Petitie ‘Stop het herstel van Vanishing Staircase in Utrecht’ heeft gelijk dat gemeente zich er niet mee moet bemoeien

Schermafbeelding van deel petitieStop het herstel van Vanishing Staircase in Utrecht’ op Petities.nl.

Elke actie roept een reactie op. Dat is soms vermoeiend. Overigens ontkom ik er niet aan door dat op te merken. Neem de petitie van Mathijs Cremers die is geschreven naar aanleiding van het onbewust weghalen door een medewerker van de gemeente Utrecht van planten in een stenen trap tussen Centraal Museum en Singel. Het betreft het kunstwerk ‘Vanishing Staircase’ van Berthe Leemeijer.

De gemeente Utrecht heeft intussen toegezegd om de kosten van een nieuwe inrichting voor haar rekening te nemen. In een raadsbrief waaruit de DUIC citeert zegt wethouder Kees Diepeveen: ‘Samen met alle betrokken partijen stellen we zo snel mogelijk een plan op voor de nieuwe, groene inrichting van de trap. Ook kijken we samen met de betrokkenen naar een toevoeging bij het kunstwerk om nog explicieter te maken dat het hier gaat om een kunstwerk met een groen element’.

Het is de laatste toevoeging waartegen de petitie zich verzet als het zegt: ‘Ook vragen we de gemeente om af te zien van hekjes, bordjes en andere vormen van ‘regulering’. Voor je het weet is het bordje ‘Dit is kunst’ het kunstwerk’. Dat is hedendaags meta-denken dat scherts lijkt, maar een diepere waarheid bevat.

Schermafbeelding van deel foto van het kunstwerk ‘Vanishing Staircase’ van Berthe Leemeijer. Credits: Berthe Leemeijer.

Begin 2021 liep ik langs het kunstwerk en moest constateren dat de begroeiing armetierig was. Het zag er niet uit als beginnende wildernis, maar als aarzelend onkruid. Van overwoekering waardoor de trap zou moeten verdwijnen was nog lang geen sprake. Met mijn medewandelaar constateerde ik dat het niet opschoot en vreesden we of het wel ooit goed zou komen. Denk ook aan de warme zomers. Ik verbaasde me erover dat er in ruim twee jaar tijd sinds de realisatie in 2018 zo weinig was gegroeid en waarom niet gekozen was voor een vegetatie die de trap nu al wat meer had bedekt.

De petitionaris heeft gelijk dat er geen bordjes bij de trap gezet worden omdat dat afbreuk doet aan de terloopsheid van het kunstwerk dat alleen in die hoedanigheid zijn waarde kan hebben. De kunstenaar zegt hierover: ‘In de loop der jaren zal de trap steeds verder door de natuur worden overgenomen’. Die ‘loop der jaren’ kent geen limiet en is eindeloos. Een bordje dat zegt dat het een kunstwerk is dat niet als zodanig genoemd wil worden is een onmogelijkheid.

Maar het is een lastige afweging. Men kan zich er alleen maar over verbazen dat de organisatie die verantwoordelijk is voor het onderhoud van de trap, te weten de initiatiefgroep vergroening Singel, en de groenvoorziening van de gemeente Utrecht die er niks had te zoeken geen contact met elkaar hebben gehad die dit misverstand heeft kunnen voorkomen.

Ik voel mee met de petitionaris die geen regulering wil. In de kern is het omgekeerd, de gemeente Utrecht heeft er niks mee te maken en moet zich er niet mee bemoeien. Want juist door dat wel te doen is het misgegaan. De gemeente moet de verleiding weerstaan om de gemaakte incidentele fout te willen herstellen door verdere bemoeienis die wordt gematerialiseerd in een structurele fout en het kunstwerk van karakter verandert. Berthe Leemeijer kan helpen om de overwoekering wat vaart te geven door voor vegetatie te kiezen die sneller groeit en de naam van het kunstwerk eer aandoet. Wellicht kan hovenier en kunstenaar Hans van Lunteren hierbij adviseren.

