Petitie om sportschool in voormalige Sint-Hubertuskerk in Maastricht te verplaatsen is niet pragmatisch

Schermafbeelding van petitieSluit de Basic-Fit sportschool in de kerk op de Bosscherweg‘ van 27 februari 2023 op Petities.nl.

De petitieSluit de Basic-Fit sportschool in de kerk op de Bosscherweg‘ van Annelies verzoekt om een ‘Basic-Fit sportschool te verplaatsen en geen nieuwe sportscholen toe te staan in gebedshuizen die voor duizenden Nederlanders heilig zijn‘. Dat verzoek is ongelukkig en moet afgeraden worden.

Het gaat om de Sportschool Basic-Fit aan de Bosscherweg 161 in Maastricht die sinds 2020 in het gebouw van de voormalige Sint-Hubertuskerk is gevestigd. Volgens Wikipedia deed de kerk ‘van 1925 tot 2009 dienst als parochiekerk van de rooms-katholieke Sint-Hubertusparochie in  Boschpoort (ook wel Bosscherveld genoemd).’ In 2009 stootte het bisdom Roermond de kerk af, nadat het al enige tijd leeg had gestaan. Het is een rijksmonument dat door architect Jules Kayser in 1924-25 werd gebouwd.  

Petitionaris Annelies haalt twee zaken door elkaar. Een kerkgebouw is een gebouw als alle andere. Wat ze als een plek ziet ‘om God te ontmoeten‘ wordt een gebouw pas als het gewijd is. Welnu, gewijd is de voormalige Sint-Hubertuskerk allang niet meer. Het is geen geheiligde, maar een ontwijde plek. Een vergelijkbare kwestie ontstond in Utrecht in 2017 toen de katholieke Sint-Willibrordkerk door de gemeente verkocht werd aan de ultra-conservatieve katholieke vereniging Pius X.

Annelies kan vinden dat wat ooit een religieus gebouw was nooit een ander bestemming mag krijgen, maar dat is geen pragmatisch standpunt. Of zij moet zelf een alternatief bieden, maar dat doet ze niet. Ze is alleen tegen. Verwaarlozing of afbraak is het alternatief. Omdat het hier om een rijksmonument gaat, moet het beschermd worden. Vraag is hoe dat het beste kan.

Het is eenzijdig om over een voormalige kerk die een andere bestemming heeft gekregen te zeggen dat het niet is gebouwd ‘om commercieel uitgemolken te worden‘. Als dat klopt, dan treft dat verwijt de Nederlandse katholieke kerk en met name het Bisdom Roermond dat de Sint-Hubertuskerk in 2009 heeft afgestoten. Uiteraard was de kerk ooit gebouwd als kerk, maar die bestemming heeft het gebouw allang niet meer. Zoals vele katholieke kerken die vanwege afgenomen inkomsten en minder gelovige kerkbezoekers zijn afgestoten.

De voormalige Sint-Hubertuskerk in Maastricht wordt beschouwd als belangrijk cultureel erfgoed. Het is een rijksmonument. Dat bepaalt de noodzaak van de herbestemming.

De opdracht van diensten op het gebied van cultureel erfgoed, zoals de RCE en lokale monumentenfondsen, is om belangrijke gebouwen voor de toekomst zo goed mogelijk te bewaren. Dat is schipperen door ontbrekende middelen. Uitgangspunt is hier het gezegde ‘De vijand van goed is beter‘. Hoofdzaak is dat de elementen van het rijksmonument zo goed mogelijk bewaard blijven.

Er zal gezien de eerdere bestemming als gewijde kerk geen nachtclub, bordeel of schietbaan in zo’n voormalig kerkgebouw gevestigd worden, maar een fitnesscentrum annex sportschool is geen controversiële bestemming. Denk aan het citaat van de Latijnse dichter Juvenalis ‘Mens sana in corpore sano‘ dat zoiets betekent als ‘We moeten bidden om een gezonde geest in een gezond lichaam’. Het christendom staat minder haaks op het lichaam dan Annelies vermoedt.

Advertentie

Geef Bakema’s stadhuis van Terneuzen de status van rijksmonument

Een bericht voor alle inwoners van Terneuzen, oud-inwoners van Terneuzen en allen die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van Terneuzen én 20-eeuwse architectuur. Ik spreek als geboren en getogen Terneuzenaar. Ze kunnen zich uitspreken over de vraag of het stadhuis een rijksmonument moet worden.

Het gaat over de vraag van de regionale krant PZC of het stadhuis (mei 1972) van Jaap Bakema dat als een schip achter de zeedijk oprijst een rijksmonument moet worden. Het behoort tot de stroming van het brutalisme, ofwel béton brut of ‘ruw beton’. De aanleiding voor de vraag is dat het 50 jaar bestaat. Het ontwerp dateert van 10 jaar daarvoor. De gemeente Terneuzen viert het met een symposium op 11 november 2022.

Met de enquête probeert de PZC de gemeente onder druk te zetten. De stemmen zijn nu bijna gelijk verdeeld, met een kleine meerderheid die meent dat het stadhuis geen rijksmonument moet worden. Wellicht kan dat kantelen als iedereen die Bakema’s stadhuis een warm hart toedraagt ervoor stemt om het de status van rijksmonument te geven. Dan moet de gemeente reageren. Stemmen kan hier.

Schermafbeelding van deel artikelU mag het zeggen: moet het stadhuis van Terneuzen een rijksmonument worden?‘ van Raymond de Frel in de PZC, 2 november 2022.

Ik ben van mening dat het stadhuis van Terneuzen het label rijksmonument waard is. Het is in mijn ogen een bijzonder gebouw dat staat voor een stroming in de architectuur die niet altijd meer zo positief wordt gewaardeerd. Het wordt te zwaar, te betonnerig gevonden. Veel van dit soort gebouwen zijn daarom gesloopt, zoals het in 2017 deels gesloopte Robin Hood Gardens complex in Oost-Londen. Zie mijn commentaar daarover.

Mijn persoonlijke herinnering aan het stadhuis is dat ik het in de zomer van 1971 gebouwd zag worden, terwijl ik met vrienden en vriendinnen op de dijk aan Westerschelde verkoeling zocht. Als in het slot van de film ‘Otto en mezzo‘ (8½) van Federico Fellini verscheen langzaam een staketsel, een Fremdkörper, een onuitgenodigde indringer in het landschap. We hadden geen idee wat het zou worden. Dat maakte de bouw des te spannender.

Publiciteitsfoto voor 8½ (1963).

Een en ander is een reden te meer om dit voorbeeld van brutalisme voor de toekomst te behouden. De status van rijksmonument geeft extra bescherming. 

Ook omdat Terneuzen geen architectuur van niveau kent. Het werd in de (eerste) Nota inzake de Ruimtelijke Ordening van 1960 aangewezen als Ontwikkelingskern in het industrialisatie beleid en heeft sinds de Tweede Wereldoorlog geen beleid gehad om goede architectuur te bouwen. En wat er aan waardevols was werd afgebroken. Zoals de Watertoren en Kloos’ ziekenhuis. Het stadhuis van Bakema, hoe men het verder ook waardeert, is de uitzondering. 

In het commentaarWaarom heeft Terneuzen de geschiedenis veronachtzaamd en cultureel erfgoed verkwanseld?‘ beschreef ik dat als volgt: ‘Bestuurders van Terneuzen hebben geen historisch geheugen. Burgemeesters komen niet uit Terneuzen of Zeeuws-Vlaanderen en worden geparachuteerd zonder enig besef te hebben van de geschiedenis en het cultureel erfgoed van Terneuzen. Ron Barbé was de uitzondering. Raadsleden zijn vaak wel opgegroeid in de streek, maar missen de culturele nieuwsgierigheid, belangstelling en creativiteit.‘ 

De veronachtzaming van de geschiedenis kan nu deels worden gerepareerd door het icoon van 20ste eeuwse brutalistische architectuur officieel tot rijksmonument te maken. Het gemeentebestuur van Terneuzen wordt gevraagd zich daar sterk voor te maken.

Toevoeging: Zie hier de vragenlijst van de gemeente Terneuzen ‘50 jaar stadhuis; Het stadhuis van Terneuzen bestaat 50 jaar. Het is een uniek gebouw. Wat vindt u van het stadhuis? En moet het behouden worden voor de toekomst? Geef uw mening via deze korte vragenlijst‘. Stelling 5 luidt: ‘Het stadhuis moet een rijksmonument worden‘.

