Heeft Rotterdam een duurzaam en inzichtelijk atelierbeleid? Worden in Charlois ateliers tegen de hoogste prijs verkocht?

Kunstenaars in Rotterdam-Charlois verliezen mogelijk hun werkruimte. De gemeente Rotterdam wil panden in de Gouwstraat die nu in gebruik zijn als atelier verkopen. Het punt waar het om draait is of dat tegen de hoogste prijs moet. Die koopsom kunnen kunstenaars niet opbrengen. Fractievoorzitter Chantal Zeegers van D66 houdt een begripvol ogend verhaal waarin ze zich ervoor uitspreekt om niet de hoogste prijs te vragen aan kunstenaars zonder enige toezegging te doen. Er heerst dus onduidelijkheid over het atelierbeleid van Rotterdam. Doorgaans trekken binnen gemeenten de afdelingen Financiën en Vastgoed aan het langste eind en mag een afdeling CZ de kruimels oprapen. De conclusie kan niet anders zijn dat dat in Rotterdam, maar ook in andere grotere steden, een inzichtelijk en duurzaam atelierbeleid ontbreekt. Financiële opbrengsten zijn bepalend en andere criteria als sociale cohesie, leefbaarheid en kunstklimaat zijn ondergeschikt.

’t Hoogt Utrecht: Gemeente dient oudste filmtheater van Nederland plek in centrum als publiekstheater voor artistieke film te gunnen

Jarenlang was ik volgens een vorige directeur een van de trouwste bezoekers van het in het centrum van Utrecht gevestigde filmtheater ’t Hoogt. Het filmtheater gaat me aan het hart en heb ik tientallen jaren trouw en met veel genoegen bezocht.

Na de digitalisering werd dat minder. Pixels leidden in mijn ogen naar een volstrekt ander medium dan celluloid. Daarbij zakte het filmtheater weg. Sinds kort bezoek ik het weer regelmatig, maar het is toch voornamelijk een nostalgische trip geworden. De urgentie is weg.

Nu is er sprake van om ’t Hoogt te verplaatsen naar het Werkspoorkwartier, een locatie aan de rand van de stad en het van karakter te veranderen. Het moet een Podium voor Film en Beeldcultuur worden. Dat vind ik twee slechte ideeën die ik niet anders kan zien als modieus, de waan van de dag en oneigenlijk. Mijn reactie bij het artikelFilmtheater ’t Hoogt definitief niet naar City op de Voorstraat: alle pijlen op Werkspoorkwartier’ op DUIC:

Probleem is dat het 45-jarige filmtheater ’t Hoogt al lang niet meer ’t Hoogt is. De reputatie van dit oudste filmhuis van Nederland is groter dan objectieve toetsing rechtvaardigt. Eveneens kan de reputatie van de laatste directeuren niet tippen aan die van de eerste directeur Huub Bals.

Ofwel, ’t Hoogt is sinds 1980 weggezakt en ingehaald. Door de theaters van ondernemer-regisseur Jos Stelling en door gebrek aan eigen initiatief. ’t Hoogt is nog maar een schaduw van wat het ooit was. Vernieuwing is aan ’t Hoogt afgelopen decennia voorbij gegaan. Het is een sterfhuisconstructie geworden.

De huidige programmering bestaat voornamelijk uit kinderfilms, documentaires en te weinig goede publieksfilms. De distributeurs laten ’t Hoogt grotendeels links liggen en vertonen hun pareltjes elders. ’t Hoogt is in een glijdende schaal neerwaarts terechtgekomen die bij gelijkblijvende voorwaarden niet te keren valt. Zo wordt er door de week niet meer voor 16.00 uur geprogrammeerd. In studentenstad Utrecht is dat merkwaardig. Zo verliest ’t Hoogt nog eens extra terrein aan theaters die dat wel doen. De loop en de hoop is er bij ’t Hoogt uit.

Een gebruikelijke reactie bij een inzinking in bedrijfsvoering en geestkracht is de vlucht vooruit. Dat kondigt zich vol pretenties nu ook aan bij ’t Hoogt. Dat is geen hoopgevend, maar juist een onheilspellend teken. Want hoe logisch is het dat een filmtheater dat al decennia niet meer kan voldoen aan de standaard van een gemiddeld filmtheater de hogere lat van een Podium voor Film en Beeldcultuur wel weet te halen? Of anders gezegd, waarom is die verdieping en verbreding de afgelopen jaren al niet op de huidige locatie voorbereid en uitgevoerd?

