Vraagtekens bij een onderzoek van Blueyard over Museum Oud-Amelisweerd en over de stappen voor een nieuwe bestemming

In augustus 2018 ging de Stichting Museum Oud-Amelisweerd failliet. Het was exploitant en huurder van landhuis Oud-Amelisweerd dat eigendom is van de gemeente Utrecht en is gelegen in de gemeente Bunnik. Sinds eind 2010 is op dit blog op een kritische wijze regelmatig aandacht besteed aan Museum Oud Amelisweerd (MOA). De kritiek was dat de procedure volgens welke de besluiten werden genomen bestuurlijk onzorgvuldig was om niet te zeggen de bestuurlijke lijnen ernstig te buiten ging en dat de randvoorwaarden voor een museum in een lastig te exploiteren Rijksmonument onmogelijk waren om tot een succes te leiden. Voor dat laatste werd bij herhaling door experts gewaarschuwd, maar hun waarschuwingen werden genegeerd door het college van de gemeente Utrecht. Het MOA was museaal, financieel en politiek een aangekondigde ramp. Het MOA was en bleef vooral een papieren werkelijkheid in de bestuurskamers van de Stichtse politiek. Dat vraagt na een mislukte poging (2010-2018) om een diepgaande verklaring die man en paard noemt.

Bijkomende kritiek was dat diverse haalbaarheidsonderzoeken gekleurd, ingestoken en vertekend waren en de waarheid niet boven tafel haalden of bewust onder tafel hielden. Bij die reeks voegt zich nu een nieuw onderzoek dat in opdracht van de gemeente Utrecht door ‘een coöperatie van gedreven zelfstandig adviseursBlueyard is uitgevoerd. Het onderzoek is bedoeld om Utrecht te helpen bij het vinden van een nieuwe bestemming voor het landhuis dat vanwege het faillissement immers op een nieuwe bestemming wacht.

Het onderzoek is op hoofdlijnen in lijn met wat hier op dit blog is geconstateerd. Op het niveau van de randvoorwaarden en de onmacht van de exploitant om daar mee om te gaan is het onderzoek verdienstelijk en duidelijk. Hoewel het geen nieuwe feiten boven water haalt, zet het vermoedelijk voor het eerst voor alle leden van de Utrechtse gemeenteraad onverbloemd op een rijtje wat er zoal is misgegaan.

Uit deze wandaad van slecht bestuur is echter geen dader of neutraler gezegd ‘actor’ af te leiden. De ramp lijkt uit de lucht te vallen en geen voorgeschiedenis te hebben. Het gemis is dat het onderzoek de rol van het openbaar bestuur en dan met name de gemeente Utrecht buiten schot laat. Utrechtse cultuurwethouders als Frits Lintmeijer, Kees Diepeveen en Anke Klein worden niet met name genoemd en werden niet gehoord. Evenmin werden verantwoordelijke gedeputeerden van de provincie Utrecht (Anneke Raven, Mariëtte Pennarts) of van de gemeente Amersfoort (Pim van de Berg, Mirjam Barendregt) gehoord. Dat is een onbegrijpelijk gemis en is er een aanwijzing voor wat de opzet van het onderzoek is. Niet het beleid, maar de uitvoering ervan staat centraal. De dieperliggende redenen waarom het MOA is ontspoord worden niet onderzocht en als iets in die richting wordt geconstateerd gebeurt dat in abstracties en vaagheden die niemand bijten.

Het Utrechtse college dat de opdracht voor het onderzoek gaf is de roze olifant in de kamer waarover het onderzoek niet praat. Want de achtereenvolgende colleges met de achtereenvolgende verantwoordelijke cultuurwethouders liggen ten grondslag aan de mislukking. Dat maakt het onderzoek minder objectief en waardevol dan het met een kritische blik naar alle betrokkenen had kunnen zijn. Goed dat het onderzoek er is, alleen is het acht jaar te laat uitgevoerd, niet compleet en gekleurd door de rol van de opdrachtgever.

Er valt ook wel een en ander op de constateringen aan te merken. Ik geef de belangrijkste puntsgewijs weer met mijn commentaar:
1. ‘Door de verplaatsing van het Armando Museum naar het landgoed verviel de verplichting het Armando Museum in stand te houden of te heropenen in de Elleboogkerk‘.
Commentaar: Dit gaat voorbij aan het zogenaamde convenant uit 1998 tussen enerzijds de gemeente Amersfoort en anderzijds Armando en zijn (ex)-echtgenote Tony de Meijere waarin de gemeente zich verplichtte om de bruikleen van de collecties van genoemde personen binnen Amersfoort tentoon te stellen. Dit werd eenzijdig door Amersfoort verbroken. De toenmalige directeur van Amersfoort-in-C Gerard de Kleijn sprak in 2010 in dit verband van onbehoorlijk bestuur. Dus er verviel geen verplichting, integendeel, deze werd eenzijdig opgezegd door het toen nieuw aangetreden college van Amersfoort dat contractbreuk pleegde.

