Personeelstekorten op arbeidsmarkt vragen om integrale aanpak met Deltaplan. Migratie kan bescheiden deel van de oplossing zijn

In een reactie op het opinie-artikelMigratie als oplossing‘ van lector Jaswina Bihari-Elahi op de FB-groep We Have a Dream (WHD) heb ik onderstaande reactie geplaatst. Bihari-Elahi is kernlid van WHD, zoals ik dat ook ben. WHD is een soort denktank van overwegend linkse mensen die nadenken over een andere vorm van politiek. In mijn reactie vraag ik om een projectminister voor Arbeid die als doelstelling krijgt om de personeelstekorten op de arbeidsmarkt op te lossen, maar ook de arbeidsvoorwaarden te verbeteren:

De arbeidsmarkt is complex. Het is naar mijn idee te simpel om te zeggen dat de oplossing voor het tekort aan arbeidskrachten in migratie moet worden gezocht. Er is ook nog zoiets als maatschappelijke acceptatie van migranten. Of we de weerstand ertegen afkeuren is ondergeschikt, het is een feit dat dit bestaat. Wat niet wil zeggen dat voor speciale sectoren de toestroom van migranten geen uitkomst kan bieden. Maar het lijkt te grof om immigratie als oplossing voor de problemen op de arbeidsmarkt voor te stellen.

Een betoog dat in migratie een oplossing voor personeelstekorten in onder meer zorg, onderwijs en bouw ziet draagt een paradox in zich. Want door de toestroom van niet-tijdelijke migranten neemt hoe dan ook het beslag op de voorzieningen (wonen, onderwijs, gezondheidszorg) toe. Dat zijn dezelfde migranten die dat tekort vervolgens moeten helpen oplossen. Dat is een circulair proces. Uiteraard zijn de aantallen niet identiek, maar dit aspect behoort wel in het betoog ingecalculeerd te worden.

Er spelen vele aspecten. Zoals de robotisering en standaardisering van werk. Dat is een ontwikkeling die nog maar net begonnen is. Naar verwachting zal er in de komende decennia op middenniveau veel werk verdwijnen. Het betekent dat in bepaalde sectoren geen personeelstekorten, maar overschotten ontstaan. Het aldus vrijkomende personeel kan indien geschikt via omscholing doorstromen naar de sectoren waar het personeelstekort het meest nijpend is. Dan is er het percentage deeltijdwerk van vooral (getrouwde) vrouwen dat in Nederland naar verhouding hoog is. Ofwel, deze vrouwen zijn tijdelijk verloren voor de arbeidsmarkt, maar zouden met een goed flankerend overheidsbeleid weer terug aan de slag kunnen. Bijvoorbeeld door een beter schoolsysteem dat kinderen beter opvangt, hogere salariëring, minder werkdruk en betere pensioenvoorwaarden. Zo’n aanpak zou een deel van de personeelstekorten in de zorg en het onderwijs op kunnen lossen. Ook zijn er gepensioneerden die vanwege fiscale maatregelen ervoor (moeten) kiezen om hun functie definitief te verlaten, terwijl hun het werk feitelijk onmogelijk wordt gemaakt.

Het is de vraag of de reden voor de personeelstekorten in andere genoemde sectoren, te weten de NS, de detailhandel, de horeca, de ICT sector, en zelfs de IND ondubbelzinnig ligt in de demografie. Problemen in de horeca en de detailhandel hebben te maken met de lage salariëring, van de IND met de slechte, om niet te zeggen chaotische politieke aansturing en in de ICT sector door een verkeerde scholing ofwel een onvoldoende afstemming van het onderwijsaanbod en de vraag van de ICT sector. Ook bij de NS kunnen door omscholing via het reguliere onderwijs of het eigen NS-omscholingsonderwijs de tekorten aangepakt worden. Bij sectoren die snel groeien zoals horeca, bouw of IND is de vraag niet afgestemd op het aanbod. Dat is het naijlend effect van de bekende varkenscyclus. Dat is een tijdelijk probleem.

