Niet Turkse aannemers of God zijn schuldig aan de immense schade door de aardbevingen, maar de regeringen Erdogan

Schermafbeelding van deel artikelHamza is woedend na aardbeving: ‘Tegen mensen kunnen die aannemers wel liegen, maar God ziet alles‘ op Rijnmond, 10 februari 2023.

Het zijn Turkse aannemers die sinds 1999 niet volgens de nieuwe bouwvoorschriften hebben gebouwd, maar het zijn president Erdogan en de AK-partij die dat sinds 2002 ten onrechte hebben toegestaan. Of een oogje hebben dichtgeknepene vanwege corruptie, nepotisme en partijbelang.

Er moet niet klein of groot gedacht worden, maar realistisch. Niet de individuele aannemers of God zijn verantwoordelijk, maar de regering van Erdogan die sinds 2002 in Turkije aan de macht is. Iedereen die dat ontkent doet aan afleiding.

Overigens is een aardbeving een natuurverschijnsel waar altijd slachtoffers bij zullen vallen. Dat valt niet te vermijden. De taak van regeringen is om de voorwaarden te optimaliseren zodat er zo min mogelijk slachtoffers vallen. Als een regering of achtereenvolgende regeringen dat hebben nagelaten, dan gaat het om verwijtbare schuld van die regering.

Als er sprake van schuld is voor de na 1999 geconstrueerde gebouwen die niet aardbevingsbestendig waren, dan valt dat grotendeels Erdogan en de AK-partij te verwijten. Ze weten dat Turkije kwetsbaar is voor aardbevingen en hadden daar nauwgezet controle op moeten hebben. Dat is blijkbaar niet of onvoldoende gebeurd.

Een neveneffect van Erdogans nalatigheid of corruptie gedurende 21 jaar en een-tweetje met aannemersbedrijven is dat het hem electoraal kan beschadigen in de presidentiële en parlementaire verkiezingen van 14 mei 2023. Vele Turken in en buiten het aardbevingsgebied zijn woedend dat nieuwe gebouwen als een kaartenhuis in elkaar stortten.

Terwijl Turkije als belangrijke regionale speler tussen Europa en Azië notabene pretendeert een hoogstaande, moderne samenleving te zijn. Die claim staat nu door de enorme, onnodige schade van de aardbeving op het spel.

Als de Turkse bevolking en politiek dit ernstig nemen, dan moet er een onafhankelijk parlementair onderzoek komen dat de oorzaken voor het falend bouwbeleid en de niet optimale gouvernementele hulpverlening in kaart brengt. Als het kan met internationale deskundigen die buiten de Turkse partijpolitiek staan. Het gaat om levens van toekomstige generaties. In Turkije dreigt elke dag weer een aardbeving.

Citaat van schrijver en Holocaust-slachtoffer Prima Levi over God in Auschwitz.

Heeft God er nog iets mee te maken, zoals sommigen suggereren? Het is een discussie uit de 20ste eeuw, waarom heeft God Auschwitz toegestaan? Dat gaat er niet zozeer om om God de schuld te geven of verantwoordelijk te houden, maar om de vraag wat God is en hoever Gods aansprakelijkheid voor de mensheid gaat. Maar zoals theologen beweren hebben mensen over God geen kennis. Vanuit die invalshoek loopt die vraag over God dood.

De meest aannemelijke hypothese met de minste aannames is dat God een menselijke constructie is en dat mensen zelf voor hun daden verantwoordelijk zijn. Dus in het geval van Auschwitz Hitler en de nazi’s en in het geval van de recente aardbevingen in Turkije en Syrië de regeringen die nalatig waren om hun bevolking onvoldoende te beschermen door toe te zien op de bouw van veilige gebouwen. Zoals in Japan en Nieuw-Zeeland wel gebeurt, maar in Turkije en Syrië niet.

Het laatste taboe: het benoemen van de monotheïstische godsdiensten als complottheorie

Heidendom, in Azië: De Ghetti sekte in Singapore. Leden van deze sekte komen eens per jaar samen om zich ernstig te kastijden om te boeten voor hun zonden. Singapore, 1934. Collectie: Photo collection illustrated magazine Het Leven (1906-1941).

In reactie op filosoof en theoloog Gerko Tempelman die in een artikel in NRC complottheorieën relativeerde omdat ze bij de aangesprokenen slechts zouden aanzetten tot ‘reflectie’ schreef ik in een commentaar van september 2020:

'Het is wellicht volgens gelovigen onheus om op te merken, maar de grootste, meest ingenieuze en succesvolle complottheorie die de menselijke geschiedenis heeft gekend is die van de godsdienst. Tempelman ziet het als kleine stap om het geloven in zijn gereformeerd geloof te vertalen naar het geloven in complottheorieën. Ze raken elkaar volgens hem. Maar de stap terug om de praktische gevolgen van monotheïstische godsdiensten in de laatste 20 eeuwen te benoemen zet hij niet. Als hij dat deed, dan zou hij zien dat mensen wel degelijk door een complottheorie tot actie kunnen worden aangezet. Wie met een open blik kijkt, zonder godsdiensten een speciale positie te geven en buiten een kritische beschouwing te laten, moet constateren dat niet het uitblijven, maar het niet uitblijven van actie de ware aard van de complottheorie toont. Godsdiensten hebben mensen tot actie, om niet te zeggen geweld aangezet en dat gaat tot op de dag van vandaag door.'

Het is het raadsel van de moderne geschiedenis dat de monotheïstische godsdiensten niet als complottheorie worden gezien. Terwijl ze er alle kenmerken van vertonen.