Voorstel voor een permanente invulling van Oud Amelisweerd. Met aandacht voor topografie en het zwaartepunt op provincie Utrecht

Voorgeschiedenis en bestuurlijke afspraken
In 2018 ging de Stichting Museum Oud Amelisweerd (MAO) in landhuis Oud Amelisweerd failliet en liet schulden na. Het was vanaf het begin niet levensvatbaar. Dat had te maken met de lastige plek van een historische buitenplaats in een Bunniks bos, de strikte voorwaarden voor het uitbaten van een museum in verband met klimatisering, antiek 18de eeuws Chinees behang en het landgoed dat een rem op het bezoek zette, de slechte bedrijfsvoering en matige organisatie van Stichting MOA en de onvoldoende aansprekende en te smalle thematiek die was gebaseerd op het werk van de inmiddels overleden kunstenaar Armando. Hij nam gaandeweg afstand van de museumorganisatie waarmee hij een dubbelzinnige verhouding onderhield.

Gemeente Utrecht is eigenaar van het landhuis en heeft het onder beheer van het Centraal Museum en met medewerking van gemeentelijke diensten (Utrechtse Vastgoed Organisatie) en de Rijksdienst Cultureel Erfgoed met inzet van vele specialisten voorbeeldig gerestaureerd. De kosten voor Utrecht bedroegen € 1,66 miljoen wat de raad voldoende vond en het college in juni 2012 via de ingetrokken, maar door het college overgenomen motie 56 (Armando zonder overheidsgeld) tot de afspraak dwong dat er geen euro in de exploitatie gestoken zou worden. Dat hield ook in geen huurderving of culturele subsidies. Het Utrechtse college hield zich niet aan de afspraak toen wethouder Kees Diepeveen in december 2016 aan de gewraakte Stichting MOA een subsidie van 75.000 euro gaf. Die toekenning was tegen de afspraken in ondanks het feit dat de voorwaarden door de raad oneigenlijk waren opgerekt door later over ‘structurele subsidie’ te spreken.

In november 2016 vroeg de Utrechtse raad in motie 188 het college om ‘een toekomstbestendige en realistische openstelling van het landhuis Oud Amelisweerd’. Dat leidde tot een onderzoek en vergelijking van scenario’s. Opnieuw was het kostenaspect hierbij leidend. In die zin dat de gemeente Utrecht de financiële ruimte om het landhuis open te stellen en te beheren wilde maximaliseren op € 100.000 per jaar. Dit werd in juni 2017 vastgelegd in de aangenomen motie 111.

Huidige situatie
In november 2018 publiceerde de Utrechtse Vastgoed Organisatie het ‘SELECTIEDOCUMENT TIJDELIJKE EXPLOITATIE LANDHUIS OUD AMELISWEERD (BUNNIK)’. Dat begint zo: ‘De gemeente Utrecht zoekt een tijdelijke huurder voor de periode 1 maart 2019 tot 1 maart 2020 voor het Landhuis Oud Amelisweerd. (…). Uiteindelijk wil de gemeente vanaf 1 maart 2020 een nieuwe permanente invulling geven aan het landhuis.’ Het was op initiatief van Museum Huis Doorn dat gesteund door de partners van de Stichting Samenwerkende Kasteelmusea Utrecht (SSKU)  in juni 2019 een ‘popup museum’ inrichtte waarover werd gezegd dat het een tijdelijk karakter had. Objecten uit de depots van de vier verschillende kastelen worden er tentoongesteld. Een bericht van de DUIC van 26 april 2019 zegt: ‘Het Huis Doorn huurt het museum één jaar, met ruimte voor verlenging als de tentoonstellingen succesvol blijken’. Dat laatste lijkt niet volledig in lijn met het Selectiedocument dat vanaf 1 maart 2020 zegde een ‘nieuwe permanente invulling te geven aan het landhuis’.

Nieuwe permanente invulling
De ‘permanente invulling’ van landhuis Oud Amelisweerd heeft dus nogal wat voeten in de aarde. Een externe dynamiek is nodig om de patstelling te doorbreken die al sinds 2012 bestaat toen de Utrechtse raad besloot dat er geen euro in de exploitatie gestoken mocht worden. Die dynamiek kondigde zich afgelopen week aan met de berichtgeving in een uitzending van onderzoeksprogramma Zembla (BNNVARA) over de omstreden verkoop van de Atlas Munnicks van Cleeff door het Koninklijk Huis aan de Utrechtse ondernemer John Fentener van Vlissingen. Kunsthistoricus Rudi Ekkart verklaarde in de uitzending dat het het meest logisch zou zijn geweest als de 1600 topografische tekeningen en prenten van de stad Utrecht en omgeving uit de 17de en 18de eeuw in Het Utrechts Archief (HUA) zouden zijn terechtgekomen. Aan de Utrechtse Hamburgerstraat heeft HUA een tentoonstellingsruimte. In een debat beweerde premier Rutte dat de Atlas eerst aan Utrechtse culturele instellingen was aangeboden, maar zij lieten desgevraagd aan Zembla weten nooit benaderd te zijn. Over deze kwestie hebben D66 en Groenlinks, evenals SP afgelopen week kamervragen gesteld aan Rutte.