Kritiek op bestuurlijke bescherming van kunstproject ‘Rivier Boot Stad’ in Dordrecht

Schermafbeelding van deel homepageRivier Boot Stad‘. Dordrecht, 2021.

In Dordrecht is het kunstproject ‘Rivier Boot Stad‘ van de in Rotterdam wonende Deens-Schotse kunstenaar Edward Clydesdale Thomson in de maak. Het bestuur van de gemeente Dordrecht vindt het ogenschijnlijk belangrijk en besteedt veel aandacht aan de marketing ervan, zoals onder meer blijkt uit een site en een YouTube-kanaal. Het Dordrechts Museum is betrokken bij de uitvoering, maar lijkt ook een hindernis in zich te dragen.

De tweede fase uit het drie fasen bestaande project krijgt namelijk steeds meer kritiek. De eerste fase is de bouw van een 15 meter lange hektjalk en de derde fase is de plaatsing van objecten op een route die het schip tijdens de tweede fase aflegt. Dat gebeurt op 9 oktober 2021. Dan wordt het schip als in de film Fitzcarraldo van Werner Herzog door vrijwilligers door de stegen en straten van Dordrecht getrokken. De sleeptocht. Daarbij is het de opzet dat het schip uit elkaar valt. De brokstukken verwerkt de kunstenaar tot de genoemde objecten van de derde fase.

Op die tocht zullen een historisch smeedijzeren Art Nouveau hek uit 1904 dat een rijksmonument is en sinds die tijd onderdeel van het Dordrechts Museum en een stuk van een muur worden ‘gebroken’. De boot wordt niet in het museum, maar elders gebouwd. Op de siteRivier Boot Stad‘ van de gemeente wordt het beschadigen van een, in principe, beschermd rijksmonument bij de Veel Gestelde Vragen zo verantwoord:

3. Het kunstwerk rivier, boot, stad kan enerzijds worden gezien als een vanitas, in zijn reflectie op de vergankelijkheid van het leven. Maar ook als een viering van wat mogelijk is door middel van collectieve inspanning. Het evenement waarbij het schip versleept wordt is een mythisch verhaal over een onmogelijke reis van een enorm schip door de smalle straten van het Hofkwartier. Dit verhaal wordt na het evenement naverteld door de sporen die het schip achterliet: een serie sculpturen in het Hofkwartier. Schrijvers denken lang na over de eerste zin van hun boek: het vertelt de lezer iets over de rest van het verhaal. Dat geldt ook voor de eerste sculptuur in de serie. Het is een samenvatting van de rest van het verhaal dat verderop in het Hofkwartier te zien is. Het schip dat door het hek breekt is een dramatisch gebaar: het lijkt gevaarlijk, spannend, tragisch. Maar zal in zijn praktische uitvoering niet gevaarlijk zijn. Het verhaal vertelt over de schoonheid van destructie. Het schip breekt met het oude om een nieuw verhaal te vertellen. De handeling van het oversteken van de drempel van het museum, de openbare ruimte in, is een symbolische daad van collectieve kracht.

In deze toelichting komen vooroordelen over teksten over hedendaagse kunst samen. Ze zouden onbegrijpelijk, mistig, zelfingenomen en hooghartig zijn. Nou, critici worden hier op hun wenken bediend en in hun vooroordeel bevestigd. Een alledaags kunstproject van een schip dat door een historische havenstad wordt getrokken is blijkbaar niet genoeg, maar moet door de curatoren en communicatiemedewerkers met mystiek, dramatiek en onbegrijpelijke aannames worden opgepimpt. Juist die overdaad aan verklaring maakt echter het project kapot omdat elke poging om het onverklaarbare te verklaren tot mislukken gedoemd is. Een goed kunstproject wordt beschadigd door verklaringen die er met de haren bijgesleept worden.

Dordrecht.net laat in een artikel met de veelzeggende titel ‘Historicus Henk ’t Jong vreest verdere manipulatie van cultuur bobo’s om weerstanden tegen kunstboot door museummuur te negeren‘ de Dordtse historicus Henk ’t Jong aan het woord. ’t Jong heeft kritiek op het afbreken van de historische muur en hek en meent dat de bestuurders die zich namens de gemeente achter dit project hebben geschaard niet echt op de kritiek antwoorden, de beeldvorming manipuleren en zich arrogant opstellen. Hij parafraseert dat zo: ‘Wij, de elite van stedelijke cultuurbobo’s, zullen u wel vertellen wat mooi en waardevol is. En jullie gaan lekker toch niet over waar wij het belastinggeld aan uitgeven.

Ik ken Henk ’t Jong niet en weet niet of al zijn kritiek op dit kunstproject gerechtvaardigd is en of hij te kort door de bocht reageert. Ik deel wel zijn kritiek op het tenenkrommende jargon van de begeleidende teksten. Doorgaans bestaat er in historische binnensteden spanning tussen historici en ontwikkelaars van kunstprojecten die wat reuring aan de stad willen geven. Dan trappen de historici die wars zijn van verandering al snel op de rem. Maar daarmee is niet gezegd dat de ontwikkelaars altijd gelijk hebben en zomaar gebouwen van historische waarde kunnen aantasten.

In de discussie over het kunstproject ‘Rivier Boot Stad‘ dat ik knap bedacht vind en me doet denken aan de iconografie van de Turks/Armeens-Franse kunstenaar Sarkis mis ik in de uitleg het argument dat het breken van muur en hek uit 1904 essentieel is voor dit project.

Want in antwoord 3. van hierboven op de vraag waarom het schip ‘nou per se door het hek [moet] breken‘ volgt in mijn ogen geen inhoudelijke uitleg die rechtstreeks uit de essentie en beweegreden van het project volgt, maar wordt de lezer afgescheept met jargon en omcirkelende bewegingen die het project en de kunstenaar niet nodig hebben. De kunstbobo’s lijken in Dordrecht een goed kunstproject gekaapt te hebben en dat weliswaar om welke redenen dan ook te steunen, maar doen tegelijk met hun abracadabra en hooghartige houding zoveel schade aan dat het wegzakt onder de standaard die Edward Clydesdale Thomson vermoedelijk aanvankelijk in gedachten had.

In Dordrecht is dit project onnodig gepolitiseerd door toedoen van het gemeentebestuur dat zich goedwillend achter dit project heeft geschaard, maar vergeten is het aan de bewoners uit te leggen. Het is belangrijk dat de kunstenaar, de critici en de gemeente om de tafel gaan zitten en de opbouwende kritiek serieus nemen. Het advies van de Rijksdienst van het Cultureel Erfgoed over de onomkeerbare schade aan het hek kan hierbij een uitgangspunt zijn.

Maar ook dat wordt niet geheel duidelijk. Want de siteRivier Boot Stad‘ praat opnieuw in raadsels als het over het herstel in oude luister van het hek zegt: ‘een zeer beperkt risico op schade die bij het terugplaatsen van het hek na de afgesproken termijn wordt aangeheeld‘. Wat moet er in Dordrecht veel geheeld worden.

Utrecht vertraagt vinden bestemming Oud Amelisweerd en krijgt daar kritiek op. Terwijl het gericht moet investeren in cultuur

Update 10 februari 2021: In een brief aan de gemeenteraad heeft wethouder Eerenberg vandaag bekendgemaakt dat Stadsherstel Utrecht ‘de komende tien jaar het beheer, onderhoud en de exploitatie van het Landhuis Oud Amelisweerd gaat organiseren’. De brief zegt ook: ‘Het landhuis gaat functioneren als een open platform voor wisselende tentoonstellingen en initiatieven op het gebied van beeldende kunst, wetenschap en geschiedenis.’ Dat houdt in dat Stadsherstel Utrecht niet zoekt naar een vaste huurder, maar als intermediair namens de gemeente Utrecht betrokken blijft. Dat is een positieve ontwikkeling met een schaduwkantje dat het gevolg lijkt van een politiek compromis. De inhoud komt centraal te staan, maar waarom er niet gekozen is voor een ‘technische’ beheerder op afstand zoals Vereniging Hendrick de Keyser is een vraag die op antwoord wacht. 

