Investeren in kunst via tokenisatie

Schermafbeelding van deel videoKunst und Tokenisierung?‘ van Assetera op YouTube, 18 april 2023.

NB: De video op de site van Assetera over ‘Kunst und Tokenisierung?’ waar ik naar verwijs is op dit blog onbereikbaar gemaakt wegens ‘ongebruikelijk verkeer van uw computernetwerk’. Ik kan dat niet rechtzetten. Het is hypercorrectie omdat er gesuggereerd wordt dat het om een robot zou gaan. Dat is niet het geval. De optie om dat duidelijk te maken aan YouTube ontbreekt. Excuus voor het ongemak.

Wat het betekent als kunst wordt teruggebracht tot handelswaar waar geïnvesteerd in kan worden lijkt aan het panel voorbij te gaan. Die vraag wordt niet gesteld. Het uitgangspunt is dat kunst handelswaar is. In deze optiek worden gerenommeerde kunstobjecten van gerenommeerde kunstenaars ‘kunst’ genoemd. Ofwel blue chip masterpieces.

CEO Thomas Lachenbacher van het Oostenrijkse digitale platform in digitale effecten of waardepapieren (verhandelbaar bewijs van winstparticipatie) Assetera vraagt aan Jürgen Pölzl hoe kleinere beleggers die minder dan 5 miljoen euro te besteden hebben in ‘kunst’ kunnen investeren.

Dat kan door opknippen. Dat wordt tokenisatie genoemd. De totale waarde wordt onderverdeeld in kleinere delen. Iedere investeerder in ‘kunst’ kan door investering een klein eigendomsrecht verkrijgen dat een waarde vertegenwoordigt die in relatie staat tot de investering. Het wordt door Pölzl voorgesteld als democratisch omdat ook investeerders met ‘een kleiner budget’ kunnen deelnemen, of kunnen ‘meeprofiteren’.

Een investeerder kan dan bijvoorbeeld 60.000 euro investeren in ‘kunst’ met een waarde van 60 miljoen euro. De investeerder bezit in dat voorbeeld het 1/1000ste deel van het eigendomsrecht van het betreffende kunstobject. Assetera presenteert tokenisatie als een verworvenheid van de digitale wereld.

Pölzl wijst bij de tokenisatie nog op een extra optie die hij klantenbinding noemt. Hij tekent een situatie waarin galerieën en kunstenaars met hun doelgroep een wisselwerking kunnen ingaan.

Zo wordt door hem de driehoek galerie, kunstenaar en klant gereduceerd tot een financiële transactie als as van de relatie. Aan de vraag hoe dat anders is dan reguliere verkoop aan klanten komt Pölzl niet toe. Of hoe zo’n financieel digitaal platform als Assetera zich ongewenst opdringt in die driehoek. Op welk segment van de kunsthandel Pölzl doelt wordt evenmin duidelijk. Is dat meer dan de toplaag?

Het is onduidelijk wat dit initiatief van tokenisatie van Assetera toevoegt aan kunsthandel en financiële digitale markt. Een investeerder kan nu al via banken een aandeel in kunst kopen. Het is blijkbaar een vechtmarkt waar Assetera een graantje probeert mee te pikken. Evenmin wordt duidelijk wat het verdienmodel van Assetera is bij tokenisatie van producten die het aanbiedt en welk percentage commissie het overhoudt aan de transacties.

In herinnering. Galeriehouder Henk Logman onverwachts overleden

Gisteren 10 maart 2021 is Henk Logman op 57-jarige leeftijd overleden. Hij leidde sinds 31 mei 2019 galerie LOGMAN in de Nobelstraat in Utrecht. De vermoedelijke oorzaak voor zijn overlijden is zijn hart. In zijn familie komt een erfelijke hartkwaal voor. Henk woonde in Amersfoort. Hij was samen met Johan Buurke die hem ruimhartig steunde in het realiseren van zijn droom. Namelijk het runnen van een galerie voor hedendaagse kunst.

Gisteren was Henk onderweg toen hij bij een tankstation tegen een andere auto botste. Hij werd uit de auto gehaald. De reanimatie bij het tankstation noch de hulp in het UMC waar hij heen werd gebracht mochten baten. Hoewel het er in het ziekenhuis even naar uitzag dat het beter ging heeft Henk het niet gered. Zijn hart had het begeven.

