Coronacrisis biedt kansen om na te denken over de keuzes in de publieke sector. Opwaardering van vitale beroepen is een optie

We moeten nu verder denken. Er is veel onzeker, maar over 3 of 12 maanden is de crisis met het coronavirus voorbij. Blijft dan alles bij hetzelfde? Als we dat niet willen, moeten we daar nu op voorsorteren. We kunnen nu stappen zetten om de conclusies die nu velen met de mond belijden vast te houden en in beleid om te zetten. Wat vitale beroepen zijn maakt de crisis duidelijk. En wat niet-vitale beroepen zijn eveneens. De overtuiging wordt breed gedragen dat vitale beroepen worden onderbetaald en niet-vitale beroepen worden overbetaald.

Dat moet en kan anders. In 2013 schreef ik in een commentaar naar aanleiding van het artikelDe elite werd een kongsi die voor zichzelf zorgt’ van Paul Frentrop het volgende: ‘Hoe dan ook toont Frentrop overtuigend aan dat ‘de semipublieke mismanagers op een vulkaan vol borrelend ongenoegen leven’. Die overbodige laag van managers in de semipublieke sector die ondernemer spelen zonder eigen risico te lopen. Ingedekt en ingelikt als lid van een politieke partij.’ Frentrop is lid van de Eerste Kamer namens FvD met politieke macht.

Machtigen staan nooit vrijwillig macht af. Dat geldt ook voor de waterdragers van de macht die met elkaar een geheim genootschap vormen. Partijen kunnen een beweging in gang zetten om dat een steuntje in de rug te geven. Het gaat om functies in de publieke en semi-publieke sector. Op een incidentele wethouder of hoge ambtenaar na is iedere Nederlander ervan overtuigd dat vitale beroepen financieel en maatschappelijk worden ondergewaardeerd. Dan hebben we het over de verpleegster, de onderwijzeres, de politieagent, de leraar, de vuilnisman, de brandweerman, de buschauffeur, de monteur en dat soort essentiële beroepen die nodig zijn om een samenleving te laten draaien. Waarom zouden ze niet een fikse loonsverhoging kunnen krijgen, zodat ook de aantrekkelijkheid van het beroep toeneemt en door een nieuwe instroom de werkdruk afneemt?

Het zal simpel gedacht zijn, maar het geld dat daarvoor nodig is kan weggehaald worden bij de niet-vitale beroepen in de publieke sector. Zoals voorlichters, marketeers, beleidsmedewerkers, projectleiders en managers. Ze zijn in grote mate misbaar. De wildgroei van dit type vage en bij nader inzien overbodige beroepen is afgelopen jaren ongekend geweest. De crisis met het coronavirus biedt de kans om bij de vanzelfsprekendheid daarvan stil te staan. Deze beroepen kunnen zinvol zijn en niet alle individuen hoeven ontslagen of gekort te worden in hun salaris, maar het moment is nu aangebroken om te concluderen dat een meerderheid van dit soort medewerkers in niet-vitale beroepen overbodig is. Dat vraagt om ander beleid.

Het is interessant dat mensen elkaar nu spreken en vooruitlopen op de gewenste verandering na deze crisis. Het lijkt de grootste omkeer in ons leven sinds de Tweede Wereldoorlog te worden. Maar na die oorlog waren de verwachtingen over een andere samenleving groot, maar veranderde er uiteindelijk niets. Dat gebeurde pas aan het einde van de jaren 1960. De reconstructie van 1945 was de situatie van 1939. Hoe kunnen we de kans verkleinen dat de reconstructie van 2021 de situatie van 2019 is? Hoe kunnen de wildgroei van de doldraaiende consumptiemaatschappij, het massatoerisme, de horeca, de vervuilende industrie, de bio-industrie en de macht van de financiële instellingen en de ambtelijke managers in de publieke sector ingeperkt worden? Gesteld dat we dat in meerderheid willen, hoe kunnen we dat realiseren? Om hoe dan ook een beweging van onderop in gang zetten om dat te ondersteunen. Daar moeten we nu al over nadenken, het ruimte geven in het publieke debat en onze politieke partijen ervan overtuigen. Nu is het moment daar.

Foto: Ben van Meerendonk / AHF, ‘Controle van fietslicht, 1946‘. Collectie IISG, Amsterdam.

HNI laat het opnieuw afweten bij ‘100 Jaar De Stijl’

nai

NRC’s Cultureel Supplement van 9 februari dat grotendeels gaat over 100 jaar De Stijl bevat bovenstaande, opmerkelijke column over Het Nieuwe Instituut (HNI) in Rotterdam met Guus Beumer als directeur. Niet ondertekend, maar vermoed mag worden dat architectuurjournalist Bernard Hulsman het heeft geschreven.