Het valt dan ook te betwijfelen of een ‘reset’ voor ’t Hoogt de oplossing zal brengen. De beleidsmakers van de gemeente en de subsidiegevers dienen de juiste diagnose te stellen. Aan de hand van de geschiedenis en het karakter van ’t Hoogt kunnen ze proberen te begrijpen wat het scharnierpunt is. Ze kunnen dan ook antwoord op de vraag vinden of een ‘reset’ geen middel is om de huidige malaise te verhullen.

Als daarnaast ook nog eens het centrum verlaten wordt waar in Utrecht het meeste publiek en de juiste atmosfeer te vinden is voor arthouses, dan kondigt zich een nieuwe ramp aan. Cultuur als aanjager voor stadsvernieuwing aan de randen van de stad is een achterhaalde en inmiddels weerlegde interpretatie van de ideeën van Richard Florida. Jammergenoeg is dat tot de beleidsmakers en projectontwikkelaars nog onvoldoende doorgedrongen.

Wat is dan wel de oplossing? Hoe dan ook is de huidige locatie in verband met brandveiligheid, comfort, grootte van de zalen en doeken, geluidsisolatie, routing, doorstroming van het publiek en integratie met de horeca achterhaald. ’t Hoogt is wat de basisstructuur betreft niet meer bij de tijd. De grootste zaal 1 die oorspronkelijk een theaterzaal was (met de ongemakkelijke vierkante turquoise-blauwe bankjes) zou overigens prima weer als theaterzaal in gebruik genomen kunnen worden. Mogelijk in samenwerking met Universiteit Utrecht of Theater Kikker.

Het binnenkort aantredende nieuwe gemeentebestuur Utrecht waarin naar verwachting beide progressieve partijen GroenLinks en D66 dominant zijn, zou zich het lot van ’t Hoogt serieus aan moeten trekken. Met realiteitszin en haalbaarheid als uitgangspunt. Niet door het in te passen in een megalomaan project in het Stationsgebied of het te verplaatsen naar de marge van de stad, maar door het een nieuwe start te laten maken in het centrum van de stad. Met nieuwe middelen en nieuwe kansen.

Het oudste filmtheater van Nederland dat een onlosmakelijk deel van het cultureel erfgoed van Utrecht en Nederland vormt verdient een tweede kans. Niet door het zichzelf in vergezichten en een vlucht vooruit in zelfbedrog te laten verloochenen en te vervreemden van haar oorspronkelijke roeping en taak, maar door het weer ongestoord de kans te bieden het publiekstheater te laten zijn dat het ooit was. Spraakmakend en in de voorhoede van de zevende kunst. Haaks op de tijdgeest zonder de neus op te halen voor commercie.

Er is in het centrum van Utrecht voldoende ruimte voor drie arthouses waar de Cinevillepas geldt. De horeca en het uitgaansleven draaien in Utrecht als een tierelier en moeten eerder afgeremd dan gestimuleerd worden.

Maar dat mag geen reden zijn om het oudste filmtheater van Nederland dan maar om budgettaire redenen en een achterhaalde interpretatie van stadsvernieuwing naar de marge te verbannen. Want spreiding van culturele voorzieningen resulteert uiteindelijk in verdunning en verzwakking van de culturele infrastructuur. Met het relatief kleine aantal van 350.000 inwoners moet het gemeentebestuur niet de eigen hand overspelen door culturele basisvoorzieningen naar de marge van de stad te verplaatsen.

Een grootmoedig en zelfbewust gemeentebestuur van Utrecht dat de eigen historie koestert helpt er actief aan mee om ’t Hoogt een plek in het centrum te bieden. Dat is geen kwestie van niet kunnen, maar van willen.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelFilmtheater ’t Hoogt definitief niet naar City op de Voorstraat: alle pijlen op Werkspoorkwartier’ op DUIC, 11 april 2018.