Deze godsdiensten die ooit ontstonden in het Midden-Oosten doen een beroep op bovennatuurlijke krachten; ze maken feiten ondergeschikt aan speculaties; ze leggen geen verantwoording af noch geven uitleg over het eigen bestaan en de constructie die tot dat bestaan leidde; de constructie is niet dwingend en sluitend te verklaren, maar gebouwd op verbanden tussen zaken waartussen niet per se een oorzakelijk verband bestaat, er zijn eenvoudigweg andere oorzaken voor aan te voeren.

Wat de zaak betreft zijn de monotheïstische godsdiensten complottheorieën. Dat ze zo niet worden gezien in het publieke debat houdt verband met twee aspecten: ze zijn ‘too big to fail‘ vanwege de dominante positie die ze in eeuwen hebben weten op te bouwen en deze positie wordt door politieke en maatschappelijke machten geschraagd. Tegenspraak wordt bij voorbaat het zwijgen opgelegd.

Zelfs welwillende theologen als Tempelman stellen niet de vraag of hun godsdienst een complottheorie is. Evenmin willen ze erkennen dat hun godsdienst een goedwillende menselijke constructie is. Dat debat wordt geblokkeerd en als een blikje verder de weg opgeschopt.

De monotheïstische godsdiensten hebben zich boven de orde van de rationele beschouwing weten te plaatsen. Zelfs religiecritici geven in hun onbewuste verdraagzaamheid deze godsdiensten het voordeel van de twijfel. Dat hebben ze in de landen waar ze opereren voor elkaar weten te krijgen door machtsvorming en door de slimme constructie die ingebakken is in deze godsdiensten. Namelijk dat ze rationeel niet te verklaren kunnen zijn. Dat is een win-win situatie omdat er zo nooit verantwoording over het eigen bestaan en constructie afgelegd hoeft te worden.

Deze godsdiensten hebben vanaf het begin van hun bestaan het op een akkoordje gegooid met de wereldse macht, zodat concurrerende godsdienststromingen werden bestreden, zijzelf het centrum van de macht konden bereiken en van daaruit hun positie verder konden uitbouwen en de wereldse macht die de godsdienst legitimeerde ritueel erdoor werd gesteund met sacrale bezweringen die de bevolkingen het stilzwijgen oplegden en alle kritiek en een onpartijdige evaluatie deden verstommen.

De ‘g‘ van de monotheïstische godsdiensten werd in eeuwen gevestigd. De beeldvorming werkte in het voordeel van deze gevestigde godsdiensten door concurrenten buiten de deur te houden en die in een ‘mindere’ categorie van het heidendom te plaatsen, zoals beide foto’s bij dit commentaar illusteren.

In het Westen is het boven de orde verheven zijn van de monotheïstische godsdiensten sinds het eind van de 20ste eeuw aan het veranderen. Hun politieke machtspositie is verzwakt doordat christelijke partijen aan macht hebben ingeboet; hun morele macht is afgenomen door schandalen en politieke machinaties die naar buiten zijn gekomen; demografische ontwikkelingen zoals individualisering en afgenomen vertrouwen in gemeenschapsdenken, en beter onderwijs hebben geleid tot een verminderd vertrouwen in autoriteit en een groter vertrouwen in het eigen oordeel wat de ontkerkelijking heeft aangejaagd; religie als traditioneel dominante vorm van zingeving concurrentie heeft gekregen van andere maatschappelijke uitingen als sport, media en kunst die in dezelfde behoefte voorzien als de monotheïstische godsdiensten.

Het raadsel is dat ondanks de verzwakking in het Westen van de monotheïstische godsdiensten ze nog steeds boven de orde staan en niet op hun kenmerken worden beoordeeld. Het is nog steeds een taboe om ze een complottheorie te noemen. Zelfs een debat dat de vraag centraal stelt of deze godsdiensten een complottheorie zijn is nu nog een taboe. Dat speelt in de context van een breed maatschappelijk debat dat steeds kritischer wordt op het bestaan van complottheorieën. Dat straalt indirect af op de monotheïstische godsdiensten.

Het is de vraag hoe lang het niet stellen van deze vraag gehandhaafd kan blijven. Want aan alle kanten ligt de geloofwaardigheid van deze godsdiensten als maatschappelijke factor onder druk. Ze boeten in aan externe macht en innerlijke zeggingskracht. Ze zullen op termijn culturele organisaties worden die een niche vormen, maar in de samenleving niet meer de rol van betekenis spelen die ze ooit hadden. Daardoor valt hun maatschappelijke en politieke bescherming weg en opent zich de weg om in alle openheid de historische en filosofische vraag te stellen: zijn de monotheïstische godsdiensten geconstrueerd als complottheorie?

Gerko Tempelman meent dat complottheorieën niet leiden tot actie, maar waarom vergeet hij de godsdiensten die dat wel doen?

Gerko Tempelman is filosoof en theoloog en manifesteert zich ook in de media. Zo heeft hij een YouTube-kanaal waarop hij in video’s zijn commentaren zet. In 2018 besteedde ik in een commentaar aandacht aan zijn commentaar ‘waarom religie maar niet wil verdwijnen’. Tegenover het ‘God is dood’ van Tempelman zette ik het ‘God is mensenwerk’ van Harry Kuitert. Bij de video wisselden we onze zienswijzen uit. Tempelman laat zich kennen als een rekkelijke en flexibele geest die toch niet treedt buiten het domein van de religie. Ofwel, Tempelman brengt de moderniteit naar de religie, maar zet niet de stap om de religie naar de moderniteit te brengen. Zijn worsteling of zielenstrijd op het grensvlak van traditie en moderniteit is illustratief en geeft aan hoe er in de meer vrijzinnige richtingen van het Nederlands protestantisme gedacht wordt.

