Is druk van buiten nodig om Rotterdam te bevrijden van de schaduwmacht van Wim Pijbes en de filantropie van Van der Vorm?

Schermafbeelding opinie-artikel ‘Er zit een luchtje aan het geld van de familie Van der Vorm‘ van Eeva Liukku (Vers Beton) in NRC, 27 juli 2023.

Dit opinie-artikel in NRC houdt de aandacht vast voor de belastingontwijking door de filantropische stichtingen van de familie Van der Vorm, de schaduwmacht van Droom en Daad-directeur Wim Pijbes en de onmacht van burgermeester Ahmed Aboutaleb en het Rotterdamse gemeentebestuur.

Het is een waardevolle opinie voor het publieke debat. Het is alleen de vraag of de min of meer geheime en zich in het verborgene afspelende contacten van hoge Rotterdamse ambtenaren, bestuurders en genoemde filantropische stichtingen ermee opengebroken kunnen worden.

Liukku begint haar betoog met de constatering dat cultuurwethouder Said Kasmi (D66) zich laat sturen door Pijbes. Dat ging over het nomadische Museum Rotterdam dat naarstig op zoek is naar een passende locatie. Maar Pijbes liet zijn oog vallen op de locatie die Museum Rotterdam voor ogen had. Waarna wethouder Kasmi een stap terug deed, niet meer achter Museum Rotterdam stond en aan Pijbes de voorkeur gaf. Dat is het ultieme voorbeeld van schaduwmacht.

Het is tekenend dat in de Rotterdamse raad alleen Ruud van der Velden van de PvdD dit onderwerp belangrijk genoeg vindt om er raadsvragen over te stellen. Zonder uitstel worden de vragen van Van der Velden op 22 augustus 2023 ‘afgedaan‘. Andere politieke partijen in de Rotterdamse raad zwijgen, kijken weg of schuiven de lopende kwestie terzijde als onbelangrijk.

Schermafbeelding opinie-artikel ‘Er zit een luchtje aan het geld van de familie Van der Vorm‘ van Eeva Liukku (Vers Beton) in NRC, 27 juli 2023.

De vraag dringt zich steeds meer op of de Rotterdamse politiek in staat is zichzelf te corrigeren. Het Gergiev-festival is een voorbeeld van een ander cultureel dossier waarop achtereenvolgende Rotterdamse gemeentebesturen ondanks waarschuwingen van meerdere kanten zich gedurende vele jaren niets aantrokken van kritiek. Zelfreflectie ontbrak op dit dossier totdat door druk van buiten de Rotterdamse politiek gedwongen werd om te veranderen. De Rotterdamse politiek is niet zozeer inert, maar in zichzelf gekeerd.

Het vermoeden bestaat dat ook in de kwestie van de filantropische stichtingen van de familie Van der Vorm er druk van buiten voor nodig is om het beleid van het Rotterdamse college bij te sturen. Dat is vergelijkbaar met de maffia-achtige structuur van het CDA in Limburg die pas door druk en interventie van Binnenlandse Zaken kon worden opengebroken. De overeenkomst is dat zowel in Rotterdams (PvdA) als in Limburg (CDA) voormalige volkspartijen die aan macht hebben ingeboet krampachtig vasthouden aan de macht.

Vooral burgemeester Aboutaleb is de zwakke schakel. Hij laat het afweten om de integriteit van het openbaar bestuur te beschermen. Alsof hij niet durft op te treden. Het is de vraag waarom hij binnen de Rotterdamse politiek niet aangesproken wordt op zijn gedrag. Onder Aboutaleb is de ethiek van het Rotterdamse beleid zichtbaar verslechterd. Het lijkt alsof er geen ethische grenzen meer worden gesteld.

Martijn van der Vorm mag binnen de grenzen van de wet met zijn geld doen wat hij wil. Wim Pijbes mag in dienst van Van der Vorm met het geld van zijn werkgever doen wat hij wil. Pijbes gaat wel over de schreef mrt zijn publieke, neerbuigende uitspraken over de democratie en de Rotterdamse raad. Daarmee zaait hij onnodige verdeeldheid. Raadsel is waarom de familie Van der Vorm Wim Pijbes niet tot de orde roept, maar hem tot nu toe de hand boven het hoofd houdt. Pijbes beschadigt met zijn uitspraken de reputatie van de filantropische stichtingen van de familie Van der Vorm. Het is bijzonder dat een werknemer zoiets publiekelijk mag blijven doen.

Hoe is het mogelijk dat alleen Ruud van der Velden het gebrek aan integriteit in de Rotterdamse politiek oppikt en de rest van de raad zich laat beledigen door Pijbes en de schaduwmacht die hij vertegenwoordigt? Er is iets rot in de stad Rotterdam. Dankzij de journalistiek van Vers Beton, Volkskrant en NRC is dit onderwerp op de agenda gezet. Wat doet Rotterdam ermee?

Oproep aan Utrechtse raad om de versnelde toewijzing van sociale huurwoningen aan statushouders te evalueren. En gemaakte fouten in de uitvoering te herstellen

Schermafbeelding van artikel 490 statushouders hebben versneld sociale huurwoning gekregen; onderzoek of maatregel wel eerlijk is‘ in de DUIC, 26 augustus 2022.

Details zitten zoals altijd in de uitvoering. Daar moet de maatregel van het Utrechtse gemeentebestuur om sociale huurwoningen versneld toe te wijzen aan statushouders op beoordeeld worden. Niet op goede bedoelingen of op politieke overtuiging.

Ik ben van mening dat door de dwang van bovenaf de uitvoering door de woningcoöperaties onnodig is bemoeilijkt. Het gemeentebestuur heeft politiek gescoord en de problemen bij de woningcoöperaties over de schutting gegooid. Men kan zeggen dat de woningcoöperaties voor zichzelf betere voorwaarden hadden moeten bedingen. Maar of het inzicht bij de woningcoöperaties ontbrak of ze niet op konden tegen de politieke druk van het gemeentebestuur is de vraag,

Het was praktisch beter geweest als er een langere looptijd genomen was om de totale groep van statushouders een sociale huurwoning te bieden zodat de tijdsdruk minder klemmend was geweest, Zodat de woningcoöperaties beter maatwerk hadden kunnen bieden. Dat konden ze door de tijdsdwang nu niet in alle gevallen. Dat slaat negatief terug op de statushouders, de omwonenden en de woningcoöperaties zelf.