De strekking van de column past in de kritiek op het HNI zoals dat hier en op het blog De Box van architect Kees van der Hoeven al enkele jaren valt te lezen. NRC zet niet het gebrekkig toepassen van de Governance Code Cultuur en de belangenverstrengeling door directeur en Raad van Toezicht (RvT) van HNI centraal, maar de programmering van tentoonstellingen over architectuur. NRC concludeert: ‘Het ongemerkt laten passeren van de eeuwfeesten van De Stijl en de Amsterdamse School is tekenend voor de positie van architectuur in HNI. Hoewel het instituut met de nietszeggende naam in zekere zin de opvolger is van Het Nederlands Architectuurinstituut (NAi), en het zichzelf nog altijd niet alleen ‘Museum en Agentschap voor Design, Architectuur en Digitale Cultuur’ noemt maar ook het ‘Rijksarchief voor Architectuur en Stedenbouw’, heeft HNI in de vier jaar van zijn bestaan slechts één behoorlijke tentoonstelling over architectuur laten zien.

hni2

Een vraag is hoe het zover heeft kunnen komen dat HNI niet in staat is om tentoonstellingen over architectuur te maken. Terwijl onderwerpen, thema’s, jubilea en dwarsverbanden tussen architectuur en andere disciplines voor het opscheppen liggen. Een belangrijke vraag is waarom er niet ingegrepen wordt door de RvT die bestaat uit voorzitter Judith van Kranendonk en leden Ruben BrouwerHenk ChristophersenCaroline Nevejan  en Farid TabarkiDe belangrijkste vraag luidt nog anders, namelijk waarom deze RvT vol beroepsbestuurders -met op Brouwer na een vooropleiding in sociale wetenschappen- zonder architecten of kunstenaars bestaat.

De essentiële vraag is waarom er door minister Jet Bussemaker achter de schermen niet ingegrepen wordt door de RvT op te schonen en de directie te vervangen. De meest essentiële vraag is hoe objectief Bussemaker en haar beleidsambtenaren zijn in hun oordeel over het reilen en zeilen van HNI. Pogingen van OCW om het gebrek aan kwaliteit van HNI glad te strijken, niet op te treden en zich te verschuilen achter de autonomie van HNI beschadigen de Nederlandse museumsector. Heeft het zover moeten komen dat nu een  columnist van NRC het nodig acht om het falen zichtbaar te maken en voor heel Nederland te benoemen? Tegenover HNI ligt het bruisende Boijmans dat evenement na evenement organiseert. Bij HNI is het stil en naargeestig omdat de vakmensen buiten de deur zijn gezet. Er knipperen wat lampen aan de gevel als teken van beweging.

Foto 1: ColumnHet Nieuwe Instituut laat weer verstek gaan’ in NRC, 9 februari 2017. Doorscrollen naar beneden.

Foto 2: Aankondiging op site HNI over deelname aan het programma ‘100 jaar De Stijl’.

HNI werpt zich op als coördinator van nieuw designmuseum in Amsterdam. De vlucht vooruit als afleiding van eigen problemen

hni

Het Nieuwe Instituut (HNI) in Rotterdam zoekt als afleiding de vlucht naar voren door verbreding. En het kiezen van een nieuwe naam: ‘Museum voor Architectuur, Design en Digitale cultuur’. De reden hiervoor is het ontbreken van eigen scherpte en diepte. Maar of die schijnbewegingen ook maar iets veranderen is de vraag.

Het museum verkeert in crisis en ligt onder vuur. Het kwam afgelopen jaren negatief in de publiciteit wegens belangenverstrengeling waarbij directeur Guus Beumer betrokken was, wilde op de bovenste twee etages een hotel-restaurant beginnen, had onvoldoende toezicht vanuit de Raad van Toezicht, kreeg een negatief advies van de Raad voor Cultuur en overtrad vele malen de Governance Code Cultuur volgens Cultuur+Ondernemen. Architect Kees van der Hoeven die HNI kritisch volgt wijst onder verwijzing naar een artikel in Pi-interieur opnieuw op belangenverstrengeling en het buiten de regels om direct gunnen van ontwerpopdrachten. Hij concludeert: ‘Hoe lang moeten we dat gehannes in Het Nieuwe Instituut nog verdragen?