Aanleiding is Tempelmans artikelHoe geloof in God en geloof in een complot elkaar raken’ in de NRC van 16 september 2020 dat ook in de Leven-bijlage van 19 september 2020 verscheen. Hierin is dezelfde worsteling tussen traditie en moderniteit te herkennen. Tempelman gaat verder dan zijn meer orthodoxe geloofsgenoten, maar niet zover als belangrijke progressieve theologen als Harry Kuitert, Hans Küng of Eugen Drewermann.

In zijn goed geschreven en interessant artikel heeft Tempelman het over complottheorieën. Zijn stelling onderbouwt hij aan de hand van het boek Not Born Yesterday: The Science of Who We Trust and What We Believe van de Franse cognitieve wetenschapper Hugo Mercier. Uitgangspunt ervan is dat ‘vrijwel alle pogingen tot massale overreding – hetzij door religieuze leiders, politici of adverteerders – jammerlijk mislukken’. Tempelman trekt die lijn door naar complottheorieën die nu zo in de aandacht zijn en velen als een bedreiging van zowel de democratie als het begrip ‘waarheid’ zien. Tempelman relativeert dat en meent dat complotdenkers slechts ‘reflectief’ in complottheorieën geloven. Daarmee bedoelt hij dat ze niet in actie komen. Deze complotdenkers moeten volgens Tempelman niet serieus worden genomen.

Het bezwaar is dat deze invalshoek voorbijgaat aan de ondermijning van dat begrip ‘waarheid’. Want ook als complotdenkers geen praktisch gevolg aan hun denken geven, dan nog zijn ze met hun in de praktijk onschuldige bespiegelingen op sociale media van invloed op het publieke debat. Dat gaat niet ongemoeid voorbij en is wel degelijk zorgwekkend. De ondermijning van het begrip ‘waarheid’ heeft als gevolg dat door velen feiten niet meer aanvaard worden en universele waarden én instellingen (democratie, rechtsstaat) ernstig gerelativeerd worden. Dat zorgt voor fragmentatie en verzwakking van de samenleving. Als men de politieke bedoelingen van actoren die complottheorieën bewust de wereld inbrengen in beschouwing neemt, dan ziet men dat het daarbij niet zozeer gaat om mensen in actie te brengen, maar om verdeeldheid te zaaien.

Het is wellicht volgens gelovigen onheus om op te merken, maar de grootste, meest ingenieuze en succesvolle complottheorie die de menselijke geschiedenis heeft gekend is die van de godsdienst. Tempelman ziet het als kleine stap om het geloven in zijn gereformeerd geloof te vertalen naar het geloven in complottheorieën. Ze raken elkaar volgens hem. Maar de stap terug om de praktische gevolgen van monotheïstische godsdiensten in de laatste 20 eeuwen te benoemen zet hij niet. Als hij dat deed, dan zou hij zien dat mensen wel degelijk door een complottheorie tot actie kunnen worden aangezet. Wie met een open blik kijkt, zonder godsdiensten een speciale positie te geven en buiten een kritische beschouwing te laten, moet constateren dat niet het uitblijven, maar het niet uitblijven van actie de ware aard van de complottheorie toont. Godsdiensten hebben mensen tot actie, om niet te zeggen geweld aangezet en dat gaat tot op de dag van vandaag door.

Religieuze propaganda werkt eraan mee om het idee te verhullen dat godsdienst een complottheorie is. Neem onderstaande kop in een artikel naar aanleiding van een onderzoek uit augustus 2020 van onderzoeksbureau Kieskompas dat zegt dat 20% van de achterban van de SGP in complottheorieën gelooft. Jan Schippers, directeur van het Wetenschappelijk Instituut van de SGP antwoordt ‘verbaasd’ op de uitkomsten: ‘Complotdenken combineer ik met een seculiere levensinstelling, zonder vertrouwen dat het wereldbestuur in Gods handen ligt. Mensen die niet meer in God geloven, kunnen van alles geloven en tot allerlei theorieën de toevlucht nemen.’ Tja, hier past een bijbelcitaat: ‘Waarom ziet u wel de splinter in het oog van uw broeder, maar merkt u de balk in uw eigen oog niet op?’. Niet 20%, maar 100% van de achterban van de SGP gelooft in complottheorieën. Namelijk die van het christendom. Die waarheid dringt niet door tot de gelovigen.

Foto 1: Schermafbeelding van deel artikelHoe geloof in God en geloof in een complot elkaar raken’ van Gerko Tempelman in NRC, 16 september 2020.

Foto 2: Schermafbeelding van deel artikel’20 procent SGP-achterban gelooft in complottheorieën’’ op CIP, 17 augustus 2020.

Evangelische christen J. Warner Wallace schiet in eigen voet bij zijn oordeel over de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster als fictie

J. Warner Wallace richt een stroman op om die vervolgens in de fik te steken. Maar hij verwerpt slechts zijn eigen opinie, niet die van degenen die hij claimt te verklaren. Dat is misleiding van hem. Hij scherpt de verschillen tussen godsdiensten aan. Laat ik voor mezelf spreken. Als ingeschrevene (sinds oktober 2015) als Pastafarian bij de Nederlandse Kerk van het Vliegend Spaghettimonster (KVS) drijf ik online of offline geen spot met gelovigen of met godsdienst. Integendeel, waarom zou ik, want ik ben als lid van deze Kerk zelf een gelovige. Wallace kan dan wel beweren dat de KVS door Bobby Henderson is begonnen als een parodie om zich af te zetten tegen de gevestigde godsdiensten, maar dat leidt nog niet tot de conclusie dat het om die reden geen legitieme godsdienst kan zijn. Daarbij is Wallace geen objectieve waarnemers, maar een directe concurrent van de KVS op de religiemarkt. Hij staat op de loonlijst van de evangelische Biola University.