Henk was een geestverwant. Ik zal hem missen. Samen met hem en m’n partner Lydia van Oosten hadden we in de galerie of bij ons thuis lange gesprekken. Over het Utrechts kunstklimaat, cultuurpolitiek, kunstenaars, politiek en in het bijzonder D66 waar Henk in Amersfoort aan verbonden was geweest, theater en uiteraard de galerie. Meningen en voorgestelde verbeteringen ervan werden met plezier en waardering voor de ander uitgesproken en tegengesproken.

Henk was loyaal in zijn vriendschappen en laat vele vrienden en kunstenaars aangeslagen achter door zijn onverwachte dood. Henk was hartelijk, genereus en behulpzaam. Zijn levensvreugde straalde positief op zijn omgeving af. Het zwarte randje was de hartkwaal waar hij mee moest leven, hem soms aan het tobben zette en hem fataal is geworden.

Zijn galerie werd in minder dan twee jaar een ankerplaats voor vriendschap, een ruimte voor het tonen van goede kunst en een gespreksplatform waar het argument telde, de kwinkslag werd gewaardeerd en de markt weliswaar niet kon worden genegeerd, maar toch niet de programmering dicteerde. Henk die zelf een weg zocht in de beeldende kunst was tegelijk een mentor voor jonge kunstenaars en vond dat een van de aardigste aspecten van zijn werk.

Henk hield van het experiment en durfde dat te tonen. Vooral in de kelderruimte kregen kunstenaars carte blanche om hun ideeën ten uitvoer te brengen. Met soms verrassende resultaten. Henk had nog zoveel plannen die nu niet uitgevoerd kunnen worden.

Maar de coronacrisis gooide zoals bij vele galeries roet in het eten. Henk improviseerde begin 2020 de groepstentoonstelling ‘Boven de Bank’ in elkaar die hij samen met Lydia maakte. Het werd een succes. Door het aanbieden van timeslots die online gereserveerd konden was LOGMAN ook voor andere Nederlandse galeries een voorbeeld hoe ze weer bezoekers konden ontvangen. Hij hielp met zijn advies anderen hoe ze dat konden realiseren. Zo zette Henk de omstandigheden naar zijn hand.

De actuele tentoonstelling met de onheilspellende titel KORTSLUITING die gepland staat tot 5 april 2021 is nog op vrijdag en zaterdag op afspraak te zien. Reserveren van een timeslot van 45 minuten kan hier. Met werk van Ronald Zuurmond, Julius Stibbe en Matthijs Hannink. Deze tentoonstelling is exemplarisch voor waar LOGMAN voor stond. Een combinatie van gelouterd, jong en experimenteel zonder dat het een formule wordt. Opgefrist, niet platgetreden of behaagziek.

Verdriet is niet te meten en in het aantal tranen uit te drukken. De enige gepaste opmerking erover is dat verdriet bestaat. Verloren vrienden komen niet terug. Ze drukken je op de eigen sterfelijkheid. Met de innemende persoon Henk Logman is voor velen een stukje van henzelf heengegaan.

Utrecht verliest met LOGMAN een energieke en unieke galerie voor hedendaagse kunst die goede perspectieven had en steeds meer waardering kreeg uit de kunstsector. Johan Buurke kan troost putten uit de omstandigheid dat Henk voor velen een bijzonder mens was. Ze zullen hem hun leven lang missen. En koesteren in herinnering.

NB: In een eerdere versie werd gezegd dat Henk Logman zijn auto wist te verlaten en toen in elkaar zakte. Dat is onjuist. Hij werd door anderen uit de auto gehaald. Tevens werd gezegd dat de oorzaak nog niet duidelijk was. Dat is het nu wel. Dat was zijn hart.

Foto 1: Henk Logman en Lydia van Oosten in LOGMAN tijdens tentoonstelling ‘Boven de Bank’, 26 maart 2020. Foto: Arnoud van Mosselveld.