Daarbij komt de economische en maatschappelijke vraag of vluchtelingen en arbeidsmigranten voldoende kunnen meedraaien in het arbeidsproces en daarvoor de juiste startkwalificatie hebben. Het valt te bezien of het macro-economisch nuttig is om ze die kwalificatie bij te brengen. Uiteraard zijn er binnen deze groepen gemotiveerde en geschoolde mensen. Het ligt voor de hand om deze categorie in te zetten op de arbeidsmarkt. Maar dat gaat minder ver dan de oplossing van personeelstekorten in migratie te zoeken. De spreekwoordelijke apotheker uit Aleppo van voormalig vice-premier Lodewijk Asscher was bij de Syrische vluchtelingen de uitzondering. Volgens het SCP uit 2018 had slechts 20% een universitair diploma en eenderde alleen basisonderwijs. Voor andere migranten en vluchtelingen uit landen als Eritrea of Afghanistan zal dat percentage niet anders liggen. Migranten uit Iran zijn de gunstige uitzondering.

Er zou een Deltaplan voor de arbeidsmarkt moeten komen. Met een projectminister die dat coördineert. Per sector zou een plan van aanpak gemaakt moeten worden dat ernaar kijkt hoe de arbeidsvoorwaarden verbeterd kunnen worden en hoe vraag en aanbod beter op elkaar afgestemd kunnen worden. Aspecten die dan als eerste bekeken moeten worden zijn onderwijs; omscholing; deeltijdwerk voor 67-plussers; fiscale maatregelen; betere salariëring en minder werkdruk; herintreding, opwaardering en de omslag naar voltijdwerk van vooral vrouwen. In zo’n integraal plan kan migratie een rol spelen als deel van de oplossing. Maar beseft moet worden dat de betekenis daarvan vanwege maatschappelijke en economische overwegingen voor de korte termijn bescheiden zal zijn.

Foto 1: Deel van artikel ‘Migratie als Oplossing’ van Jaswina Bihari-Elahi op FB-groep We Have a Dream (WHD)

Foto 2: Vacature van Eetwinkel Kwebbles waarbij ervaring niet nodig is.

Goede bedoelingen van Duitse ontwikkelingsbank KFW staan de realisering van gelijkheid in de weg omdat het ongelijkheid verhult

KFW of ‘Kreditanstalt für Wiederaufbau‘ is een Förderbank of publieke ontwikkelingsbank. Op landelijk niveau kanaliseert deze gespecialiseerde bank in Duitsland publieke middelen via speciale kredietprogramma’s. De bedoelingen zijn goed, maar het lijkt er toch op dat de werkelijkheid van samenleving en arbeidsmarkt in deze video niet evenwichtig wordt voorgesteld. De marketing en de goede bedoelingen gaan met KFW op de loop.

Uiteraard is het een prima initiatief om gehandicapten ‘in te sluiten’. Dat is de kritiek niet. Maar hoe naïef is het niet om een spreker te laten zeggen dat ‘men in het leven alles kan bereiken, met of zonder handicap’? De manager personeelszaken vindt het allemaal zeer indrukwekkend. Het idee van een meritocratie ligt aan deze uitspraak ten grondslag. Dat is een maatschappij waarin afkomst en achtergrond niet van belang zijn voor iemands sociaal-economische positie. Willen wordt kunnen, en kunnen wordt bereiken. KFW claimt dat gelijkheid nu al bereikt is. Dat wil zeggen dat er volgens KWF een maatschappij zonder ‘glazen plafonds’ voor vrouwen, homoseksuelen, gehandicapten, 50-plussers, mensen met een donkere huidkleur of een Arabische naam bestaat. Het ‘old boys’-netwerk zou zijn opgeruimd zodat iedereen dezelfde uitgangspositie heeft.

Het is prima om te streven naar gelijkheid van werknemers. Maar het risico is dat als men claimt dat die gelijkheid bereikt is zonder dat die echt bereikt is, men als opinieleider aan wensdenken en verhulling van de werkelijkheid doet. Zodat de urgentie wordt afgezwakt om onrecht en ongelijkheid aan te pakken. Die foute beeldvorming staat de realisering van gelijkheid in de weg omdat het de huidige ongelijkheid verhult. KFW trapt in de valkuil van goede bedoelingen en bereikt het omgekeerde van waar het naar zegt te streven.