Als klap op de vuurpijl was er vandaag een bericht in het cultuurblog van De Volkskrant met de titel ‘HNI wil designmuseum in Amsterdam’. HNI zou in Amsterdam een tijdelijk museum willen openen en daar langdurige bruiklenen van andere musea tonen. Genoemd worden het Textielmuseum in Tilburg, het Stedelijk Museum Den Bosch, het Amsterdam Museum en het Wim Crouwel Instituut. Ook Museum Boijmans van Beuningen, het Groninger Museum en natuurlijk het Stedelijk Museum zou HNI ‘aan zich willen binden’. Maar het is voorbarig nieuws omdat het om verkennende gesprekken gaat en nog niets beklonken is. Dit nieuwe HNI in Amsterdam zou  ‘dienen als een vitrine voor de deelnemende musea’. In hedendaagse termen: een pop-up museum.

Deze vlucht vooruit van het HNI roept vooral wantrouwen op. Hoe kan een museum dat zelfs de eigen zaken overduidelijk niet op orde heeft en hoe dan ook een belast verleden met zich meedraagt zonder een nieuwe start te kunnen of willen maken, negatief advies van de Raad voor Cultuur krijgt en waarvan de directie telkens weer beschuldigd wordt van belangenverstrengeling zich opwerpen als coördinator voor andere musea? Dat is volstrekt ongeloofwaardig. HNI is de laatste die deze taak geloofwaardig op zich kan nemen.

Daarbij komt dat hoofd beleid en actualiteit van HNI Floor van Spaendonck in De Volkskrant een merkwaardige opmerking maakt: ‘Het aanleggen en beheren van een vormgevingsarchief behoort niet tot de opdracht van HNI. Bovendien is er behoefte aan één plek die geheel in het teken staat van design.’ Deze medewerker van HNI -dat zich met een nieuwe naam onder meer ‘Museum voor Design’ noemt- zegt dat design bij HNI niet in optimale handen is. Maar er een museum moet komen dat uitsluitend aan design gewijd is. Dat ondermijnt de bestaansreden van HNI dat in Rotterdam drie deelcollecties (Architectuur, Design, Digitale cultuur) huisvest.

Wat musea als Boijmans of het Stedelijk -die HNI ‘aan zich wil binden’- aan moeten met de schijnbewegingen van HNI die bedoeld zijn als afleiding van de eigen problemen en voor het profijtelijk aanboren van nieuwe geldstromen is de vraag. Proefballonnetjes zijn leuk en het is nog leuker als een krant als De Volkskrant zich ertoe leent om ze zonder enige kritische noot op te laten. Maar de Nederlandse museumsector heeft er niets aan. HNI kan als het zichzelf serieus zou nemen nu al prachtige tentoonstellingen over design maken, en bruiklenen bij genoemde musea aanvragen. Zonder zalen leeg te hoeven laten staan. Maar dat laat het na. De vlucht vooruit in de breedte is een brevet van onvermogen van HNI. Hoelang gaat deze doodstrijd nog duren?

Foto: Onlangs gerenoveerd kantoor van HNI, zoals beschreven in artikel in Pi-interieur, november 2016.

Crisis bij ‘Het Nieuwe Instituut’ geeft architecten kans op een nieuw eigen architectuurinstituut. Weg van het stylisme

js_ni_ext_2

Zonder dat het echt opgemerkt wordt herbergt Rotterdam een tweede Wereldmuseum. Of liever gezegd het Wereldmuseum zoals dat functioneerde onder de vorige directeur Stanley Bremer voordat het voor de kunst werd gered en voor de poorten van de horeca, marketing en styling werd weggesleept. Het betreft ‘het sectorinstituut voor de creatieve industrie’ Het Nieuwe Instituut (HNI) met Guus Beumer als directeur. Deze vergelijking mag sommigen vergezocht voorkomen, maar de overeenkomsten tussen het oude Wereldmuseum en het huidige HNI zijn verbluffend. Zo wil volgens een bericht van architectenweb HNI ook een hotel beginnen: ‘Opmerkelijk is het voornemen om kantoorruimte een bestemming te geven als hotel-restaurant’.

Weliswaar bestaat het besef bij publiek, politiek en museumsector dat het niet goed gaat bij HNI, maar die kritiek vertaalt zich niet in actie zoals dat bij het Wereldmuseum gebeurde. Hoewel zich daar het tegengeluid met een publieksactie pas in de zomer van 2014 doelmatig bundelde, terwijl de kritiek al sinds 2011 klonk. Het vraagt blijkbaar enige tijd voordat voor als achter de schermen de tegenkrachten worden gecoördineerd.

HNI kwam in 2015 negatief in het nieuws door belangenverstrengeling binnen de directie en het ontbreken van goed bestuur, mede door onvoldoende toezicht vanuit de Raad van Toezicht. Afgelopen week werd die neergang geaccentueerd door het negatieve advies van de Raad voor Cultuur over de subsidieaanvraag voor de basisinfrastructuur 2017-2020. HNI houdt wel zicht op een subsidie van 5.640.000 euro als het onder meer alsnog voldoet aan voorwaarden van goed bestuur, positionering, kwaliteitszorg, educatie en financiële verslaglegging. Maar hoe dan ook is de subsidie met een derde gekort. HNI staat er financieel goed voor. 

