Posts Tagged ‘Toerisme’
Gemeentebestuur Almere wil museum voor ‘Tomorrow Art’ van internationale allure dat groter is dan het Stedelijk Museum A’dam
Ambitie is goed, maar zelfkennis en realisme zijn beter. De provincie Flevoland en de gemeente Almere willen in laatstgenoemde stad een museum voor ‘Tomorrow Art’ dat groter is dan het Stedelijk Museum Amsterdam. Kunst voor morgen dus, dat kan niet anders dan digitale ‘actuele multimediale kunst’ zijn. Internationale allure in de polder. Almere vergelijkt zich in vergezichten met het Parijse Palais de Tokyo en het Londense Tate Modern. De spreekwoordelijke regionale D66-bestuurder mag het project uitventen waarbij zoals altijd opvalt dat hij niet begrijpt waarover hij praat en het jargon van de sector waar hij verantwoordlijk voor is niet in de vingers heeft. Dus heeft hij het over moderne kunst waar hij hedendaagse kunst bedoelt. Van dat niveau. Het is aardig dat gedeputeerde Michiel Rijsberman volmondig toegeeft dat hij er weinig van snapt. Nog in 2018 opteerde hij voor een museum dat gespecialiseerd was in grote kunstwerken. Als het maar groot is dus.
Op 1 en 2 juli 2019 brachten de Almeerse wethouder Hilde van Garderen met Rijsberman en de directeur van de Floriade een gezamenlijk bezoek ‘aan twee vooraanstaande Londense musea: Serpentine Galleries en Tate Modern’, zoals in een verslag op de website van de gemeente Almere te lezen valt. Met als doel ‘kennis uitwisselen en de mogelijkheden van samenwerking verkennen met betrekking tot de realisatie van een Almeerse museale voorziening’. Het is verrassend dat deze twee Londense presentatie instellingen van hedendaagse kunst blijkbaar geïnteresseerd waren in het uitwisselen van kennis met Flevoland. Het is typisch dat de tijdelijke paviljoens van de Serpentine Gallery waarin de bestuurders geïnteresseerd zeggen te zijn ze op ideeën brengt. Ze doen denken aan de tijdelijke paviljoens van Museum De Paviljoens dat in 2013 door het toenmalige Almeerse gemeentestuur definitief om zeep werd geholpen. Want waarom iets van het eigen verleden leren als het ook in een Londens park te halen valt? Almere begint blijkbaar liever vanuit het niets.
We kunnen lacherig doen over de pretenties van Almere en Flevoland in de wetenschap dat het de vergelijking met Londen, Parijs en Amsterdam niet aankan. Maar dat is te makkelijk. Toch is de vrees dat de vijand van goed beter is. Waarom heeft Almere een museum van hedendaagse kunst gesloten en daarmee de kennis uit de gemeente laten verdwijnen om nu drie stappen tegelijk te willen zetten met plannen die zo op het eerste oog te hooggegrepen zijn. Waarom heeft Almere niet gekozen voor een organische en geleidelijke groei? Is dat omdat het gemeentebestuur niet structureel maar projectmatig denkt, een museum direct knoopt aan de ontwikkeling van vastgoed en niet normaal, maar bijzonder wil zijn omdat dat bij het DNA van Almere zou passen? Het gewone is blijkbaar niet goed genoeg voor Almere. Daarom vlucht het weg in het buitengewone.
Zaanstad wil in 2021 een ‘Monetjaar’ houden. Niet voor de kunst, maar om het toerisme, de economie en de stadspromotie
Gemeente Zaanstad wil in 2021 samen met verschillende partners uit de stad een ‘Monetjaar’ organiseren. Want in 2021 is het ‘precies 150 jaar geleden’ dat ‘de wereldberoemde Franse schilder de Zaanstreek bezocht’, aldus een nieuwsbericht van de gemeente. Wat een toeval dat het precies 150 jaar geleden is, toch?