Het beleid van de gemeente Utrecht inzake het landhuis Oud Amelisweerd te Bunnik waarvan het de eigenaar is geeft de indruk dat Utrecht niet weet wat het ermee aan moet. Het is een spreekwoordelijk hoofdpijndossier dat het beeld van een chaotisch en warrig beleid biedt. Het gemeentebestuur vertraagt doelbewust de voortgang en wil daar geen verantwoording over afleggen. Dat zit velen dwars. Niet alleen de vrijwilligers die tot nu toe in het landhuis werkten, maar ook kunstliefhebbers die wensen dat het landhuis snel een volwaardige museale bestemming krijgt. De huidige stagnatie is het gevolg van het angstig en weinig doortastend handelen van het Utrechtse gemeentestuur. De tragiek is dat deze situatie al ruim 10 jaar duurt.

Hoe het gemeentebestuur de eigen onmacht geparkeerd heeft legde ik uit in een commentaar van 23 juni 2020 dat in de titel de kern van de bestuurlijke impasse samenvat: ‘Utrecht moet Oud Amelisweerd weghalen uit greep gemeentelijke organisatie en buitenstaanders betrekken bij een oplossing’.

Ik schreef toen: ‘Naast de weeffout van een landhuis dat duur is in de exploitatie is er nog een bestuurlijke weeffout waardoor Oud Amelisweerd niet van de grond komt. Het beheer is in handen van de Utrechtse Vastgoed Organisatie (UVO) die een dominante greep heeft op Oud Amelisweerd. Dat is ongewenst. Het is ook onlogisch omdat de UVO zeker de verdienste heeft dat het de restauratie van Oud Amelisweerd in goede banen heeft geleid, maar die fase is voorbij. De blijvende greep van de UVO verklaart waarom dit dossier in de afgelopen 10 jaar wat het vinden van een geschikte huurder betreft zo amateuristisch is behandeld met teleurstellende resultaten. Tegelijk geeft dit de mogelijkheid om het beter te doen. Dat geeft hoop. Oud Amelisweerd moet uit de greep van de UVO gehaald worden. Zeker waar het de niet-bouwkundige aspecten betreft. Het debat over een nieuwe bestemming van Oud Amelisweerd moet niet gedomineerd worden door bouwkundigen of makelaars, maar door museale experts met contacten in de museumsector en kennis over de exploitatie van een museum.

Hoe dan ook moet er een dynamiek ontstaan zodat de UVO een stap terug doet en museale expertise in huis gehaald worden om een nieuwe huurder te vinden. Dat had al in 2010 moeten gebeuren en is toen niet gebeurd, maar het merkwaardige is dat dit na talloze waarschuwingen en ontsporingen nog steeds niet is gebeurd. Dat gaat de richting op van onzorgvuldig bestuur van de gemeente Utrecht of van grandioze desinteresse. Wethouders werken langs elkaar heen en de Cultuurwethouder zit niet in de bestuurdersstoel.

De rol van de UVO en de terughoudende houding van het Utrechtse gemeentestuur wordt in een nieuwsbrief van 28 januari 2021 door beheerder Arjen Meurs ondersteund. De nieuwsbrief is interessant genoeg om integraal weer te geven. Meurs zal per 1 maart 2021 niet meer werkzaam zijn in het landhuis:

Ik stuur dit bericht aan hen die de afgelopen tijd bijgedragen hebben aan of interesse getoond hebben in verdere culturele ontwikkelingen voor het landhuis Oud Amelisweerd. En om het landhuis in de toekomst geopend te houden voor bezoekers.

Hildo Kamstra en ik hebben vandaag een gesprek gehad met algemeen manager Marcel Gierveld en manager Oud Amelisweerd Linda van Blokland van de U.V.O., dat is de Gemeente Utrecht afdeling vastgoed.

De U.V.O. heeft ons sinds begin 2019 in dienst gehad op payroll basis en per 1 maart verloopt de mogelijkheid om ons nog een tijdelijk contract te geven.

In het gesprek werd ons dit officieel meegedeeld, en de vraag daarop aan ons was of wij de komende maand februari een overdracht willen verzorgen van ons werk aan de U.V.O..

In een eerdere brief van ons aan de U.V.O. hebben we aangegeven welke werkzaamheden en verantwoordelijkheden wij hebben in landhuis Oud Amelisweerd, en dat deskundig en ervaren beheer voor een landhuis met zeer hoge erfgoedwaarde als Oud Amelisweerd van groot belang is.

Ook hebben we daarop in een tweede e-mail nog drie constructies geschetst waarop wij tijdelijk door zouden kunnen werken in het landhuis op ZZP basis of via twee musea die tijdelijk willen helpen als organisatie.

Op de inhoud van de twee e-mails werd niet ingegaan, en we moesten Marcel Gierveld hierop attenderen. Hij vond het spijtig voor ons maar kwam terug op de noodzaak tot een vlotte overdracht van beheer.

Dit houdt in dat Hildo Kamstra en ik, beheerders die zeven jaar voor het landhuis hebben gezorgd, per 1 maart niet meer werkzaam zullen zijn in het landhuis.

We hebben ook nog genoemd dat wij tot aan de laatste maand een spil zijn geweest voor de groep van ongeveer 30 vrijwilligers die h[i]er werken, hun toekomst werd ook niet toegelicht.

We hebben gezegd dat we teleurgesteld zijn in het resultaat van twee jaar onderzoek door de U.V.O. om een plan of visie te ontwikkelen. Ook hebben we aangegeven dat het jammer is dat de kennis en ervaring van beheer en vrijwilligers niet betrokken zijn bij dit onderzoek.

Meer dan eens hebben we om betrokken te worden gevraagd, vrijwilligers en beheer, en we vinden dit een gemiste kans.

Op onze vragen of er een volgende huurder komt of dat het landhuis wellicht is aangekocht bij een volgende partij kregen we geen antwoord. Via raadsvragen aan de Gemeente Utrecht, via een raadslid van D66, heb ik een paar maanden geleden deze vragen ook gesteld. Er volgt geen antwoord. Alleen de mantra: de U.V.O. zoekt nog steeds hard naar een structurele duurzame invulling voor het landhuis, men werkt hier hard aan.

We nemen dus afscheid van Oud Amelisweerd, tot onze grote spijt want we hebben ons op allerlei vlakken voor het huis en vrijwilligers met veel plezier en van harte ingezet.

In het verlengde van deze nieuwsbrief verscheen in ’t Groentje/ Bunniks Nieuws op 6 februari 2021 het artikelBeheerders en vrijwilligers Oud-Amelisweerd voelen zich genegeerd en aan de kant gezet door gemeente Utrecht’ (betaalmuur) dat ingaat op de werksituatie van de beheerders en vrijwilligers en de toekomst van het landhuis. Bunniks Nieuws concludeert dat de gemeente Utrecht zich niet gehouden heeft aan de toezegging om een toekomstplan en een bouwhistorisch onderzoek/ pandvisie te publiceren. Dat eerste zou enkele maanden geleden verschijnen en dat laatste in mei 2020. Bunniks Nieuws zegt hierover op 3 februari 2021 vragen aan de gemeente Utrecht te hebben gesteld, ‘onder andere over de reden van vertraging’ en geeft aan dat die nog niet beantwoord werden.

De beheerders geven aan niet de reden te kennen waarom de pandvisie wordt vertraagd. Op 7 januari 2021 antwoordde wethouder Eelco Eerenberg (Vastgoed) de raadsvragen die zijn partijgenote Ellen Bijsterbosch (D66) in november 2020 had gesteld en waar Meurs in zijn nieuwsbrief naar verwijst. Het feit dat het de wethouder Vastgoed is en niet de wethouder Cultuur die over dit dossier gaat onderschrijft het vermoeden dat de UVO een dominante greep heeft op landhuis Oud Amelisweerd en dat het vinden van een goede culturele of museale bestemming geen prioriteit heeft voor het Utrechtse gemeentebestuur. Anders zou het cultuurwethouder Anke Klein (D66) bestuurlijk een leidende rol geven bij het vinden van een museale bestemming. Maar dat gebeurt niet.

In 11 jaar tijd is er niet alleen niets ten goede verkeerd, maar is het gemeentebestuur nog verder in de schulp gekropen. Voorheen waren het nog de cultuurwethouders (Lintmeijer, Diepeveen) die eerstverantwoordelijke waren, nu houdt het gemeentebestuur zelfs de schijn niet meer op dat het vinden van een museale bestemming urgentie heeft. Het landhuis wordt nog steeds in de eerste plaats als een vastgoedobject gezien en niet als een kans om er een goed museum in te vestigen dat past bij de ambities van de vierde stad van het land die op dit moment economisch en cultureel zo succesvol is.