Foto: Still uit de videoInklusionstag Bonn 2019 – Die Kunst der Vielfalt’ van KFW met een tekst van Dhr. Kahawatte, geplaatst op het YouTube-kanaal van KFW op 4 november 2019. 

Term ‘genderneutraal’ is lelijk, onzinnig, vlak en ontwijkend. Het overbrugt verschil tussen symboliek en uitblijvende maatregelen

Het kabinet Rutte III staat in de steigers en laat beleidsvoornemens naar de media lekken. Een daarvan is dat ‘dat alle overheden zoveel mogelijk genderneutraal te werk gaan’, aldus bovenstaand bericht van de NOS.

De term ‘genderneutraal’ is niet alleen slecht en lelijk Nederlands, maar ook ontbreekt de urgentie om de term te gebruiken. Vooropgezet, ik ben voor volledige gelijkheid van man en vrouw en alle andere categorieën die bestaan. Aan die gelijkheid schort veel. Als vooruitstrevend West-Europees land dat Nederland is hebben niet-mannen een opvallende en onnodige achterstand op de arbeidsmarkt opgelopen. De overheid als werkgever kan een voorbeeld geven door alle categorieën voortaan exact gelijk te belonen en dezelfde kansen te bieden. En die kansen voor allen te garanderen en op de plekken waar maatschappelijke ongelijkheid bestaat corrigerend op te treden door het gelijk te trekken. Boter bij de vis zogezegd, en geen lege symboliek.

De term ‘genderneutraal’ is onzinnig, vlak en ontwijkend. Mensen zijn niet ‘genderneutraal’, maar verschillen onderling. In dat verschil zijn ze niet meer of minder dan de ander. ‘Genderneutraal’ suggereert echter het omgekeerde, namelijk dat mensen onderling niet verschillen en in beginsel hetzelfde zijn. De term wordt als een wondermiddel over de maatschappelijke ongelijkheid gelegd. De vrees bestaat dat het kabinet Rutte III het bij die symboliek laat en geen beleidsmaatregelen neemt om gelijk loon of gelijke rechten voor mannen, vrouwen en andere categorieën verplicht te stellen of af te dwingen. Zo kan het gebruik ervan progressieven met symboliek, en christenen en conservatieven met het uitblijven van harde maatregelen tevreden stellen.

Foto: Schermafbeelding van deel artikel ‘Nieuwe coalitie: geslachtsregistratie zoveel mogelijk beperken’ van NOS, 8 oktober 2017.

Open brief van De Craen en Kraaijeveld aan Stedelijk Museum Breda over inzet vrijwilligers

Publiciste en artistiek directeur van Hotel Maria Kapel in Hoorn Irene de Craen verzet zich tegen het rendementsdenken en de managementscultuur in de culturele sector. In haar analyses pleit ze er steevast voor om kunstprofessionals weer zeggenschap over de kunstsector te geven. Met andere woorden, handen terug aan het beeld. Ze keerde zich in september 2015 in een open brief tegen het voortijdige ontslag van directeur Lorenzo Benedetti van kunstcentrum De Appel in Amsterdam. Met de sleutelzin: ‘Is er nog plek voor artistieke visie, of is dit geheel secundair geworden aan de kwaliteiten van een manager?’ Zie hier mijn commentaren op de kwestie De Appel. Nu schrijft zij als bestuurslid van Platform BK samen met directeur  een open brief aan het Stedelijk Museum Breda (SMB). Over de inzet van vrijwilligers.