2. ‘Het aanbod was artistiek-inhoudelijk de moeite waard. Tweemaal per jaar werd een tentoonstelling georganiseerd, en daarbij werd gekozen om niet uitsluitend werk van de Armando te tonen, maar ook ander werk. De recensies waren lovend, de reacties van de bezoekers positief en als bevestiging won MOA in 2016 de internationale prijs voor cultureel erfgoed, Europa Nostra.’
Commentaar: Het bleef wringen dat zoals ook de Raad voor Cultuur constateerde de combinatie ensemble, Armando en Chinees behang niet logisch was en geen goede basis onder de programmatische structuur van het MOA legde. Oud-hoofdconservator en vriendin van Armando Rini Dippel uitte in 2011 dezelfde kritiek evenals deskundigen uit de museumsector. De tentoonstellingen waren van wisselend niveau en de recensies absoluut niet altijd lovend. Het behalen van de Europese prijs Europa Nostra was niet de (volledige) verdienste van het MOA en niet in minste mate de verdienste van de partijen uit het voortraject die de renovatie op poten hadden gezet voordat de Stichting MOA in beeld kwam: Gemeente Utrecht inclusief het Centraal Museum en de Vastgoed Organisatie, Rijksdienst Cultureel Erfgoed en het Restauratie Atelier Limburg.

3. ‘Het is opmerkelijk dat het bestuur in de ronde voor heroriëntatie niet met een overgangsscenario voor een terugval heeft kunnen komen.
Commentaar: Het onderzoek constateert op vele plekken dat het MOA werkte met ‘een onrealistisch ondernemingsplan’, ‘een moeizame bedrijfsvoering met te veel beperkingen’ en een ontbrekend weerstandsvermogen. Het MOA heeft geen enkel jaar met een positief saldo afgesloten, heeft onvoldoende sponsors kunnen trekken en niet aan de verwachtingen voldaan wat de bezoekcijfers betrof. De structurele inkomens uit de Amersfoortse bruidsschat liepen in 2021 ten einde en er wachtte nog de terugbetaling van 160.000 euro aan de provincie Utrecht. Het is begrijpelijk dat het bestuur deze indicatoren inschatte als perspectiefloos, evenmin een opgaande lijn kon constateren en het besluit nam om de verliezen niet verder op te laten lopen. Het onderzoek doet er verkeerd aan om de terugvaloptie te koppelen aan de exploitant Stichting MOA, deze optie was door de gemeente Utrecht juist in de brief geschreven voor het geval de exploitant het niet zou redden en was primair gebonden aan het vastgoed, ofwel het landhuis.

4. ‘We adviseren de gemeente Utrecht om een visie te formuleren op wat zij wil met het openstellen van het landhuis als cultureel erfgoed. Wat is de mate van ontsluiting en toegankelijkheid die zij het publiek wil bieden?
Commentaar: Een terechte, maar schrijnende opmerking die als mosterd na de maaltijd komt. Dit had zoals velen onder wie deze blogger vanaf 2010 meermalen hebben beweerd bij aanvang van het project moeten gebeuren. Het Utrechtse gemeentebestuur heeft continu achter de feiten aangelopen en onvoldoende initiatief genomen. Utrecht heeft het vastgoed voorbeeldig opgeknapt, maar bij de keuze voor de huurder en de voorwaarden van de exploitatie heeft het te laat, halfslachtig en ronduit slecht geacteerd. De gemeenteraad kreeg onvoldoende inspraak om het college te sturen en werd telkens met voldongen feiten geconfronteerd.

Wat nu na dit halfslachtige rampenscenario waaruit tussen de regels door blijkt dat de achtereenvolgende colleges van de gemeente Utrecht de wandaad hebben gepleegd, maar de dader ongenoemd blijft? De valkuil is de bestuurlijk-ambtelijke sfeer waar dit onderzoek van Blueyard ook ogenschijnlijk in is vastgelopen. Het heeft niet verder gekeken omdat het niet begreep dat dat nodig was of omdat dat ontmoedigd werd door de opdrachtgever. Hoe merkwaardig is het niet dat er volop ambtenaren, consultants en zakelijke directeuren worden geïnterviewd voor het onderzoek, maar nauwelijks inhoudelijke deskundigen uit de museumsector, laat staan critici als Paul van Vlijmen of Rini Dippel? Nodig is een volwaardig onderzoek dat uit de ambtelijk-bestuurlijke sfeer komt waarin trouwens ook het onderzoek van de Holland Consulting Group vastliep en het college van Utrecht gedetailleerde inhoudelijke argumenten geeft aan de hand waarvan het zich een mening kan vormen. Dat is beter dan wat de afgelopen acht jaar is gebeurd, toen de feiten uit de meningen volgden.