Het advies liegt er niet om. Het vindt de resultaten van HNI te mager: ‘De raad vindt dat de instelling zijn rol en meerwaarde van zijn activiteiten voor de sector beter dient te beschrijven en uit te voeren. Hij kan uit de aanvraag niet opmaken hoe HNI zich bij de uitvoering van zijn taken verhoudt tot relevante spelers in de creatieve industrie.’ Wie verder kijkt dan het advies van de raad ziet waar de pijn zit. Een tweet van architect Thijs Asselbergs is veelzeggend: ‘Het Nieuwe Instituut doet niets voor de De Nieuwe Architect maar draagt wel bij aan imago ‘architect als stylist’. En de criticus van het eerste uur architect Kees van der Hoeven twittert: ‘Hoop – tenminste voor de architectuur – dat er eindelijk (kan het zijn) rigoureus wordt ingegrepen.’

Hier tekent zich een richtingenstrijd tussen architecten en stylisten af. Het gaat over het antwoord op de vraag wat architectuur is. Grofweg gezegd, is architectuur het vormgeven van ruimte als vastlegging van politieke verhoudingen of versiering? Anders gezegd, is het onderwerp van een architectuurinstituut een architectuur die verslag doet van ontwikkelingen of een architectuur die de ambitie heeft om de ontwikkelingen zelf te helpen vormen? HNI heeft onder directeur Guus Beumer duidelijk gekozen voor dat eerste: stylering.

De crisis die zich nu bij HNI aftekent zet deze tegenstelling op scherp, maar geeft de architecten ook kans om verloren terrein terug te winnen in een nieuw instituut: het NNAI, het Nieuw Nederlands Architectuur Instituut met een grotere rol voor techniek en leefomgeving. Nu is het moment om een weeffout te herstellen die de museale architectuur bevrijdt uit het klusterdenken over creatieve industrie en maakt tot vehikel van lifestyle of een modieus politiek debat. Kees van der Hoeven oppert in een tweet een verdeling in drie afdelingen (design, architectuur, e-cultuur): ‘Oplossing simpel: 3 vakgebieden, 3 krachtige curatoren voor komende 4 jaar, daarboven deskundige zakelijk directeur.’ Ik antwoordde in een tweet: ‘Of splitsing in twee musea: 1) Museum voor Stilering; 2) Architectuurmuseum. In R’dam staan zoveel gebouwen leeg. Dat moet kunnen.’

Foto: Het Nieuwe Instituut in Rotterdam. Credits: Johannes Schwartz.

Rapport over Het Nieuwe Instituut constateert vele overtredingen van de Governance Code Cultuur. Kan Guus Beumer aanblijven?

gb

Aldus de harde conclusies uit het onderzoeksrapport Het Nieuwe Instituut en de Governance Code Cultuur van 2 december 2015 dat door Cultuur+Ondernemen is aangeboden aan de raad van toezicht van Het Nieuwe Instituut. De Commissie bestond uit Wim van den Goorbergh (voorzitter), Edith Hooge en Marjet van Zuijlen. Cultuur+Ondernemen die de Code ontwikkelde werd in augustus 2015 bereid gevonden de leiding te nemen bij het samenstellen van een onafhankelijke commissie om te onderzoeken of de opdrachtverlening aan Herman Verkerk en RvT-lid José Theunissen voor de tentoonstelling Tijdelijk Modemuseum terecht was. Dit na berichten over belangenverstrengeling binnen Het Nieuwe Instituut die door architect Kees van der Hoeven op zijn blog De Box begin augustus naar buiten waren gebracht. In september volgde de NRC met onthullingen.

Kees van der Hoeven vraagt zich in een posting af hoelang directeur Beumer nog blijft zitten: ‘De Raad van Toezicht besloot de dag na publicatie van het onderzoek (gefaseerd) af te treden, maar niet nadat ze eerst nog een zakelijke bestuurder naast Beumer plaatsen. Een nieuwe Raad van Bestuur met een heuse Januskop onder leiding van onze protagonist Guus Beumer, want die mag blijven. De vraag is nu: Hoe lang nog?’ Het is goed voorstelbaar dat achter de schermen naar een opvolger wordt gezocht. Het rapport is zeker snoeihard en heeft naast het onderzoek nog een ander doel, namelijk het toelichten en bewust maken van de werking van de Governance Code Cultuur aan de hand van voorbeelden die inzichtelijk maken hoe het niet moet. Directie en RvT van Het Nieuwe Instituut hadden wat dat betreft niet beter (of: slechter) kunnen handelen.