In 2018 schreef ik in een commentaar dat door rechters de lat voor toetreders tot de religieuze markt hoger gelegd wordt dan voor gevestigde godsdiensten: ‘Als Pastafarianen moeten ‘bewijzen’ dat hun godsdienst ‘overtuigingskracht, ernst, samenhang en belang’ bevat dan valt er vanwege de gelijkheid van godsdienst nog wel wat meer te bewijzen. Zoals ‘Jezus’ die over water loopt of diezelfde ‘Jezus’ die opvaart naar de hemel. En er zijn nog meer van die tovertrucs, wonderen en onverklaarbare transformaties in godsdiensten. Wat te denken van de Koran die geen mensenwerk zou zijn en niet door mensen geschreven is, maar in de Arabische taal door God via de engel Djibriel aan Mohammed geopenbaard is? Ga er als objectieve beoordelaar maar aan staan om dat overtuigend en serieus te vinden.’ Kortom, Wallace meet aantoonbaar met twee maten.

Wallace kan zijn minachting voor de KVS moeilijk verbergen. Maar hij gaat pas genadeloos de fout in als hij een onderscheid aanbrengt russen religieuze en fictieve claims. Hij laat zichzelf hiermee niet alleen kennen als kleingeestig, maar ook als een opinieleider die zijn christelijke overtuiging voor de empirische wetenschap zet. Het onderscheid dat hij maakt is normatief. Wallace stelt een norm voor de godsdienst die hij verdedigt om die norm op een godsdienst die hij aanvalt niet van toepassing te verklaren. Wallace bedient zich dus van een cirkelredenering. Maar er is geen objectieve waarheid waaraan hij zijn norm kan toetsen. In elke geval niet een norm die door de volledige theologische wetenschap gedeeld wordt. Denk aan progressieve theologen als Harry Kuitert die het (christelijke) geloof terugbrengen tot een menselijke constructie. Dus fictie.

Zowel het christendom als de KVS zijn godsdiensten die vanuit de fictie, de fantasie zijn vormgegeven. Er bestaat geen onderscheid tussen een religieuze en fictieve claim. Hoeveel woorden en pseudo-waarheden over de historische achtergrond van het christendom Wallace ook gebruikt om het tegendeel te beweren. Het christendom heeft uiteraard een langere geschiedenis dan de KVS. Inclusief meer getuigenissen en aansluiting bij de gevestigde macht. Maar daaruit valt niets af te leiden over de kenmerken van christendom en de KVS. Dat beeld bestaat alleen in het gedachtengoed van types als Wallace. Zijn behoudende mening is prima, maar hij gaat over een rode lijn als hij daarmee andere godsdiensten probeert te veroordelen en uit te sluiten van de lucratieve religieuze markt. Hij preekt voor eigen parochie. Meer moeten we er niet achter zoeken.

Verstrikt in zijn dogmatiek gaat aartsbisschop William Goh weer los tegen secularisme, de menselijke rede en andersdenkenden

Zoals sommigen wellicht weten is de Singaporese rooms-katholieke aartsbisschop Willam Goh mijn favoriete geestelijke. Hij maakt gretig gebruik van sociale media en doet daar controversiële uitspraken die tegen de logica ingaan. Ik zie hem als een karikatuur van een geestelijke. Ik twijfel nog of zijn zalvende toon eerder zouteloos of zoetsappig is. Daarom mag ik graag naar zijn toespraken luisteren omdat hij het zo zichtbaar bont maakt. Goh is een fervent tegenstander van het secularisme dat hij in zijn betogen telkens weer op de hak neemt. Dat is zijn missie. Ik ben een voorstander van het secularisme dat ik opvat als een politieke filosofie waarin levensovertuigingen en godsdiensten gelijkwaardig zijn onder de nationale rechtsstaat.

Goh stelt terecht dat mensen met verschillende levensovertuigingen elkaar uitsluitend op het gebied van de rede kunnen vinden. In de wet. Maar hij heeft ongelijk als dat betekent dat gelovigen of andersdenkenden daarmee bepaald of beperkt zijn. Dat zijn ze niet. Binnen de contouren van de rechtstaat hebben ze alle ruimte om hun overtuiging te volgen. Wat ze alleen niet kunnen is de rechtstaat vervangen door hun eigen levensbeschouwelijke rechtssysteem. Dat zou de teruggang naar de Middeleeuwen inhouden of een verplaatsing naar een theocratie zoals Iran. Goh doet opnieuw zijn betoog geweld aan door neerbuigend te zijn over degenen die niet in de God van Rome geloven. Hij meent dat ze alleen de menselijke rede hebben en suggereert dat ze daarom een moreel kompas missen. Dat is kwaadsprekerij en dommigheid van William Goh.

Mensen die niet in de God van Rome geloven kunnen behalve in de menselijke rede geloven in de mensheid, de natuur of de kunst. Met zijn reductie verklaart Goh zich tot een domoor. Hij ziet een dualiteit tussen een God en een niet-God en geselt de gelovigen die aan hem zijn toevertrouwd met die valse tegenstelling. Het is triest dat William Goh niet begrijpt hoe dom hij is. De Nederlandse theoloog Harry Kuitert zei het treffend: ‘Alle spreken over Boven komt van beneden, ook het spreken dat beweert van Boven te komen.’ Ofwel, ook de God van Rome is een constructie die door mensen gemaakt is. Het is het resultaat van de menselijke rede.