Zo kondigt zich een mogelijkheid aan om met als kern de Atlas Munnicks van Cleeff een nieuwe invulling voor landhuis Oud Amelisweerd te vinden. Historisch sluit de Atlas goed aan bij het 18de eeuwse Chinese behang en de historisch buitenplaats. Omdat de Atlas in particulier bezit is dient nog wel overeenstemming bereikt te worden over bruiklenen of toekomstige verkoop aan HUA. Premier Rutte heeft wat goed te maken in dit dossier en kan zijn goede wil tonen door de familie Fentener van Vlissingen een ruimhartige fiscale tegemoetkoming over toekomstige erfbelasting aan te bieden als het de Atlas verkoopt aan het HUA zodat deze collectie voor Nederland bewaard blijft. HUA is het archief van de stad en de provincie Utrecht zodat ook de provincie in beeld komt als partner die betrokken wordt bij de exploitatie van landhuis Oud Amelisweerd.

Uitwerking
De rest is uitwerking. Zo zijn er geklimatiseerde vitrines met een beperkt lichtniveau nodig om de tekeningen en prenten te tonen. Ze kunnen vanwege de kwetsbaarheid voor licht vermoedelijk niet langer dan 6 weken achtereen getoond worden. HUA is een archief dat geen museum is en ook niet de kennis en denkwijze van een museum in huis heeft, maar een digitale voorsprong heeft genomen in presentaties die het een zekere reputatie heeft opgeleverd. Juist dat is in het lastig te klimatiseren landhuis Oud Amelisweerd prima inzetbaar en kan een mooie aanvulling geven aan de tekeningen en prenten. Voor de museale component kan samenwerking met het Centraal Museum gezocht worden, de voormalige beheerder van Oud Amelisweerd.

Hedendaagse kunst van Utrechtse (provincie) kunstenaars kan samen getoond worden met een selectie uit de Atlas Munnicks van Cleeff. Beide illustraties van Utrechtse kunstenaars bij dit commentaar geven aan wat kan. Een mogelijkheid is om de topografie van Utrecht als uitgangspunt te nemen. Zodat inwoners van de provincie Utrecht hun stad, dorp of buurtschap belicht kunnen zien. Ook via een website die als verlengde van de tentoonstelling fungeert. Een en ander kan gethematiseerd en uitgewerkt worden in een museumbeleid dat bijzondere aandacht besteedt aan topografie en landkaarten. Ook in historisch en mentaal opzicht. Dit benadrukt halverwege kunst en realiteit de feitelijkheid van kunst. Dat kan goed aansluiten bij een educatief programma voor scholen omdat topografie zich hier bijzonder voor leent. Zoals gezegd, met digitale hulpmiddelen. De tentoonstellingsruimte van HUA in de Hamburgerstraat kan aanvullend gebruikt worden door objecten te tonen die vanwege de klimatisering niet in Oud Amelisweerd getoond kunnen worden. Samenwerking met de collectie en de conservator Stadsgeschiedenis van het aan dezelfde Lange Nieuwstraat gelegen Centraal Museum kan voor verdere verdieping en maatschappelijke en politieke borging zorgen.

Foto 1: Isabel Ferrand, wereldkaart World Lace samengesteld uit 1300 porseleinen tegeltjes, 2013.

Foto 2: Harmen Brethouwer, Hurricane (in de serie: Delft Waves Suite), 2004. Inkjetprint op forex.