Ze stellen ‘dat de inzet van het toenemende aantal vrijwilligers dat in de culturele sector en in het bijzonder in de musea werkt’ zorgen baart. Daartoe verwijzen ze naar drie vacatures voor vrijwilligers van het SMB. Uit een voetnoot bij de open brief blijkt dat de vacatures door het museum tussentijds zijn aangepast. Maar nog steeds betwisten de briefschrijvers dat het SMB een beleid voert dat leidt tot een duurzame arbeidsmarkt. Ofwel, volgens De Craen en Kraaijeveld overvraagt het SMB de vrijwilligers, biedt te weinig tegenprestatie (onder meer ‘een leuke attentie op de verjaardag’) en werft het niet voor additioneel, maar voor vervangend werk: ‘Wat ook opmerkelijk is, is dat de werkzaamheden die de vrijwilligers moeten gaan uitvoeren structurele activiteiten zijn met een eigen creatieve bijdrage en veel eigen verantwoordelijkheid’. Het SMB werkt er met haar personeelsbeleid dus actief aan mee betaalde krachten te verdringen door de inzet van vrijwilligers.

De briefschrijvers hebben er enig begrip voor dat het SMB handelt vanuit een te krap budget, maar zijn toch van mening dat het museum zich verkeerd opstelt: ‘Waarschijnlijk zijn deze vrijwilligersfuncties een manier om aan alle eisen van een publiek instituut te voldoen binnen het budget dat het Stedelijk Museum Breda beschikbaar is gesteld uit publieke en private middelen. Platform BK heeft hier begrip voor, maar verlangt een andere houding van culturele instellingen.’ Ze eindigen hun brief positief door de directie en het bestuur van het SMB voor te houden hoe het wel correct zou kunnen handelen: ‘Het aandeel zzp-ers, 0-uren contracten en verkeerde inzet van vrijwilligers in de culturele sector zijn verontrustend. Deze arbeidscondities zijn onderdeel van het maatschappelijke probleem van een economie van onzekerheid, burn-out en verborgen armoede. Culturele instellingen, zoals het Stedelijk Museum Breda, zouden hun maatschappelijke voortrekkersrol moeten waarmaken in zowel de culturele programmering als het personeelsbeleid.

Er zijn in Nederland veel musea die financieel op het randje van het mogelijke opereren. Met vacatures voor vrijwilligers die structureel zijn. Dat is ongewenst en ongelukkig. Het pleidooi van De Craen tegen de inzet van vrijwilligers door het SMB valt rechtstreeks terug te voeren op haar pleidooi tegen het managementsdenken en de rendementscultuur in de kunstsector. Het accent moet weer bij de kunstprofessionals gelegd worden. Daartoe horen ook afgestudeerden die nu als vrijwilliger tot tweederangsmedewerkers worden gemaakt.

In Breda twijfelde het college de afgelopen jaren over de richting van de plaatselijke gemeentelijke musea, waardoor buitenstaanders het initiatief konden nemen. En er met de centen vandoor gingen. Uit een bericht van Breda Vandaag van 16 december 2014: ‘Het interim-management kostte in die periode 324.576,49 euro. Aan marketing werd in 5 jaar voor 349.104,25 euro aan extern management gespendeerd.’ Zoals ik in een commentaar concludeerde: ‘Een eindeloos proces van praten, overleggen, benoemen, initiatieven delen en ‘helder denken’ dat Breda zo op externe kosten voor personeel, en onderzoek en advies jaagt.’ De Craen en Kraaijveld trekken aan het eind van dit stroperige proces terecht de conclusie dat nu de vrijwilligers het kind van de rekening zijn. Het geld is op omdat het naar externe adviseurs, interim managers en bijklussende top-ambtenaren is gegaan. Het failliet van de managementcultuur in de museumsector is zelden beter aangetoond dan in Breda. Deze achtergrond geeft de open brief van Irene de Craen en Joram Kraaijeveld extra gewicht.

Foto 1: Schermafbeelding van deel ‘Open brief aan Stedelijk Museum Breda’ van Irene de Craen en Joram Kraaijeveld op Platform BK, 11 juli 2017.

Foto 2: Schermafbeelding van vacatures Stedelijk Museum Breda, stand 16 juli 2017.