De Commissie spreekt zich in een epiloog uit over het debat in de cultuursector ‘over de vraag of de Governance Code Cultuur de ruimte voor artistieke samenwerking tussen levenspartners (of vergelijkbare persoonlijke verhoudingen) op ongewenste wijze beperkt.’ Nadeel kan zijn dat door deze beperking ‘het artistieke eindresultaat kwalitatief lager uitkomt’ en het publiek minder waar voor z’n geld krijgt. De Commissie zoekt een middenweg en wijst die samenwerking niet bij voorbaat af, maar stelt wel als voorwaarde dat ‘op zorgvuldige en overtuigende wijze aan het principe ‘pas toe of leg uit’ is voldaan.’

Foto: Schermafbeelding van belangrijkste conclusies van onderzoeksrapport Het Nieuwe Instituut en de Governance Code Cultuur door Cultuur+Ondernemen, 2 december 2015.

Bestuurlijk veel mis bij Museum Kranenburgh. Wie grijpt er echt in?

deel001alsi01ill23

Het Noordhollands Dagblad plaatste op 24 oktober een interview met directeur Kees Wieringa van Museum Kranenburgh in Bergen onder de titel ‘Kranenburgh is geen buurthuis meer’ met opzienbarende uitspraken. Wieringa benadrukt dat hij een ‘puinhoopsituatie‘ aantrof toen hij drie jaar geleden aantrad en dat hij daar een sterke organisatie van gemaakt heeft: ‘Een sfeer van achterklap heerste: de toenmalige raad van toezicht, gemeente en directie waren in conflict.’ Hij meent de juiste man te zijn: ‘Ik ben ondernemend, eigengereid en eigenwijs, dat moet je ook zijn. Het museum moet niet door een saaie zakelijke manager geleid worden.’

Wieringa heeft bestuurlijk een bijzondere kijk en vond dat hij de situatie juist inschatte en de RvT niet: ‘Het zijn mensen die weten waar ze het over hebben in de cultuurwereld, maar niet wat Kranenburgh betreft.’ En: ‘Het is zelfs zo dat ik verantwoordelijk ben als de boel instort en niet de raad van toezicht’. Met als klap op de vuurpijl de RvT die niet tegen het ‘krachtenveld’ op kon: ‘Ik snap dat het bizar is dat de werkgever moet opstappen, maar Kranenburgh heeft geen traditionele constructie. Je moet bouwen op die sponsoren’.

Henkoo geeft in een column in de wekelijkse Flessenpost uit Bergen zijn visie op de zaak: ‘Een raad van toezicht ontslaat een directeur. Die directeur verzet zich daartegen en vervolgens ontslaat die raad van toezicht zichzelf waarna een machtsvacuüm ontstaat. Een moment waarop de gemeente, statutair, had kunnen ingrijpen. Maar nee, de directeur zette zijn netwerken in om zijn positie te kunnen behouden.’ En: ‘De directeur gaat onverdroten door op de ingeslagen weg. Niks museum, dat moet, in zijn visie, een culturele onderneming worden. En wie kan dat beter doen dan hij? Hij heeft immers de wijsheid in pacht! Zonder hem dondert heel Kranenburgh in elkaar. En, pas op, kom niet aan hem want dan mobiliseert hij zijn stakeholder.’

Henkoo verwijst in z’n column naar een betoog van PvdA’er Haye van der Werf die breed kijkt naar de juiste aanpak voor Bergen als kunstenaarsgemeente: ‘Kranenburgh dreigt ten onder te gaan aan amateuristisch bestuur, ego’s, beperkte middelen en bemoeizucht van de gemeente.’ Het gaat ook om het prestige van het gemeentebestuur: ‘Maar er moet wel een oplossing komen voor “Kranenburg”. Want de gemeente heeft er 5 miljoen in gestoken plus nog eens 500.000 per jaar en we dreigen de risee van cultureel Nederland te worden.’ Haye van der Werf pleit voor een integraal cultuurbeleid: ‘Dat doe je ook niet door een als ‘museumdirecteur’ het alleenrecht op te eisen. Daar zijn andere kwaliteiten voor nodig: cultureel, financieel maar vooral menselijk en qua communicatie. Dat moet je regelen door facilitering, afstemming en creativiteit. Niet door rigide regie, vooropgezette ideeën en een gesloten front ten opzichte van opposanten.