De gemeente maakte met de woningcoöperaties een afspraak om statushouders versneld te huisvesten. Des statushouders waren in de meeste gevallen niet sociaal of economisch gebonden aan de gemeente of regio Utrecht. Ze werden gedwongen om op korte termijn te verhuizen naar de gemeente Utrecht waar het tekort aan sociale woningen al groot is. De statushouders hadden evenmin in alle gevallen voldoende financiële middelen om hun woning behoorlijk in te richten.

Degelijke uitvoering en een partijpolitiek statement van het gemeentebestuur zijn vermengd geraakt en lopen door elkaar heen.

Utrechtse woningcoöperaties konden niet in alle gevallen maatwerk bieden en werden door de afspraak met de gemeente gedwongen concessies te doen aan hun eigen normen. Hiermee werden de woningcoöperaties door de gemeente in de richting van de politiek gestuurd, terwijl ze een andere, sociale missie hebben, namelijk: goede en passende woonruimte bieden tegen redelijke voorwaarden. Dat geldt niet alleen de nieuwe, maar ook de al langer in een woning van een woningcoöperatie wonende huurders.

Het niet kunnen bieden van passende woningruimte aan statushouders op korte termijn deed zich kennen in het tekort aan woningen voor grote gezinnen. Met als gevolg dat deze grote gezinnen in sommige gevallen tegen hun zin in te kleine woningen werden ondergebracht. Dat was een direct gevolg van de politieke druk van het gemeentebestuur dat binnen de woningcoöperaties vanuit de directie doorsijpelde naar de uitvoerende dienst die onder politieke druk werd gezet om de eigen normen op te rekken.

Een en ander heeft drie gevolgen.
1) Statushouders zijn ontevreden met hun in hun ogen te kleine nieuwe woning. Maar ze hebben in hun kwetsbare positie en dwang van overheden om snel te verhuizen geen middel om ertegen te protesteren.

2) Omwonende huurders van sociale woningen worden ineens geconfronteerd met een woning waar normaal twee of drie personen wonen waar ineens zeven personen worden ondergebracht. Dat zorgt voor ongenoegen en onrust bij omwonenden. Dat is niet gericht tegen de statushouders, maar tegen de woningcoöperaties die dit erdoor drukken en met de omwonenden elk gesprek uit de weg gaan en niet wensen te communiceren omdat ze geen argumenten hebben om het goed uit te leggen. Door de dwingende afspraak inclusief tijdsdruk met de gemeente moesten de woningcoöperaties concessies doen aan hun eigen normen. Wat toewijzing van woningen en communicatie met huurders betreft.

3) De Utrechtse woningcoöperaties beschadigden in een relatieve korte tijd door het uit de weg gaan van het ‘normale’ gesprek en de controversiële besluitvorming om grote gezinnen met statushouders in te kleine woningen onder te brengen de relatie met hun huurders die doorgaans in jaren is opgebouwd. Het sociaal contract tussen woningcoöperatie en omwonende huurders wordt beschadigd. Dat verstoort niet alleen de relatie tussen woningcoöperatie en huurder, maar beschadigt ook het zelfbeeld van een woningcoöperatie die altijd probeerde het goede te doen voor de huurders.

Wat is de les van goede bedoelingen en de in sommige gevallen minder goede uitvoering? Hoe is de relatie tussen gemeentebestuur en woningcoöperatie verlopen door het plan van het gemeentebestuur om 490 statushouders versneld onder te brengen in sociale woningen van Utrechtse woningcoöperaties?

We hebben er geen beeld van of dit plan per huurwoning en woningcomplex goed heeft uitgepakt. Nodig is een evaluatie door een onafhankelijke betrokkene die bij de in Utrecht in een sociale huurwoning geplaatste statushouders en de omwonenden inventariseert of de uitvoering van de plannen van het gemeentebestuur volgens de gebruikelijke normen van de woningcoöperatie zijn verlopen. En zoniet in hoeverre de normen zijn opgerekt, de uitvoering heeft gefaald en gemaakte fouten in de uitvoering door de woningcoöperatie alsnog hersteld kunnen worden.

Welke partij stelt hier in de Utrechtse raad raadsvragen over en verzoekt om zo’n onderzoek?

Late kritiek in Rotterdam op Gergiev Festival

RaadsvragenAfstand nemen of einde Gergiev Festival‘ van Ruud van der Velden van de PvdD Rotterdam, 25 februari 2022.

Eindelijk wordt Rotterdam wakker. Het Rotterdams Philharmonisch Orkest en het Gergiev Festival hebben kritiek op dirigent Valery Gergiev die wegens zijn pro-Kremlin houding en vriendschap met president Poetin door de Russische inval in Oekraïne aan de verkeerde kant van de geschiedenis is beland. Ze vragen Gergiev om afstand van de invasie te nemen. Dat past in het patroon van een kunst- en sportboycot die nu Russische instellingen treft. 

De late kritiek in Rotterdam op Gergiev die in feite zelfkritiek is over een mislukte relatie komt zeker zes jaar te laat. In die stad waar zo hard gewerkt wordt kan nu eindelijk de rekening opgemaakt worden. Het is berekening om afstand te nemen van iemand die bij wijze van spreken op de grond ligt en het niet durven handelen toen hij als publiekstrekker op de bok stond.

Gergiev is passé, zoals Poetin een internationale paria is, en pas nu wordt Rotterdam wakker. Maar Gergiev was al die tijd al een smerige meeloper van het Poetin-regime. Dat wist het Rotterdamse establishment al jaren, maar het deed net alsof het dat niet wist. Het Rotterdamse establishment liet zich jarenlang van haar smoezelige kant zien. 