Pleidooi voor de herwaardering van kunst vanwege de bedreiging door het populisme

Kunst als industrie is een opvatting. Specialismen die aan hoogleraar Andy Pratt van de City University London worden geplakt zijn verschillend. Veelzeggende etikettering. Dat varieert van Cultuurbeleid (‘Cultural Policy‘) tot Culturele Economie (‘Cultural Economy’). Dat is een principieel verschil in benadering die voor gescheiden werelden staat. Cultuurbeleid is het geheel van uitgangspunten van de overheid ten aanzien van de culturele sector. Het omvat emancipatie, culturele educatie en debat. Culturele economie is de studie van de culturele sector vanuit economisch perspectief. Het omvat beroepsopleiding, de creatieve industrie en amusement.

Politiek denken in de westerse landen van de afgelopen 15 jaar is doorgeslagen in de richting van kunst die dienstbaar is aan de economie. Zoals ook politiek dienstbaar werd aan de economie. Vaak in het verlengde van stadsplanning, ruimtelijke ontwikkeling en de belangen van de vastgoedsector. Dat kreeg een semi-officiële onderbouwing door de verschijning van The Rise of the Creative Class van Richard Florida in 2002.

Die ontwikkeling werd mogelijk omdat kunst als maatschappelijk-kritische macht haar scherpte had verloren en daarom getemd kon worden. Overheden schroefden uitgaven van cultuurbeleid terug. De politiek zag het belang van kunst niet in omdat het geen politiek-maatschappelijke functie van betekenis meer zou hebben.

Door de opkomst van het populisme verandert dat snel. Zo snel dat het praatje van professor Andy Pratt van november 2016 nu al gedateerd aandoet. De demagogie van Donald Trump, Nigel Farage, Marine Le Pen of Geert Wilders geeft kunst weer een functie. Die meer is dan economisch belang en verkooppraatjes over de creatieve klasse, werkgelegenheid en kunst uit cultuureconomisch perspectief. Kunst groeit door de slechte smaak van de populisten en hun opwaardering van politiek tot amusement -die indirect ook de journalistiek onschadelijk probeert te maken- in haar aloude rol als politiek kompas en maatschappelijk geweten.

Zo gloort er weer een rol voor kunst met een maatschappelijke functie die de economisering van de afgelopen 15 jaar achter zich laat. Het is zaak voor politieke partijen die zich tegen de demagogie van de populisten keren om in te zien dat kunst een essentieel instrument is om die demagogie te bestrijden. Niet door politiek stelling te nemen tegen de populisten, maar door hun kleinigheden, tegenstrijdigheden en onbelangrijkheden bloot te leggen. Cultuurcriticus Neil Postman zei: ‘When a population becomes distracted by trivia, when cultural life is redefined as a perpetual round of entertainments, when serious public conversation becomes a form of baby-talk, when, in short, a people become an audience, and their public business a vaudeville act, then a nation finds itself at risk; culture-death is a clear possibility.’ In die fase zijn we aanbeland. Hoogste tijd voor de herwaardering van kunst door de gevestigde politiek om de dreigende cultuurdood voor te zijn.

Tilburg ziet stedelijke openbare ruimte als onderneming. En kunst als afgeleide daarvan

til

Schrik slaat om het hart bij lezing van de stukken (zie 17) van de gemeente Tilburg over kunst in de openbare ruimte. Bij een project van het openbaar bestuur dat zich bij de tijd acht past uiteraard een hedendaags acroniem: CUPUDO. Jawel, CUltuur in het PUblieke DOmein. Het is niet zozeer de bestuurlijke taal vol holle frases waarin de overmoed en de citymarketing doorklinken en alles drie keer wordt gezegd die afschrikt, maar de koers van een bezuinigende, terugtrekkende overheid die met afleidende kletspraatjes het publieke domein overlevert aan externe partijen. Tilburg denkt haar nadeel van een overheid die geen initiatieven voor de openbare ruimte meer neemt straffeloos om te kunnen vormen tot een voordeel. Tilburg volgt Richard Florida in zijn generalisaties over de creatieve klasse en een maatschappelijk bedrijfsleven die de gemeente  aan de haren uit het moeras trekken. Tilburg tovert zich rijk en zit voortaan op de achterbank als ‘regisseur’.