Uit het interview en beide uitingen van Henkoo en Haye van der Werf rijst een beeld op van de verkeerde man op de verkeerde plaats. Het functioneren van directeur Kees Wieringa kan samengevat worden met de steekwoorden: zelfoverschatting, destructief, dominant, manipulatief en lak aan bestuurlijke verhoudingen. Gevoegd bij een gemeentebestuur dat geïnvesteerd heeft in Kranenburgh en bevreesd is om in de ogen van anderen af te gaan ontstaat een situatie waarin de directeur te veel ruimte kan nemen, de bestuurlijke verhoudingen op hun kop worden gezet en informele relaties en netwerken de directeur in het zadel houden.

Zie voor eerdere ontwikkelingen: ‘College Bergen loog over rol Kranenburgh. RvT gepasseerd en opgestapt’.

Foto: Lucebert, Tekening. Uit: Raster 30, 1984.

College Bergen loog over rol Kranenburgh. RvT gepasseerd en opgestapt

berg

De Raad van Toezicht (RvT) van Museum Kranenburgh in Bergen is in augustus 2015 vrijwillig opgestapt. Deze bestond uit voorzitter Els Swaab (advocaat en oud-voorzitter van de Mondriaan Stichting en oud-voorzitter van de Raad voor Cultuur), Edwin Jacobs (directeur Centraal Museum Utrecht), Hans van de Leygraaf (Leygraaf Makelaars Alkmaar), Hans Schoo (programmadirecteur Antoni van Leeuwenhoek Amsterdam) en Jan Sebel (registeraccountant en partner PwC Amsterdam). Reden zou de inmenging door ‘sponsors’ zijn in de relatie met de directeur/bestuurder Kees Wieringa, waarvan de gemeente Bergen er ook één is. De RvT had tijdig aangekondigd Wieringa per 30 september te ontslaan, waarop de sponsors en andere betrokkenen dit zouden hebben tegengehouden. De RvT is werkgever van de directeur en is vanwege alle inmenging afgetreden, ook om het museum niet verder te beschadigen. Daarom is het tot nu toe buiten de landelijke publiciteit gebleven.

In het interpellatiedebat dat op initiatief van oppositiepartijen VVD en Gemeentebelangen op 1 oktober werd gehouden en waarin VVD’er Cees Roem het voortouw neemt wordt door wethouder Odile Rasch (D66) ontkend dat de gemeente heeft geïntervenieerd met als doel Wieringa in functie te houden. Rasch doet berichtgeving in het Noordhollands Dagblad af als onjuist. Maar bovenstaand bericht in hetzelfde dagblad van 17 oktober doet anders vermoeden: ‘Uit notulen blijkt dat de burgemeester en wethouder eerder samen met door Wieringa ingeschakelde advocaat Lucas van Eeghen en jurist Ger Brusche hebben geïntervenieerd.’ Opvallend is dat deze Ger Brusche als ‘slapend’ lid van de oude RvT een nieuwe RvT heeft gerealiseerd zoals wethouder Rasche in het interpellatiedebat uitlegde. Zonder dat Brusche trouwens lid is geworden van deze nieuwe RvT.

In het interpellatiedebat wijst David Jan Zeiler van Gemeentebelangen op het geprivatiseerde Wereldmuseum waar het Rotterdamse college ingreep. Mede omdat het subsidie verleent en eigenaar van de collectie is. Bij Kranenburgh bestaat een soortgelijke situatie, daar is de gemeente voor 90% eigenaar van de collectie. Deze verwijzing van Zeiler geeft aan dat er ook voor een gemeente op afstand mogelijkheden zijn om zich te mengen in de bedrijfsvoering van een culturele instelling die dreigt te ontsporen. Op voorwaarde dat dat via de koninklijke weg van openheid en overleg met de raad gaat. In Bergen lijkt het omgekeerde gebeurd. Het college heeft achter de rug van de RvT om en buiten het overleg met de voltallige raad zich met zaken bemoeid waarover het formeel geen zeggenschap had. Dat zegt alles over de bestuurscultuur van Bergen.

bergennh

Foto 1: Bericht ‘College Bergen loog over rol Kranenburgh’ in het Noordhollands Dagblad, 17 oktober 2015.

Foto 2: Schermafbeelding van ‘VVD Bergen blijft met vraagtekens over situatie Kranenburgh zitten’ op VVD Bergen NH. Zie hier voor de raadsvragen van VVD en Gemeentebelangen (zie Vergaderstukken bij agendapunt).