In het commentaarValery Gergiev is een propagandist voor het Kremlin. Maar wordt verafgood in Rotterdam. Tijd voor bewustwording. En protest‘ van mei 2016 schreef ik: ‘

Schermafbeelding van deel commentaarValery Gergiev is een propagandist voor het Kremlin. Maar wordt verafgood in Rotterdam. Tijd voor bewustwording. En protest‘ van 20 mei 2016.

In het commentaarGergiev Festival is klassieke porno voor bedrijfsleven, overheid en politiek van Rotterdam‘ van augustus 2020 scheef ik:

Schermafbeelding van deel commentaarGergiev Festival is klassieke porno voor bedrijfsleven, overheid en politiek van Rotterdam‘ van 13 september 2017.

Het Westen heeft sinds de invasie van 2008 in Georgië verkeerd gereageerd op Poetin en zijn zakenvrienden en meelopers. Het is daarom medeplichtig en heeft zelfs actief geholpen Poetins machtspositie op te bouwen. Het is daarom medeverantwoordelijk voor wat er nu in Oekraïne gebeurd. Anders was het nooit zover gekomen. Want Poetin heeft door de miljarden die hij met de verkoop van olie en gas in Europa verdiende zijn krijgsmacht kunnen moderniseren.

Dus al sinds 2008 was de ware aard van het leiderschap in het Kremlin voor iedereen duidelijk. Maar het Westen en met name Duitsland en Nederland deden alsof hun neus bloedde. Ook Nederland wilde een graantje meepikken als rotonde van het Russische gas en kneep daarom een oogje dicht. Ook na het neerschieten van de MH17 in 2014 bleven de economische banden van Nederland met de Russische Federatie intact.

Rotterdam als centrum van de Nederlandse economie negeerde alle politieke signalen over Poetin. Dat doet denken aan de positie van de Rotterdamse havenbaronnen die vanaf 1870 op het Duitse Ruhrgebied was gericht en nog tot in de Tweede Wereldoorlog een oogje dichtknepen voor het Duitse bombardement op hun eigen stad vanwege hun eigen in Duitsland verankerde belangen. Cynischer is niet mogelijk. Die grondhouding van opportunisme van het Rotterdamse establishment dat weliswaar internationaler is dan in 1870, 1914 of 1941 viel de laatste jaren te herkennen in de houding tegenover Poetin en Gergiev.

Het Gergiev Festival kreeg in het laatste Cultuuradviesplan toch al kritiek omdat het geen inbedding in de stad had en nu eindelijk durft de politiek zich uit te spreken. Raadslid Ruud van der Velden van de PvdD is de uitzondering, zoals ook weer uit bovenstaande raadsvragen van 25 februari 2022 blijkt. Hij maakte zich er de afgelopen jaren als enige lokale politicus sterk voor om het Gergiev Festival in het openbaar ter discussie te stellen. De rest inclusief burgemeester Aboutaleb en gemeentebestuur keken lafhartig weg. Nu het tij gekeerd is springen lokale bestuurders op de wagen om aan te haken bij de kritiek op Poetin, volgens een bericht van RTV Rijnmond. 

Dat zijn de helden die zwegen toen het erop aankwam en zich nu opstellen als verzetsstrijders na de oorlog die zich met terugwerkende kracht beroepen op hun moedige daden die ze in werkelijkheid nooit verrichtten. Ze brengen in praktijk waar het in deze hele kwestie van een controversieel en obsceen Gergiev Festival jarenlang aan schortte: het menselijk tekort. Ofwel, ontbrekende persoonlijke moed van mensen in het Rotterdamse bedrijfsleven, politiek en de kunstsector. 

Gergiev is een smerige meeloper van Poetin en Rotterdam werd een smerige meeloper van Gergiev. Rotterdam had het niet door. Er was de schok van een invasie van Oekraïne van een ontketende Poetin voor nodig om het Rotterdamse establishment in de spiegel te laten kijken. Het mag over zichzelf oordelen.

Zie voor verdere commentaren over het Gergiev Festival in Rotterdam:

Den Haag krijgt kritiek van Stadspartij voor stelen initiatief Instagram Museum. Wordt het debat erover goed gevoerd?

Peter Bos van de Haagse Stadspartij heeft in de raad vragen gesteld over een Instagram Museum dat de gemeente Den Haag in de binnenstad zou willen realiseren. Op dit moment zijn de vragen nog niet officieel gepubliceerd, maar wel al op de site van de Stadspartij te lezen. Lachwekkend is vraag 3: ‘Is het juist dat het college in mei 2021 een Projectleider InstaExperience City of The Hague heeft aangesteld? Zo nee, waarom niet?’ Wat is hier aan de hand? 

In een bericht op  Dagblad070 noemt Bos het een boevenstreek van de gemeente omdat het concept gestolen zou zijn van ‘twee jonge Haagse ondernemers die eerder een plan hadden ingediend voor een soortgelijk museum in de Binckhorst’. Dat deel van de stad waar jaarlijks de kunstbeurs Art The Hague in de voormalige Fokker Terminal plaatsvindt. 

De zorgen van Bos zijn terecht, maar gaan voorbij aan de kern van de zaak. Hij neemt het op voor ondernemers en dat past blijkbaar bij het profiel van zijn partij, maar daarmee wordt het zicht ontnomen op de hamvraag. Die is waarom de gemeente Den Haag marketing inzet en de concepten museum en kunst ermee oprekt en beschadigt

In de video wordt aan de hand van de Berlijnse WOW!-Gallery de vraag gesteld of een Instagram Museum een echt museum of spel is. De toelichting bij de video zegt: ‘We willen ingaan op de vraag in hoeverre de culturele meerwaarde van het selfiemuseum erkend moet worden. Daarbij verscherpen we de focus op de thema’s museumcultuur, het begrip van kunst en zelfportretten in de context van onze digitale samenleving’.

Museum is geen beschermd begrip en kan voor alles gebruikt worden. Commerciële bedrijven rekken dat voor eigen gewin op en doorgaans doorzien bezoekers deze opzet wel. Ze begrijpen dat het niet serieus genomen moet worden. Maar als een officiële instantie als de gemeente Den Haag de naam verbindt aan zo’n pseudo-museum, dan wordt het verwarrend.