Vraagtekens bij een onderzoek van Blueyard over Museum Oud-Amelisweerd en over de stappen voor een nieuwe bestemming

In augustus 2018 ging de Stichting Museum Oud-Amelisweerd failliet. Het was exploitant en huurder van landhuis Oud-Amelisweerd dat eigendom is van de gemeente Utrecht en is gelegen in de gemeente Bunnik. Sinds eind 2010 is op dit blog op een kritische wijze regelmatig aandacht besteed aan Museum Oud Amelisweerd (MOA). De kritiek was dat de procedure volgens welke de besluiten werden genomen bestuurlijk onzorgvuldig was om niet te zeggen de bestuurlijke lijnen ernstig te buiten ging en dat de randvoorwaarden voor een museum in een lastig te exploiteren Rijksmonument onmogelijk waren om tot een succes te leiden. Voor dat laatste werd bij herhaling door experts gewaarschuwd, maar hun waarschuwingen werden genegeerd door het college van de gemeente Utrecht. Het MOA was museaal, financieel en politiek een aangekondigde ramp. Het MOA was en bleef vooral een papieren werkelijkheid in de bestuurskamers van de Stichtse politiek. Dat vraagt na een mislukte poging (2010-2018) om een diepgaande verklaring die man en paard noemt.

Bijkomende kritiek was dat diverse haalbaarheidsonderzoeken gekleurd, ingestoken en vertekend waren en de waarheid niet boven tafel haalden of bewust onder tafel hielden. Bij die reeks voegt zich nu een nieuw onderzoek dat in opdracht van de gemeente Utrecht door ‘een coöperatie van gedreven zelfstandig adviseursBlueyard is uitgevoerd. Het onderzoek is bedoeld om Utrecht te helpen bij het vinden van een nieuwe bestemming voor het landhuis dat vanwege het faillissement immers op een nieuwe bestemming wacht.

Het onderzoek is op hoofdlijnen in lijn met wat hier op dit blog is geconstateerd. Op het niveau van de randvoorwaarden en de onmacht van de exploitant om daar mee om te gaan is het onderzoek verdienstelijk en duidelijk. Hoewel het geen nieuwe feiten boven water haalt, zet het vermoedelijk voor het eerst voor alle leden van de Utrechtse gemeenteraad onverbloemd op een rijtje wat er zoal is misgegaan.

Uit deze wandaad van slecht bestuur is echter geen dader of neutraler gezegd ‘actor’ af te leiden. De ramp lijkt uit de lucht te vallen en geen voorgeschiedenis te hebben. Het gemis is dat het onderzoek de rol van het openbaar bestuur en dan met name de gemeente Utrecht buiten schot laat. Utrechtse cultuurwethouders als Frits Lintmeijer, Kees Diepeveen en Anke Klein worden niet met name genoemd en werden niet gehoord. Evenmin werden verantwoordelijke gedeputeerden van de provincie Utrecht (Anneke Raven, Mariëtte Pennarts) of van de gemeente Amersfoort (Pim van de Berg, Mirjam Barendregt) gehoord. Dat is een onbegrijpelijk gemis en is er een aanwijzing voor wat de opzet van het onderzoek is. Niet het beleid, maar de uitvoering ervan staat centraal. De dieperliggende redenen waarom het MOA is ontspoord worden niet onderzocht en als iets in die richting wordt geconstateerd gebeurt dat in abstracties en vaagheden die niemand bijten.

Het Utrechtse college dat de opdracht voor het onderzoek gaf is de roze olifant in de kamer waarover het onderzoek niet praat. Want de achtereenvolgende colleges met de achtereenvolgende verantwoordelijke cultuurwethouders liggen ten grondslag aan de mislukking. Dat maakt het onderzoek minder objectief en waardevol dan het met een kritische blik naar alle betrokkenen had kunnen zijn. Goed dat het onderzoek er is, alleen is het acht jaar te laat uitgevoerd, niet compleet en gekleurd door de rol van de opdrachtgever.

Er valt ook wel een en ander op de constateringen aan te merken. Ik geef de belangrijkste puntsgewijs weer met mijn commentaar:
1. ‘Door de verplaatsing van het Armando Museum naar het landgoed verviel de verplichting het Armando Museum in stand te houden of te heropenen in de Elleboogkerk‘.
Commentaar: Dit gaat voorbij aan het zogenaamde convenant uit 1998 tussen enerzijds de gemeente Amersfoort en anderzijds Armando en zijn (ex)-echtgenote Tony de Meijere waarin de gemeente zich verplichtte om de bruikleen van de collecties van genoemde personen binnen Amersfoort tentoon te stellen. Dit werd eenzijdig door Amersfoort verbroken. De toenmalige directeur van Amersfoort-in-C Gerard de Kleijn sprak in 2010 in dit verband van onbehoorlijk bestuur. Dus er verviel geen verplichting, integendeel, deze werd eenzijdig opgezegd door het toen nieuw aangetreden college van Amersfoort dat contractbreuk pleegde.