Neem dit citaat uit de Verkenning, p.8: ‘Voor grote (kunst)projecten op stadsniveau zal de samenwerking gezocht moeten worden met private partijen als projectontwikkelaars, architectenbureaus, creatieve ondernemers en organisatoren van festivals. Private financiële bijdragen maken grote dynamische en tijdelijke (kunst)projecten in de openbare ruimte mogelijk, waarmee de stad zich kan profileren. De stedelijke openbare ruimte kan in dit kader gezien kunnen worden als onderneming. Wanneer een private partij zeggenschap krijgt over een aangewezen openbare locatie, zonder dat de overheid daarin beperkt, zal er door deze partij meer in de openbare ruimte worden geïnvesteerd. Hier fungeert de overheid als bewaker van het algemeen belang, om de kwaliteit van het publieke domein te kunnen waarborgen en sociaal maatschappelijke uitsluiting te voorkomen.’ Wensdenken als vlucht vooruit kan niet beter omschreven worden dan hier gebeurt.

De gemeente Tilburg ziet de stedelijke openbare ruimte als onderneming. Is dat gemeend of een ongelukkig gekozen bewoording? Wat is er aan de hand in bestuurlijk en ambtelijk Tilburg? Heeft de verbeelding het overgenomen van het gezond verstand? Maar vooral roept dit de vraag op waar dit de rol van het openbaar bestuur laat. De volgende stap is mogelijk de volledige privatisering van de gemeente Tilburg. De zwakkeren die niet meer voor zichzelf kunnen opkomen worden aan hun lot overgelaten en niet meer door de gemeente beschermd. Projectontwikkelaars, architectenbureaus, creatieve ondernemers en organisatoren van festivals mogen voortaan de openbare ruimte van Tilburg als onderneming zien. Het Tilburgse model voor de openbare ruimte is de ultieme verwatering van zowel de kunst als het openbaar bestuur. Wie heeft daar profijt van?

Foto: Citaat uit Nota CUPUDO Tilburg, januari 2016. (Op 1 maart 2016 start de ‘pilot’ van het ‘Stadslab’ dat de openbare ruimte als onderneming ziet; provincie Noord-Brabant zou positief zijn over de toekenning van de zogenaamde impulsgelden).

Tussen goedpraters en kwaadsprekers: meeste Nederlanders zwegen in 2015 over de vluchtelingen

ANP-31988124-2048x1517

2015 was lastig. Vluchtelingen namen met gevaar voor eigen leven en dat van hun kinderen de boot naar Europa. Opvang had geen halszaak moeten zijn, maar de reactie erop legde van alles bloot en voedde de onzekerheid. Mede door een slechte voorbereiding van de landelijke overheid die afgelopen jaren tegen het advies van het COA in opvanglocaties had gesloten. In een reactie op die reactie kwam het Nederlands kabinet met misleiding en spin om eigen falen en verdeeldheid te verhullen door de spreekwoordelijke Apotheker van Aleppo als hoogopgeleide vluchteling te presenteren met de suggestie dat hij snel bij ging dragen aan de Nederlandse economie, terwijl uit Duits onderzoek blijkt dat slechts 10% van deze vluchtelingen hoogopgeleid is. In Nederland is 30% van de bevolking hoogopgeleid. In vooral de regionale media verschenen ineens kunstzinnige, musicerende en vluchtelingen zoals wij die redelijk Engels spraken, terwijl de analfabeten, de door oorlog getraumatiseerden en religieuze hardliners onder de vluchtelingen buiten beeld bleven.

De reactie legde veel bloot dat onder druk niet klopte en de werkelijkheid niet weerstond. Er was de onmacht van de EU om door te pakken en een strategische visie te formuleren op het eigen functioneren. De EU was niet in staat om de eigen buitengrenzen te bewaken. Er was het gebrek aan bestuurlijk besef van het openbaar bestuur op gemeentelijk niveau om het belang van de eigen burgers voorop te zetten. Bij vestiging van azc’s moesten vele burgemeesters er door protest aan herinnerd worden dat ze niet volgens partijpolitieke lijnen hun partijgenoten in Den Haag moesten volgen, maar ingehuurd waren om het belang van de eigen inwoners voorop te zetten. Er was een harde kern van buitenlandhaters die door zowel het ontbreken van de controle op en registratie van de vluchtelingstroom alsook door de tweespalt in het kabinet tussen VVD en PvdA en de aantoonbaar te rooskleurige verhalen als een geschenk munitie in handen kreeg. Er was een meerderheid van bezorgde burgers die zich zowel niet thuis voelde bij de verhullende verhalen van kabinet en overheden die overduidelijk de regie verloren hadden als bij degenen met een ideologie van haat die het niet ging om het vinden van een oplossing, maar om het politiseren van iets wat in aanleg gewoon probleembeheer was.