Het lijkt er sterk op dat al vanaf 2010 wat landhuis Oud Amelisweerd betreft het Utrechtse gemeentebestuur verdwaald is geraakt in een papieren werkelijkheid van scenario’s, visies, haalbaarheidsonderzoeken en plannen die vooral dienen om zich achter te verschuilen en een beeld van daadkracht en volwassen bestuur te suggereren. Deskundigen die weten wat een museum nodig heeft worden buiten de besluitvorming gehouden. Soms mogen ze een advies geven dat dient als een nieuwe verdedigingswal in de papieren werkelijkheid.

Nodig is een krachtige bestuurder met verstand van en liefde voor de kunst én de museumsector die de daadkracht en ambitie heeft om dit project vlot ter trekken. Zo complex is het nou ook weer niet mits de goede deskundigen erbij gehaald worden zonder de beperking van een sturende opdracht waarvan de uitkomst al zo goed als vaststaat voordat het onderzoek begint. Alle opties moeten op tafel kunnen komen.

In zijn antwoord maakt Eerenberg een voor de Utrechters alarmerend en vanuit zijn standpunt gezien defensief voorbehoud als hij zegt: ‘Zowel in de pandvisie als in het bestemmingsplan is omschreven dat onder andere een culturele invulling tot de mogelijkheden behoort. Die museale bestemming zet hij dus op losse schroeven. Dit ondanks de aangenomen motie 111 uit 2017 die constateert dat de gemeente een zorgtaak heeft voor de collecties die onlosmakelijk verbonden zijn aan het landhuis en die het gemeentebestuur naar de geest en de letter opdraagt om landhuis Oud Amelisweerd open te stellen. Men kan niet anders dan medelijden hebben met Eerenberg en zijn beleidsmedewerkers die zich aan bestuurlijke afspraken willen onttrekken.

De treurige conclusie van deze episode van een al ruim 10 jaar slepende kwestie van een prima met veel gemeenschapsgeld gerestaureerd rijksmonument is dat er in al die tijd geen vooruitgang is geboekt en het gemeentebestuur zelf niet echt initiatief neemt, maar zich telkens laat overvallen door toevalligheden die zich aandienen en daarom in cirkels ronddraait en achter de feiten aanloopt.

Vanwege het gebrek aan visie én desinteresse heeft het gemeentebestuur dit dossier bij de UVO geparkeerd die het afschermt. Het begin van een oplossing is simpel. Het gemeentebestuur moet voltallig besluiten om landhuis Oud Amelisweerd een goede museale bestemming te geven en dat serieus te gaan onderzoeken.

Wellicht kunnen de Utrechtse D66’ers die als wethouders direct bij dit dossier zijn betrokken inspiratie putten en een focus vinden die ze tot nu toe missen uit het standpunt over cultuur van hun partij: ‘D66 wil daarom gericht investeren in het herstel van cultuur’. Toen Eerenberg in 2015 wethouder in Enschede was zag hij er geen gat in om voetbalclub FC Twente een garantstelling van 32 miljoen euro te geven. Zijn argumentatie was dat de gemeente wel moest bijspringen omdat het verlies anders nog groter werd. Welnu, bij landhuis Oud Amelisweerd is dat niet anders. Dat kan Utrecht niet doen door structurele subsidie te geven voor de exploitatie omdat de raad in 2012 in een overgenomen motie het gemeentebestuur opdroeg dat na te laten, maar wel door te investeren in een duurzame, toekomstbestendige bestemming van landhuis Oud Amelisweerd.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelBeheerders en vrijwilligers Oud-Amelisweerd voelen zich genegeerd en aan de kant gezet door gemeente Utrecht’ in ’t Groentje/ Bunniks Nieuws, 6 februari 2021 (achter betaalmuur).

Utrecht moet Oud Amelisweerd weghalen uit greep gemeentelijke organisatie en buitenstaanders betrekken bij een oplossing

Landhuis Oud Amelisweerd kan vergeleken worden met een apparaat dat goedkoop is in de aanschaf, maar duur in het gebruik. Het is betrekkelijk makkelijk om erin te stappen, maar bijna onmogelijk om de exploitatie rond te krijgen. Dat heeft ermee te maken dat het om een rijksmonument gaat dat kwetsbaar antiek Chinees behang bevat en door de klimatisering beperkende voorwaarden stelt aan de bedrijfsvoering. Daarnaast is het landhuis tamelijk excentrisch gelegen in een bos aan de rand van Bunnik, en niet makkelijk bereikbaar.

In een commentaar van 22 december 2019 deed ik een voorstel voor een permanente invulling. Dat had als uitgangspunt de Atlas Munnicks van Cleeff en de eigenaar ervan, de Utrechtse ondernemer John Fentener van Vlissingen. Mijn conclusie is dat het recente verleden met de Stichting Museum Oud Amelisweerd (in de wandeling het Armando Museum of MOA geheten) aantoont dat er een externe dynamiek nodig is om de patstelling te doorbreken die al sinds 2012 bestaat. Toen besloot de Utrechtse raad dat er geen euro in de exploitatie (van de toenmalige huurder) gestoken mocht worden. Dat is een extra beperkende voorwaarde voor de bedrijfsvoering. Het MOA kon tegen de beloftes in geen weerstandsvermogen opbouwen en liep continu achter de feiten aan. Het teerde op een snel opdrogend krediet van 1 miljoen euro van de gemeente Amersfoort en een lening van de provincie Utrecht en kon in geen enkel jaar in de buurt van een positief saldo komen. In de Amersfoortse raad wordt de oproep van enkele oppositiepartijen voor een onderzoek naar de financiële en politieke verwikkelingen door het college naast zich neergelegd. In de Utrechtse raad is het nog stiller, daar valt tot nu toe geen enkele ambitie te erkennen om te leren van de mislukking van het MOA.

Hoe dan ook is in de gemeente Utrecht (dat eigenaar is van landhuis Oud Amelisweerd) een integraal plan nodig dat lering trekt uit het falen van het MOA en de constatering dat een tijdelijke bestemming van een pop-up museum evenmin soelaas biedt. Randvoorwaarde daarvan is hoe dan ook een ‘duurzame openstelling van het landhuis voor publiek’ zoals André van Schie (VVD) en Aline Knip (D66) in een aangenomen motie uit 2017 formuleerden. Verstandig lijkt het om in te zetten op een structurele oplossing die verder kijkt dan een tijdelijke oplossing. Dat laatste heeft immers als nadeel dat het om de paar jaar voor politieke stress zorgt.

Naast de weeffout van een landhuis dat duur is in de exploitatie is er nog een bestuurlijke weeffout waardoor Oud Amelisweerd niet van de grond komt. Het beheer is in handen van de Utrechtse Vastgoed Organisatie (UVO) die een dominante greep heeft op Oud Amelisweerd. Dat is ongewenst. Het is ook onlogisch omdat de UVO zeker de verdienste heeft dat het de restauratie van Oud Amelisweerd in goede banen heeft geleid, maar die fase is voorbij. De blijvende greep van de UVO verklaart waarom dit dossier in de afgelopen 10 jaar wat het vinden van een geschikte huurder betreft zo amateuristisch is behandeld met teleurstellende resultaten. Tegelijk geeft dit de mogelijkheid om het beter te doen. Dat geeft hoop. Oud Amelisweerd moet uit de greep van de UVO gehaald worden. Zeker waar het de niet-bouwkundige aspecten betreft. Het debat over een nieuwe bestemming van Oud Amelisweerd moet niet gedomineerd worden door bouwkundigen of makelaars, maar door museale experts met contacten in de museumsector en kennis over de exploitatie van een museum.

Hoe dan ook moet er een dynamiek ontstaan zodat de UVO een stap terug doet en museale expertise in huis gehaald worden om een nieuwe huurder te vinden. Dat had al in 2010 moeten gebeuren en is toen niet gebeurd, maar het merkwaardige is dat dit na talloze waarschuwingen en ontsporingen nog steeds niet is gebeurd. Dat gaat de richting op van onzorgvuldig bestuur van de gemeente Utrecht of van grandioze desinteresse. Wethouders werken langs elkaar heen en de Cultuurwethouder zit niet in de bestuurdersstoel.