Foto 2: Henk Logman in zijn galerie tijdens de tentoonstelling ‘BY INVITATION ONLY’ 2020. Met negen gastconservatoren: Credits: LOGMAN.

Er waart een spook door de beeldende kunst – het spook van handjeklap, ons-kent-ons en vriendjespolitiek

Er waart een spook door de beeldende kunst – het spook van handjeklap, ons-kent-ons en vriendjespolitiek. Net als bij het Communistische Manifest van Marx en Engels gaat dat over economie en klassenstrijd. Ofwel, over macht en eigendom.

Afgelopen week was er op Facebook een levendige discussie over niet-professionele kunstenaars die in een kunstmuseum worden gepresenteerd. Velen hadden er een gefundeerde mening over. Aanleiding was een expositie van Herman van Veen in Singer Laren. Bijna allen vonden dit een slechte, ongewenste ontwikkeling.

Niet alleen in kunstmusea kan de selectie van kunstenaars worden bepaald door niet-kwalitatieve criteria, maar door handjeklap, ons-kent-ons en vriendjespolitiek. Herman van Veen in Singer Laren, Pieter van Vollenhoven in Museum JAN of toenmalig koningin Beatrix als gastconservator in het Stedelijk Museum.

Er zijn media die hetzelfde doen. Ze ondermijnen daarmee hun legitimiteit om vrij en onverveerd op vriendjespolitiek in de museumsector te reageren. Een hoofdredactie zou dat moeten bewaken en paal en perk stellen aan de nevenactiviteit van individuele redacteuren. Bij de Volkskrant speelt zo’n kwestie met literatuurrecensent Arjan Peters.

Wie regelmatig galeriehouders spreekt weet hoe moeilijk ze het hebben om het hoofd boven water te houden en hoe lastig het voor hen is om kunstjournalisten van belangrijke kranten als NRC, de Volkskrant, Het Parool of Trouw naar hun galerie te halen. Dat geldt ook voor galeries die al vele jaren bezig zijn, deelnemen aan beurzen, met goede kunstenaars werken en spetterende prestaties maken.

Dit beleid van deze zogenaamde kwaliteitsmedia is logisch omdat de ruimte in deze kranten voor galeries nu eenmaal schaars is. Het onderscheidingsvermogen van galeristen is genoeg ontwikkeld om te erkennen dat bij een goede presentatie het gerechtvaardigd is als een collega-galerie media-aandacht krijgt. Zo fair en professioneel zijn galeristen, hoewel jaloezie ingebakken is.

Maar ze zien ook wanneer er sprake is van vriendjespolitiek en de aandacht in de krant totaal niet gerechtvaardigd is. Zo’n voorbeeld van het laatste is een artikel van Arjen Ribbens in NRC over Madé van Krimpen die afgelopen zomer een galerie aan de Prinsengracht in Amsterdam opende. Zij is dochter van oud-museumdirecteur en -galerist Wim van Krimpen.

De noodzaak voor het artikel valt niet te ontdekken. De galerie specialiseert zich in multiples, maar dat doet Harry Ruhé met Galerie A al meer dan 40 jaar. Hij heeft een waardevolle catalogus opgebouwd. Wat heeft Madé van Krimpen bereikt? Dit roept de vraag op waarom zij zo’n prominente plek in NRC krijgt. Notabene een hele pagina in de papieren editie, terwijl normale galeriebesprekingen het doorgaans moeten doen met een klein, afgemeten kader.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelInterview; Nieuwe galerie Multiplemadé richt zich op kunst ‘die geen 10.000 euro kost’’ van Arjen Ribbens in NRC, 9 september 2020.

Pleidooi voor een debat over financiële ondersteuning van galeries

Een vraag aan kunstenaars, kunstliefhebbers, kunstprofessionals, galeriehouders en openbare bestuurders om mee te denken over de financiering van galeries. In gesprekken met vele galeriehouders in verschillende gemeenten zijn me het afgelopen half jaar zaken opgevallen die me tot de volgende observaties brengen:

1) Galeriehouders voelen zich miskend omdat ze menen geen waardering te krijgen van de overheid. Ze kunnen niet aankloppen voor steun omdat ze als commercieel bedrijf worden gezien. Maar ze beschouwen zichzelf helemaal niet als commercieel. De kosten zijn hoog, met een huur in de grote steden van doorgaans rond de 2000 euro per maand. Vele galeries hebben sinds april 2020 nauwelijks nog inkomsten gehad.