Het bedrog van religieuze organisaties wordt maatschappelijk aanvaard. Samengaan daarvan met klein bedrog wordt veroordeeld

Er is wat voor te zeggen om te beweren dat religie in de kern bedrog is. Omdat iets wat door mensen is uitgedacht aan een hogere macht wordt toegeschreven. Zoals theoloog Harry Kuitert kernachtig zei: ‘Alle spreken over Boven komt van beneden, ook het spreken dat beweert van Boven te komen.’ Maar dat wil niet zeggen dat in de geschiedenis religie geen constructieve rol heeft gespeeld. Als het bedrog van religie een doel heeft, dan is het aanvaardbaar. Een leugentje om bestwil kan zin hebben. Hoewel het onduidelijk is of door de jaren heen de voordelen van religie tegen de nadelen hebben opgewogen. Dat is lastig toetsbaar.

Het nadeel van religie wordt extra duidelijk bij beunhazen die religie voor hun karretje spannen. Terwijl ze de zin ervan niet doorgronden. Kortom, ze gebruiken religie als verdienmodel, en anders niet. Op de doctrine van de hogere macht die uit zichzelf ontstaan is, stapelen ze hun eigen bedrog. Het is het opereren van de krabbelaar, de opportunist, de pseudo-deskundige en de zwendelaar. Zo’n kleine bedrieger is de Amerikaanse televangelist Kenneth Copeland. Hij gedraagt zich als een goochelaar en probeert mensen via het beeldscherm te genezen van het coronavirus. ‘Put your hand on that television set. Hallelujah. Thank you, Lord Jesus. He received your healing. Now say it: ‘I take it. I have it. It’s mine. I thank you and praise you for it … According to the Word of God, I am healed. And I consider not my own body. I consider not symptoms in my own body, but only that which God has promised.’, zegt hij op z’n Victory-kanaal. Dit is ronduit zwendel.

Volgens een bericht van Christian Headlines kreeg Copeland kritiek op deze uitzending. Het bericht zegt ook dat een andere televangelist Jim Bakker tegen betaling producten aanbood die het coronavirus zouden genezen. Hij is verzocht daarmee te stoppen. Gevestigde religieuze organisaties ondervinden concurrentie van deze beunhazen op de religieuze markt waarin veel geld omgaat en dat een vechtmarkt is. Nietsontziende types als Kenneth Copeland of Jim Bakker misleiden niet alleen gelovigen, hun kleine bedrog straalt ook negatief af op de gevestigde godsdiensten. De gedragscode voor de omgang met religie lijkt te zijn dat het bedrog ervan maatschappelijk wordt aanvaard, maar dubbel bedrog wordt afgestraft omdat dit te manifest is.

Als ik geen theïst, atheïst, agnost of apatheïst ben, dan ben ik een secularist die betrokken is bij én kritisch op religie en hun goden

Van de term ‘apatheisme’ had ik nog nooit gehoord totdat ik het voorbij zag komen in de online versie van het opinie-artikelApatheïsten verder weg dan atheïsten’ van Wim Kranendonk in het Reformatorisch Dagblad. De term is een samentrekking van ‘apathie’ en ‘theïsme’.  Het perspectief ervan is religieus, want het idee is dat de aanhangers ervan onverschillig of gevoelloos tegenover het bestaan van God staan. Kranendonk citeert enkele Amerikaanse christelijke auteurs die claimen dat er ook apatheïsten in christelijke kerken zijn. In mijn reactie bij het artikel op de FB-pagina van het Reformatorisch Dagblad antwoord ik de auteur en constateer ik dat de kenmerken die hij geeft van een apatheïst niet op mij van toepassing zijn. Ik sta namelijk helemaal niet onverschillig tegenover religie of God, maar ben er evenmin een aanhanger van. Ik val in geen van de vier categorieën die Kranendonk schetst en voeg daarom noodgedwongen een vijfde categorie toe:

Het is merkwaardig dat in de afsluitende alinea de auteur het apatheïsme een probleem noemt. Hiermee laat hij zich kennen als normatief en onverdraagzaam. Hij trapt in de val die hij zelf de atheïsten verwijt die volgens hem het geloof in God zouden minachten. Het is trouwens kort door de bocht om dit atheïsten te verwijten. Zij kunnen ook andere bezwaren hebben tegen religie en de macht van de religieuze instellingen. Hun kritiek betreft dan niet zozeer de ‘binnenkant’ van religie, maar de ‘buitenkant’ ervan. Dus niet de zingeving of insluiting in een religieus gedachtegoed, maar de machtsvorming en morele claims. Het is een feit dat dominante religieuze organisaties nog steeds een voorkeursbehandeling genieten en voorrechten hebben in onze samenleving. De auteur onderschat hoeveel weerstaand dat in de samenleving oproept.

Wim Kranendonk minacht de apatheïsten. Die geringschatting komt voor zijn rekening. Het is een gevolg van zijn kerkpolitieke opstelling. Waar de apatheïsten hun schouders ophalen over religieuze organisaties met hun dogmatiek van een opperwezen, zo maakt een christen als Wim Kranendonk zich druk dat er mensen zijn die in geestelijk opzicht afstand nemen van de dogmatiek van het christendom. Hij begrijpt het niet. Apatheïsten gunnen gelovigen hun geloof en inspiratie, Kranendonk lijkt apatheïsten geen redelijke positie te gunnen.

Ik betwijfel of de auteur het verschijnsel van het apatheisme doorgrondt. Hij kijkt niet met een open blik, maar met een blik die de religie verdedigt en in bescherming neemt. Laat ik dat uitleggen aan de hand van mijn eigen positie. Ik neem geen van de drie posities in die Kranendonk in het artikel schetst, te weten de categorie van de theïsten (mensen die de overtuiging hebben dat er een opperwezen is), atheïsten (mensen die de overtuiging hebben dat er geen opperwezen is) of agnosten (mensen die twijfelen tussen de overtuiging of er wel of niet een opperwezen is). Maar ben ik dan een apatheïst of is er nog een vijfde restcategorie?