Wat bezielt de gemeente Den Haag om op het snijvlak van commercie, stadsmarketing en populaire cultuur met gemeenschapsgeld een Instagram Museum te willen realiseren?

Is dat een poging om de vermaledijde kunsten op te leuken, te verbreden en onder het bereik van nieuwe doelgroepen te brengen? Dat kan een instrument met publicitaire en economische waarde zijn, maar als het nog weinig met kunst te maken heeft dan kan het beter ronduit genoemd worden wat het is: een commercieel project.

De vraag is of een gemeente ondernemer moet spelen. Zo zijn we terug bij de kritiek van Peter Bos. Of de gemeente Den Haag gaat de fout in doordat het een initiatief van ondernemers steelt of doordat het onder het mom van kunst of cultuur haar naam verbindt aan een commercieel initiatief.

Europese sancties van Russische Federatie hebben alleen zin als ze krachtig zijn en de kringen van Putin direct en hard raken

Onbetwistbaar is de Russische oppositieleider Alexei Navalny vergiftigd met het zenuwgas Novichok. Hij overleefde ternauwernood en werd naar een Berlijns ziekenhuis vervoerd om te herstellen. Nu beschuldigen de grotere Europese landen Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk dat de Russische Federatie en wel bepaald de Russische president Putin achter de vergiftiging van Navalny zit en daar uitleg over dient te geven. Als het dat blijft weigeren, dan volgen sancties. Nederland steunt dat bij monde van minister Stef Blok.

Sancties helpen, maar in geringe mate als ze te terughoudend zijn. Dat kondigt zich in de uitgelekte voorstellen aan. Wat nu in de EU door enkele grotere landen wordt voorgesteld is onvoldoende. Het plan is om de vermeende uitvoerders van Navalny’s vergiftiging, te weten de militaire inlichtingendienst GROe, op een sanctielijst te zetten. Dat is niet alleen te simpel omdat de opdrachtgever buiten schot blijft, maar de Europese regeringsleiders beseffen dat het te simpel is. Het is een slap compromis. Namelijk het met bravoure aankondigen van sancties die echter onmachtig zijn en nauwelijks sancties genoemd kunnen worden.

Het moet serieuzer en zwaarder. Europese landen moeten harder optreden tegen het Kremlin als dat geen duidelijkheid geeft over de betrokkenheid bij Navalny’s vergiftiging. Krachtige sancties zijn cynisch genoeg ook een middel om tot een geloofwaardig en eensgezind buitenlands beleid van de EU te komen. Daarbij helpt het de democratische krachten in de Russische Federatie. Sancties helpen pas als ze krachtig zijn.

Een drieledige aanpak is gewenst: terughalen roofgeld, blokkeren propaganda en energie-onafhankelijkheid.

1) De machthebbers in het Kremlin en hun bondgenoten sluizen al decennia geld door naar het Westen omdat hun geroofde geld in eigen land niet veilig is en weer gestolen kan worden. Dief en diefjesmaat. Dat geld zetten ze in veel gevallen om in onroerend goed. Zoals dure huizen in Londen of appartementen (condos) in New York of Florida. Confisqueer met alle juridische middelen de tientallen miljarden dollars die deze witte boorden criminelen van de Russische bevolking gestolen hebben en op Westerse banken hebben gestald of in bezittingen hebben gestopt. Stop de opbrengst van de confiscatie, de verkoop van onroerend goed en het achterhalen van de bezettingen in een fonds dat door een onafhankelijk stichting wordt beheerd en als het moment daar is aan een toekomstige democratische Russische regering toekomt. Wellicht is niet al het illegale Russische bezit in westerse landen te achterhalen, maar nu wordt niet eens geprobeerd het ’terug te halen’.

2) Navalny noemt de Russisch-Ossetische dirigent Valery Gergiev als een voorbeeld van iemand uit de kringen van Putin die onder druk moet worden gezet. Er bestaat geen twijfel over dat Gergiev een fervent supporter is van het bewind van Putin en zich voor propagandadoeleinden laat inzetten. Putin en Gergiev zijn goede vrienden en zouden peetvader van elkaars kinderen zijn. Navalny pleit voor een westerse boycot van allen uit de kringen van het Kremlin en het bevriezen van hun tegoeden. In praktijk zou dat betekenen dat Kremlin-gezinde kunstenaars en musici (Anna Netrebko) die onderdeel zijn van het propaganda-apparaat niet meer in het Westen kunnen optreden. Overigens pleit ik al sinds 2016 voor een boycot van Gergiev die onder meer in Rotterdam door de economische en culturele elite wordt verafgood tijdens het jaarlijkse Gergiev Festival. Zie hier mijn commentaar. Er is in Nederland enige kritiek op dat onder meer leidde tot raadsvragen van Ruud van der Velden van de Rotterdamse PvdD. Maar het besef over de ongewenstheid van de Russische propaganda breekt bij zowel publiek als Nederlandse overheid niet echt door. Dat wegkijken duurt nu al vijf jaar.

3) De Russische Federatie is economisch een betrekkelijk onbelangrijk land, terwijl het in oppervlakte het grootste land ter wereld is. Met de verkoop van olie en gas aan het buitenland weet het nog enigszins buitenlandse valuta binnen te halen. Dat blijft hangen in de kringen van het Kremlin. Wie de macht onder druk wil zetten kan dat het beste doen door het te raken in de verkoop van energie. Na de vergiftiging van Navalny en de door president Loekasjenko met behulp van Putin gestolen verkiezingen in Wit-Rusland gingen in Duitsland vooral in regeringspartij CDU en bij de Groenen stemmen op om als straf de aanleg van gaspijplijn Nord Stream II te stoppen. Praktisch ligt die aanleg door een Amerikaanse boycot van de Senaat al sinds december 2019 stil. De steun van beide partijen is zeldzaam en resulteerde in het wetsvoorstel van Ted Cruz en Jeanne Shaheen Protecting Europe’s Energy Security Act of 2019. De meerderheid van de Duitse politiek heeft zich in de EU vervreemd van critici omdat het blijft ontkennen dat Nord Stream II een politiek project is.