2) De meerderheid van Nederlandse galeries draait verlies of heeft incidenteel een kleine overschot. De meeste kunnen alleen bestaan doordat ze financieel gesteund worden door partners, familie of een bedrijf of instelling dat aan productsponsoring doet.

3) Als er al een contact is van een galerie, of een lokale koepel van galeries die hun krachten gebundeld hebben, met een gemeente verloopt dat doorgaans via de afdeling culturele zaken. Dat is begrijpelijk omdat galeries bijdragen aan het kunstklimaat van gemeentes. Ze zijn de schakel tussen kunstenaar en consument en een belangrijke, zichtbare exponent van dat kunstklimaat. Maar voor een doorbraak naar structurele ondersteuning is het onbegrijpelijk omdat de afdeling economische zaken meer vuurkracht en mogelijkheden heeft om bedrijven te steunen. Ofwel, als een galerie echt als een commercieel bedrijf moet worden beschouwd, dan is het binnen die logica rechtlijnig om het contact primair via economische zaken te laten lopen. De spreekwoordelijke cultuurwethouder of de account-manager van culturele zaken is een aanspreekpunt die geen budget, geen zakelijk denken en geen besluitvaardigheid heeft.

4) Een bijkomstige moeilijkheid is waar de ‘ondergrens’ ligt om galeries te ondersteunen. Het is duidelijk welke galeries kwaliteit bieden en idealiter steun zouden verdienen. Sommige galeries hebben een museale ambitie en doen feitelijk hetzelfde wat een plaatselijk museum doet dat doorgaans miljoenen euro’s subsidie per jaar krijgt. Dat verschil wordt als te groot ervaren door de ambitieuze galeriehouders.

5) Er zijn galeries die de kwaliteit niet bieden en waar het belang van de kunst en de kunstenaar niet centraal staan. Volgens welke criteria dient de lijn tussen de ‘museale galerie’ en de ‘puur commerciële’ galerie getrokken te worden? Deelname aan kunstbeurzen als Art Rotterdam, Art The Hague, de KunstRAI of This Art Fair wordt soms als voorwaarde voor subsidie gesteld, maar dat heeft weer als nadeel dat het de status quo bevriest en experimentele toetreders uitsluit. Hetzelfde onoplosbare probleem doet zich gelden als galeries binnen een gemeente of regio zich in een koepel-achtige constructie verenigen. Hoe wordt het kaf van het koren gescheiden? Het is een taboe dat uit de weg wordt gegaan, maar wel de kracht en eenheid van de ‘museale galeries’ verzwakt.

6) Te bedenken valt dat het aantal serieuze galeries dat steun verdient betrekkelijk klein is. Voor Rotterdam en Den Haag kan dat ingeschat worden op zeven galeries, voor Utrecht op vier en voor Groningen op drie. Een inventarisatie voor heel Nederland (exclusief Amsterdam) komt waarschijnlijk uit op enkele tientallen galeries. Bij een steun van pakweg 25.000 euro per galerie per jaar is dat een totaalbedrag van maximaal zo’n 1 miljoen euro per jaar voor heel Nederland.

7) Uiteraard zijn er via cultuurfondsen tegemoetkomingen in de kosten voor galeries om zich op buitenlandse beurzen te presenteren. Ook hebben galeries gebruik kunnen maken van de zogenaamde NOW-gelden als gevolg van de coronacrisis. Maar dat zijn incidenten. Waar het om gaat is om een structurele basis te leggen onder het voortbestaan van Nederlandse galeries.

8) Als het vanuit het perspectief van het openbaar bestuur niet mogelijk is om individuele galeries met structurele subsidie financieel te ondersteunen, dan kan generieke steun voor de galeriesector uitkomst bieden. Winkels of cafés krijgen evenmin overheidssubsidie. Generieke steun via de tegemoetkoming in de kosten aan de media vanwege een maatschappelijke functie kan hier als model dienen voor de galeriesector. Hoe dan ook lijken de voorwaarden om galeries te ondersteunen minder rigide dan uit de beeldvorming blijkt. Met enige goede wil van het openbaar bestuur kunnen er geitenpaadjes bewandeld worden.