Laat ik het checken aan de hand van de kenmerken en stellingen die Kranendonk van het apatheïsme geeft.
1) De groep die totaal niet geïnteresseerd is in de vraag naar het bestaan van God. Check: Dat klopt niet. Ik ben indirect geïnteresseerd in de vraag naar het bestaan van God omdat ik geïnteresseerd ben in andere mensen die menen dat er een God bestaat. Mij interesseert het als fenomeen hoe mensen in een zich ontkerkelijkende omgeving zich laten inspireren. Om Harry Kuitert te parafraseren: ‘Hoe kan het dat mensen de bewering geloven dat het spreken dat van beneden komt van boven komt?’ Waarom geloven mensen dat een menselijke constructie geen menselijke constructie is en weven ze die verdichting in het ontstaan van hun geloof? De interesse in die vraag die raakt aan de verhaalleer, de dramatiek, de mythologie en het stelsel van rituelen bindt me aan de gelovigen. Niet de vraag of er wel of niet een God of vele Goden met hun aparte godsdienst bestaan. Dat laatste kunnen gelovigen beter zelf binnen hun gesloten wereldbeeld beantwoorden.
2) De apatheïst negeert het geloof. Check: Dat klopt niet. Ik respecteer het geloof en de gelovigen en wil me er iets van aantrekken omdat de gelovigen mijn medemensen zijn.
3) Het apatheïsme is typerend voor onze huidige tijd. Check: Dat klopt. Het past in de politieke filosofie van het secularisme waarin alle godsdiensten en levensovertuigingen in gelijke mate gewaardeerd, gegarandeerd en door de wet beschermd worden.

Conclusie is dat ik volgens de kenmerken die Kranendonk geeft en die hij baseert op het nieuwe boek van de christelijke geloofsverdediger Kyle Beshears zowel geen theïst, atheïst, agnost als apatheïst ben. Het probleem van Kranendonks opstelling en van de christelijke auteurs Beshaers en Thomas Kidd waarop hij zich baseert is dat hij claimt een objectief beeld van de keuze van mensen voor een godsdienst of levensovertuiging te geven, maar intussen alles door een christelijke bril ziet en definieert. En dat laatste ook nog eens vanuit het perspectief van prediking en zieltjes winnen. Hierdoor scherpt Kranendonk onnodig aan en mist hij de nuance. Hij trapt in de valkuil van vele christenen, namelijk dat andersdenkenden ondanks alle afstand toch moeten worden beschouwd als een verlengde van hun godsdienst. Of dat nou in positieve of negatieve zin is. De achterliggende gedachte is dat ze afgedwaalde gelovigen zijn die op het rechte pad moeten worden gebracht.

Kranendonk mist de positie van iemand die geïnteresseerd is in religie en religieuze organisaties en onder de motorkap ervan wil kijken voorbij het cosmetische beeld dat religieuze organisaties zelf naar buiten brengen. Dat gaat om de functie van fictie in brede zin, inclusief noties van fantasie, inbeelding, zelfbedrog, waan en mythologisering. Kranendonk mist de bekommernis van mensen die niet in het religieuze domein willen worden getrokken en de claim op unieke moraliteit van gelovigen buitensporig en onterecht vinden, maar in beginsel anderen die positie royaal gunnen. Kranendonk mist de ontwikkeling van een Nederland waarin de meerderheid van de bevolking zich niet laat inspireren door religie of het christelijk-culturele gedachtegoed.

Neem ik dan de vijfde positie in? Die van de voorstander van het secularisme die in alle (aanhangers van) religies en levensovertuigingen in gelijke mate geïnteresseerd is en ze een identieke positie gunt en slechts één overwegende tegenwerping heeft tegen de opstelling van religieuze opinieleiders, namelijk dat ze andersdenkenden ondanks alles als een verlengde of een fantoomledemaat van hun godsdienst willen zien.

Foto: Schermafbeelding van het artikelApatheïsten verder weg dan atheïsten’ van Wim Kranendonk in het Reformatorisch Dagblad, 7 december 2019.

Antwoord aan Jezus Weende over het bestaan van God en de overeenkomsten in de constructie van religie en theater

Bij de videoBestaat God? deel 1: Wie tot God komt, moet geloven dat Hij is’ op het YouTube-kanaal van ‘Jezus Weende’ gaf ik onderstaande reactie op de opmerking van Weende ‘Als de Bijbel werkelijk een verzinsel van mensen zou zijn, dan had hij er heel anders uitgezien. De sprookjes van Grimm zijn een verzinsel van mensen, de Bijbel niet.’ In mijn betoog probeer ik met uitstapjes naar de literatuur en het theater aannemelijk te maken dat de constructie van godsdienst door mensen begrijpelijk en historisch samenhangend is:

Sinds er mensen op aarde zijn hebben er duizenden godsdiensten bestaan. Vele ervan zijn verdwenen, andere bestaan nog steeds. Het is een wetmatigheid dat mensen die zich door een specifieke godsdienst laten inspireren de andere godsdiensten als minder of afgoderij zien.

De godsdiensten zijn niet zozeer een verzinsel van mensen, maar een constructie. Want het begrip verzinsel bevat de notie ‘dat het niet waar hoeft te zijn’ en dat gaat aan de essentie ervan voorbij. Maar de constructie is waar, zoals narratieve constructies als vertellingen of films altijd hun eigen logica en waarheid hebben. Binnen die fictieve constructie zijn ze waar. Zo is God binnen de constructie van een godsdienst waar en bestaat deze God.