Positie Guus Beumer onhoudbaar door onthullingen NRC. Wat was het toezicht waard?

k1

Het is niet langer de vraag of de directeur van Het Nieuwe Instituut (HNI) Guus Beumer aanblijft –zijn Waterloo vindt-, maar wanneer hij door de Raad van Toezicht (RvT) de laan wordt uitgestuurd. In augustus stelde de RvT een onderzoekscommissie in die moet nagaan of het zelf de Governance Code Cultuur correct toegepast had en als toezichthouder alert genoeg was op belangenverstrengeling. Consequentie van het onderzoek kan zijn dat ook de RvT het veld moet ruimen wegens disfunctioneren. En door minister Bussemaker gevraagd wordt schoon schip te maken voor een nieuwe start van allen. Half augustus deed zij in antwoord op een brief van Kees van der Hoeven nog net alsof alles het toezicht voorbeeldig is geweest. Zelfs ‘uiterst zorgvuldig’.

Aanleiding voor het onderzoek was de belangenverstrengeling tussen Beumer en zijn partner Herman Verkerk dat door de architect Kees van der Hoeven op zijn weblog De BOX eind juli in de openbaarheid werd gebracht. Op 1 augustus besteedde dit blog er met een posting aandacht aan. Dankzij Van der Hoeven werd het niet meer stil in de media. Gisteren verscheen in NRC een artikel van Joep Dohmen dat een reconstructie geeft van Beumers dubbelrol als ontvanger en bemiddelaar van kunstsubsidies. Net als bij de kwestie HNI-Herman Verkerk werpt dit uiteindelijk de vraag op hoe het is het gesteld met het toezicht in de kunstsector. Hebben het Mondriaan Fonds en de Stichting BkVB die in 2012 zijn opgegaan in het Mondriaan Fonds zitten slapen?

Van der Hoeven merkt op dat dit niet zonder gevolgen kan blijven: ‘Los van mogelijk vervolgonderzoek heeft Beumer nog wel het een en ander uit te leggen, de onthullende feiten uit het onderzoek van Joep Dohmen kunnen wat ons betreft niet zonder gevolgen blijven.’ Maar wat moeten en vooral: kunnen de gevolgen zijn in een kunstsector die niet bekend staat om de kwaliteit van bestuur. Ook nog eens extra inlevingsvermogen en verbeelding vraagt, maar uiteindelijk weinig sexy is en kracht mist om de beste bestuurders aan te trekken.

Het lijkt een vicieuze cirkel van een kunstsector waarvan de politiek sinds 2010 geestelijk de handen heeft afgetrokken en waarin bovengemiddeld is bezuinigd en het vlees onderhand van de botten is verdwenen. Op enkele topinstituten na die door de overheid uit de wind worden gehouden. Daarbij gaat het ook bij de leden van een RvT om onbezoldigde functies waardoor een normale arbeidsverhouding ontbreekt en het risico van vrijblijvendheid ontstaat. Het kwalijkste is dat in een krimpende subsidiemarkt waarin instellingen moesten sluiten of al enkele jaren met noodmaatregelen tegen het faillissement vechten zo met geld is gesmeten. Dat valt Guus Beumer die nu verdacht worden financieel te hebben geprofiteerd door het omzeilen van regels kwalijk te nemen. Over de toezichthouders die achteraf zeggen niet te hebben geweten wat ze hadden moeten weten rest ongeloof en medelijden. In het toezicht in de kunstsector moet een inhaalslag gemaakt worden.

k2

Foto’s: Tweets van Kees van der Hoeven, 11 september 2015. Zie hier voor bijlagen in NRCQ

RvT van Het Nieuwe Instituut stelt onderzoekscommissie in vanwege publieke discussie

rvt

Naar aanleiding van de publieke discussie -zo zegt het- komt de Raad van Toezicht (RvT) van Het Nieuwe Instituut (HNI) vandaag met bovengenoemde persverklaring. De RvT vraagt zich af of het correct gehandeld heeft in de opstelling om de opdracht van Herman Verkerk (EventArchitectuur) voor HNI goed te keuren. Verkerk is de levenspartner van HNI-directeur Guus Beumer. De RvT zegt behoefte te hebben aan toetsing van het eerder ingenomen standpunt, en aan duidelijkheid over de Governance Code Cultuur.

Stichting Cultuur+Ondernemen die deze Code ontwikkeld heeft is bereid gevonden om de leiding te nemen bij het samenstellen van een onafhankelijke commissie die gaat bekijken of de opdrachtverlening aan Herman Verkerk en aan RvT-lid José Theunissen voor de tentoonstelling Tijdelijk Modemuseum terecht was. Verder is het de opzet dat de commissie bekijkt of de RvT de regels van goed bestuur correct heeft toegepast en kan het aanbevelingen doen om de werkwijze bij HNI voor de toekomst te verbeteren.