9) Zo zou een gemeente, provincie of de rijksoverheid waar galeries nog niet dik gezaaid zijn (dus Amsterdam uitgezonderd) en er nog ruimte is voor nieuwkomers aan beginnende galeries een ontwikkelsubsidie kunnen verlenen. Daarnaast zou een gemeente een subsidieloket open kunnen stellen voor galeries die een website, een publicatie of een bijzonder project (symposium, presentatie met dure transporten) willen ontwikkelen.

10) Samenvattend kan gezegd worden dat het gezien de positie van galeries die op een commerciële markt opereren begrijpelijk is dat er op dit moment geen generieke steun voor galeries bestaat. Tegelijk kan gezegd worden dat het onbegrijpelijk is waarom die steun niet bestaat omdat met betrekkelijk weinig geld galeries gericht en effectief ondersteund kunnen worden. Het is nodig dat het debat hierover op gang wordt gebracht.

Foto: Peter Koole, ‘On Behalf of All’, 2019. Op de presentatie ‘25 jaar Srebrenica herdacht in Laurenskerk’ in Rotterdam, te bezoeken van 18 juli 2020 t/m 29 augustus 2020.

Desinformatie van AD over kunst en het kopen van kunst

Het AD plaatst een bericht van Rachel van Kommer over de kunstverhuurbedrijven Business Art Service (bedrijven) en Kunst.nl (particulieren) dat claimt te informeren, maar feitelijk het omgekeerde doet. Het geeft een onvolledig en gekleurd beeld over het kopen van kunst. Het AD komt niet verder dan ronduit reclame maken voor kunstverhuurbedrijven en plaatst kunst eenzijdig in het frame van een commercieel bedrijf. Het AD verpakt reclame als journalistiek. Wie de vier vrouwelijke klanten van de kunstverhuurbedrijven heeft aangeleverd blijft ongenoemd. Zo ontstaan er twee soorten misleiding: over de inhoud en over de wijze waarop het artikel tot stand kwam. Het is reclame die vermomd wordt als journalistiek. Maar dit gebeurt zo slecht dat vooral de journalistieke geloofwaardigheid van het AD ermee beschadigd wordt.

Kunst is meer dan iets dat past bij ‘interieurs van nu‘ zoals Kunst.nl meent. Ook is kunst beter betaalbaar dan AD de kunstverhuurbedrijven napraat. Ze plaatsen kunst op een voetstuk en poneren stilzwijgend dat alleen zij dat kunnen bevatten. Het begint al met de aankeiler: ‘Een kunstwerk kopen is vanwege de prijs niet voor iedereen weggelegd. Toch kan iedereen voor een paar tientjes een schilderij of beeld in huis hebben, als het aan de nieuwe kunstuitleen in Utrecht ligt.’ De suggestie is dat kunst voor bijna niemand is weggelegd. De kunstverhuurbedrijven proberen samen met het AD het beeld te vormen dat kopers afhankelijk van hen zijn.

Vervolgens wordt iedereen door de fuik van het commerciële kunstverhuurbedrijf gejaagd. Mensen besteden duizenden euro’s aan luxe goederen of vakanties, maar zouden om budgettaire redenen geen kunst kunnen kopen? Dat is een lage ambitie. Toegegeven, voor mensen aan de onderkant van de samenleving zal dat gelden, maar niet voor de meerderheid. Voor bedrijven is dat budgettaire aspect nog minder een bezwaar.

Bij een kunstgalerie kan voor ruim onder de duizend euro een originele tekening worden gekocht. Meer dan 120 galeries zijn  aangesloten bij KunstKoop, ofwel kunst kopen op afbetaling. Ook zijn er initiatieven als This Art Fair of de Affordable Art Fair waar kunst tegen een schappelijke prijs kan worden aangeschaft. Het AD werkt mee aan de misleiding dat beeldende kunst onbetaalbaar en ‘moeilijk’ is. Of er voornamelijk toe dient om bij een ‘kleurig’ interieur te passen. Maar kunst kan daar ook haaks op staan of helemaal geen relatie met een interieur aangaan. Waarom zou kunst in hemelsnaam een vorm van binnenhuisarchitectuur moeten zijn?