Deze redenering heeft een historische onderbouwing en kent parallele ontwikkelingen. Zowel het drama als religie putten uit dezelfde bron. Namelijk het ritueel. Historische theaterwetenschappers leggen dat ontstaan in grotten waar onze verre voorouders bij elkaar kwamen om in bezweringen en plechtige handelingen door zingeving en troost de harde werkelijkheid op afstand te houden en de eigen sterfelijkheid te relativeren. Om dat te plaatsen in de tijd, de oudste rotsschilderingen uit de grot van Lascaux worden gedateerd op 15.000 jaar voor Christus.

Na verloop van tijd heeft zich door een verschil in behoefte van die verre voorouders een afsplitsing voorgedaan. Zo ontstond dat wat later het wereldse drama (theater) werd en dat wat voeding gaf aan het ontstaan van godsdiensten (religie). Dat is een ontwikkeling van tientallen eeuwen geweest.

Het ontstaan van het moderne theater wordt gedateerd op de 5e eeuw voor Christus toen in Griekenland de oervaders van het moderne drama Aischylos, Sofokles en Euripides het theater moderniseerden en van nieuwe elementen voorzagen. Het werd een autonoom genre. Een gevolg hiervan was dat het verder op afstand kwam te staan van de oorsprong die oorspronkelijk een ritueel in de cultus van Dionysos was.

De historische analogie met het ontstaan van de godsdiensten is opvallend. De nu nog bestaande wereldgodsdienst het Hindoeïsme ontstond in dezelfde periode als het moderne Griekse drama, namelijk in de 5de eeuw voor Christus. Daarna volgden het Boeddhisme, Jodendom en Christendom.

Het heeft sinds de oertijd van Lascaux ruim meer dan 10.000 jaar geduurd voordat religie en theater zich beslissend van elkaar gingen onderscheiden. In die overgangstijd hebben ze parallel gelopen, van elkaar geleend en elkaar versterkt. De functies van theater en religie die nu als afwijkend van elkaar worden gezien zijn in die tussentijd steeds verder hun eigen weg gegaan door detaillering en specificatie. Zowel in het theater als de religie is die gemeenschappelijke bron van het ritueel nog te herkennen, maar door allerlei ontwikkelingen binnen die twee genres zijn ze losser komen te staan van hun eigen ontstaan.

In de uitspraak van de theoloog Harry Kuitert: ‘Alle spreken over Boven komt van beneden, ook het spreken dat beweert van Boven te komen’ komen deze ontwikkelingen samen. Te weten het ontstaan van religie naast het theater uit het ritueel. Evenals het idee dat het een kernelement van een godsdienst is om de constructie of montage ervan uit het zicht van de gelovigen te gehouden om dat geloof niet te verzwakken.

Dat wijst op een andere analogie die zowel in theater als religie aanwezig is, namelijk die van ‘de onzichtbare stijl’. Dat houdt in dat de invloed van de maker in het product vooral niet wordt benadrukt, maar juist onzichtbaar wordt gemaakt. De gedachte daarachter is dat de identificatie van de beschouwer met het fictieve product daardoor wordt geoptimaliseerd. Fictieve constructies die uit het oertheater ontstonden, zoals de moderne roman, de klassieke Hollywood-film, de Middeleeuwse allegorie of het 19de eeuwse drama zijn volgens dit idee van de onzichtbare stijl geconstrueerd. Hun ontstaan wordt weggepoetst. Overigens is daar in de literatuur (James Joyce) of het theater (Bertolt Brecht) allang een reactie op gevolgd, maar historisch is de analogie met religie dat eveneens het eigen ontstaan onzichtbaar probeert te maken niet toevallig. Deze onzichtbare stijl van religie lijkt een overblijfsel van het ritueel dat eveneens het sterkste werkt als het niet ter discussie werd gesteld wat tot demystificatie zou kunnen leiden.

Overigens is de vraag interessant of hedendaagse godsdiensten naar analogie van de 20ste eeuwse ontwikkelingen in literatuur en theater, die de montage voorop zetten en als doel hadden om de identificatie te doorbreken, dezelfde ontwikkeling kunnen volgen zonder niet buiten het genre van de religie te treden. Nieuwe, nog niet door iedereen geaccepteerde godsdiensten als de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster lijken voor religie hetzelfde te beogen als wat Joyce en Brecht voor literatuur en theater deden. Te bedenken valt dat deze modernisten in hun eigen tijd ook veel tegenstand ondervinden, zoals dat nu in de religieuze sector geldt voor die nieuwkomers die van beleidsmakers dezelfde kritiek krijgen die de modernisten in literatuur en theater in de eerste helft van de 20ste eeuw kregen. Dat is de conditionering die de eigen tijd oplegt.

Het is begrijpelijk dat een geestelijke of gelovige niet meegaat in de analyse dat een godsdienst een constructie van mensen is omdat het het geloof kan verzwakken. Maar daarmee is niet gezegd dat wetenschappers of analisten aan de hand van de feiten niet kunnen concluderen dat godsdiensten een constructie van mensen zijn. Predikanten redeneren vanuit hun geloof en wetenschappers geloven in de rede of de empirische methode. Religie en historische wetenschap kunnen goed naast elkaar bestaan en vanuit hun specifieke uitgangspunt ‘gelijk’ hebben, omdat ze over verschillende werkelijkheden gaan, maar ze kunnen nooit dezelfde uitspraken over elkaar doen. Laten we daarom dat verschil koesteren.

Foto: Schermafbeelding van videoBestaat God? deel 1: Wie tot God komt, moet geloven dat Hij is’ op het YouTube-kanaal van ‘Jezus Weende’.

Gerko Tempelman: Tragiek van een gelovige die niet genoeg heeft aan geloof en overtuiging. Maar zich anderen wil toe-eigenen

Het feit dat iets er niet is, wil niet zeggen dat iets er is. Daarnaast zegt het niet wat dat dat iets dat er niet is dan werkelijk is. De definitie ontbreekt om het te toetsen.