Gergiev Festival verdient geen steun met Rotterdams subsidiegeld om artistieke, maatschappelijke en politieke redenen

Het Gergiev Festival dat elk jaar in Rotterdam plaatsvindt wordt in het voortbestaan bedreigd. Het bestaat 25 jaar en dient als platform van de Ossetisch-Russische dirigent Valery Gergiev die verbonden was aan het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Het festival kreeg kritiek vanuit de marge. Opvallend was dat het protest op een festival dat is geconstrueerd rond een propagandist van het Kremlin met reactionaire opvattingen over onder meer homorechten zo goed als uitbleef in Rotterdam. Onder meer op dit blog is er herhaaldelijk tegen zowel het festival als dat uitblijvende protest geageerd. De titels van de commentaren gaven mijn weerzin weer: Gergiev Festival is klassieke porno voor bedrijfsleven, overheid en politiek van Rotterdam en Valery Gergiev is een propagandist voor het Kremlin. Maar wordt verafgood in Rotterdam. Tijd voor bewustwording. En protest. Mede naar aanleiding van dit laatste commentaar stelde raadslid Ruud van der Velden van de Rotterdamse Partij voor de Dieren in mei 2016 raadsvragen. In de antwoorden verschool het college zich achter Buitenlandse Zaken. De politieke toondoofheid bleef voortbestaan in het Rotterdamse establishment.

Waar het op neerkomt omschreef ik in een commentaar over de antwoorden van het college in juni 2016: ‘Valery Gergiev is dus meer dan een neutrale musicus die het alleen om zijn kunst te doen is. Wie Gergiev binnenhaalt, haalt ook zijn politieke voorkeuren binnen. Rotterdam biedt ook die een podium en een stempel van goedkeuring. Dat dient het Rotterdamse culturele, economische en politieke establishment terdege te beseffen. Het kan zichzelf wel voor de gek houden door net te doen alsof Gergiev geen propagandistisch uithangbord is voor het regime van president Putin, maar diep in het hart weet het dat hij dat wel is’.

Op de raadsvragen antwoordde het college bij de vragen 6 en 7 onder meer met een verwijzing naar de artistieke kwaliteiten van het festival. Het schip lijkt nu eindelijk de wal te keren. Als een politieke verwijzing naar het propagandistische karakter van Valery Gergiev en zijn festival niet mogelijk is, dan kan dat alleen met andere middelen. In het Cultuurplanadvies 2021-2024 van juni 2020 oordeelde de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur (RRKC) negatief over het Gergiev Festival: ‘Het vierdaags festival speelt zich grotendeels af in de Doelen, maar heeft volgens de Raad verder nauwelijks inbedding in de stad. De formule van het festival is volgens de Raad uitgekristalliseerd. Door de beperkte innovatie blijft het een traditioneel festival dat nauwelijks nieuwe doelgroepen weet te bereiken.’ De RRKC adviseert de Rotterdamse gemeenteraad om het festival vanwege gebrekkige inbedding en het gebrek aan artistieke vernieuwing niet langer subsidie te geven.

Feit dat de petitie pas na ruim vijf weken na verschijning van het Cultuurplanadvies van de RRKC verschijnt is de bevestiging van de slechte inbedding van het Gergiev Festival. Het onderstreept het gelijk van de motivatie van de RRKC. Hoe anders was dat bij het eveneens negatieve advies over Museum Rotterdam waar gelijk een publieksactie op gang kwam. Het Gergiev Festival staat op zichzelf. Het staat zich er in de marketing op voor relaties een internationaal podium met een eigentijds aanbod van netwerkmogelijkheden te bieden en wordt vanuit de Rotterdamse economische elite gesteund. Het heeft Rotterdams gemeenschapsgeld niet nodig. Al is het vijf jaar te laat, toch kan hiermee de Rotterdamse politiek eindelijk zonder zelf vuile handen te maken afstand nemen van een festival dat een propagandist van het Kremlin met bedenkelijke opvattingen onverdiend in het zonnetje zet. Politiek en artistiek voldoet het Rotterdam Philharmonic Gergiev Festival niet.

Foto 1: Schermafbeelding van deel petitieRed het Gergiev Festival’ op petities.nl, 27 juli 2020. NB: Petitionaris Gea Plantinga is Manager Gergiev Festival van het Rotterdams Philharmonisch Orkest.

Foto 2: Schermafbeelding van deel antwoorden op raadsvragen over het Gergiev Festival van Ruud van der Velden (PvdD). In eigen commentaar van 22 juni 2016.

Foto 3: Schermafbeelding van de samenvatting van het advies van de RRKC over het Gergiev Festival, juni 2020.  In: Cultuurplanadvies 2021-2024.

Vragen over intentie en serieusheid van college Utrecht om een nieuwe museale exploitant voor Oud-Amelisweerd te vinden

Een serieuze vraag aan de raadsleden van de gemeente Utrecht is of ze voldoende kennis hebben van en geïnformeerd willen worden over de randvoorwaarden die worden gesteld aan een eventuele nieuwe museale exploitant van landhuis Oud-Amelisweerd.

Anders gesteld, zijn er op dit moment door het college van de gemeente Utrecht onomkeerbare stappen genomen die een doorstart voor een museale exploitant bemoeilijken, zo niet praktisch blokkeren? Moet dat dan opgevat worden als een bewuste blokkade van een museale bestemming door het gemeentebestuur of anderszins, bijvoorbeeld als gevolg van een slechte afstemming tussen verschillende gemeentelijke diensten die min of meer autonoom opereren waarbij geen enkele wethouder de regie en het overzicht heeft?

Wethouder Victor Everhardt (D66) is verantwoordelijk voor het vastgoed en wethouder Anke Klein (D66) is verantwoordelijk voor cultuur.