Women’s March wordt pas succes met een massaal politiek vervolg

Het is onvoldoende om met elkaar te protesteren en daar een moreel gelijk aan te ontlenen. Dat is potsierlijk. Protest krijgt pas inhoud als het niet eenmalig maar blijvend is en in een doelgerichte politiek gegoten wordt. Velen hebben het gelijk aan hun kant als ze beweren dat de Amerikaanse president Donald Trump een dwaas en een egotripper is die zonder ervaring in het openbaar bestuur slecht is voorbereid op zijn nieuwe functie. Protest is nodig als startpunt voor politiek activisme. Maar als protest dreigt te ontaarden in het claimen van eigen gelijk dat niet verder nadenkt over het vervolg, dan heeft het weinig politieke invloed.

Het belang van de Women’s March ligt niet in de oppositie tegen Trump die zich zoals bekend niets gelegen laat liggen aan feiten en argumenten, maar in die tegen Hillary Clinton. Met haar medestanders trekt ze nog steeds aan de touwtjes binnen de Democratische partij (DNC). Dat maakt de progressieven ziedend die onder verwijzing naar de populariteit en peilingen tijdens de campagne van 2016 denken dat hun kandidaat Sanders Trump makkelijk had verslagen. Zodat de VS de schande van Trumps presidentschap bespaard was gebleven.

Activist Van Jones prikt door de protesten tegen Trump heen. De essentie van zijn woorden is dat de oppositie georganiseerd, niet neerbuigend en geloofwaardig moet zijn. Jones steunt de progressieve richting binnen de DNC die wordt vertegenwoordigd door de senatoren Bernie Sanders en Elizabeth Warren, en afgevaardigde en kandidaat-partijvoorzitter Keith Ellison. Jones probeert om strategische redenen de verschillen te overbruggen en vooral de kloof binnen de DNC te dichten. Als er een patstelling ontstaat tussen Clintoneske partijbonzen -die hun macht niet willen delen- en de Sandersiaanse massa, dan kan Trump geen echte pijn worden gedaan.

Uit een artikel in Politico blijkt dat het merendeel van de demonstranten aanhangers van Sanders was. Dat ligt in de lijn van de campagne van 2016 toen ze in grote getale partijbijeenkomsten van Sanders bezochten. Door een combinatie van manipulatie door de partijorganisatie, de tegenstand van de pro-Clinton media, maar ook gewoonweg een tekort aan steun legden ze het af tegen Clinton en het partijestablishment. Hoewel ze het meeste enthousiasme opbrengen en bereid zijn om met velen de straat op te gaan om te protesteren zijn ze gemarginaliseerd binnen de DNC. Niet dat ze noodzakelijkerwijs een minderheid binnen de partij vormen, maar establishment-Democraten die op hun beurt in de klem zitten van big money en daar een tegenprestatie voor moeten leveren zijn niet alleen niet bereid, maar ook niet bij machte hun macht af te staan. Waardoor het perspectief op revitalisatie van de DNC, progressieve standpunten en scherpe uitdaging van Trump afneemt.

De les voor Nederland is niet anders dan wat Van Jones beoogt. Overbruggen en doordenken. De gevestigde orde in de progressieve partijen heeft geen toekomst omdat het geen beweging weet op te wekken. In de beeldvorming valt het beeld niet weg te poetsen dat het partijkader vooral het eigenbelang dient. Het grijpen naar het verleden van de jaren ’70 -zoals PvdA-leider Lodewijk Asscher doet– maakt het extra pijnlijk. Het sluiten met elkaar van ‘progressieve pacten’ op deelterreinen zoals de arbeidsmarkt is onvoldoende. Als dat het beste is wat progressieve partijen in huis hebben, dan valt hun wereldvreemdheid en machteloosheid niet beter te illusteren. Slechts GroenLinks kan hopen op een beweging die de traditionele partijgrenzen te buiten gaat. Dan moet het verzoenen, de sociaal-economische paragrafen tot kern van het programma maken en keihard stelling nemen tegen rechts-populistische tendenzen in samenleving en politiek. En in de marketing zeker niet verwijzen naar de mooie woorden en het vrijblijvende vormspel van ex-president Barack Obama.

