdering van Struyckens werk in het CM in de commissie ABKV en de communicatie naar de kunstenaar door het CM is beschamend. Het is een graad erger dan het niet verdienen van de schoonheidsprijs.

Zo behoort men niet met kunstenaars om te gaan. Vooral een kunstmuseum niet. Een museumdirecteur behoort kunstenaars in de watten te leggen en alle moeite te doen om ze tegemoet te komen. Daar is een kunstmuseum voor bedoeld. Die omgang behoort in het DNA van een kunstmuseum te zitten. Anders begrijpt een directie niet waarmee het bezig is.

Een historische complicatie is overigens dat de constructie in 1987 in opdracht van de gemeente Utrecht is aangebracht. Sinds 2013 is het CM verzelfstandigd en geen dienst van de gemeente Utrecht meer. Het is de vraag of hiermee de bevoegdheid van de opdrachtgever volledig is verdwenen en of deze geraadpleegd is bij de verwijdering.

Reliëf geeft de verbouwing van de voormalige stallen inclusief een aula door architect Mart van Schijndel die zich bij een dreigende renovatie of sloop hiervan beriep op zijn intellectueel eigendom. Dat leidde tot een rechtszaak die Van Schijndel verloor. In de aula is overigens ook een werk van Rob Scholte geïntegreerd. Wat is het verschil tussen een architect en een monumentaal kunstenaar die in de openbare ruimte werkt in het beroep doen op dat intellectueel eigendom? Ofwel, wat was de juridische positie van Struycken volgens Artikel 25 van de Auteurswet?

Het CM heeft iets goed te maken. Ik ben van mening dat Bart Rutten, de huidige artistieke directeur van het CM in actie moet komen voor wat zijn instelling Peter Struycken heeft aangedaan.

Dit alles is voor Ruttens tijd gebeurd en hij is door deze kwestie niet belast en kan dus zonder last en ruggespraak handelen.

Het is ongewenst en ongelukkig dat een gerespecteerd museum in de communicatie met zowel een kunstenaar als een commissie als de ABKV aantoonbare leugens verkoopt. Ook dat moet in de beeldvorming hersteld worden. Zeker nu het eenmaal op straat ligt. Struycken dient op enigerlei wijze door het CM tegemoet gekomen te worden. Hoe, dat kunnen Rutten en Struycken in onderling overleg overeenkomen. Liefst zo snel mogelijk.

De ‘Angela S. and Gerit J. Bussemaker photograph albums, 1923-1966’ 

Angela Bussemaker with relatives on a shopping trip, Utrecht, Netherlands, 1950‘. Collectie: University of Washington Libraries, Special Collections.

De ‘gevonden fotografie’ van Erik Kessels heeft mede onze blik opgerekt en wellicht geconditioneerd voor gevonden foto’s van anonieme fotografen. Doorgaans albums met vakantiekiekjes op rommelmarkten die de tragiek van afgeronde levens tonen.

Het Centraal Museum toonde in 2006 Kessels tentoonstellingLoving Your Pictures‘. De toelichting zegt dat de oorspronkelijke makers deze foto’s nooit als ‘kunstwerken’ hadden bedoeld. Het museum durft zelfs te beweren dat ze door Kessels ‘een volledig nieuwe betekenis’ hebben gekregen vanwege de ‘bijzondere vormgeving’ van de expositie. Dat was toen ook de kritiek erop, namelijk dat de vormgeving voor de inhoud ging staan en deze wegdrukte.

Found footage is een subgenre dat een verhaal vertelt aan de hand van gevonden materiaal of materiaal dat als zodanig gepresenteerd wordt. In Nederland werd de film ‘Lyrisch Nitraat‘ (1991) van Peter Delpeut gestructureerd rond ‘gevonden’ filmfragmenten. Die film was toen in Nederland invloedrijk en heeft ongetwijfeld andere makers beïnvloed.

De University of Washington Libraries, Special Collections in de staat Washington bevat de Angela S. and Gerit J. Bussemaker photograph albums, 1923-1966 waarin bovenstaande foto in is opgenomen. Ze hebben een hoog Kessels-gehalte. De albums vertellen het verhaal van een internationaal leven over grenzen heen. Ontheemde personen die uiteindelijk hun plek vinden. Een deel van de 195 foto’s is gedigitaliseerd. De albums zijn in 2006 geschonken aan de bibliotheek.

Het draait om Angela Saturnia en de Nederlandse Gerrit Jan (Johnny) Bussemaker die in 1912 waarschijnlijk in Hengelo werd geboren en in Enschede en Rotterdam opgroeide. Zijn ouders overleden vermoedelijk allebei op 3 mei 1925 en Gerrit werd door zijn oom en tante in huis genomen. De bibliotheek geeft overigens 1924 als datum van overlijden van Gerrits moeder. Over Angela Saturnia worden weinig details gegeven, behalve dat ze op 1 februari 1922 in Litouwen werd geboren en in 2004 in Seattle overleed. Haar naam klinkt Italiaans.

In de documentatie wordt Gerrit steevast ‘Gerit’ genoemd. Het stel trouwde in 1946 en ze waren ‘Displaced Persons‘, waarschijnlijk vluchtelingen of ‘uitgebombardeerd’ en op zoek naar nieuw onderdak? Gerrit werkte voor het Amerikaanse leger in Duitsland, ze toerden vlak na de oorlog door Europa en emigreerden in 1952 naar Washington state. Na 1948 nam de VS dit soort mensen op. Ze reisden ook veel door de VS. Gerrit overleed in 1966.

Bij de titel ‘Johnny’s aunt and uncle with Angela‘ van bovenstaande foto staat beschreven: ‘Holland–Utrecht–1950–Johnny’s Aunt & Uncle & I came from Zeist for dinner & shopping‘. Of dat de oom en tante waren waarbij Gerrit is opgegroeid is onduidelijk. Het is goed denkbaar.

Angela Bussemaker outside of the Cliff House, San Francisco, California, approximately 1956‘. Collectie: University of Washington Libraries, Special Collections.