Een voorbeeld daarvan is de functie van het koetshuis waarover Bureau Soda (museale inpassing) in een eigen publicatie schrijft: ‘Vanwege de kwetsbaarheid van het landhuis is er gekozen om de ticketverkoop, horeca en auditorium onder te brengen in het koetshuis‘.

Een ander voorbeeld is het mede in opdracht van de gemeente Utrecht verrichte onderzoek ‘Restauratie en museale invulling Buitenplaats oud Amelisweerd te Bunnik September 2011′ (zie hierboven voor een passage hieruit):
Wanneer aan de buitenplaats Oud Amelisweerd een museale functie zou worden toegekend zullen in het koetshuis verschillende facilitaire voorzieningen worden ondergebracht. Het voorlopige programma van eisen is goed inpasbaar in de historische structuur van het gebouw. Om geschetste redenen is er voor gekozen juist geen facilitaire voorzieningen in het landhuis op te nemen.’

Nu blijkt De Veldkeuken het hele koetshuis te huren (minus de woning). Ook de gemeenschappelijke ruimte die voorheen door het MOA werd gebruikt voor kaartverkoop/receptie, auditorium en als winkel.

Het is onduidelijk onder welke voorwaarden deze huur is aangegaan en of er een afspraak is gemaakt tussen de UVO (Utrechtse Vastgoed Organisatie) in opdracht van wethouder Everhardt en De Veldkeuken over de tijdelijkheid van de huur.

Dit roept de volgende vragen op:
– Stopt de huur aan De Veldkeuken van het gehele koetshuis (minus de woning) door de UVO als een nieuwe museale exploitant intrek neemt in het landhuis of staat de huur aan De Veldkeuken los hiervan?
– Indien de huur van het gehele koetshuis (minus de woning) aan De Veldkeuken is losgekoppeld van de museale bestemming van het landhuis, hoe verhoudt zich dat dan tot de vroegere argumenten van het college over de kwetsbaarheid van het landhuis en de beredeneerde noodzakelijkheid om de facilitaire voorzieningen van de museale exploitant in het koetshuis onder te brengen?
– Indien de huur van het gehele koetshuis (minus de woning) aan De Veldkeuken is losgekoppeld van de museale bestemming van het landhuis onder verantwoordelijkheid van welke portefeuillehouder in het college is deze opdracht gegeven om de huur los te koppelen?
– Indien de huur van het gehele koetshuis (minus de woning) aan De Veldkeuken is losgekoppeld van de museale bestemming van het landhuis en mede tot stand is gekomen op advies van de UVO wat zegt dat over de rol van de UVO? Wat zegt deze loskoppeling over de opdracht door het gemeentebestuur aan de UVO en de afstemming van het gemeentebestuur met de UVO?
– Indien de huur van het gehele koetshuis (minus de woning) aan De Veldkeuken is losgekoppeld van de museale bestemming van het landhuis wat zegt dat over het voornemen van wethouder Klein en het rapport Van der Vossen ‘Toekomst Landhuis Oud Amelisweerd van maart 2017 om een nieuwe museale bestemming voor het landhuis te vinden? Wat zegt dit over de positie van wethouder Klein ten opzichte van wethouder Everhardt?
– Indien de huur van het gehele koetshuis (minus de woning) door de UVO aan De Veldkeuken niet tijdelijk is in welk besluit van het college wordt dat aangekondigd en hoe is de motivatie van het besluit? Welke concrete afspraken zijn door de UVO met De Veldkeuken gemaakt?
– Indien de huur aan De Veldkeuken van het gehele koetshuis (minus de woning) tijdelijk is, zijn er dan afspraken gemaakt tussen De Veldkeuken en de UVO om de facilitaire ruimten die voorheen in gebruik van het MOA waren in oorspronkelijke staat op te leveren aan een nieuwe museale exploitant van het landhuis? Indien deze afspraken niet zijn gemaakt, wat is er dan de reden voor dat deze niet gemaakt zijn?
– Wat zijn de juridische gevolgen van de al dan niet tijdelijke huur van het gehele koetshuis (minus de woning) voor de rechtspositie van De Veldkeuken of van een toekomstige museale exploitant van het landhuis?
– Indien de huur van het gehele koetshuis (minus de woning) aan De Veldkeuken is losgekoppeld van de museale bestemming van het landhuis hoe verhoudt zich dat tot de intentie en de serieusheid van het college om een nieuwe museale exploitant voor het landhuis te vinden?

Foto 1: Schermafbeelding van deel van het onderzoek ‘Restauratie en museale invulling Buitenplaats oud Amelisweerd te Bunnik’ van 23 september 2011 dat in opdracht van de gemeente Utrecht, Bureau Stedenbouw en Monumenten en Amersfoort in C werd verricht.

Foto 2: Schermafbeelding van deel publicatie door Soda over het project ‘Museum Oud-Amelisweerd’, zonder datum (waarschijnlijk 2016).

Foto 3: Schermafbeelding van kaartverkoop van het toenmalige MOA in het koetshuis, uit publicatie door Soda over het project ‘Museum Oud-Amelisweerd’, zonder datum (waarschijnlijk 2016).

Bedenkingen bij de verbolgen toon én de opvattingen van het CDA Utrecht over kunst, de openbare ruimte en marketing

Aldus een passage uit een artikel op de site van het CDA Utrecht. De vorm van de tekst is exemplarisch voor de inhoud. Het ziet er chaotisch, onsamenhangend en slordig uit. De titel maakt dat duidelijk: ‘Waarom kunst júist zichtbaar moet zijn in de stad’. Daar valt geen chocola van te maken. Wat wordt hier bedoeld?