Asscher presenteert progressief pact voor meer vaste banen. SP en GL haken aan. Electoraal verstandig?

ass

Er tekent zich een progressief pact aan ‘voor meer vaste banen’ tussen de PvdA, SP en GroenLinks. PvdA-leider Lodewijk Asscher zoekt er in het AD de publiciteit mee. Vroeger presenteerden deze partijen zich doorgaans als ‘links’, nu als ‘progresssief’. Dat wil zeggen dat ze niet de sociaal-economische, maar de politiek-culturele focus als het meest belangrijk willen presenteren. Het betreft een pact over een onderdeel van de arbeidsmarkt. Het is geen omvattend pact en kan daarom worden opgevat als ‘bij gebrek aan beter’.

Hoe zo’n losse samenwerking uitpakt op de kiezer is de vraag. Het hangt er mede vanaf hoe serieus het pact is en hoe centraal de drie partijen het in hun marketing zetten. Maar denkbaar is dat kiezers die twijfelen om op één van de drie partijen te stemmen afhaken vanwege animositeit jegens een van de twee andere partijen. Zoals een potentiële stemmer op GroenLinks die niks te maken wil hebben met de SP vanwege haar Europa-politiek die haaks staat op die van GroenLinks. Of een potentiële stemmer op de SP die niets te maken wil hebben met de ‘rechtse’ PvdA die een pilaar onder de gevestigde orde is.  De lachende derde zouden wel eens de partijen kunnen zijn die programmatisch aan deze drie partijen grenzen, zoals D66.

Foto: Schermafbeelding van deel artikel ‘Asscher wil links verbond voor meer vaste banen’ in het AD, 21 januari 2017.

Guy Standing wil precariaat en democratie redden van populisme en extremisme

Politiek econoom Guy Standing is onderzoeker (‘Professorial Research Associate’) ontwikkelingsstudies aan de Universiteit van London. Hij heeft boeken geschreven over het door hem gemunte begrip ‘precariaat’ dat in de naam verwijst naar ‘precair’ en ‘proletariaat’. Wikipedia: ‘Het precariaat kenmerkt zich door korte banen, lage inkomens, moeilijke relaties, weinig sociale zekerheid en/of het ontbreken van een politieke stem. Naast een dreiging van toenemende armoede … is het precariaat bovendien vatbaar voor populisme en extremisme en vormt het zo tevens een democratisch gevaar.’ Standing wil de rechts-populisten de wind uit de zeilen nemen door maatregelen, zoals invoering van het basisinkomen die het precariaat en de democratie beschermen. In een lezing lichtte hij in december 2016 voor het Albert Shanker Institute in Washington DC zijn ideeën toe.

Adviesraden constateren dat arbeidsmarktsituatie kunstenaars slecht is. Welke actie volgt?

ser

Vandaag werd de Verkenning Arbeidsmarkt Cultuursector gepresenteerd. Het is een initiatief van de Sociaal Economische Raad (SER) en de Raad voor Cultuur en werd uitgevoerd door een gezamenlijke commissie van deze twee adviesraden van de Nederlandse regering en parlement. Minister Jet Bussemaker reageerde zoals ze altijd reageert, empathisch en vol begrip over alweer een nieuw geconstateerd onrecht, maar zonder iets te veranderen en te kunnen doen. Op het opentrekken van haar cosmetische potje voor publicitaire noodgevallen na dat dient om daadkracht en bekommernis te suggereren, maar dat feitelijk niets anders is dan het rondpompen van euro’s binnen haar begroting. De verkenning kreeg de aandacht die kunst en kunstenaars in Nederland doorgaans krijgen: nihil. De YouTube kanalen van de Raad voor Cultuur en de SER bleven stil.