Foto: Schermafbeelding uit het onderzoekMuseum Oud Amelisweerd ex post; Oorzaak en aanleiding van het einde, met de blik op de toekomst’ van Blueyard dat in opdracht van de gemeente Utrecht werd uitgevoerd, 2 november 2018.

Oplossingen uitgeput voor financieel verzwakt Museum Oud Amelisweerd. Terugvaloptie via Centraal Museum komt in beeld


In de Utrechtse raad heeft André van Schie (VVD) op 27 juli raadsvragen gesteld over de ‘financiële situatie Museum Oud Amelisweerd’ aan de nieuwe cultuurwethouder Anke Klein (D66). Aanleiding is een raadsbrief van 18 juli en een bericht van RTV Utrecht van 26 juli met de titel ‘Museum Oud Amelisweerd wankelt opnieuw’. Hoe negatief getoonzet ook geeft zelfs deze titel nog een te optimistische kijk op de kwestie.

Exploitant Stichting Museum Oud Amelisweerd verkeerde al voor de opening in 2014 in een financieel uitzichtloze situatie en heeft nooit zwarte cijfers geschreven. Of een financiële buffer opgebouwd. Daar is het nooit aan toegekomen. Met een bruidsschat uit Amersfoort van 1 miljoen euro en een lening van de provincie Utrecht van 160.000 euro werd tijd gekocht. Toenmalig directeur van het Spoorwegmuseum Paul van Vlijmen waarschuwde in juni 2012 in een bericht in het AD dat wat toen nog het Armando Museum heette een fiasco zou worden. Volgens hem was het museum zonder subsidie niet rendabel te krijgen in de exploitatie.

Het Utrechtse gemeentebestuur dat meer dan 1,66 miljoen euro had geïnvesteerd in de renovatie van landhuis Oud Amelisweerd was door de raad gebonden en in juni 2012 bij de goedkeuring van de kredietaanvraag de randvoorwaarde opgelegd dat er nooit een cent structurele subsidie naar de exploitatie mocht gaan. In een commentaar van 13 juni 2012 betitelde ik dat als: ‘Oud-Amelisweerd: steun voor vastgoed, maar afkeuring voor exploitant’. Die geblokkeerde subsidie van de gemeente Utrecht bleef de essentie van de problemen van het museum. Druppelsgewijs en informeel werd dat omzeild met het noodverband van ‘een (niet structurele) openstellingssubsidie’ van de gemeente Utrecht die buiten de structurele culturele subsidies werd verleend.

Toen in december 2016 de toenmalige cultuurwethouder Kees Diepeveen (GL) zich liet overvallen door Stichting Museum Oud Amelisweerd en tegen de eigen randvoorwaarden in toch een subsidie verleende van 75.000 euro toonde dat aan dat de Utrechtse politiek geen grip meer had op het probleem van het Museum Oud Amelisweerd. Het was nu overduidelijk het probleem van het Utrechtse college geworden. De uitzichtloze financiële positie van Museum Oud Amelisweerd straalde voortdurend af naar het Utrechtse college dat zich geen raad wist met dit probleemgeval en geen Houdini-act had om eraan te ontsnappen. Investeringen in een nieuwe exploitant waren politiek onhaalbaar, de huidige exploitant kon het financieel niet bolwerken en voor sluiting wilde geen enkele cultuurwethouder verantwoordelijk zijn. Op de achtergrond speelde de papieren werkelijkheid van de Culturele Hoofdstad 2018 waar het museum een rol in zou hebben. De boel zat vast.

Critici in de raad of ze nu deel uitmaakten van de oppositie of niet, probeerden voortdurend dit dossier vlot te trekken of te sturen. Want Van Vlijmen was zeker niet de enige met kritiek. In de Utrechtse raad was het D66 (Xander van Asperen en later Aline Knip) die geen vertrouwen had in de financiële onderbouwing van de exploitant. Voor de VVD was Jesper Rijpma een kritische voorganger van André van Schie. Overigens waren toendertijd om andere redenen ook andere partijen kritisch zoals de SP en Nieuw Rechts.