Vraag is hoe die dynamiek omgebogen kan worden. Op 1 september 2020 beëindigt Museum Huis Doorn de tijdelijke huur en staat Oud Amelisweerd weer leeg. Er moet in dit stadium niet zozeer op zoek gegaan worden naar een nieuwe huurder, maar naar een werkwijze om nieuwe huurders op een zorgvuldige wijze te selecteren en te toetsen, en er goede afspraken mee te maken. Want juist dat ontbreekt eraan. De UVO moet door het gemeentebestuur op afstand worden gezet. Rapporten over de verruiming van de exploitatie waaraan de UVO nu haar energie besteedt zijn niet alleen een bestuurlijke dwaalweg die een idee van daadkracht moeten geven, maar ook een doodlopende weg omdat het schrijven van meer rapporten niet is waar het om gaat. Daarbij vertraagt het de oplossing omdat anderen binnen de gemeentelijke organisatie zich daar weer achter verschuilen. Het is ook de vraag of het de taak van de UVO is om zich op een indirecte wijze met bouwkundige rapporten te begeven op museaal gebied waar het de nodige deskundigheid mist. Is het de makelaar die door de macht om de voorwaarden te mogen beschrijven een bestemming gaat bepalen?

De gemeente Utrecht doet er verstandig aan om te beginnen met een verkenning van de gewenste inhoud, zoals al in 2010 had moeten gebeuren. Aan de hand van interviews met inhoudelijke deskundigen uit de museumsector -conservatoren, directeuren en kunsthistorici- kan een shortlist worden opgesteld van mogelijke invullingen. Te denken valt aan een museum dat aansluit bij het Chinese behang, het landgoed, de historie van het landhuis of een andere permanente invulling die past bij landhuis, ensemble en plek.

Het is de hoogste tijd om het dossier Oud Amelisweerd dat nu al 10 jaar onevenredige aandacht vraagt en ondanks de goede investeringen van de gemeente Utrecht publicitair en cultureel slecht rendeert definitief vlot te trekken door samen met geloofwaardige en daadkrachtige partners te investeren in de inhoud. Het is bizar dat de UVO opgezadeld is met een taak waar het niet voor geëigend en op berekend is. Een parallel traject is de optie dat de gemeente Utrecht het landhuis overdraagt aan een instelling die betrokkenheid en expertise heeft in het beheer van museumhuizen. Zodat de gemeente verlost wordt van dit probleemdossier waar zo langzamerhand niemand binnen het gemeentebestuur nog zijn handen aan durft te branden.

Foto: Schilderijen van Robert Devriendt op tentoonstelling Mangistan van Centraal Museum in Oud Amelisweerd, 2001.

Landhuis Oud Amelisweerd dreigt tijdelijk pop-up museum te verliezen. Utrecht moet onderzoek beginnen vanuit de inhoud

Op 24 april 2019 tekende Herman Sietsma, directeur van Museum Huis Doorn een huurcontract van één jaar voor landhuis Oud Amelisweerd in Bunnik. Opzet was een tijdelijk pop-up museum waar de Stichting Samenwerkende Kasteelmusea Utrecht objecten uit de depots van vier verschillende kastelen tentoonstelde. Het huurcontract zou verlengd worden als de tentoonstellingen succesvol bleken te zijn. Uit een bericht van 13 januari 2020 van Peter van de Vusse in het AD blijkt dat niet het geval te zijn. Onduidelijk is of per 1 mei 2020 het contract verlengd wordt. Sietsma laat weten dat er een tekort van 40.000 tot 50.000 euro dreigt omdat het tijdelijke museum in een jaar geen 20.000 bezoekers trok dat nodig is om kostendekkend te zijn, maar naar verwachting 10.000 bezoekers. Volgens het bericht in het AD neemt later deze maand de Raad van Toezicht een besluit over de verlenging van het huurcontract. Sietsma acht de kans dat het doorgaat 50%.

Landhuis Oud Amelisweerd kan vergeleken worden met een apparaat dat goedkoop is in de aanschaf, maar duur in het gebruik. Het is betrekkelijk makkelijk om erin te stappen, maar bijna onmogelijk om de exploitatie rond te krijgen. Dat heeft ermee te maken dat het om een rijksmonument gaat dat kwetsbaar antiek Chinees behang bevat en door de klimatisering beperkende voorwaarden stelt aan de bedrijfsvoering. Daarnaast is het landhuis tamelijk excentrisch gelegen in een bos aan de rand van Bunnik, en niet makkelijk bereikbaar.

In een commentaar van 22 december 2019 deed ik een voorstel voor een permanente invulling. Dat had als uitgangspunt de Atlas Munnicks van Cleeff en de eigenaar ervan, de Utrechtse ondernemer John Fentener van Vlissingen. Mijn conclusie is dat het recente verleden met de Stichting Museum Oud Amelisweerd (in de wandeling het Armando Museum of MOA geheten) aantoont dat er een externe dynamiek nodig is om de patstelling te doorbreken die al sinds 2012 bestaat. Toen besloot de Utrechtse raad dat er geen euro in de exploitatie (van de toenmalige huurder) gestoken mocht worden. Dat is een extra beperkende voorwaarde voor de bedrijfsvoering. Het MOA kon tegen de beloftes in geen weerstandsvermogen opbouwen en liep continu achter de feiten aan. Het teerde op een snel opdrogend krediet van 1 miljoen euro van de gemeente Amersfoort en een lening van de provincie Utrecht en kon in geen enkel jaar in de buurt van een positief saldo komen. In de Amersfoortse raad wordt de oproep van enkele oppositiepartijen voor een onderzoek naar de financiële en politieke verwikkelingen door het college naast zich neergelegd. In de Utrechtse raad is het nog stiller, daar valt tot nu toe geen enkele ambitie te erkennen om te leren van de mislukking van het MOA.

Hoe dan ook is in de gemeente Utrecht (dat eigenaar is van landhuis Oud Amelisweerd) een integraal plan nodig dat lering trekt uit het falen van het MOA en de constatering dat een tijdelijke bestemming van een pop-up museum evenmin soelaas biedt. Randvoorwaarde daarvan is hoe dan ook een ‘duurzame openstelling van het landhuis voor publiek’ zoals André van Schie (VVD) en Aline Knip (D66) in een aangenomen motie uit 2017 formuleerden. Verstandig lijkt het om in te zetten op een structurele oplossing die verder kijkt dan een tijdelijke oplossing. Dat laatste heeft immers als nadeel dat het om de paar jaar voor politieke stress zorgt.

De gemeente Utrecht doet er verstandig aan om te beginnen met een verkenning van de gewenste inhoud, zoals in 2010 had moeten gebeuren. Aan de hand van interviews met inhoudelijke deskundigen uit de museumsector -conservatoren, directeuren en kunsthistorici, en geen consultants- kan een shortlist worden opgesteld van mogelijke invullingen. Te denken valt aan een museum dat aansluit bij het Chinese behang, het landgoed, de historie van het landhuis of een andere permanente invulling die niet haaks staat op landhuis, ensemble en plek. Het verschil met de tot nu toe gevolgde werkwijze van het Utrechtse gemeentebestuur is dat een benchmark-achtig onderzoek naar scenario’s grote kans loopt te eindigen in een schijnwerkelijkheid van projecties, inschattingen en extrapolaties die direct volgen uit de opdracht door de verantwoordelijke bestuurder waarbij de potentie van het landhuis niet wordt verkend en uiteindelijk niet wordt benut.

Het is de hoogste tijd om het dossier Oud Amelisweerd dat nu al bijna 10 jaar onevenredige aandacht vraagt en ondanks de goede investeringen van de gemeente Utrecht publicitair en cultureel slecht rendeert, definitief vlot te trekken door samen met geloofwaardige en daadkrachtige partners te investeren in de inhoud.

Foto: Schermafbeelding van artikelMuseum Oud Amelisweerd in Bunnik dreigt opnieuw dicht te gaan’ van Peter van de Vusse in het AD, 13 januari 2020.

Voorstel voor een permanente invulling van Oud Amelisweerd. Met aandacht voor topografie en het zwaartepunt op provincie Utrecht

Voorgeschiedenis en bestuurlijke afspraken
In 2018 ging de Stichting Museum Oud Amelisweerd (MAO) in landhuis Oud Amelisweerd failliet en liet schulden na. Het was vanaf het begin niet levensvatbaar. Dat had te maken met de lastige plek van een historische buitenplaats in een Bunniks bos, de strikte voorwaarden voor het uitbaten van een museum in verband met klimatisering, antiek 18de eeuws Chinees behang en het landgoed dat een rem op het bezoek zette, de slechte bedrijfsvoering en matige organisatie van Stichting MOA en de onvoldoende aansprekende en te smalle thematiek die was gebaseerd op het werk van de inmiddels overleden kunstenaar Armando. Hij nam gaandeweg afstand van de museumorganisatie waarmee hij een dubbelzinnige verhouding onderhield.