De verkenning constateert wat iedereen die de kunstsector zelfs maar van de buitenkant kent met eigen ogen al sinds de kaalslag in 2010 door toenmalig staatssecretaris Zijlstra heeft gezien: de arbeidsomstandigheden en de inkomenspositie zijn beroerd. De raden noemen de arbeidsmarktsituatie zorgwekkend: ‘De combinatie van dalende werkgelegenheid, een relatief hoge kans op werkloosheid, lage en dalende inkomens, een slechte onderhandelingspositie voor werknemers en zzp’ers, het vaak niet verzekerd zijn voor inkomensverlies bij arbeidsongeschiktheid en een geringe pensioenopbouw, maakt de positie van werkenden kwetsbaar.’ En dus? Met zes arbeidsplannen moet dat opgekrikt worden. Gaat dat lukken of is dat het parkeren van een probleem?

In Nederland wordt kunstenaars bescheidenheid ingeprent. Ze zijn de lepralijders van Nederland. Een beetje vies en anders. Getolereerd, maar niet geaccepteerd. Met een fooi worden kunstenaars afgescheept door een cultuurminister die het het gevecht in het kabinet niet eens meer aangaat. Wat als kunstenaars zich eens hard zouden opstellen als Guerilla Boys en Guerilla Girls? Door te infiltreren in de politieke partijen en netwerken waar het geld wordt verdeeld. Het zou iets zijn, maar het betaalt zich pas na lange tijd uit. Samen een Partij voor de Kunst oprichten? Of een initiatief beginnen, dat FC Utrecht of FC Twente noemen en vervolgens 9 miljoen euro subsidie eisen omdat anders de bakstenen door de ruiten zeilen bij burgemeester, wethouder en cultuurwoordvoerders? Een scenario dat zich in de afgelopen jaren perfect uitbetaalde en voetbalsupporters hun zin gaf. Hoe een harde actie voeren zonder geweld of bedreigingen die toch indruk maakt en wel doelmatig, maar niet hooghartig is? Van de SER, de Raad voor Cultuur en minister Bussemaker die met elkaar onder veel gepraat de dekstoelen op het dek van de Titanic verschuiven zal de oplossing niet komen. Niet.

Foto: Schermafbeelding van berichtArbeidsmarktverkenning wijst uit: Vaak zwakke positie voor werknemers en zzp’ers in cultuursector’ van de SER, 22 januari 2015.

Tussen goedpraters en kwaadsprekers: meeste Nederlanders zwegen in 2015 over de vluchtelingen

ANP-31988124-2048x1517

2015 was lastig. Vluchtelingen namen met gevaar voor eigen leven en dat van hun kinderen de boot naar Europa. Opvang had geen halszaak moeten zijn, maar de reactie erop legde van alles bloot en voedde de onzekerheid. Mede door een slechte voorbereiding van de landelijke overheid die afgelopen jaren tegen het advies van het COA in opvanglocaties had gesloten. In een reactie op die reactie kwam het Nederlands kabinet met misleiding en spin om eigen falen en verdeeldheid te verhullen door de spreekwoordelijke Apotheker van Aleppo als hoogopgeleide vluchteling te presenteren met de suggestie dat hij snel bij ging dragen aan de Nederlandse economie, terwijl uit Duits onderzoek blijkt dat slechts 10% van deze vluchtelingen hoogopgeleid is. In Nederland is 30% van de bevolking hoogopgeleid. In vooral de regionale media verschenen ineens kunstzinnige, musicerende en vluchtelingen zoals wij die redelijk Engels spraken, terwijl de analfabeten, de door oorlog getraumatiseerden en religieuze hardliners onder de vluchtelingen buiten beeld bleven.

De reactie legde veel bloot dat onder druk niet klopte en de werkelijkheid niet weerstond. Er was de onmacht van de EU om door te pakken en een strategische visie te formuleren op het eigen functioneren. De EU was niet in staat om de eigen buitengrenzen te bewaken. Er was het gebrek aan bestuurlijk besef van het openbaar bestuur op gemeentelijk niveau om het belang van de eigen burgers voorop te zetten. Bij vestiging van azc’s moesten vele burgemeesters er door protest aan herinnerd worden dat ze niet volgens partijpolitieke lijnen hun partijgenoten in Den Haag moesten volgen, maar ingehuurd waren om het belang van de eigen inwoners voorop te zetten. Er was een harde kern van buitenlandhaters die door zowel het ontbreken van de controle op en registratie van de vluchtelingstroom alsook door de tweespalt in het kabinet tussen VVD en PvdA en de aantoonbaar te rooskleurige verhalen als een geschenk munitie in handen kreeg. Er was een meerderheid van bezorgde burgers die zich zowel niet thuis voelde bij de verhullende verhalen van kabinet en overheden die overduidelijk de regie verloren hadden als bij degenen met een ideologie van haat die het niet ging om het vinden van een oplossing, maar om het politiseren van iets wat in aanleg gewoon probleembeheer was.