Het kenmerk van Museum Oud Amelisweerd is dat het in Bunnik in een rijksmonument en voormalige zomerresidentie is gelegen en dat de gemeente Utrecht het niet eens structurele subsidie kan geven als het dat zou willen omdat de voorwaarden dat niet toestaan. André van Schie heeft daar voortdurend op gewezen, evenals op het oneigenlijk oprekken door het college van de subsidievoorwaarden. Interessant is de verwijzing naar samenwerking met het Centraal Museum door bestuursvoorzitter Ari Doeser in het bericht van RTV Utrecht. De restauratie van landhuis Oud Amelisweerd is door de toenmalige beheerder (tot 2012) Centraal Museum in de jaren ’90 op de rails gezet en tijdens dat beheer is in 2011 bestuurlijk een terugvaloptie als optie in een commissiebrief gevlochten indien de huidige exploitant het niet redt. Dat is nu aan de orde.

Het is te hopen dat zowel het Utrechtse gemeentebestuur als de raad zich goed informeren en een besluit nemen dat rekening houdt met de voorgeschiedenis en de levensvatbaarheid voor de toekomst. De antwoorden op de raadsvragen van Van Schie bieden hopelijk de duidelijkheid die de achtereenvolgende cultuurwethouders het bestuur van de Stichting Museum Oud Amelisweerd nooit hebben kunnen afdwingen. De randvoorwaarden voor het Museum Oud Amelisweerd die al jaren slecht waren, zijn nu nog beroerder dan voorheen. Daarom is het onvermijdelijk dat zoals ook Van Schie stelt er een nieuwe exploitant wordt gezocht voor landhuis Oud Amelisweerd. Inzet kan dan een sitemuseum zijn en de terugvaloptie via het Centraal Museum zoals dat in december 2011 als vangnet al werd ingebouwd. Hoewel hier wel extra geld beschikbaar voor moet komen omdat het Centraal Museum dit niet uit de eigen lopende begroting kan financieren.

Foto: RaadsvragenSV 2018, nr. 100 inzake Gevolgen financiële situatie Museum Oud Amelisweerd’ van André van Schie (VVD) in Utrecht, 27 juli 2018.

Directeur Spoorwegmuseum geschorst na beschuldigingen van fraude en belangenverstrengeling

Attractieparkenwebsite Looopings brengt in een bericht het nieuws vanavond naar buiten, directeur Marten Foppen van het Spoorwegmusuem in Utrecht is ‘per onmiddellijk’ geschorst door zijn Raad van Toezicht. Hij zou worden beschuldigd van fraude en belangenverstrengeling. Robben is sinds 20 april 2015 directeur van het Spoorwegmuseum en volgde de succesvolle Paul van Vlijmen op. Foppen was directeur van het Dolfinarium in Harderwijk voordat hij overstapte naar Utrecht. De zaak komt binnenkort voor de rechter.

Foto: Schermafbeelding van deel berichtDirecteur Spoorwegmuseum geschorst na beschuldigingen van fraude’ op Loopings, 9 april 2017.

Tekort Museum Oud Amelisweerd neemt toe. Het wordt door media en politiek te laag voorgesteld. Waarom?

moa-1

Op 2 november werd eindelijk de Jaarrekening 2015 op de site van Museum Oud Amelisweerd gepubliceerd. De huidige exploitant van het landhuis Oud-Amelisweerd. Meer dan vier maanden te laat. Omdat de Stichting MOA ANBI-plichtig is had dat op 1 juli 2016 moeten gebeuren. Een deskundige zegt daarover: ‘Publiceren mag op de eigen website of op een gemeenschappelijke internetsite met andere goede doelen’.

Het aantal bezoekers was in 2015 22.000. Dat is op twee manieren een afname vergeleken met 2014 toen ruim 30.000 bezoekers werden geteld. 2015 Was het eerste volledige jaar van openstelling van het museum. Afname van het aantal bezoekers is zoals het verslag opmerkt niet ongewoon en kan toegeschreven worden aan het effect dat een nieuw geopend museum in het eerste jaar meer bezoekers trekt en daarna te kampen krijgt met teruggang. Voor de komende jaren is het daarom realistisch om uit te gaan van 22.000 bezoekers per jaar, en niet van 30.000. Mede omdat er door bezuinigingen bespaard dient te worden op loon- en projectkosten en activiteiten met betrekking tot publiciteit en marketing eerder af- dan toe zullen nemen.

Er klinken tegenstrijdige berichten op uit de jaarrekening. Het bestuur zegt in het bestuursverslag dat het ‘vooralsnog’ wel goed zit met de financiële continuïteit voor de korte als middellange termijn. Onder dat laatste wordt doorgaans een termijn van 3 tot 5 jaar verstaan, zodat de financiële continuïteit volgens het bestuur tot 2021 gewaarborgd is. Dat lijkt een cruciaal jaar te zijn. Huidige problemen worden doorgeschoven naar de toekomst. Zoals het bestuur verduidelijkt loopt dan de uitbetaling van de Amersfoortse bruidsschat af en moet een lening van 160.000 euro aan de provincie Utrecht worden afgelost. Deze lening werkt trouwens twee kanten uit omdat de provincie Utrecht bij een faillissement van de Stichting MOA deze 160.000 euro kwijt is. En zich daarom tot belanghebbende bij het voortbestaan van de Stichting MOA heeft gemaakt.