Door de tweespalt die feitelijk een driespalt was werd 2015 een schizofreen jaar omdat velen vreesden door overreactie en lui denken ingedeeld te worden bij de verkeerde groep. Ze waren op hun dood om door associatie waartegen geen weerwoord bestond gestigmatiseerd te worden en hielden daarom meer dan ze eigenlijk wilden hun mond. Dit alles ging ten koste van de redelijke middenweg die onnodig verzwakte en ruim baan gaf aan de goedpraters en de kwaadsprekers. De meerderheid van goedwillende Nederlanders heeft niets tegen vluchtelingen , maar maakt zich vooral ongerust over de eigen toekomst en dat van hun kinderen.

Foto: Minister Ploumen met de fiets in het VN-vluchtelingenkamp Al Zaatari, maart 2015. Credits EPA / Jamal Nasrallah.

Vluchtelingen zijn laagopgeleid. Waarom horen we dat niet van media en politiek?

Maakt het uit of een vluchteling hoogopgeleid is? Of creatief is en muziek maakt of beelden hakt? Blijkbaar wel, want politici als minister Lodewijk Asscher van Integratie hebben het in de media niet toevallig over de Apotheker uit Aleppo die een bijdrage kan leveren aan de samenleving, terwijl er 580.000 werklozen zijn. Onder wie vele hoogopgeleiden. Albert de Voogd van de Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF vertelde in september 2015 tegen de NOS zelfs dat 70% van de vluchtelingen hoogopgeleid was. Hoe De Voogd dat wist is een raadsel omdat door het ontbreken van actuele cijfers en de chaos in de registratie niemand het weet. Waarom buitenlandse hoogopgeleiden op de arbeidsmarkt de voorkeur zouden genieten boven hoogopgeleide Nederlandse werklozen die ook nog eens het Nederlands meester zijn is een ander raadsel. Van bedrog.

Het is andersom zoals uit Duitse cijfers blijkt, Die Welt zette het deze maand in een bericht op een rijtje. De vluchtelingen zijn laagopgeleid. Twee van de drie vluchtelingen kan niet lezen. Zo’n 10% van de vluchtelingen die nu naar Duitsland komen is hoogopgeleid, dus 90% is dat niet. In Nederland is zo’n kleine 30% van de beroepsbevolking hoogopgeleid. Dat is driemaal zo hoog. De nu naar Nederland komende vluchtelingen die niet kunnen lezen of schrijven geeft de hoogopgeleide, werkloze Nederlanders juist de kans op een baan.

De politiek heeft het niet over de Hoerenloper uit Homs of de Lopende-bandmedewerker uit Latakia. Zoals uit het item van Omroep Brabant blijkt doen de media eraan mee om het door het kabinet opgeroepen beeld van creatieve, hoogopgeleide en ’nuttige’ vluchtelingen te bevestigen. Het is een zo overduidelijk onjuist beeld dat niet aansluit bij de werkelijke situatie dat het onbegrip en in sommige gevallen zelfs agressie oproept bij degenen die het beeld doorprikken. En zich niet gehoord voelen. Waar zijn politiek en media mee bezig? Ook over huisvesting van statushouders in sociale huurwoningen die niet ten koste zou gaan van allen met oude rechten op wachtlijsten liegt de overheid. De taartpunt wordt kleiner als er meer mee-eten. Heeft de overheid zo weinig zelfvertrouwen en geloof in de goede afloop dat het daarom de beeldvorming blijft manipuleren? Het lijkt er sterk op. Zo roepen overheden door het uit de weg gaan van de waarheid het onheil over zich af.

Pseudokunst van Power of Art House: miniatuurvluchtelingen

rwanda

De vluchtelingensituatie in en buiten Europa is gecompliceerd en ernstig. Iedereen heeft er een mening over. Hoewel de kanttekening past dat altijd zo’n 3% van de wereldbevolking op de vlucht is. Dus zo speciaal is de huidige situatie ook weer niet. De reactie op de vluchtelingen wordt even opmerkelijk als de situatie zelf.