2. ‘Het aanbod was artistiek-inhoudelijk de moeite waard. Tweemaal per jaar werd een tentoonstelling georganiseerd, en daarbij werd gekozen om niet uitsluitend werk van de Armando te tonen, maar ook ander werk. De recensies waren lovend, de reacties van de bezoekers positief en als bevestiging won MOA in 2016 de internationale prijs voor cultureel erfgoed, Europa Nostra.’
Commentaar: Het bleef wringen dat zoals ook de Raad voor Cultuur constateerde de combinatie ensemble, Armando en Chinees behang niet logisch was en geen goede basis onder de programmatische structuur van het MOA legde. Oud-hoofdconservator en vriendin van Armando Rini Dippel uitte in 2011 dezelfde kritiek evenals deskundigen uit de museumsector. De tentoonstellingen waren van wisselend niveau en de recensies absoluut niet altijd lovend. Het behalen van de Europese prijs Europa Nostra was niet de (volledige) verdienste van het MOA en niet in minste mate de verdienste van de partijen uit het voortraject die de renovatie op poten hadden gezet voordat de Stichting MOA in beeld kwam: Gemeente Utrecht inclusief het Centraal Museum en de Vastgoed Organisatie, Rijksdienst Cultureel Erfgoed en het Restauratie Atelier Limburg.

3. ‘Het is opmerkelijk dat het bestuur in de ronde voor heroriëntatie niet met een overgangsscenario voor een terugval heeft kunnen komen.
Commentaar: Het onderzoek constateert op vele plekken dat het MOA werkte met ‘een onrealistisch ondernemingsplan’, ‘een moeizame bedrijfsvoering met te veel beperkingen’ en een ontbrekend weerstandsvermogen. Het MOA heeft geen enkel jaar met een positief saldo afgesloten, heeft onvoldoende sponsors kunnen trekken en niet aan de verwachtingen voldaan wat de bezoekcijfers betrof. De structurele inkomens uit de Amersfoortse bruidsschat liepen in 2021 ten einde en er wachtte nog de terugbetaling van 160.000 euro aan de provincie Utrecht. Het is begrijpelijk dat het bestuur deze indicatoren inschatte als perspectiefloos, evenmin een opgaande lijn kon constateren en het besluit nam om de verliezen niet verder op te laten lopen. Het onderzoek doet er verkeerd aan om de terugvaloptie te koppelen aan de exploitant Stichting MOA, deze optie was door de gemeente Utrecht juist in de brief geschreven voor het geval de exploitant het niet zou redden en was primair gebonden aan het vastgoed, ofwel het landhuis.

4. ‘We adviseren de gemeente Utrecht om een visie te formuleren op wat zij wil met het openstellen van het landhuis als cultureel erfgoed. Wat is de mate van ontsluiting en toegankelijkheid die zij het publiek wil bieden?
Commentaar: Een terechte, maar schrijnende opmerking die als mosterd na de maaltijd komt. Dit had zoals velen onder wie deze blogger vanaf 2010 meermalen hebben beweerd bij aanvang van het project moeten gebeuren. Het Utrechtse gemeentebestuur heeft continu achter de feiten aangelopen en onvoldoende initiatief genomen. Utrecht heeft het vastgoed voorbeeldig opgeknapt, maar bij de keuze voor de huurder en de voorwaarden van de exploitatie heeft het te laat, halfslachtig en ronduit slecht geacteerd. De gemeenteraad kreeg onvoldoende inspraak om het college te sturen en werd telkens met voldongen feiten geconfronteerd.

Wat nu na dit halfslachtige rampenscenario waaruit tussen de regels door blijkt dat de achtereenvolgende colleges van de gemeente Utrecht de wandaad hebben gepleegd, maar de dader ongenoemd blijft? De valkuil is de bestuurlijk-ambtelijke sfeer waar dit onderzoek van Blueyard ook ogenschijnlijk in is vastgelopen. Het heeft niet verder gekeken omdat het niet begreep dat dat nodig was of omdat dat ontmoedigd werd door de opdrachtgever. Hoe merkwaardig is het niet dat er volop ambtenaren, consultants en zakelijke directeuren worden geïnterviewd voor het onderzoek, maar nauwelijks inhoudelijke deskundigen uit de museumsector, laat staan critici als Paul van Vlijmen of Rini Dippel? Nodig is een volwaardig onderzoek dat uit de ambtelijk-bestuurlijke sfeer komt waarin trouwens ook het onderzoek van de Holland Consulting Group vastliep en het college van Utrecht gedetailleerde inhoudelijke argumenten geeft aan de hand waarvan het zich een mening kan vormen. Dat is beter dan wat de afgelopen acht jaar is gebeurd, toen de feiten uit de meningen volgden.