Uit de foto’s bij het artikel blijkt dat de commerciële kunstverhuurbedrijven voornamelijk kleurige grafiek in oplage verhuren. Een categorie kunstconsumenten wordt de kant opgeduwd dat ze te weinig van kunst weten om zelfstandig te handelen. Door de kunstverhuurbedrijven worden ze onwetend gehouden. Het AD herhaalt deze misleiding en geeft er haar journalistieke stempel aan. Het artikel bereikt zo dat mensen van het zelfstandig kopen van kunst afgehouden worden. Het zet ze ook nog eens op het verkeerde been over wat de functie van kunst is. In de visie van kunst.nl is kunst dat wat past bij het interieur. Punt. Discussie gesloten.

Deze vermenging van kunst en commercie is een slechte beurt AD. Ga eens op bezoek bij een galerie en laat deze misleiding over kunst achter je. Laat voortaan journalisten met verstand van zaken over kunst schrijven.

Foto’s 1 en 3: Schermafbeelding van delen van artikelKunst duur? Deze Utrechters huren voor een paar tientjes per maand kunstwerken voor in huis’ van Rachel van Kommer in het AD, 10 maart 2020.

Foto 2: Banner op voorpagina van kunst.nl.

Foto 4: Campagnebeeld van tentoonstelling ‘Boven de Bank’ bij Galerie Logman in Utrecht die opent op 20 maart 2020. Met ‘Mijn Werk I/ My Work I‘ (2010) van Carel Blotkamp boven een Chesterfield bank. Met de tekst: ‘Mijn werk is voor alle gezindten. Het past boven elke bank en kleurt bij alle gordijnen’.

Fluidensity maakt door blockchain-technologie, verzamelen en verhandelen van kunst veilig, transparant en inclusief. En rendabel?

Er is ongetwijfeld een wet die zegt hoe meer (onnodig) Engels jargon er in een Nederlandse tekst gebruikt wordt, hoe onbegrijpelijker die tekst wordt. Doorgaans met de bedoeling om bewust verwarring te zaaien. Noem het De Wet van Jargonvergiftiging. Bij beleggingen worden de Engelse termen niet gespaard. Een mogelijke investeerder kan het niet begrijpen, en dat lijkt dan ook precies de opzet van de initiatiefnemers.

In dit filmpje zien we Egbert en Peter van de startup (Engels) of start-up (Nederlands Engels) Fluidensity. Het gaat om ‘de waarde van kunst omzetten in digitale tokens’. Juist. Egbert en Peter hebben ‘de investor readings bootcamp’ afgerond. Begrijpt u? De opzet van het project wordt niet echt duidelijk. Wie een kunstwerk bij een galerie (in Fluidensity-jargon uiteraard: gallery) koopt, kan dat mee naar huis nemen. Wie kunst koopt bij Fluidensity zou volgens de eigen toelichting kunnen profiteren van een liquide markt (fluid market) en lage transactiekosten (low transaction fees) omdat er geen tussenpersoon nodig zijn (no need for intermediaries). Het kunstwerk waarin is geïnvesteerd wordt vervolgens op een openbare plek tentoongesteld.

Fluidensity biedt een bastaardproject. Vraag is wie daar op zit te wachten. Het suggereert de aankoop van kunst bij een galerie of rechtstreeks bij de kunstenaar te combineren met beleggen. Dat hoeft geen beleggen in kunst te zijn. Dat laatste is overigens nog niet zo makkelijk zoals de teloorgang van het in 2006 opgerichte Triodos Cultuurfonds verduidelijkt. Het werd in 2018 ontbonden. Het had trouwens een bredere portefeuille dan Fluidensity en investeerde in gebouwen zoals schouwburgen, musea e.d.. Triodos gaf eind 2018 als reden ‘dat het tot op heden onvoldoende is gelukt om het rendement voor de beleggers in het fonds te verhogen en daarmee ook het fondsvermogen te laten groeien’. Kunst rendeert slecht en is geen voor de hand liggende sector voor vermogensgroei. Een ander probleem was dat in 2012 het fiscale voordeel werd afgeschaft voor investeringen in de culturele sector waardoor de bodem wegsloeg onder het Triodos Cultuurfonds.