Voorspelbaar is dat maatschappelijke organisaties het met beide handen aangrijpen om zich te profileren. Of dat nou voor of tegen de opname van vluchtelingen en migranten in Europa of Nederland is. Om marktaandeel te vergroten, subsidie te verantwoorden, aan prestige of aan zieltjes te winnen, of een politiek programma over het voetlicht te brengen. Niets menselijks is een organisatie vreemd die lekker aan invloed kan winnen.

Migranten en vluchtelingen bieden zelfs kansen voor propaganda. Power of Art House probeert ‘beladen onderwerpen toegankelijk te maken voor een breed publiek om het publieke debat op gang te brengen’. Dat debat lijkt door anderen al in gang gezet te zijn. Het is afgelopen week het project ‘Moving People’ begonnen: ‘Guerrilla street art project vanaf september 2015: duizenden miniatuurvluchtelingen in de straten van Amsterdam en Den Haag.’ Madurodam kan als tijdsbeeld toestroom verwachten van miniatuurvluchtelingen.

Power of Art House bestaat niet uit kunstenaars, maar uit creative directors, een creatieve denktank en een bestuur. Dat type welwillende creatieve klasse met veel organisatie. Het verspreidt tien soorten poppetjes waarvan het de bedoeling is dat het ‘de vluchtelingen een gezicht geeft en hun verhalen vertelt. Om ogen te openen, empathie  en sociale cohesie te versterken.’ Dit streven is nogal een pretentie. Vooralsnog geeft Power of Art House vooral zichzelf een gezicht en dringt het zich op als tolk voor vluchtelingen die best in staat zijn hun eigen verhaal te vertellen. De betuttelende pseudokunst van Power of Art House is overbodig.

Foto: Project Moving People van Power of Art House met miniatuurpoppetjes.

Dirk Poot legt uit waar de Piratenpartij voor staat. Something cool?

Als kritisch lid op afstand van de Piratenpartij sta ik positief tegenover de woorden van de beoogd lijsttrekker Dirk Poot. Erik de Vlieger praat open met hem voor Café Weltschmerz. Poot positioneert de Piratenpartij als een partij die de macht van het parlement wil herstellen. Tegen regeringsakkoorden, Brussel en de macht van de multinationals in. Een goed idee dat bij nieuwkomers past, maar hoe gaat Poot dat realiseren? Hij komt overtuigend over als vrijdenker die een prima vertegenwoordiger is van de progressief-liberale stroming in de Nederlandse politiek. Ongenoemd in het gesprek blijft de krakkemikkige organisatie van de Piratenpartij.

00:00 Het kerkzakje door Bram Bakker (NL TRIO 0390 4379 13)
00:38 Introductie
01:55 Waarom stemmen op de Piratenpartij?
02:55 Kernpunten (Copyright)
05:10 Boekdruk-monopoly’s
06:39 Disney en Presley
09:00 Muziekrechten
10:15 Politieke vertaling
10:55 Evenwicht naar een open informatie samenleving
14:10 Piraten zijn de enige partij die de komst van de digitale wereld in hun politieke programma verwerken
18:09 Andere politieke issues?
19:00 Piratenpartij komt voort uit een criminele organisatie?
24:05 Kernenergie versus thoriumreactoren
28:55 Bootvluchtelingen
30:30 Nagesprek: Privacy, Facebook, Stasi, doneren!
36:53 Doneren (NL TRIO 0390 4379 13)

Zie hier voor blogpostings over de Piratenpartij.

Nieuw inzicht: Cultuurbeleid draait om cultuur. In Vishallen wordt de vis goedkoop betaald

unnamed

Twee berichten die niets met elkaar te maken lijken te hebben, worden hier in een kader gezet. Afgelopen donderdag 5 maart 2015 presenteerde de WRR verkenning 30: Cultuur herwaarderen van Erik Schrijvers, Anne-Greet Keizer en Godfried Engbersen. De opzienbare conclusie is dat de ‘wrr-verkenning bepleit een herwaardering van het ‘culturele’ binnen het cultuurbeleid.’ Dus niet de sociale en economische effecten van cultuur geeft de waarde van cultuur aan, maar de waarde van cultuur is gelegen in cultuur. Een terechte, maar in wezen schandalige conclusie die aangeeft dat het cultuurbeleid de afgelopen jaren behoorlijk uit de koers is geraakt. Van het padje zelfs. En voor allerlei karretjes gespannen is, maar niet voor dat van de cultuur zelf.