Gemeente Utrecht is eigenaar van het landhuis en heeft het onder beheer van het Centraal Museum en met medewerking van gemeentelijke diensten (Utrechtse Vastgoed Organisatie) en de Rijksdienst Cultureel Erfgoed met inzet van vele specialisten voorbeeldig gerestaureerd. De kosten voor Utrecht bedroegen € 1,66 miljoen wat de raad voldoende vond en het college in juni 2012 via de ingetrokken, maar door het college overgenomen motie 56 (Armando zonder overheidsgeld) tot de afspraak dwong dat er geen euro in de exploitatie gestoken zou worden. Dat hield ook in geen huurderving of culturele subsidies. Het Utrechtse college hield zich niet aan de afspraak toen wethouder Kees Diepeveen in december 2016 aan de gewraakte Stichting MOA een subsidie van 75.000 euro gaf. Die toekenning was tegen de afspraken in ondanks het feit dat de voorwaarden door de raad oneigenlijk waren opgerekt door later over ‘structurele subsidie’ te spreken.

In november 2016 vroeg de Utrechtse raad in motie 188 het college om ‘een toekomstbestendige en realistische openstelling van het landhuis Oud Amelisweerd’. Dat leidde tot een onderzoek en vergelijking van scenario’s. Opnieuw was het kostenaspect hierbij leidend. In die zin dat de gemeente Utrecht de financiële ruimte om het landhuis open te stellen en te beheren wilde maximaliseren op € 100.000 per jaar. Dit werd in juni 2017 vastgelegd in de aangenomen motie 111.

Huidige situatie
In november 2018 publiceerde de Utrechtse Vastgoed Organisatie het ‘SELECTIEDOCUMENT TIJDELIJKE EXPLOITATIE LANDHUIS OUD AMELISWEERD (BUNNIK)’. Dat begint zo: ‘De gemeente Utrecht zoekt een tijdelijke huurder voor de periode 1 maart 2019 tot 1 maart 2020 voor het Landhuis Oud Amelisweerd. (…). Uiteindelijk wil de gemeente vanaf 1 maart 2020 een nieuwe permanente invulling geven aan het landhuis.’ Het was op initiatief van Museum Huis Doorn dat gesteund door de partners van de Stichting Samenwerkende Kasteelmusea Utrecht (SSKU)  in juni 2019 een ‘popup museum’ inrichtte waarover werd gezegd dat het een tijdelijk karakter had. Objecten uit de depots van de vier verschillende kastelen worden er tentoongesteld. Een bericht van de DUIC van 26 april 2019 zegt: ‘Het Huis Doorn huurt het museum één jaar, met ruimte voor verlenging als de tentoonstellingen succesvol blijken’. Dat laatste lijkt niet volledig in lijn met het Selectiedocument dat vanaf 1 maart 2020 zegde een ‘nieuwe permanente invulling te geven aan het landhuis’.

Nieuwe permanente invulling
De ‘permanente invulling’ van landhuis Oud Amelisweerd heeft dus nogal wat voeten in de aarde. Een externe dynamiek is nodig om de patstelling te doorbreken die al sinds 2012 bestaat toen de Utrechtse raad besloot dat er geen euro in de exploitatie gestoken mocht worden. Die dynamiek kondigde zich afgelopen week aan met de berichtgeving in een uitzending van onderzoeksprogramma Zembla (BNNVARA) over de omstreden verkoop van de Atlas Munnicks van Cleeff door het Koninklijk Huis aan de Utrechtse ondernemer John Fentener van Vlissingen. Kunsthistoricus Rudi Ekkart verklaarde in de uitzending dat het het meest logisch zou zijn geweest als de 1600 topografische tekeningen en prenten van de stad Utrecht en omgeving uit de 17de en 18de eeuw in Het Utrechts Archief (HUA) zouden zijn terechtgekomen. Aan de Utrechtse Hamburgerstraat heeft HUA een tentoonstellingsruimte. In een debat beweerde premier Rutte dat de Atlas eerst aan Utrechtse culturele instellingen was aangeboden, maar zij lieten desgevraagd aan Zembla weten nooit benaderd te zijn. Over deze kwestie hebben D66 en Groenlinks, evenals SP afgelopen week kamervragen gesteld aan Rutte.

Zo kondigt zich een mogelijkheid aan om met als kern de Atlas Munnicks van Cleeff een nieuwe invulling voor landhuis Oud Amelisweerd te vinden. Historisch sluit de Atlas goed aan bij het 18de eeuwse Chinese behang en de historisch buitenplaats. Omdat de Atlas in particulier bezit is dient nog wel overeenstemming bereikt te worden over bruiklenen of toekomstige verkoop aan HUA. Premier Rutte heeft wat goed te maken in dit dossier en kan zijn goede wil tonen door de familie Fentener van Vlissingen een ruimhartige fiscale tegemoetkoming over toekomstige erfbelasting aan te bieden als het de Atlas verkoopt aan het HUA zodat deze collectie voor Nederland bewaard blijft. HUA is het archief van de stad en de provincie Utrecht zodat ook de provincie in beeld komt als partner die betrokken wordt bij de exploitatie van landhuis Oud Amelisweerd.

Uitwerking
De rest is uitwerking. Zo zijn er geklimatiseerde vitrines met een beperkt lichtniveau nodig om de tekeningen en prenten te tonen. Ze kunnen vanwege de kwetsbaarheid voor licht vermoedelijk niet langer dan 6 weken achtereen getoond worden. HUA is een archief dat geen museum is en ook niet de kennis en denkwijze van een museum in huis heeft, maar een digitale voorsprong heeft genomen in presentaties die het een zekere reputatie heeft opgeleverd. Juist dat is in het lastig te klimatiseren landhuis Oud Amelisweerd prima inzetbaar en kan een mooie aanvulling geven aan de tekeningen en prenten. Voor de museale component kan samenwerking met het Centraal Museum gezocht worden, de voormalige beheerder van Oud Amelisweerd.

Hedendaagse kunst van Utrechtse (provincie) kunstenaars kan samen getoond worden met een selectie uit de Atlas Munnicks van Cleeff. Beide illustraties van Utrechtse kunstenaars bij dit commentaar geven aan wat kan. Een mogelijkheid is om de topografie van Utrecht als uitgangspunt te nemen. Zodat inwoners van de provincie Utrecht hun stad, dorp of buurtschap belicht kunnen zien. Ook via een website die als verlengde van de tentoonstelling fungeert. Een en ander kan gethematiseerd en uitgewerkt worden in een museumbeleid dat bijzondere aandacht besteedt aan topografie en landkaarten. Ook in historisch en mentaal opzicht. Dit benadrukt halverwege kunst en realiteit de feitelijkheid van kunst. Dat kan goed aansluiten bij een educatief programma voor scholen omdat topografie zich hier bijzonder voor leent. Zoals gezegd, met digitale hulpmiddelen. De tentoonstellingsruimte van HUA in de Hamburgerstraat kan aanvullend gebruikt worden door objecten te tonen die vanwege de klimatisering niet in Oud Amelisweerd getoond kunnen worden. Samenwerking met de collectie en de conservator Stadsgeschiedenis van het aan dezelfde Lange Nieuwstraat gelegen Centraal Museum kan voor verdere verdieping en maatschappelijke en politieke borging zorgen.

Foto 1: Isabel Ferrand, wereldkaart World Lace samengesteld uit 1300 porseleinen tegeltjes, 2013.

Foto 2: Harmen Brethouwer, Hurricane (in de serie: Delft Waves Suite), 2004. Inkjetprint op forex.

Amersfoort weigert beantwoording reeks schriftelijke vragen over MOA omdat het ‘verkapt onderzoek’ is. Bestuurlijke impasse dreigt

Amersfoort staat bij insiders bekend als een gemeente waar de ambtenaren het voor het zeggen hebben. Ook ik heb op zoek naar informatie over het ‘Armando Museum’ aanvaringen gehad met de griffie en bewaar daar slechte herinneringen aan. Amersfoort staat op het gebied van openheid en communicatie niet goed bekend. Dat museum was een ooit in Amersfoort gevestigd museum dat na een brand in 2007 in de Elleboogkerk door het toenmalige gemeentebestuur de stad werd uitgejaagd en onder een andere naam (MOA) en formule in een rijksmonument terechtkwam, landhuis Oud Amelisweerd van de gemeente Utrecht in de gemeente Bunnik.