Welk rendement Fluidensity de beleggers voorschotelt of zelfs garandeert is onduidelijk. De techniek lijkt bij Fluidensity in goede handen, maar dat kan niet gezegd worden van de logica van het beleggen. Advies: Sell.

Kunstgaleries in Terneuzen zijn geen succes: van Jan Juffermans tot Frits Jansen

Een foto van een nog piepjonge Jan Juffermans die gedurende enkele jaren in Terneuzen verzeild was geraakt. Marooned, zouden Engelsen zeggen. Aan de rand van de binnenstad zou hij op de Grenulaan Galerie J34 vestigen, zoals ook uit onderstaand bericht van 4 april 1968 uit De Stem blijkt. Ik ben Juffermans daarvoor dankbaar omdat het me als middelbare scholier de kans bood om voor het eerst met beeldende kunst van niveau in contact te komen. Later heb ik de in 2011 gestorven Juffermans daar nog voor kunnen bedanken. Hij nam mijn complimenten beminnelijk en met charmante verwondering in ontvangst. Het was verleden.

Serieus gaat het er in 1968 in J34 niet aan toe. Educatie en gefröbel die in de geest van die jaren als ‘te gek, weet je wel’ wordt uitgelegd. De slimheid van Juffermans komt al in dat De Stem-artikel tot uiting als hij zegt dat de notabelen hipper zouden zijn dan de middelbare scholieren van 17. Onzin, en Juffermans wist dat het onzin was omdat de notabelen die hij noemt de dood in de pot waren, maar toch zei hij het, tongue-in-cheek.

Het was onmogelijk om in Terneuzen succesvol een kunstgalerie uit te baten. In de buitengebieden van Nederland kan geen enkele galerie floreren. Uitzonderingen als Albert Waalkens in Beetsterzwaag, Galerie Art & Project in de Wieringermeer of Lambert Tegenbosch in Heusden uitgezonderd. Terneuzen is te klein voor een kunstgalerie, hoewel de Vlaamse verzamelaars om de hoek wonen. Ze zijn ook de beste klanten van Zeeuws-Vlaamse restaurants die door die Belgische clientèle van hoog niveau kunnen zijn. Maar die vonk sprong niet over naar de galeriesector. Ook niet naar de galerist Frits Jansen die op de Blokken in 2000 Galerie Contrast& begon. Zelfs de ontsluiting via de Westerscheldetunnel in 2003 bood zijn galerie geen soelaas.

Foto 1: ‘Atelier Juffermans’ (?), 1966 – ….Fotoarchief PZC.

Foto 2: Schermafbeelding van artikelTerneuzen-project is een bloedernstige zaak‘ uit De Stem van 24 april 1968

Gedachten bij verslag van tentoonstelling ‘Inline’ in galerie Knokke

Soms komt de verwachting uit. Dat is het geval bij de kunst die in het verslag van de tentoonstelling ‘Inline’ in de galerie Art Center HOres MOdus 8 op de Zeedijk in Knokke is te zien. Met werk van Alea Pinar Du Pre en Marianne Turck. Galerist is Niña Van den Bosch. De video is geen journalistiek verslag maar een promotie van de galerie. Knokke kende ik goed door de zondagse bezoekjes vanuit het nabijgelegen Zeeuws-Vlaanderen. Het was jarenlang mijn Zandvoort of Egmond. De kunst in de Knokse galeries behaagt, doet geen pijn en past goed in het interieur. Voor zoiets is in Nederland nauwelijks een markt. Niet streng genoeg. Te zuidelijk.

De beschrijving van de kunst van de Oostenrijks-Turks Alea Pina Du Pre vat dat samen: ‘Haar schilderijen nodigen uit om verder te kijken dan het doek en daarmee nieuwe manieren te vinden om te vertellen wat we beleven. Elk schilderij heeft zijn eigen verhaal, gemaakt  om de kijker te stimuleren na te denken over de gelaagde realiteit, om het zichtbare en onzichtbare, de werkelijkheid en de perceptie te doorgronden.’ Dit is onzin die op het eerste gezicht heel wat lijkt, maar bij nader inzien vaagheid en slecht geschreven flauwekul is. Hier wordt indruk gemaakt en ontzag ingeboezemd met kunst die dat niet verdient, maar wel verkoopt.