Resumerend, in 2021 stoppen de inkomsten uit Amersfoort en moet de renteloze lening van de provincie Utrecht worden terugbetaald. Het bestuur legt stilzwijgend een bodem onder deze zorgen met een verwijzing naar de Armando Stichting dat schilderijen van Armando beheert. Met een marktwaarde van 22 miljoen euro. In november 2015 liet het inmiddels afgetreden bestuurslid van de Stichting MOA Geert Noortman zich ontvallen bij een dreigend faillissementdesnoods werken van Armando [te] verkopen, mocht hij daar toestemming voor geven’. Dat kan echter niet hardop worden gezegd omdat het verkopen van werken uit de collectie om gaten in de exploitatie te vullen voor een museum niet zomaar mogelijk is. Zelfs als in 2021 Stichting MOA door het overlijden van Armando eigenaar is geworden van deze werken, dan nog kan het volgens de ethische code van de museumvereniging geen werken uit de collectie afstoten om genoemde lening van de provincie Utrecht terug te betalen of de weggevallen Amersfoortse subsidie op te vangen.

In de publiciteit wordt door zowel lokale media als Utrechtse politici het beeld gevormd dat het tekort van de Stichting MOA over 2015 70.382 euro bedraagt. Dat past kosmetisch mooi bij een advies van een Utrechtse commissie Cultuur uit mei 2016 over een subsidie van 75.000 euro die door het college wegens afspraken echter niet kan worden opgevolgd. Maar wie de jaarrekening breder interpreteert ziet dat bij het tekort op de exploitatie de lening van de provincie Utrecht van 160.000 euro opgeteld moet worden en het tekort daarom uitkomt op 230.382 euro. Omdat de jaarrekening 2014 een tekort van 136.020 vertoonde is het resultaat over 2015 met een tekort van 70.382 euro niet beter, maar slechter dan in 2014. Dat is de echte beeldvorming.

Het is zaak dat er ‘een structurele oplossing’ wordt gevonden voor exploitatie van landhuis Oud-Amelisweerd. Daarover bestaat bij Utrechtse raadsleden verwarring zoals bleek uit de vergadering van de Commissie Mens en Samenleving op 1 november 2016. Zie hier voor een beeldverslag. Tekenend voor het onbegrip is wat Jedija Inkelaar van de ChristenUnie zegt in een bericht van RTV Utrecht: ‘Omdat er niet zomaar een andere huurder is voor dit pand, is het belangrijk om met het museum te praten over mogelijkheden het open te houden’. Ze verwart oorzaak en gevolg. Ze geeft het initiatief van de raad uit handen om verder te kijken.

Het probleem dat nu optreedt met de exploitatie van het MOA en al in 2012 door museumexperts maar ook Utrechtse raadsleden voorspeld werd valt te herleiden tot drie oorzaken: 1) Zoals de Raad voor Cultuur in een advies uit 2016 zegt sluit het MOA onvoldoende aan bij de plek; 2) Het rijksmonument is ongeschikt en in de exploitatie ‘te duur’ voor een publieksmuseum dat streeft naar een bezoekersaantal van 30.000-40.000; 3) Er is in de jaren 2010-2011 door de toenmalige verantwoordelijke politici in Utrecht en Amersfoort nooit serieus gezocht naar de beste huurder. De politiek heeft Stichting MOA het landhuis Oud-Amelisweerd laten kapen.

Als Inkelaar en Utrechtse raadsleden streven naar ‘een structurele oplossing’ voor de bestemming van landhuis Oud-Amelisweerd, dan zouden ze liefst met een ruime blik naar deze kwestie kijken en zich niet laten dwingen in het frame dat hun door het MOA opgedrongen wordt. De gemeente Utrecht heeft meer dan 1,6 miljoen euro geïnvesteerd in landhuis Oud-Amelisweerd. Voorbeeldig. Samen met de Rijksdienst Cultureel Erfgoed en de huidige exploitant, en met begeleiding van de toenmalige beheerder het Centraal Museum. Dat resulteerde in 2016 in het winnen van de Erfgoedprijs Europa Nostra. Utrechtse raadsleden moeten beseffen dat ze kunnen streven naar een optimale oplossing voor de exploitatie van landhuis Oud-Amelisweerd. Tussen haalbaarheid, ambitie en realiteitszin in. Doorschuiven van problemen naar de toekomst kan politiek gewenst zijn, als ze maar beseffen waar ze mee bezig zijn en blikvernauwing nieuwe problemen oproept.