Maar waarom grijpt Zaanstad terug op een bezoek van 150 jaar geleden van Monet aan de Zaanstreek? Wethouder cultuur en toerisme Sanna Munnikendam (uiteraard D66) geeft het antwoord: ‘Monet vond het Zaanse landschap prachtig. Hij heeft dit op zo’n unieke manier geschilderd dat het voor elke Zaankanter herkenbaar is. Dat is iets waar we met elkaar trots op mogen zijn. Het organiseren van een Monetjaar is een mooie manier om Zaanstad bekender te maken als aantrekkelijke stad om in te wonen en leuke dingen te doen. Dat is ook goed voor de groei van het aantal (inter)nationale toeristen die naar de Zaanstreek komen. En dat heeft weer een positieve invloed op onze lokale economie.’ Kortom, de marketing van kunst, of liever gezegd een 19de eeuwse Franse kunstenaar als glijmiddel voor economie, stadspromotie en toerisme.
Er zitten nog addertjes onder het gras zoals Patrick Meershoek in een artikel in Het Parool aanstipt. Want de gemeente Zaanstad die volgens wethouder Munnikendam zulke herkenbare schilderijen van de Zaanstreek heeft geschilderd heeft afgelopen jaren weinig moeite gedaan om werken van Monet te verwerven. Het Parool: ‘In het Zaans Museum op de Zaanse Schans hangt één echte: het werk De Voorzaan en de Westerhem, dat in 2015 voor 1,1 miljoen euro op de kop is getikt’. Die afwachtende houding van de politiek is herkenbaar.
Oud-wethouder Dennis Straat steelt de show in het artikel in Het Parool. Bij dit soort plannen komen altijd oud-wethouders om de hoek kijken die druk bezig zijn om plannen ’te ontwikkelen’. Straat heeft zoals dat in dit soort gevallen gaat ook een stichting opgericht. De naam? Uiteraard, de stichting Monet in Zaanstad. Ach, het vervolg is zo voorstelbaar dat het bijna niet meer geschetst hoeft te worden. Enfin, voor de volledigheid dan maar. Straat: ‘Monet moet in de hele stad opduiken. We denken bij voorbeeld aan steigerdoeken met zijn werk langs de invalswegen. We moeten de claim van Monetstad stevig neerzetten. De kunst moet centraal staan, maar er is niets mis met een restaurant dat een Monetlunch aanbiedt.’ Nou, dat laatste viel al te vrezen.
Foto: Schermafbeelding van nieuwsbericht ‘Zaanstad wil in 2021 ‘Monetjaar’ organiseren’ van de gemeente Zaanstad.
Gedeputeerde Rijsberman denkt groot: een museum in het rijtje Stedelijk Museum, Van Gogh Museum en Rijksmuseum in Almere
Het is een wetmatigheid van het Nederlandse openbaar bestuur dat in veel gevallen cultuurwethouders of gedeputeerden D66’ers zijn. Dat betekent grootse plannen en ambities, maar nog geen zeggenschap over het budget. Als dat door andere partijen wordt beheerd, dan komen de plannen nog verder in de lucht te hangen.
Gedeputeerde Michiel Rijsberman (D66) meent dat Almere een museum voor hedendaagse kunst moet krijgen dat wat status betreft past in het rijtje Stedelijk Museum, Van Gogh Museum en Rijksmuseum. Het idee is dat Almere ruimte heeft en zich daarom dient te specialiseren in grote kunstwerken. Een gedachte van het niveau Mickey Mouse. Toe maar, de vijand van goed is beter, en een museum dat past bij de schaal van Almere of Flevoland is niet goed genoeg. Wie herinnert zich Museum De Paviljoens in Almere dat op 1 september 2013 de deuren moest sluiten omdat de overheidssubsidie van de gemeente Almere stopte na negatief advies van de Raad voor Cultuur? Terwijl het tot de top van de Nederlandse kunstmusea gerekend werd. Precies waar het toen aan ontbrak gaat Rijsbergen nu verder: steun van het Rijk. Hij kent zijn klassieken en klutst toerisme, stadsontwikkeling en kunst door elkaar zoals het een modale D66’er in het openbaar bestuur betaamt.