Door de tweespalt die feitelijk een driespalt was werd 2015 een schizofreen jaar omdat velen vreesden door overreactie en lui denken ingedeeld te worden bij de verkeerde groep. Ze waren op hun dood om door associatie waartegen geen weerwoord bestond gestigmatiseerd te worden en hielden daarom meer dan ze eigenlijk wilden hun mond. Dit alles ging ten koste van de redelijke middenweg die onnodig verzwakte en ruim baan gaf aan de goedpraters en de kwaadsprekers. De meerderheid van goedwillende Nederlanders heeft niets tegen vluchtelingen , maar maakt zich vooral ongerust over de eigen toekomst en dat van hun kinderen.

Foto: Minister Ploumen met de fiets in het VN-vluchtelingenkamp Al Zaatari, maart 2015. Credits EPA / Jamal Nasrallah.

Vluchtelingen zijn laagopgeleid. Waarom horen we dat niet van media en politiek?

Maakt het uit of een vluchteling hoogopgeleid is? Of creatief is en muziek maakt of beelden hakt? Blijkbaar wel, want politici als minister Lodewijk Asscher van Integratie hebben het in de media niet toevallig over de Apotheker uit Aleppo die een bijdrage kan leveren aan de samenleving, terwijl er 580.000 werklozen zijn. Onder wie vele hoogopgeleiden. Albert de Voogd van de Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF vertelde in september 2015 tegen de NOS zelfs dat 70% van de vluchtelingen hoogopgeleid was. Hoe De Voogd dat wist is een raadsel omdat door het ontbreken van actuele cijfers en de chaos in de registratie niemand het weet. Waarom buitenlandse hoogopgeleiden op de arbeidsmarkt de voorkeur zouden genieten boven hoogopgeleide Nederlandse werklozen die ook nog eens het Nederlands meester zijn is een ander raadsel. Van bedrog.

Het is andersom zoals uit Duitse cijfers blijkt, Die Welt zette het deze maand in een bericht op een rijtje. De vluchtelingen zijn laagopgeleid. Twee van de drie vluchtelingen kan niet lezen. Zo’n 10% van de vluchtelingen die nu naar Duitsland komen is hoogopgeleid, dus 90% is dat niet. In Nederland is zo’n kleine 30% van de beroepsbevolking hoogopgeleid. Dat is driemaal zo hoog. De nu naar Nederland komende vluchtelingen die niet kunnen lezen of schrijven geeft de hoogopgeleide, werkloze Nederlanders juist de kans op een baan.

De politiek heeft het niet over de Hoerenloper uit Homs of de Lopende-bandmedewerker uit Latakia. Zoals uit het item van Omroep Brabant blijkt doen de media eraan mee om het door het kabinet opgeroepen beeld van creatieve, hoogopgeleide en ’nuttige’ vluchtelingen te bevestigen. Het is een zo overduidelijk onjuist beeld dat niet aansluit bij de werkelijke situatie dat het onbegrip en in sommige gevallen zelfs agressie oproept bij degenen die het beeld doorprikken. En zich niet gehoord voelen. Waar zijn politiek en media mee bezig? Ook over huisvesting van statushouders in sociale huurwoningen die niet ten koste zou gaan van allen met oude rechten op wachtlijsten liegt de overheid. De taartpunt wordt kleiner als er meer mee-eten. Heeft de overheid zo weinig zelfvertrouwen en geloof in de goede afloop dat het daarom de beeldvorming blijft manipuleren? Het lijkt er sterk op. Zo roepen overheden door het uit de weg gaan van de waarheid het onheil over zich af.