Sinds de weigering in februari 2019 door een raadsmeerderheid om een onderzoek te houden naar de achtergronden van de verhuizing van dat Armando Museum hebben de standpunten tussen coalitie (VVD, D66, GL, CU) en oppositie zich verhard. In een commentaar omschreef ik de opstelling van de woordvoerder cultuur Linda van Tuyl (GL) die onderzoek afwijst: ‘Ze zijn bedoeld om de controlerende rol van de raad te herstellen, en om van gemaakte fouten te leren zodat die in de toekomst vermeden kunnen worden. Precies dat is aan de orde bij het dossier MOA toen het toenmalige college het convenant uit 1998 met Armando en zijn ex eenzijdig opzegde. Toenmalig directeur Gerard de Kleijn van Amersfoort-in-C noemde dat in 2010 ‘onbehoorlijk bestuur’ en woordbreuk van de toenmalige gemeenteraad die via de coalitiepartijen het besluit van het college volgde. Het is niet niks als een ambtelijk diensthoofd de raad (en in het directe verlengde daarvan het gemeentebestuur) beticht van onbehoorlijk bestuur. Verdient dat geen onderzoek?

De wederzijdse irritatie groeit en middel van communicatie zijn de schriftelijke vragen die raadsleden aan het bestuur kunnen stellen. Voormalig fractievoorzitter van Amersfoort2014 Ben Stoelinga heeft op 17 april een reeks vragen aangekondigd zoals bovenstaande afbeelding toont. Tot nu toe zijn er vier delen gesteld. Er bestaat verschil van mening tussen Amersfoort2014 en het gemeentebestuur (of de ambtenarij?) of de vragen wel beantwoord hoeven te worden zoals onderstaand antwoord van het college van 28 mei 2019 verduidelijkt:

Met dat antwoord dat Amersfoort2014 onvoldoende vindt is deze fractie het niet eens. Het wil antwoord op haar vragen over alle onregelmatigheden rond het Armando Museum en meent dat het college volgens de eigen richtlijnen verplicht is om inhoudelijk te antwoorden. Met het antwoord op bijna alle vragen  dat luidt ‘Zoals toegelicht in de inleiding beantwoordt het college deze vraag niet vanwege de onderzoekstechnische aard’ neemt deze fractie geen genoegen zoals blijkt uit een ‘extra’ schriftelijke vraag van 6 juni 2019:

Het college is in naam van voormalig kamerlid en cultuurwethouder Fatma Koşer Kaya (D66) van mening dat de schriftelijke vragen van Amersfoort2014 ‘een verkapt onderzoek’ zijn en daarom niet beantwoord hoeven te worden. Een onderzoek waarover zo stelt het college op 5 februari 2019 ‘de aanwezige woordvoerders in meerderheid zich tegen een raadsenquête of raadsonderzoek over MOA hebben uitgesproken‘. Hiermee versmalt het college een raadsenquête of raadsonderzoek tot het stellen van schriftelijke vragen. Maar een onderzoek is in procedure en strekking meer dan dat. Het kan een les voor de toekomst geven. Er kan begrip opgebracht worden voor het standpunt van het college dat de reeks vragen van Amersfoort2014 een groot beslag legt op de capaciteit van de ambtelijke organisatie. Complicatie is dat de wethouders relatief nieuw zijn en voor veel informatie afhankelijk zijn van de ambtelijke staf. Ook bij het beantwoorden van de schriftelijke vragen van Amersfoort2014 die terug kunnen wijzen naar het toenmalige opereren van de ambtenaren.

Om de onduidelijkheden en suggesties over de gemeentelijke organisatie te ontzenuwen is het gewenst dat het college schoon schip maakt en de vragen van Amersfoort2014 zonder terughoudendheid beantwoordt. Als de beantwoording van een specifieke vraag teveel beslag legt op de capaciteit, dan kan dat in voorkomende gevallen met redenen omkleed gemeld worden. Het bestuur van een middelgrote gemeente als Amersfoort dient zichzelf serieus te nemen en zich er niet toe te verlagen om met raadsleden verzeild te raken in een loopgravenoorlog. Het college vertegenwoordigt het openbaar bestuur en moet verantwoordelijkheid tonen. Amersfoort kan best middelen vrijmaken om de reeks vragen in detail te beantwoorden. Als het dat wil.

Foto’s 1 en 4: Schermafbeelding van delen van ‘SCHRIFTELIJKE VRAGEN en/of INLICHTINGEN AAN HET COLLEGE; Ex. artikel 43 en artikel 44 Reglement van orde van de raad’ door Amersfoort2014, 6 juni 2019.

Foto 2: Schermafbeelding van deel van ‘SCHRIFTELIJKE VRAGEN AAN HET COLLEGE; Ex. artikel 43 Reglement van orde van de raad’ door Amersfoort2014, 17 april 2019.

Foto 3: Schermafbeelding van deel ‘Beantwoording schriftelijke vragen’ door afdeling Woon Werkklimaat namens het college van de gemeente Amersfoort, 28 mei 2019.

Kunstuitleen Utrecht haakt af voor tijdelijke exploitatie Oud Amelisweerd. College onderzoekt versoepeling randvoorwaarden

Het Utrechtse college blijft worstelen met het vinden van een exploitant voor landhuis Oud Amelisweerd. Dit rijksmonument met antiek Chinees behang is eigendom van Utrecht. In 2018 ging de Stichting Museum Oud Amelisweerd failliet. Daarna ging het gemeentebestuur op zoek naar een tijdelijke huurder voor hooguit twee jaar. Volgens het gemeentebestuur is dat in afwachting van een definitieve exploitant die aangewezen zal worden na een procedure waarin voor het eerst dieper ingegaan wordt op de mogelijkheden en optimale bestemming van het landhuis. Een museale bestemming lijkt op dit moment nog steeds het uitgangspunt.

De beoogde tijdelijke exploitant, de Kunstuitleen Utrecht heeft definitief afgezegd vanwege de hoge kosten en logistieke beperkingen van het landhuis. Dat blijkt uit een brief van 12 maart 2019 van wethouder Anke Klein aan de gemeenteraad. Ook de tweede kandidaat, de LOA-groep van ex-vrijwilligers van het voormalige Museum Oud Amelisweerd trekt zich terug vanwege de voorwaarden die als te beperkend worden ervaren.

De brief concludeert: ‘Dit betekent dat uit de selectieprocedure zoals gestart in november, geen tijdelijke huurder naar voren is gekomen. Wij ronden deze procedure nu af. Wij hebben besloten om op dit moment voor het pand een actieve leegstandsbeheerder aan te stellen. Deze beheerder krijgt de opdracht om maatschappelijke initiatieven via pop-up activiteiten te faciliteren, waardoor beperkte openstelling voor het publiek mogelijk blijft.’ De LOA-groep wordt nadrukkelijk uitgenodigd om activiteiten te organiseren.

Wethouder Klein en Culturele Zaken van de gemeente Utrecht hebben besloten om voor het rijksmonument een beheerder aan te stellen die de opdracht krijgt ‘om maatschappelijke initiatieven via pop-up activiteiten te faciliteren’. Wat dat programmatisch en praktisch betekent is onduidelijk. Uit de brief blijkt dat een subsidie van € 75.000 en gederfde huurinkomsten van € 30.000 (inclusief lagere service- en facilitaire kosten) leiden tot een kostenplaatje van totaal € 105.000 per jaar. Over programmering of de inhoudelijk voorwaarden voor openstelling laat de brief zich niet uit. Het gaat uitsluitend om de toelichting van een bestuurlijke procedure.