Utrechtse museumsector: Maak nijntje museum los van Centraal Museum en investeer de afkoopsom in Museum Oud-Amelisweerd
Soms hebben ideeën onvermoede effecten. De Utrechtse VVD pleitte bij de behandeling van de begroting voor het verhuizen van het nijntje museum naar stadswijk Leidsche Rijn. Dat is om meerdere redenen een slecht idee, maar het voorstel geeft wel ruimte om hierover verder na te denken. Want hoe vanzelfsprekend zijn de vanzelfsprekendheden? De uitkomst kan zijn dat het nijntje museum losgemaakt wordt van het Centraal Museum en beide musea weer op eigen benen gaan staan. Vanwege de huidige verknoping dient dan een overgangsperiode afgesproken te worden waarbij financiële en facilitaire problemen onder controle moeten worden gebracht. Het Centraal Museum kan in samenspraak met het gemeentebestuur een andere taak op zich nemen, namelijk het beheer en het uitbouwen van het onlangs failliet gegane Museum Oud-Amelisweerd waarmee de gemeente Utrecht in de maag zit. Zo resteert een driehoeksverhouding tussen Centraal Museum, nijntje museum en het nieuwe Museum Oud-Amelisweerd waar alle drie de betrokken van kunnen profiteren. Mijn reactie op de FB-pagina van VVD Utrecht over dit onderwerp:
Welk probleem denkt VVD Utrecht met de verhuizing van het nijntje museum naar Leidsche Rijn op te lossen? Dat is onduidelijk in de verantwoording van raadslid Gertjan te Hoonte die met humor die doet denken aan Seth Gaaikema praat over ‘Leidsche nijn’. In elk geval staat dit proefballonnetje haaks op de inspanningen van de gemeente Utrecht om succesvol een Museumkwartier te realiseren. De VVD breekt daar nu op in. Daarom kan het afgedaan worden als aandachttrekkerij van een backbencher die voor zijn onderwerp gaat staan. Maar helemaal nutteloos is zijn voorstel niet.
De voor ‘cultuur’ bedoelde plek in Leidsche Rijn kan door rauwe en grensverleggende kunst ingevuld worden die beter dan het nijntje museum bij deze nieuwe stadswijk aansluit. Dat zou bij voorkeur een onderwerp moeten zijn dat nu nog niet voldoende afgedekt wordt in de Utrechtse musea. Stadspromotie en city marketing gedijen ook beter bij klustering van gelijkwaardige functies. Ook daarom is de verhuizing van het nijntje museum naar Leidsche Rijn niet verstandig.
Toch is er een niet bedoeld voordeel in de verhuizing die door VVD Utrecht noch door critici wordt genoemd, namelijk de ‘bevrijding’ van het Centraal Museum. Want de verknoping van nijntje museum en Centraal Museum kent weliswaar facilitaire en publicitaire voordelen, maar heeft inhoudelijke en mentale nadelen.
Ofwel, de publiekstrekker nijntje museum waarop de kurk van het Centraal Museum de laatste decennia zakelijk drijft heeft het Centraal Museum vervreemd van zichzelf. Hoewel er voordelen zijn, want de geldstroom van het nijntje museum maakt het het Centraal Museum mogelijk om projecten van de grond te tillen die het zonder het nijntje museum niet zou kunnen realiseren. Maar dat is een onnatuurlijke situatie doordat het evenwicht steeds meer uit het lood is komen te staan vanwege het zwaarwegende financiële en publicitaire belang van het nijntje museum.