Foto: Schermafbeelding uit het onderzoekMuseum Oud Amelisweerd ex post; Oorzaak en aanleiding van het einde, met de blik op de toekomst’ van Blueyard dat in opdracht van de gemeente Utrecht werd uitgevoerd, 2 november 2018.

College Utrecht maakt raad medeplichtig in beantwoording vragen over gevolgen financiële situatie Museum Oud Amelisweerd

Het is een semantische kwestie om 100.000 euro jaarlijkse financiële steun aan de exploitant van Museum Oud Amelisweerd waar geen tegenprestatie tegenover staat geen subsidie te noemen. In werkelijkheid is het immers wel subsidie. Door deze subsidie van 100.000 euro waartoe in de Voorjaarsnota van 2017 besloten werd overtraden raad en college van de gemeente Utrecht de eigen randvoorwaarden die ze in 2012 gesteld hadden. Bovenstaande motie 2012-56 droeg het college op ‘geen subsidie te verlenen om eventuele exploitatietekorten aan te vullen’. In dit geval wordt een bestuurlijk besluit om politieke redenen omzeild.

In de beantwoording van schriftelijke vragen van VVD’er André van Schie over ‘de financiële situatie Museum Oud Amelisweerd’ stelt het college in vraag 1 (zie hierboven): ‘Op basis van deze verkenning heeft uw raad bij de VJN van 2017 besloten tot een jaarlijkse subsidie aan MOA van €100.000,- per jaar.’ Hiermee maakt het college aan de raad duidelijk dat het medeplichtig is aan het overtreden van motie 2012-56 en het besluit om geen cent subsidie aan het MOA te verlenen om het exploitatietekort aan te vullen. Het college probeert een bodem onder die onterechte subsidieverlening te leggen door in de beantwoording mee te gaan met een onrealistische prognose uit november 2017 over 2018 door de bestuur van het MOA. De logica is dat er geen sprake is van een exploitatietekort en subsidieverlening een ander doel dient. Maar raad en college weten dat dat op z’n best wensdenken en op z’n slechts bedrog is omdat het MOA geen enkel jaar heeft afgesloten met een positief saldo en elke euro subsidie werd gebruikt voor het terugbrengen van het exploitatietekort.

Dat later zoveel college als raad gingen schuiven omdat ze zich geen raad wisten met de acute financiële problemen en het dreigende faillissement van de Stichting Museum Oud Amelisweerd is nog tot daar aan toe, maar dat nu achteraf het college in het antwoord van vraag 10 (zie onder) suggereert dat sinds 2012 volgens geest en letter van motie 2012-56 is gehandeld is een beschamende en bedenkelijke opmerking die een zichzelf respecterende raad niet zou mogen laten passeren. Zelfs als die raad boter op het hoofd heeft, gebrek aan ruggengraat in deze kwestie heeft getoond en zich door een falende cultuurwethouder en het MOA de afgelopen jaren in de luren heeft laten leggen en zich het hellend vlak richting normloosheid op heeft laten trekken. Een raad met een greintje zelfrespect zou niet moeten toestaan dat het college in de beantwoording van vragen fouten goedpraat, toedekt en daarbij de raad als dekmantel en excuus gebruikt.

De vraag die dit oproept is wie in het openbaar bestuur van de gemeente Utrecht nog het gezag heeft om een oplossing te geven voor de problemen van de bestemming van landhuis Oud Amelisweerd als raad en college hun standvastigheid hebben verloren. De gemeente Utrecht is eigenaar. De optie die zich aankondigt is een constructie waarbij het landhuis Oud Amelisweerd op afstand wordt gezet van de gemeentepolitiek, een zelfstandige status krijgt en zo zonder de beladen voorgeschiedenis van bestuurlijke halfslachtigheden en veronachtzaming van bestuurlijke afspraken onbelemmerd op zoek kan gaan naar een huurder of exploitant.

Foto 1: Schermafbeelding van ‘Motie 2012/M056: Armando zonder overheidsgeld’, gemeente Utrecht.