Hoewel de RvT en HNI zeggen van mening te zijn dat ze in de kwestie Verkerk correct gehandeld hebben, staat de RvT toch een onderzoek toe. Als reden ervoor wordt de publieke discussie aangevoerd. Dit oogt dubbelzinnig, want het is van tweeën een. Of er is niets aan de hand en er hoeft geen onderzoek door een onafhankelijke commissie naar de gang van zaken ingesteld te worden. Dan kan volstaan worden met een persverklaring of een interview in de media. Of er is wel iets misgelopen dat zo’n onderzoek rechtvaardigt.

De RvT beroept zich nu op onduidelijkheid over de toepassing van de Governance Code Cultuur. Het is op z’n minst merkwaardig te noemen dat het een functionerende RvT met een ervaren bestuursvoorzitter als Koos van der Steenhoven blijkbaar niet duidelijk zou zijn geweest wat de grenzen aan de Governance Code Cultuur zijn. Deze kritiek van de RvT is des te opvallender omdat de opstellers van deze Code, te weten de Stichting Cultuur+Ondernemen gevraagd is om mee te werken aan het samenstellen van de onafhankelijke commissie. Indirect wordt Stichting Cultuur+Ondernemen zo gevraagd de eigen Governance Code Cultuur te toetsen.

Foto: Persverklaring Raad van Toezicht van Het Nieuwe Instituut, 19 augustus 2015.

Nemen Bussemaker en de RvT van het Nieuwe Instituut het toezicht serieus?

1231084_559415037446137_595489219_n

Gisteren schreef ik in een update in de kwestie van belangenverstrengeling van Het Nieuwe Instituut/ Guus Beumer: ‘Minister Jet Bussemaker antwoordt in een brief Kees van der Hoeven en neemt het op voor de RvT en voorzitter Koos van der Steenhoven. De RvT zou volgens Bussemaker correct gehandeld hebben en de code voor goed bestuur gevolgd hebben. Zodat er geen enkel geval van belangenverstrengeling is, of daar in de afgelopen jaren sprake van is geweest. Van der Hoeven betwijfelt dat en vraagt zich af of Bussemaker haar antwoord wel onafhankelijk van de RvT heeft geformuleerd. Ofwel, is het antwoord van Bussemaker wel onpartijdig? Er ontstaat bestuurlijk zo een nieuw probleem met politieke dimensies in dit dossier: het ministerie baseert zich op Van der Steenhoven die tegelijk bron van informatie en onderwerp van kritiek is.’ 

Freek Ingen Housz wordt genoemd als contactpersoon in de brief van Bussemaker. Uit z’n LinkedIn-profiel blijkt dat hij bij OCW een hogere beleidsadviseur (augustus 2002 – november 2011) was toen Van der Steenhoven daar secretaris-generaal was (september 2003 – oktober 2010). Nu moet Ingen Housz zijn oude baas objectief beoordelen. Lukt dat? In dit dossier lopen allerlei belangen, loyaliteiten en netwerken door elkaar heen. Met de vervolgvraag: is Koos van der Steenhoven de geschikte persoon om toezicht te houden?

De belangenverstrengeling van Guus Beumer die z’n levenspartner Herman Verkerk 29 opdrachten gunde is door publicaties in de media onderhand goed zichtbaar geworden, maar de belangenverstrengeling tussen Freek Ingen Housz en Koos van der Steenhoven of tussen laatstgenoemde en minister Bussemaker onttrok zich tot nu toe aan de kritiek. Dat verandert. Hoogleraar goed bestuur Mijntje Lückerath zegt vandaag in De Volkskrant in een artikel met de titel ‘Toezichthouder Het Nieuwe Instituut zit fout’ over de toestemming van de RvT over Verbeek: ‘Ja, zij hebben een inschattingsfout gemaakt.’ De NRC gaat in een commentaar minder ver dan Lückerath: ‘Deze achteloze afweer van zowel de RvT van Het Nieuwe Instituut als de minister is behalve onfatsoenlijk jegens de belastingbetaler ook schadelijk voor de hele culturele sector.

Bussemaker oordeelde in haar brief aan Kees van der Hoeven dat de RvT ‘uiterst zorgvuldig’ is geweest, maar de vraag rijst of Bussemaker en haar ambtenaren wel objectief genoeg zijn om dat oordeel te kunnen geven. Bussemakers brief is geen weerlegging van de kritische vragen van Van der Hoeven, maar door de poging tot gladstrijken van iets dat niet gladgestreken kan worden juist een bevestiging van de belangenverstrengeling. Loopt dat via Koos van der Steenhoven en de RvT rechtstreeks tot in de kantoren van OCW waar het onder elkaar geregeld wordt? Dat vraagt om kamervragen over de opstelling van Bussemaker en haar ambtenaren in deze kwestie. De geloofwaardigheid van de minister en de RvT van Het Nieuwe Instituut staan ter discussie.

Foto: Minister Jet Bussemaker, 2013.