Daarbij is er een verschil. Het Centraal Museum is een veelgelaagd stads- en kunstmuseum dat een fundamenteel andere opdracht heeft dan het nijntje museum dat feitelijk onderdeel is van een andere sector. Namelijk die van het toerisme en het evenement waarbij de vaste opstelling en niet een avontuurlijke programmering het kenmerk is. Ook dit pleit voor ontknoping.
Dit mislukte proefballonnetje van VVD Utrecht kan wellicht toch onbedoeld leiden tot iets goeds. Namelijk, de ontknoping van Centraal Museum en nijntje museum. Het nijntje museum hoort thuis in het Utrechtse Museumkwartier, maar hoeft niet per se in de Agnietenstraat tegenover het Centraal Museum gehuisvest te zijn. Te denken valt aan een verhuizing naar elders in het Museumkwartier. Het nijntje museum dat 12 jaar geleden nog niet op eigen benen kon staan, kan dat inmiddels wel. Dus kan het nijntje museum verzelfstandigd worden en los van het Centraal Museum worden gezet.
Omdat dit het Centraal Museum investeringen en gederfde inkomsten kost kan voor een overgangsperiode van 10 jaar een afkoopsom afgesproken worden, zodat de bedrijfsvoering van het Centraal Museum niet onder druk komt te staan. In de uitruil kan tevens het failliete Museum Oud-Amelisweerd betrokken worden dat het Centraal Museum zoals voor 2012 weer gaat beheren. Te denken valt om hier een Museum voor Chinoiserie of Exotica in te richten.
Als kinderen uit huis gaan is dat een bevrijding voor de kinderen, maar vaak ook voor de ouders. Achteraf blijkt dan dat ze elkaar al een hele tijd in de weg zaten. Het Centraal Museum kan oude gewoontes weer oppakken. Zo is het met de ‘ouder’ Centraal Museum en het ‘kind’ nijntje museum dat in 2006 als ‘Dick Bruna Huis’ werd geopend. Voor die tijd had het Centraal Museum al een heel leven zonder nijntje museum achter zich. Het Centraal Museum kan de huidige ruimte van het nijntje museum in de Willem Arntsz-vleugel weer gaan gebruiken als nijntje het huis uit gaat. Als nieuw project kan het Centraal Museum in directe samenspraak met en op verzoek van het gemeentebestuur het Museum Oud-Amelisweerd gaan beheren om niet helemaal kinderloos en eenzaam achter te blijven. Het geld van de bruidsschat van het nijntje museum kan dan zonder bijkomende kosten of investeringen voor de gemeente Utrecht én het Centraal Museum gebruikt worden voor het uitbouwen van het nieuwe Museum Oud-Amelisweerd.
Foto: Schermafbeelding van artikel ‘VVD wil nijntje museum naar Leidsche Rijn Centrum verhuizen’ van Diane Hoekstra in het AD, 6 november 2018.
Amsterdam: langetermijnvisie van politieke partijen op politiek gevraagd
Het Amsterdamse PvdA-raadslid Dennis Boutkan wil een langetermijnvisie van het college op de groei van het toerisme. Hij heeft een motie ingediend waarop hij een toelichting geeft op de site van PvdA Amsterdam. ‘Een langetermijnvisie waarbij we keuzes gaan maken is volgens Dennis Boutkan noodzakelijk om tot oplossingen te komen’, zo zegt hij wijsneuzig. Het is verbijsterend dat deze motie ingediend wordt. Boutkan gooit met veel lawaai een open deur open en doet alsof hij voor de troepen uitloopt. Op de vorige collegeperiode (2014-2018) na was de PvdA sinds 1949 vertegenwoordigd in het college. Tot 2014 zelfs als grootste partij. Waarom heeft de PvdA sinds 1949 gedurende 65 jaar nagelaten om te komen met een langetermijnvisie over het toerisme? Want dat is onbetwistbaar hard nodig. Het geldt overigens ook voor andere grotere steden zoals Utrecht die langzamerhand aan toerisme, ongebreidelde groei van kamerverhuur en horeca, en vervoer- en parkeerproblemen (auto’s én fietsen) ten onder gaan zonder dat het gemeentebestuur voldoende optreedt.