Verslag van de opening van een tentoonstelling: ‘De kleur van Jonge Honden en Oude Meesters’ in De Kruisruimte Eindhoven

Filmpjes op YouTube van lokale initiatieven over openingen van kunsttentoonstellingen zijn een apart genre. Terugkerende elementen zijn jazzy (saxofoon!) of minimalistisch-repeterende muziek, soms een interviewtje met de kunstenaar, beelden van de tentoongestelde werken en het luisterende publiek, en een spreker. In dit geval publicist Alex de Vries van Uitgeverij De Zwaluw. Hij vormt met zijn doorwrochte openingstoespraken een subgenre op zichzelf. Oriënterende totaalshots van interieur en exterieur kaderen de hele boel keurig in.

Maar hoe vat je in hemelsnaam 25 kunstenaars in 5 minuten? Het is de tactiek van het aanstippen of het aantippen. Veel wijzer word je er niet van. En dat is ook precies de opzet. Het gaat erom om potentiële bezoekers net voldoende te prikkelen. Het streven is om nieuwsgierig te maken zonder te veel weg te geven. Zoals de onlangs overleden galerist Erik Bos van Nouvelles Images (NI) in een laatste interview in NRC zei: ‘Kunstliefhebbers kijken op de site en zeggen dan dat ze een tentoonstelling hebben gezien. Wees als galeriehouder dus selectief met het publiceren van foto’s. Eén overzichtsfoto van een tentoonstelling, oké, maar plaats online nooit the whole hog, de hele bliksemse boel.’ Hoewel NI zelf dat idee niet altijd volgde geeft het wel de grenzen aan de marketing van kunsttentoonstellingen aan. Zo krijgt een genre vorm.

krui

Foto: Still uit de videoExpositie De kleur van Jonge Honden en Oude Meesters’ op het YouTube-kanaal fhktilburg. Hier is informatie te vinden over De Kruisruimte in Eindhoven waar de opening op 26 november 2016 plaatsvond.

Investeren met Thim Muskee in de TOPkunst van Jack Liemburg

Het betoog van galeriehouder, pardon: topkunsthandelaar zoals hij zichzelf noemt, Thim Muskee van Galerie Muskee in Groningen is kort ‘toeslaan en wegrennen’. Thim geeft een beleggingsadvies: ‘investeer vandaag nog in topkunst!’ Bij TOPkunst denkt Thim aan Jack Liemburg. Wie zegt u? Jack Liemburg, ‘een kunstenaar die op geheel eigen en onnavolgbare wijze een kunstbeleving biedt’. Aldus een toelichting bij een filmpje op Jacks YouTube-kanaal met als onderwerp ‘RTL4 Lifestylexperience te gast bij kunstenaar Jack Liemburg’. Zijn kunst is niet voor de poes, want: ‘Zijn schilderijen zijn vaak doorspekt met passie, kracht en rebellie‘. Vaak ook niet?

Waarschijnlijk bent u ondertussen benieuwd geworden waar Jack zijn inspiratie vandaan haalt en wat Thim in hemelsnaam in Jacks werk ziet. Onze TOPkunstenaar haalt zijn inspiratie zo ongeveer overal vandaan: ‘Jack haalt zijn inspiratie uit het alledaagse maar vooral ook uit bijzondere ontmoetingen, reizen en muziek. Al deze elementen zijn terug te vinden in zijn unieke schilderijen die als ware statements van de muur spatten’.

Toe maar, unieke schilderijen die van de muur spatten. Eén ding is hoe dan ook duidelijk: bescheiden is Jack Liemburg niet. Hij is een zelfverklaarde TOPkunstenaar voor wie het nog niet wist. Investeren dus, voor wie durft. Koop geen aandelen, koop een schilderij van Jack Liemburg. U haalt een Lifestylexperience in huis. Prijs?