Het CDA Utrecht meent dat ‘kunst omwille van de kunst zeker een waarde heeft’, maar … En dan komt het grote ‘maar’ dat dat eerste standpunt onderuit haalt en de grond inboort. Een wijziging maakt duidelijk hoe normatief de uitspraak is: ‘Religie omwille van de religie heeft zeker een waarde, maar als gemeente moeten we ook kijken hoe religie voor onze inwoners een meerwaarde kan hebben’. Ik vermoed niet dat religieuze organisaties dit zouden pikken onder verwijzing naar hun soevereiniteit in eigen kring. En gelijk hebben ze. Maar het CDA Utrecht wil die soevereiniteit die het voor religie claimt blijkbaar niet geven aan de kunst en de organisaties werkzaam in de kunstsector. Kunst moet in de visie van CDA Utrecht dienstbaar, zichtbaar en afhankelijk zijn. En vooral niet zichzelf. Het CDA Utrecht creëert daarnaast met een paternalistische houding tegenover kunst ook nog eens een tegenstelling die niet noodzakelijkerwijze  bestaat. Want waar concludeert het CDA Utrecht uit dat ‘kunst omwille van de kunst’ geen meerwaarde voor de inwoners van Utrecht heeft?

In het artikel geeft het CDA Utrecht het standpunt van DENK over kunst in de openbare ruimte verkeerd weer als het zegt dat DENK tegen het plaatsen van schilderijen in de openbare ruimte is. CDA Utrecht bedoelt daar ongetwijfeld de afbeelding van iconische schilderijen van oude meesters mee. Het wordt lastig met het oog op behoud en verzekering om schilderijen van oude meesters aan gevels in de wijken Overvecht en Kanaleneiland op te hangen. Aanleiding zijn schriftelijke vragen die door DENK-fractiemedewerker en kunsthistoricus Jelle Bouwhuis zijn geformuleerd en ingaan tegen de visie van het CDA Utrecht om ‘Utrechtse Meesters een gezicht’ in de openbare ruimte te geven. In een commentaar van 23 november 2018 besteedde ik aandacht aan deze aanvaring tussen DENK en het CDA. DENK lijkt echter niet zozeer tegen het voorstel om afbeeldingen van schilderijen in de openbare ruimte te plaatsen, maar wil daar wel de bewoners inspraak in geven en voorwaarden aan het soort afbeeldingen stellen opdat ze zinvol zijn voor alle inwoners van de stad.

Wat is er aan de hand als het CDA Utrecht op verbolgen wijze opmerkt: ‘En Utrecht Marketing krijgt op de kop omdat ze geschikte schilderijen selecteren’. Het kan toch nooit de taak van een uitvoerende dienst als Utrecht Marketing zijn om geschikte schilderijen voor een afbeelding te selecteren? Dat behoort toch op beleidsniveau te gebeuren door beleidsmakers op het snijvlak van openbare ruimte, cultuur en wijkgerichte participatie? Utrecht Marketing heeft 57 medewerkers met als expertise citymarketing, communicatie en het signaleren van ontwikkelingen. CDA Utrecht laat zich kennen omdat niet iedereen haar voorstel voor de Utrechtse Meesters in de openbare ruimte omarmt en verzet zich zelfs tegen de VVD dat ‘opeens’ het voorstel wel omarmde.

Het wordt er nog merkwaardiger op als het CDA zegt: ‘Het achterhoedegevecht van DENK en de VVD moeten ze lekker samen uitvechten, ik hoop dat veel inwoners en culturele organisaties met ons meedenken over hoe we onze cultuurgeschiedenis en toekomstig talent een mooie plek in het straatbeeld kunnen geven.’ Dit soort kinderachtige uitspraken over tamelijk ondergeschikte onderwerpen is er precies de reden voor dat burgers afstand van de politiek nemen en er vervreemd van raken. CDA Utrecht claimt voor zichzelf in de avant-garde van de kunst te opereren omdat het verder wenst te kijken dan kunst omwille van de kunst. CDA Utrecht is de artistieke spookrijder die de meerwaarde voor kunst vooral bij zichzelf legt. Hoe het CDA Utrecht meent door het realiseren van afbeeldingen van oude meesters in de openbare ruimte het ‘toekomstig talent’ een mooie plek in het straatbeeld te geven is illustratief voor het onzorgvuldig en lui denken van het CDA Utrecht.

Foto’s 1 en 2: Schermafbeelding van deel artikelWaarom kunst júist zichtbaar moet zijn in de stad’ van het CDA Utrecht, 27 november 2018.

Foto 3: Realisering van de afbeelding van een schilderij van een Utrechtse meester (Dirck van Baburen, De luitspeler) aan een gevel van een flat op Kanaleneiland, Utrecht; eigen foto 30 november 2018.

Hoe gepast is realisatie door het bestuur van christelijke werken in de openbare ruimte? DENK stelt vragen aan Utrechts college

Utrechtse raadsleden willen Utrechtse meesters een gezicht geven. Bovenstaande motie 51 van 29 juni 2017 die werd ingediend door GroenLinks, CDA en Student&Starter verzocht het college mogelijkheden te onderzoeken ‘voor het permanent onder de aandacht brengen van enkele oude Utrechtse meesters in de binnenstad’. In een commentaar van 3 september 2018 had ik daar kritiek op. Ik schreef: ‘Laten de Utrechtse meesters niet ondergeschikt gemaakt worden aan de stadspromotie en de marketing van Utrecht. Een Utrechtse meester past per definitie niet in dat frame. Het surplus van een culturele icoon is niet te vangen. Dat moet daarom niet geprobeerd worden. Ook als de poging goedbedoeld en welgemeend is. Het wringt.’

Ook DENK dat in de raad met 2 zetels vertegenwoordigd is heeft twijfels over het idee om de Utrechtse meesters in de openbare ruimte te promoten met het oog op cultuureducatie en publieksbereik. Het lijkt er trouwens op dat gaandeweg de werking van de openbare ruimte is verruimd van de binnenstad uit motie 51 naar andere delen van de stad. Uit het antwoord op bovenstaande schriftelijke vragen van 18 oktober 2018 van DENK (‘Eerdere vragen Geef Utrechtse Meesters een Gezicht’) bleek al dat een partij die vragen stelt over het vanzelfsprekende dat niet zo vanzelfsprekend is een heel eind kan komen. Want het college stelt in haar antwoord weliswaar dat de Utrechtse meesters ‘Utrechtse iconen voor álle bewoners van Utrecht zijn’, maar het is nog maar helemaal de vraag of dat zo is, hoe dat aangetoond kan worden, of dat zo door alle inwoners ervaren wordt en het etnisch, cultureel en kunsthistorisch wel klopt. Het lijkt er sterk op dat het college met het volgen van motie 51 (2017) met ogen open het mijnenveld van de identiteitspolitiek in is gelopen.