Foto: Schermafbeelding van deel jaarrekening 2015 van de Stichting Museum Oud Amelisweerd. Gepubliceerd op 2 november 2016.

Sluiting Museum Oud Amelisweerd is tragiek van een aangekondigde dood

694

Het doek lijkt nu echt definitief gevallen voor het Museum Oud Amelisweerd (MOA) in Bunnik. De gemeente Utrecht geeft ondanks het advies in mei 2016 van de Advies Commissie Cultuurnota over de periode 2017-2020 geen jaarlijkse subside van 75.000 euro. Dat advies was overigens niet onverdeeld positief en wees op de zwakke plek: de financiële positie en onderbouwing: ‘Maar ze concludeert tevens dat de begroting weinig transparant is, zeker op het punt van de voorwaarden die gesteld zijn bij diverse geldstromen en hoe de diverse gelden besteed worden. Ze beveelt het museum aan om hierin meer inzicht te verschaffen. Aldus adviseert de commissie positief over de aanvraag met het verzoek aan het MOA om een nieuwe begroting in te dienen waarin ook de besteding van de bij de gemeente aangevraagde subsidiegelden wordt verantwoord.’

Maar een Adviescomissie Cultuur heeft geen rekening te houden met gemaakte afspraken. Het was een noodgreep van het MOA om de aanvraag in te dienen waarvan het op voorhand wist dat die niet toegekend kon worden. Want bestuur en directie wisten dat het Utrechtse gemeentebestuur de raad in verhitte debatten had toegezegd dat er geen cent exploitatiesubsidie van de gemeente Utrecht naar het MOA zou gaan.

Insiders wisten dat het MOA onder de verkeerde voorwaarden opereerde vanwege de zwakke financiële basis en de hoge kosten van exploitatie in een rijksmonument. Het was niet de vraag of het MOA zou omvallen, maar wanneer dit zou zijn. Museumdirecteur Paul van Vlijmen voorspelde in 2012 dat het MOA een fiasco zou worden: ‘Ik zou bedrijfsmatig nooit in zo’n avontuur stappen. Want het museum -zonder subsidie- is niet rendabel te krijgen.’ Deze kritiek op het ondernemingsplan die niet gezond te krijgen was kwam bovenop de artistieke kritiek. Zo was vriend van Armando en oud-conservator Rini Dippel in 2011 vernietigend over het ‘verstopte museum’ in de bossen van Bunnik dat volgens haar niet paste bij het werk van Armando. Zoals velen na haar zag Dippel niets in de combinatie van landgoed, de 18de eeuwse Chinoiserieën van Oud-Amelisweerd en het werk van Armando. De kunsthistorische logica van de combinatie ontging haar.

Hoe het MOA ontmanteld wordt ligt in de oprichting ervan besloten. Het is de zogenaamde terugvaloptie die in een commissiebrief van B&W van Utrecht van 13 december 2011 wordt geschetst en er al rekening mee hield dat de huidige exploitant het niet zou redden: ‘Mocht openstelling volgens de uitgesproken ambities niet realiseerbaar zijn dan volgt in de lijn van overwegingen een variant met openstelling van het landhuis en het behang als een museumstuk waarvoor bezoekers komen, net zoals dat nu voor het Rietveld Schroderhuis het geval is. Een openstelling van het landhuis als “sitemuseum” of “open monument” kan een alternatief bieden voor museale openstelling zoals in deze brief is beschreven. Het Centraal Museum is beheerder van de collectie historische behangsels en kan worden gevraagd deze met het landhuis te gaan exposeren.

In een artikel in het AD vraagt raadslid Aline Knip (D66) wat de plannen van het college zijn. Zij is blijkbaar niet op de hoogte van de bestuurlijke geschiedenis van het museum en de financiële martelgang die het sinds 2011 is gegaan. Eruit blijkt ook dat de PvdA-fractie met het weggaan van Bert van der Roest het historische geheugen over dit dossier kwijt is. Het zegt uit te zoeken wat er over de subsidie afgesproken is. In 2011 zei woordvoerder Jeroen Bosch namens het Utrechtse college: ‘Wel wil de gemeente Utrecht geld uittrekken voor de renovatie van en het gereedmaken van Oud Amelisweerd, maar de exploitatiekosten zijn voor Amersfoort, of voor het Armando Museum.’ Door dit gebrek aan kennis bij de cultuurwoordvoerders in de Utrechtse raad zijn de beleidsambtenaren het geheugen van dit dossier en is er geen controle op de macht mogelijk.