De uitspraak ‘God is dood’ is een verhullende en normatieve uitspraak. Want het accentueert door het actuele bestaan van de entiteit te erkennen toch dat ‘God’ ooit was. Maar juist dat staat ter discussie. De uitspraak ‘God is dood’ is een dubbelzinnige uitspraak die tegelijk bevestigt en ontkent. Dat schept geen duidelijkheid, maar verwarring.

Theoloog Harry Kuitert zei ooit: ‘Alle spreken over Boven komt van beneden, ook het spreken dat beweert van Boven te komen’. Ofwel, ‘God’ is mensenwerk. ‘God’ is een constructie van mensen. Daar is veel voor te zeggen omdat het bewijs voor het bestaan van ‘God’ nooit onafhankelijk is aangetoond. Het bestaan van ‘God’ is een kwestie van geloof. Niets meer en niets minder dan dat.

De uitspraak die ‘God’ pas echt laat verdwijnen is daarom ‘God is mensenwerk’. Dit maakt de uitspraak ‘God is dood’ onheus. De redenering van Gerko Tempelman die in het ontbreken het bestaan suggereert is geen geldige argumentatie. Het is een schijnredenering. Hij maakt het gecompliceerd omdat hij geen argumenten heeft om het bestaan van ‘God’ aan te tonen. Tempelman zoekt de afleiding.

Waarom gelovigen niet volstaan met de overtuiging dat hun geloof in ‘God’ rotsvast en deugdelijk is blijft een raadsel. Geloven is achtenswaardig en rechtschapen. Buiten dat geloof bestaat ‘God’ echter niet. En is ‘God’ dood noch levend.

Waarom predikers als Gerko Tempelman verwarring zaaien over het bestaan van ‘God’ is begrijpelijk. Daarmee willen ze de draagwijdte van ‘God’ uitbreiden naar degenen die zich niet laten inspireren door ‘God’. Het groter maken van ‘God’ buiten hun geloof om is een kwestie van macht. Die willen ze ook uitoefenen over degenen die hun geloof niet delen. Dat is onrechtmatige inlijving. Maar ook een inlijving die steeds potsierlijker wordt in een samenleving waar de meerderheid zich niet door ‘God’ laat inspireren.

Het gebrek van gelovigen als Gerko Tempelman die de polemiek zoeken is dat ze niet tevreden zijn met hun geloof en overtuiging en meer dan dat willen. Tot en met de inlijving van de zogenaamde ‘niet-gelovigen’. Dat is de tragiek van gelovigen die niet genoeg hebben aan hun geloof en overtuiging. Ze zeggen het ene en bedoelen het andere. Ze doen uitspraken over hun geloof die erop neerkomen dat ze zich iets toe-eigenen dat niet van hen is, terwijl ze zouden kunnen volstaan met het belijden van hun geloof.

‘Het pure evangelie op de platte aarde’ zegt het bestaan van God te bewijzen. De paradoxen van mensenwerk en Gods zelfbeschikking

Gelovigen die zich laten inspireren door een specifiek geloof en daar meer mee willen dan inspiratie alleen hebben het lastig. Want al gauw claimen ze te weten wat of wie de God van hun godsdienst is en wat de zin en het plan van God is. Dat ze hiermee God van de troon stoten en ze zich in Gods plaats stellen nemen ze op de koop toe. Als ze al beseffen waar ze mee bezig zijn. Het is van tweeën een. Of de God van de specifieke godsdienst blaast de gelovige bezieling in of de gelovige blaast God bezieling in. De paradox is dat in dat laatste geval de God van die godsdienst wezenlijk niets verschilt van de God van de progressieve theoloog Harry Kuitert die zei: ‘Alle spreken over Boven komt van beneden, ook het spreken dat beweert van Boven te komen’. Ofwel, de doorgaans conservatief-orthodoxe gelovigen en de progressieve gelovigen zitten op dezelfde lijn als ze van hun God mensenwerk maken, die God zelf construeren en zich in Gods plaats stellen.

De mensen achter het YouTube-kanaalHet pure evangelie op de platte aarde’ zijn Jouke Elsinga en Willibrordus van der Weide. Ze geloven dat de aarde plat is en proberen dat aan de hand van bijbelteksten te bewijzen. Vooral bijbeltekst Jesaja 40:22 staat hierbij centraal waar ze steeds weer naar verwijzen. Elsinga en Van der Weide zijn geen theologen, maar religieuze activisten. Ze roepen onder atheïsten en andere gelovigen veel weerstand op en hun betogen worden als onzin afgedaan, zoals bijvoorbeeld hier of hier. Feit is dat de critici van Elsinga en Van der Weide evenmin theologen zijn en er zo een debat tussen amateurs ontstaat. Bovenstaande video verduidelijkt dat zaaien van verwarring het stijlmiddel van de platte aarde-gelovigen is. Elsinga claimt het bewijs van God te kunnen leveren, maar valt zichzelf vervolgens met afleidingen in de rede.

Op een zelfzuchtige manier spreken namens God is een aantrekkelijk tijdverdrijf en verdienmodel vol luister dat in de eigen religieuze kring aanzien kan opleveren, maar per definitie de geloofwaardigheid van de godsdienst niet dient. Dat is de tweede paradox naast het idee dat  progressieve en orthodoxe gelovigen die namens God claimen te spreken allebei God als mensenwerk en menselijke constructie beschouwen. Dat is het verschijnsel dat gelovigen die de opzet hebben om het aanzien van God te vergroten door namens God te regelen en te oordelen, ze die God kleiner maken door inbreuk te maken op Gods zelfbeschikking.