Op 22 november heeft DENK opnieuw schriftelijke vragen gesteld (‘Geef Utrechtse Meesters een Gezicht’) die inzoomen op de openbare ruimte van Kanaleneiland en Overvecht. DENK merkt op over het antwoord van het college op de vragen van 18 oktober: ‘Hierin werd duidelijk dat het Centraal Museum en Utrecht Marketing enkele monumentale wandschilderingen willen realiseren in de wijken Kanaleneiland en Overvecht, bij wijze van publiciteit voor de aanstaande overzichtstentoonstelling van Caravaggisten in het Centraal Museum.’ Op 16 december 2018 opent de tentoonstellingUtrecht, Caravaggio en Europa’ in het Centraal Museum. DENK stelt vragen ‘over de aard van deze werken, en de informatie erover naar de Raad en de buurtbewoners’ en vraagt zich in het bijzonder af hoe gepast het is dat ‘instellingen ( ..) monumentale werken met religieuze thematiek realiseren in de openbare ruimte’. De schilderijen van de Caravaggisten staan bij uitstek bekend om ‘de Christelijke, bijbelse thematiek’ zo stellen deze vragen met kunsthistorische invalshoek. DENK meent dat het gemeentebestuur hierover ‘duidelijk’ de raad moet informeren ‘aangezien het gaat om religieuze uitingen in de openbare ruimte die buiten het domein staan van religieuze instellingen en gebouwen’.

Deze vragen stellen op een demonstratieve wijze dat deze religieuze uitingen niet neutraal of onpartijdig zijn in een stad als Utrecht waar de grote meerderheid van de inwoners vrijdenker of niet-christen is. Het tonen van wandschilderingen met christelijke, bijbelse thematiek in Overvecht en Kanaleneiland mag dan marketing zijn voor een lokale tentoonstelling en verkocht worden als promotie voor de kunst en cultuur van Utrecht, maar valt tevens op te vatten als religieuze propaganda voor het christendom in de openbare ruimte. Dat is ongewenst. De principiële vraag die DENK stelt is volgens welk grondrecht het gemeentebestuur dit meent te kunnen doen of waarom het een uitzondering op dit grondrecht meent te kunnen maken. Deze vragen gaan over heel wat meer dan marketing en stadspromotie alleen. Ze gaan er ook over van wie de stad is en hoe gewenst en neutraal de realisatie van ‘culturele’ werken met religieuze thematiek in de openbare ruimte is.

Foto 1: Schermafbeelding van motie 51 (2017) ‘Geef Utrechtse meesters een gezicht’ van Reinhild Freytag (Student & Starter), Steven de Vries (GroenLinks) en Marloes Metaal-Froon (CDA) in gemeenteraad Utrecht, 29 juni 2017.

Foto 2: Schermafbeelding van deel schriftelijke vragen (met antwoord) 140 (2018) ‘Eerdere vragen Geef Utrechtse Meesters een Gezicht’ van College  B&W aan Mahmut Sengur (DENK) in gemeenteraad Utrecht, 18 oktober 2018.

Foto 3: Caravaggio, De graflegging van Christus (‘Deposizione’), 1602-04. Collectie: Pinacoteca Vaticana, werk wordt getoond op tentoonstellingUtrecht, Caravaggio en Europa’ in het Centraal Museum (16 december 2018 – 24 maart 2019).

Foto 4: Schermafbeelding van schriftelijke vragen 160 (2018) ‘Geef Utrechtse Meesters een Gezicht’ van Mahmut Sengur (DENK) in gemeenteraad Utrecht, 22 november 2018.

Geef Utrechtse meesters geen gezicht dat verdwijnt achter marketing en stadspromotie

Het is moeilijk om niet lacherig te doen over deze schriftelijke vragen van 30 augustus 2018 van CDA’er Sander van Waveren  in de Utrechtse raad. Het gaat om het een gezicht geven van Utrechtse meesters. Daarmee worden culturele iconen bedoeld zoals Pyke Koch, Abraham Bloemaert, Jan van Scorel, Jan Engelman, Joop Moesman, Hendrik Marsman, Gerrit Rietveld of Theo van Doesburg. Op zich is er niks mis met aandacht voor deze meesters, ze hebben hun sporen verdiend. Maar de aap komt uit de mouw als de vragen verwijzen naar Utrecht Marketing dat als doel heeft: ‘Utrecht wereldwijd op de kaart zetten als slimme, creatieve, gezonde en talentvolle stad. Samen dragen we het verhaal van Utrecht uit.’ De schrijvers en schilders moeten eraan helpen om ‘Utrecht op de kaart te zetten’. Maar dat gaat ten koste van die Utrechtse meesters.

Dat is een prima idee, met echter één fundamenteel probleem. Want Utrechtse meesters zijn daarvoor niet geschikt en voor de hand liggend. Want wie op de kaart wordt gezet door de stad wordt tegelijk tam, onschuldig en dood gemaakt. Iedereen die op de kaart wordt gezet, wordt dood verklaard. Niet alleen fysiek, maar ook geestelijk. En dat laatste moet de Utrechtse meesters niet aangedaan worden. Laten de Utrechtse meesters niet ondergeschikt gemaakt worden aan de stadspromotie en de marketing van Utrecht. Een Utrechtse meester past per definitie niet in dat frame. Het surplus van een culturele icoon is niet te vangen. Dat moet daarom niet geprobeerd worden. Ook als de poging goedbedoeld en welgemeend is. Het wringt.

Foto: Schermafbeelding van raadsvragen SV 2018, nr. 112 ‘Geef Utrechtse meesters een gezicht (stand van zaken)’ van het CDA’er Sander van Waveren, 30 augustus 2018. Gemeente Utrecht.