Het venijn van de brief zit in de staart als het zegt: ‘Tijdens de periode van actief leegstandsbeheer gaan wij door met het onderzoek naar mogelijke aanpassingen aan het pand en/of het bestemmingsplan zodat de gebruiksmogelijkheden van het pand worden vergroot en de kansen op het vinden van een definitieve gebruiker toenemen.’ Wat die aanpassingen inhouden is onduidelijk. Des te meer omdat de gemeente Utrecht in het verleden het casco en het interieur al optimaal, om niet te zeggen voorbeeldig heeft hersteld en de Stichting MOA het landhuis daarna museaal optimaal heeft ingericht. Ofwel, de gebruiksmogelijkheden van het pand zijn al optimaal en kunnen niet meer vergroot worden. Het enige wat deze passage kan betekenen is dat er door het Utrechtse gemeentebestuur bij de RCE (Rijksdienst Cultureel Erfgoed) toestemming wordt gezocht om het antieke Chinese behang uit dit rijksmonument te verwijderen en elders onder te brengen. Of als dit een brug te ver is omdat het immers om een rijksmonument gaat waarvan het interieur onlosmakelijk onderdeel is om de voorwaarden voor het klimaatsysteem zodanig te versoepelen zodat door minder goede conservering en bescherming van het antieke Chinese behang de exploitatie goedkoper en makkelijker wordt.

Het idee is dan dat een exploitant makkelijker te vinden is. In een commentaar van 20 februari 2019 zei ik: ‘Er is sinds 2010 niets veranderd in het denken over cultureel erfgoed. Het enige motief voor een beslissing over de verhuizing van het Chinese behang is politiek. Anders gezegd, de deskundigen op het gebied van erfgoed zullen niet anders dan in 2010 denken, namelijk dat het historisch behang ‘in situ’ de waarde ervan optimaal dient. Maar de bestuurders van toen die dat idee ondersteunden worden wellicht met terugwerkende kracht overruled door de bestuurders van nu die beseffen dat de randvoorwaarden voor een middelgroot museum in een landhuis met kwetsbaar antiek behang zeer lastig, om niet te zeggen onmogelijk zijn.

Wat toont deze brief aan en welke richting valt eruit te lezen? Het lijkt duidelijk dat het Utrechtse college zich acht jaar na 2011 nog steeds niet goed raad weet met de bestemming van Oud Amelisweerd. Zelfs het vinden van een tijdelijke exploitant lukt niet, zoals het afhaken van de Kunstuitleen Utrecht aantoont. Het college lijkt in te zetten op versoepeling van de voorwaarden, hoewel dat lastig is omdat de gebruikersmogelijkheden onlosmakelijk aan dit rijksmonument en de museale inrichting ervan zijn verbonden. Dat is de weg die een vorig Utrechts gemeentebestuur in 2012 ondanks herhaalde en ernstige waarschuwingen voor de te zware randvoorwaarden en door forse investeringen willen en wetens heeft ingezet. Als het bestuurlijk zorgvuldig wil handelen, dan kan het huidige college daar om economische redenen niet eenzijdig afstand van nemen.

Positief is dat de brief aangeeft na te denken over de toekomst van Oud Amelisweerd en ‘de kaders voor de permanente invulling vóór de zomer’ voor te leggen aan de raad. Dan kan eindelijk het inhoudelijk debat in de raad starten over welk soort museum voor deze kwetsbare en excentrieke plek haalbaar en gewenst is.

Foto’s: Schermafbeelding van briefRaadsbrief Selectie tijdelijke exploitatie Landhuis Oud Amelisweerd afgerond’ van wethouder Anke Klein aan de gemeenteraad van Utrecht, 12 maart 2019.

GroenLinks Amersfoort twijfelt aan het bestaan van de waarheid over het Armando Museum en wijst een onderzoek hoe dan ook af

Groenlinks neemt in Amersfoort met twee wethouders deel aan de coalitie. Dit feit alleen verklaart het optreden van de woordvoerder cultuur van GroenLinks Linda van Tuyl. Wat ze zegt is zo afwijkend van waar GroenLinks voor zegt te staan dat nauwelijks valt te geloven dat Van Tuyl echt gelooft in wat ze zegt.

Van Tuyl zegt in een raadsdebat dat ze niet wil dat de onderste steen boven tafel komt in een mogelijk onderzoek naar de besluitvorming over de verhuizing van het Armando Museum naar Bunnik. De reden die ze daarvoor geeft is dat het een complex onderzoek zou worden. Dat meent ze al op voorhand te weten, zonder dat het onderzoek is verricht. En als men de onderste steen boven tafel krijgt vraagt ze zich af wat men ermee gaat doen. Men krijgt medelijden met haar dat Van Tuyl dit om partijpolitieke redenen moet zeggen.

Aan de orde is een onderzoek naar de gang van zaken rond het MOA. Dat heeft de gemeente veel geld gekost. Deze Amersfoortse vertegenwoordiger van GroenLinks gaat niet voor openheid en onderzoek, maar voor het tegendeel. In haar argumenten redeneert ze naar een situatie toe die juist onderzocht moet worden om te weten wat de situatie is. Evenmin is het duidelijk waar Van Tuyl haar observatie op baseert dat het dossier MOA zo uniek is dat een onderzoek weinig oplevert. Afgelopen jaren zijn opvallend veel culturele projecten in Amersfoort mislukt. Valt daar geen patroon in te herkennen? Volgens Van Tuyl niet, want ze weet op voorhand het antwoord. Zij redeneert in een cirkel en stelt haar uitgangspunt als onherroepelijke conclusie voor.

Van Tuyls argumenten kunnen ook omgekeerd worden en tegen haar gebruikt worden. Als namelijk het dossier MOA zo uniek is zoals ze veronderstelt, dan verdient dat juist een onderzoek. Of in de vorm van een raadsenquête of anderszins, naargelang de wens van de meerderheid van de raad. Dit soort onderzoeken zijn ernstig en gaan niet over futiliteiten. Ze zijn bedoeld om de controlerende rol van de raad te herstellen, en om van gemaakte fouten te leren zodat die in de toekomst vermeden kunnen worden.

Precies dat is aan de orde bij het dossier MOA toen het toenmalige college het convenant uit 1998 met Armando en zijn ex eenzijdig opzegde. Toenmalig directeur Gerard de Kleijn van Amersfoort-in-C noemde dat in 2010 ‘onbehoorlijk bestuur’ en woordbreuk van de toenmalige gemeenteraad die via de coalitiepartijen het besluit van het college volgde. Het is niet niks als een ambtelijk diensthoofd de raad (en in het directe verlengde daarvan het gemeentebestuur) beticht van onbehoorlijk bestuur. Verdient dat geen onderzoek?

Blijft de vraag over de beeldvorming en GroenLinks. Is dit nog wel de partij van voormalig kamerlid Mariko Peters die in 2012 een wetsvoorstel indiende voor een transparante overheid? In de motivatie zei ze: ‘Teveel publieke informatie blijft nu geheim of te lang achter slot en grendel.’ Van Tuyl vindt het blijkbaar prima dat informatie achter slot en grendel blijft. Namens welk GroenLinks spreekt zij? Het is soms politieke realiteit als een partij kernwaarden inwisselt voor deelname aan de macht, maar doorgaans gaat dat gepaard met geloofwaardig theater. Van Tuyl voert dat echter zo ongeloofwaardig en onhandig op dat het absurd wordt.

In het dossier Armando Museum en MOA speelde een van de voorlopers van Van Tuyl een andere rol. Ook toenmalig fractievoorzitter van GroenLinks Hiske Land pleitte in 2010 voor pragmatiek en haalbaarheid, maar koos vervolgens niet voor een kleinere, maar een grotere rol van de raad. Ze pleitte voor een brede, kritische blik en zoektocht naar de waarheid die Van Tuyl bij voorbaat als onmogelijk kenschetst. Hiermee verschilt Van Tuyl niet van rechts-populisten die succesvol het idee van ‘de waarheid’ ondermijnen. Dat is het verschil in intellectuele nieuwsgierigheid en politiek-filosofische stellingname tussen Land en haar opvolger Van Tuyl.

In 2010 schreef Land: ‘Essentie dus: het Amersfoortse culturele klimaat wordt voor een groot deel bepaald door de verzelfstandigde instellingen. We kunnen niet veel meer doen dan hopen dat zij kiezen voor het belang van de stad… Ik pleit voor een brede blik op het museale aanbod, in plaats van te focussen op één instelling zoals nu gebeurt. De bezuinigingen zijn wat mij betreft alleen de aanleiding om ernaar te kijken. Wat willen we voor de stad? Welke betekenis heeft iedere instelling daarin?’ Een zoektocht naar de waarheid is aan Van Tuyl en GroenLinks Amersfoort niet besteed. Linda van Tuyl ontkent het bestaan van de waarheid.