Het lijkt er sterk op dat de politieke partijen in de grote steden de verkeerde prioriteiten stellen. Na 70 jaar bijna onafgebroken in het stadsbestuur van Amsterdam te hebben gezeten vraagt een vertegenwoordiger van de PvdA het college om een langetermijnvisie over de groei van het toerisme. Geeft deze te late bekering niet iets totaal anders aan, namelijk dat er een langetermijnvisie van de politieke partijen op de politiek nodig is?
Foto: Schermafbeelding van bericht ‘PvdA Amsterdam wil langetermijnvisie van college op groei toerisme’ van PvdA Amsterdam, 18 oktober 2018.
V&A-directeur Tristram Hunt verdedigt stijgende prijzen voor museumtentoonstellingen. Wat zijn de valkuilen in z’n betoog?
Een Britse museumdirecteur heeft het niet makkelijk. Neem oud-Labour politicus Tristram Hunt van het V&A in Londen die sinds 2010 de overheidssubsidie met 30% zag afnemen. De bezoekcijfers zijn gekelderd. Het gevolg daarvan is dat de toegangsprijs verhoogd moet worden. Een voorbeeld van die gestegen prijzen is dat voor een kaartje in het weekend voor de Monet tentoonstelling in de National Gallery in april 2018 £22 (€25) neergeteld moest worden, aldus een bericht in The Guardian. Sprekend op het Cheltenham literature festival vond Hunt niet dat de toegangsprijzen voor bijzondere museale presentaties buitensporig zijn gestegen.
Maar zijn redenering wordt er bedenkelijk op als hij de toegangsprijs voor een tentoonstelling vergelijkt met een bioscoop- of treinkaartje. Het wordt er nog bedenkelijker op als hij een vergelijking maakt met een seizoenskaart voor voetbal: ‘If people are willing to pay hundreds and hundreds of pounds on football season tickets then seeking to have a fair price for a work of great curatorial excellence does not seem to me wrong.’ Met zijn betoog plaatst Hunt het museum in de hoek van het evenement. Alsof een museum en kunst geen bijzondere functie hebben en inwisselbaar zijn met andere activiteiten en uitgaven van een bezoeker, zoals een trein-, bioscoop- of voetbalkaartje. Met zo’n instelling hebben musea geen vijanden meer nodig.
Wat Tristram Hunt zegt is ongetwijfeld uit nood geboren, pragmatisch ingegeven en mede bedoeld om de cultuurpolitiek van de zittende regering May aan te spreken. Het toont echter ook perfect aan hoe twee effecten elkaar versterken en negatief beïnvloeden. Het zijn de gevolgen van een terugtredende overheid én de vercommercialisering van beeldbepalende musea die zich met blockbusters op kosten jagen en steeds meer de trekken van bedrijven vertonen die via marketing de bezoekers binnen moeten halen. Hiermee begeven musea zich op het terrein van de amusementsindustrie waarbij het om amortisatie gaat, ofwel de relatie tussen investeringen, afschrijvingen en winstgevendheid. Hunts vergelijking met een bioscoopkaartje ligt daarom voor de hand omdat de filmindustrie al 100 jaar volgens dit principe werkt. Maar de valkuilen zijn groot en diep. Musea worden voor hun presentatie-poot steeds afhankelijker van investeringen in projecten en zullen in hun publieksbenadering moeten bieden wat het publiek eist. Marketing bepaalt dan de inhoud.
Foto: Schermafbeelding van deel artikel ‘V&A director defends rising exhibition prices; Tristram Hunt says museum is working on price models, and warns over arts in schools’ in The Guardian, 8 oktober 2018.