Als het bestuur van het MOA definitief de stekker eruit trekt, dan is het aan het Utrechtse gemeentebestuur om een nieuwe exploitant te vinden. Dat kan de terugvaloptie via het Centraal Museum zijn, maar ook een Museum voor Chinoiserie of een historisch museum dat bij de plek past. In 2011 formuleerde ik 10 raadsels over wat toen nog het Armandomuseum werd genoemd. De tragiek is dat in 2016 deze raadsels nog steeds bestaan en de vragen waarom het MOA precies opgericht moest worden nog steeds niet beantwoord zijn door de politiek verantwoordelijken in Amersfoort, Utrecht en de provincie Utrecht. Dat geeft te denken.

Zie hier voor een overzicht van artikelen over dit onderwerp.

Foto: Museum Oud Amelisweerd, credits © Jeroen Jumelet.

Waarom spreekt Museum Oud Amelisweerd nu wel over waarde van € 20 miljoen van de collecties Armando?

moa1

Aldus jaarrekening 2014 van Museum Oud Amelisweerd (MOA). De jaarrekening 2013 noemde geen waarde van de collectie. De galeriewaarde van circa € 20 miljoen van de kerncollectie (eigenaar gemeente Amersfoort) en de collectie van de Armando Stichting/Armando valt uit de toon bij de slechte financiële situatie die uit het jaarverslag 2014 blijkt en waarover D66 en VVD in de Utrechtse raad afgelopen vrijdag vragen stelden. Ze vragen naar alternatieven indien de huidige exploitant het niet redt. Wat al in 2012 werd voorspeld door de toenmalige directeur van het Spoowegmuseum Paul van Vlijmen: ‘Armando wordt fiasco’. Hij constateerde: ‘Want het museum -zonder subsidie- is niet rendabel te krijgen.’ Dit was in lijn met eerdere kritiek van D66 en VVD, maar ook van de SP en GroenRechts. MOA heeft over 2014 een tekort van 136.000 euro.

De jaarrekening merkt op dat het MOA het nog wel even volhoudt met bijdragen van de gemeente Amersfoort (tot 2022) en een lening van de provincie Utrecht van € 158.000 waarover een controverse ontstond met de SP met een dubbelrol voor gedeputeerde Pim van den Berg die in Amersfoort als wethouder welwillend op het later door de raad afgewezen verzoek van het museum reageerde. Ondanks de niet sluitende exploitatie. Tussen de regels door komt de aap uit de mouw als de jaarrekening zegt dat de Armando Stichting de erfgenaam en toekomstige eigenaar is van de nalatenschap ‘betreffende de kunstwerken van Armando’.

Feit dat de galeriewaarde van € 20 miljoen expliciet wordt genoemd is opvallend en heeft een doel. Het roept oude vragen in herinnering over de waarde van de collectie, de rol van het MOA daarin, de wisselwerking tussen privaat en publiek geld, de kosten van  opslag en beheer, en de eigendomsverhoudingen van de deelcollecties. Anders gezegd, neemt het bestuur van de Stichting MOA een voorschot op de toekomst en dekt het zich in vanwege de slechte financiële situatie en de verwachte exploitatietekorten door impliciet aan te geven dat (een deel van) de collectie kan dienen als onderpand en tegemoetkoming voor toekomstige tekorten van het museum? Dan zou het gewenst zijn als het bestuur daarover duidelijkheid gevraagd wordt door de gemeentebesturen van Amersfoort en Utrecht met expliciete vragen over de eigendomsverhoudingen van de collectie en de bereidheid van de Armando Stichting om mogelijke tekorten in de toekomst aan te zuiveren.

Foto: Schermafbeelding uit Jaarrekening 2014 van het Museum Oud Amelisweerd.

Vrijheidmuseum Nijmegen rekent op steun overheid. Realistisch?

Wiel Lenders parodieert een museumdirecteur die gebrek aan kennis compenseert met wolligheid, vaagheid, enthousiasme en wensdenken. Wie weet hoever hij hier in bestuurlijk Nederland mee komt. Tekenend is dat de journalist van Omroep Gelderland het blijkbaar evenmin kan aanhoren en Lenders erg kritisch benadert.