De conclusie dat cultuur om cultuur draait is van het kaliber dat de waarde van de zorg in zorg ligt, de waarde van sport in sport, de waarde van defensie in defensie of de waarde van de slager in vlees. Generaties politici die met hun pseudo-intellectuele timmerdoos hun hobbyisme botvierden met praatjes over emancipatie, allochtonen, stadspromotie, stadsvernieuwing, creatieve klassen of andere afgeleiden van cultuur zouden het schaamrood op hun kaken moeten krijgen. Als ze al tot zelfinzicht te brengen zijn. Gelukkig is een kenmerk van de Nederlandse politiek dat partijen het geheugen van een muis hebben en liefst tezamen met z’n allen door de wind gaan om fouten uit het verleden zo snel mogelijk te vergeten. Zonder nog ooit achterom te kijken. Zonder verwondering over de ooit ingenomen standpunten of de aangebrachte schade aan de cultuur.

Het gevaar van de verkenning is levensgroot en kan anders uitpakken dan bedoeld. Nederlandse politici geven persoonlijk doorgaans geen snars om cultuur zodat bij de pacificatie van hun programmatische strijdpunten over cultuur hun interesse ervoor tot het nulpunt zal dalen. Want als partijen elkaar over cultuur geen vliegen meer af kunnen vangen ontbreekt de noodzaak om er ter onderscheid nog politieke strijd over te voeren. Hoe averechts dat in het verleden ook uitpakte, maar wel investeringen in cultuur opleverde. Nu de verheffing van het volk zo goed als voltooid is, ontbreekt de noodzaak om overheidssubsidie in kunst en cultuur te stoppen.

Hoe de cultuursector in de praktijk werkt maakt een vacature van kunstenaarsvereniging De Vishal in Haarlem inzichtelijk. Het zoekt een Artistiek Coördinator die voor een vergoeding van € 12.500 per jaar ongeveer tien tentoonstellingen moet organiseren, vormgeven en uitvoeren; een tentoonstellingscommissie moet voorzitten; atelierbezoeken moet afleggen; dient te netwerken; dient te inspireren, begeleiden en binden; externe contacten dient te onderhouden; als ‘gastvrouw (!) bij openingen moet optreden en ook met het bestuur moet samenwerken. Een van de eisen is om De Vishal naar een hoger plan te tillen. Geen gebrek aan pretenties.

Maar wel aan middelen. De scheefgroei tussen schijn en wezen van het cultuurbeleid symboliseert de realiteit van de cultuursector. En leidt tot nederigheid. Dan past zwijgen. Of: wacht opstand. De vacature van De Vishal en al die andere Vishallen om voor een vergoeding van € 12.500 per jaar een hooggekwalificeerd medewerker te eisen die dag en nacht klaarstaat symboliseert het bedrijfsmodel van een sector die in de politieke prioriteit eenzaam onderaan de lijst bungelt. En ook elders onvoldoende steun krijgt. Zolang de cultuursector op deze afhankelijke manier blijft opereren ondermijnt het de eigen geloofwaardigheid. Cultuur draait om cultuur.

Foto: Pieter Claesz., Stilleven met vis, 1647. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.

Wat heeft promotie van cultuur met kunst te maken?

Promotie van Brusselse cultuur die substantie belooft, maar buitenkant biedt. Voor Visit.Brussels, de uitdagen op 29 en 30 augustus 2014. Bij publieksacties wordt kunst teruggebracht tot cultuur. Valt dat op te vatten als temmen omdat ‘kunst’ onhandelbaar en ‘cultuur’ gezelliger klinkt? Maar het is meer dan een woordenspel.

Cultuur wordt in Europese steden gepresenteerd om toerisme, stadspromotie en economie ‘op de kaart te zetten’. Maar als kunst op de kaart staat, dan is het dood. Per definitie geen kunst meer. Zo ontstaat cultuur dat gaat over menselijk handelen en kunst als halfproduct insluit. Bestaat promotie van kunst? Onmogelijk. Cultuur is het middel om kunst door de samenleving te loodsen. Cultuur is aspirine. Kunst is hoofdpijn. Au!