Foto 2 en 3: Schermafbeelding van vraag 1 en vraag 10 met van de Beantwoording SV 2018 nr 100 over Gevolgen financiële situatie Museum Oud Amelisweerd.docx, gemeente Utrecht.

Museum Oud Amelisweerd laat zich failliet verklaren. Durft Utrecht raadsenquête aan? Het fiasco was voorspeld en onafwendbaar

Op 16 augustus 2018 is Stichting Museum Oud-Amelisweerd te Bunnik (Utrecht) door de rechtbank in Midden-Nederland failliet verklaard, zoals blijkt uit het faillissementsdossier. De stichting werd op 12 december 2011 opgericht. In bovenstaande Raadsbrief Ontwikkelingen Museum Oud Amelisweerd wordt namens cultuurwethouder Anke Klein de raad geïnformeerd.

Nu kan eindelijk gebeuren wat in 2010-2012 moest gebeuren maar toen niet gebeurd is. Namelijk het op een open manier met een open inschrijving en open pitch – zonder inmenging van een cultuurwethouder die te dicht op het dossier zit – zoeken van een geschikte en financieel krachtige exploitant voor landhuis Oud Amelisweerd. Het is verstandig om daar landelijke museummensen bij te betrekken die in 2010 op afstand stonden omdat een lobby vanuit Amersfoort het initiatief nam. Terug naar de essentie is daarbij de kern. Dat is het antieke Chinese behang en het ensemble van landhuis en tuinen. Het werk van Armando werd er om politiek-bestuurlijke redenen aan de haren bijgesleept en is er onlangs ook weer uitgesleept. Armando paste niet in dat bos in Bunnik omdat de aard van de plek niet bij hem paste. Dat verklaart een deel van de mislukking waarvoor overigens in 2011 van vele kanten voor gewaarschuwd werd. Maar de Stichtse politiek wilde het niet horen en miste overzicht, bezinning en kennis.

De reden die de Raadsbrief geeft voor het faillissement is ‘tegenvallende bezoekersinkomsten in combinatie met de reeds wankele financiële positie’. Dat klopt, maar maakt niet duidelijk wat er exact aan de hand was. Zo vielen de bezoekersinkomsten tegen omdat de tentoonstellingen van zeer wisselend niveau waren en soms onvoldoende kwaliteit boden, het museum onvoldoende financiële armslag en personeel had voor goede marketing en publiciteit en het kwetsbare rijksmonument Oud Amelisweerd hoe dan ook beperkingen kent die samenhangen met klimatisering en behoud die het bezoekersaantal drukken. De ‘reeds wankele financiële positie’ bestond vanaf de opening en het museum heeft zich daar nooit aan kunnen ontworstelen. Geen enkel jaar werden afgesloten met een positief saldo, de grootste ‘inkomsten’ waren de ‘bruidsschat’ (afkoopsom) van 1 miljoen euro van Amersfoort en een lening van de provincie Utrecht van 160.000 euro.

Gewenst is een raadsenquête in de Utrechtse raad om tot op de bodem uit te zoeken hoe het sinds 2010 zo mis heeft kunnen lopen, hoe de besluitvorming exact is gegaan en wat de rol van de Utrechtse bestuurders daarbij was en waarom een kansloos project met een kansloze exploitant waarvoor deskundigen uit de museumsector waarschuwden dat het een fiasco zou worden toch nog zes jaar door de gemeente Utrecht in de lucht is gehouden. Tot en met een subsidie aan het MOA waarmee een vorige cultuurwethouder in december 2017 in strijd met de eigen afspraken handelde. Heeft de Utrechtse raad de ambitie, durf, kennis, onafhankelijkheid, het zelfbewustzijn en politieke wil om dat te onderzoeken?

Foto: Schermafbeelding van ‘Raadsbrief Ontwikkelingen Museum Oud Amelisweerd’, 16 augustus 2018.

Oplossingen uitgeput voor financieel verzwakt Museum Oud Amelisweerd. Terugvaloptie via Centraal Museum komt in beeld


In de Utrechtse raad heeft André van Schie (VVD) op 27 juli raadsvragen gesteld over de ‘financiële situatie Museum Oud Amelisweerd’ aan de nieuwe cultuurwethouder Anke Klein (D66). Aanleiding is een raadsbrief van 18 juli en een bericht van RTV Utrecht van 26 juli met de titel ‘Museum Oud Amelisweerd wankelt opnieuw’. Hoe negatief getoonzet ook geeft zelfs deze titel nog een te optimistische kijk op de kwestie.