Waarom er evenwel een Vrijheidsmuseum WO2 in Nijmegen moet komen is de vraag die onbeantwoord blijft. Argumenten die het projectteam aanvoert zijn toerisme en citymarketing van Nijmegen, maar dat maakt het initiatief inhoudelijk nog niet urgent. Op dit moment wordt op het noordelijke gedeelte van de voormalige vliegbasis Soesterberg het Nationaal Militair Museum ingericht dat op 11 december opent. Met algemeen directeur Paul van Vlijmen (ex-Spoorwegmuseum) en directeur Hedwig Saam (ex-Museum Arnhem). Beide musea die elkaar thematisch overlappen claimen ‘het nationale oorlogsmuseum’ te zijn. Door steun van de overheid, het Ministerie van Defensie en de centrale ligging in Midden-Nederland kan het Nationaal Militair Museum deze claim als enige waarmaken. Het Vrijheidsmuseum WO2 vecht al vier jaar een zware strijd.

Uit een in de Gelderlander uitgelekt bedrijfsplan komt ‘De stichting Vrijheidsmuseum WO2 tussen de 8 en 13,5 miljoen euro tekort voor de bouw van een nieuw museum in Nijmegen en de renovatie van het Bevrijdingsmuseum in Groesbeek.’ Voor de exploitatie komt de stichting jaarlijks zo’n 350.000 euro tekort. Burgemeester Hubert Bruls (CDA) van Nijmegen en de Gelderse CvdK Clemens Cornielje (VVD) lobbyen in Den Haag voor financiële steun aan het Nijmeegse initiatief. In een klimaat van teruglopende steun voor kunst en cultuur bij overheden en een mecenaat dat dit gat niet kan opvullen, zoals RvC-voorzitter Joop Daalmeijer in een interview met het Cultureel Persbureau zegt: ‘Ik bedoel, de overheid geeft geen geld en je kunt proberen dat allemaal uit het mecenaat te halen maar dat is flauwekul. Dat gaat natuurlijk helemaal niet in dit land.’

Opvallend in dit verhaal van twee nationale militaire musea in Soesterberg en Nijmegen is het gebrek aan coördinatie door het openbaar bestuur en het gebrek aan initiatief van het Ministerie van OCW dat al twee jaar geleden de coördinatie had moeten nemen door beide projectgroepen voor gesprekken uit te nodigen.

AD: ‘Armando wordt fiasco’

Het AD is in een kritisch artikel negatief over de kansen van Museum Oud-Amelisweerd, wat het het Armando Museum noemt. De verdienste van Peter van de Vusse is dat-ie voor het eerst museummensen uit de praktijk over de levensvatbaarheid ervan laat spreken. Tot nu toe zwegen ze op een enkeling als Rini Dippel na. Maar haar kritiek ging over de ongelukkige combinatie van Armando en Oud-Amelisweerd in de Bunnikse bossen.

Waarom het CDA in een opvallende overstap de collegepartijen aan een meerderheid gaat helpen heeft Van de Vusse jammergenoeg niet boven water weten te halen. Het lijkt de sleutelvraag voor de start en afloop van dit project. Vanavond wordt in de Utrechtse raad een kredietaanvraag behandeld. Aanname daarvan wordt als het groene licht gezien in een verknoping van vastgoed en de vestiging van Museum Oud-Amelisweerd.

Aan de hand van de uitspraken van drie praktijkmensen wordt geschetst waarom het museum bedrijfsmatig moet mislukken. Directeur van het Spoorwegmuseum Paul van Vlijmen zegt: ‘Ik zou bedrijfsmatig nooit in zo’n avontuur stappen. Want het museum -zonder subsidie- is niet rendabel te krijgen.’ Dit is in lijn met eerdere kritiek van D66 en VVD, maar ook van de SP en GroenRechts. En al op 6 februari 2012 stelde de Amersfoortse raad: ‘De raad heeft de nodige reserves bij de haalbaarheid van het Ondernemings- en huisvestingsplan van Museum Oud Amelisweerd’. Van Vlijmen vindt vooral de onderbouwing van het begrote bezoekersaantal wankel en ziet niet in hoe dat met een laag marketingsbudget gerealiseerd kan worden.

Ook anderen wijzen op het doorbuigende bedrijfsmodel dat geen kosten toelaat om inkomsten te genereren. Directeur Eymert-Jan Goossens van Huis Doorn noemt de entreeprijs van 12,50 euro ‘te hoog’ en elitair. Het systeem van reservering om zowel het Chinees behang als Armando te bezichtigen vindt-ie ‘niet slim’. ‘Hoe meer barrières je opwerpt, hoe ingewikkelder het wordt.’ Mireille Pondman van SUBporter, een stichting die culturele instellingen ondersteunt, noemt het lastig dat er geen ruimte is om geld te verdienen met horeca, feesten en partijen. Beide ‘barrières’ zijn echter geen keuze van de exploitant, maar een voorwaarde voor de exploitatie die direct volgt uit het cultureel erfgoed en de monumentale waarde van het landhuis.

Foto: Artikel ‘Armando wordt fiasco‘ in AD, 21 juni 2012