Exploitant Stichting Museum Oud Amelisweerd verkeerde al voor de opening in 2014 in een financieel uitzichtloze situatie en heeft nooit zwarte cijfers geschreven. Of een financiële buffer opgebouwd. Daar is het nooit aan toegekomen. Met een bruidsschat uit Amersfoort van 1 miljoen euro en een lening van de provincie Utrecht van 160.000 euro werd tijd gekocht. Toenmalig directeur van het Spoorwegmuseum Paul van Vlijmen waarschuwde in juni 2012 in een bericht in het AD dat wat toen nog het Armando Museum heette een fiasco zou worden. Volgens hem was het museum zonder subsidie niet rendabel te krijgen in de exploitatie.

Het Utrechtse gemeentebestuur dat meer dan 1,66 miljoen euro had geïnvesteerd in de renovatie van landhuis Oud Amelisweerd was door de raad gebonden en in juni 2012 bij de goedkeuring van de kredietaanvraag de randvoorwaarde opgelegd dat er nooit een cent structurele subsidie naar de exploitatie mocht gaan. In een commentaar van 13 juni 2012 betitelde ik dat als: ‘Oud-Amelisweerd: steun voor vastgoed, maar afkeuring voor exploitant’. Die geblokkeerde subsidie van de gemeente Utrecht bleef de essentie van de problemen van het museum. Druppelsgewijs en informeel werd dat omzeild met het noodverband van ‘een (niet structurele) openstellingssubsidie’ van de gemeente Utrecht die buiten de structurele culturele subsidies werd verleend.

Toen in december 2016 de toenmalige cultuurwethouder Kees Diepeveen (GL) zich liet overvallen door Stichting Museum Oud Amelisweerd en tegen de eigen randvoorwaarden in toch een subsidie verleende van 75.000 euro toonde dat aan dat de Utrechtse politiek geen grip meer had op het probleem van het Museum Oud Amelisweerd. Het was nu overduidelijk het probleem van het Utrechtse college geworden. De uitzichtloze financiële positie van Museum Oud Amelisweerd straalde voortdurend af naar het Utrechtse college dat zich geen raad wist met dit probleemgeval en geen Houdini-act had om eraan te ontsnappen. Investeringen in een nieuwe exploitant waren politiek onhaalbaar, de huidige exploitant kon het financieel niet bolwerken en voor sluiting wilde geen enkele cultuurwethouder verantwoordelijk zijn. Op de achtergrond speelde de papieren werkelijkheid van de Culturele Hoofdstad 2018 waar het museum een rol in zou hebben. De boel zat vast.

Critici in de raad of ze nu deel uitmaakten van de oppositie of niet, probeerden voortdurend dit dossier vlot te trekken of te sturen. Want Van Vlijmen was zeker niet de enige met kritiek. In de Utrechtse raad was het D66 (Xander van Asperen en later Aline Knip) die geen vertrouwen had in de financiële onderbouwing van de exploitant. Voor de VVD was Jesper Rijpma een kritische voorganger van André van Schie. Overigens waren toendertijd om andere redenen ook andere partijen kritisch zoals de SP en Nieuw Rechts.

Het kenmerk van Museum Oud Amelisweerd is dat het in Bunnik in een rijksmonument en voormalige zomerresidentie is gelegen en dat de gemeente Utrecht het niet eens structurele subsidie kan geven als het dat zou willen omdat de voorwaarden dat niet toestaan. André van Schie heeft daar voortdurend op gewezen, evenals op het oneigenlijk oprekken door het college van de subsidievoorwaarden. Interessant is de verwijzing naar samenwerking met het Centraal Museum door bestuursvoorzitter Ari Doeser in het bericht van RTV Utrecht. De restauratie van landhuis Oud Amelisweerd is door de toenmalige beheerder (tot 2012) Centraal Museum in de jaren ’90 op de rails gezet en tijdens dat beheer is in 2011 bestuurlijk een terugvaloptie als optie in een commissiebrief gevlochten indien de huidige exploitant het niet redt. Dat is nu aan de orde.

Het is te hopen dat zowel het Utrechtse gemeentebestuur als de raad zich goed informeren en een besluit nemen dat rekening houdt met de voorgeschiedenis en de levensvatbaarheid voor de toekomst. De antwoorden op de raadsvragen van Van Schie bieden hopelijk de duidelijkheid die de achtereenvolgende cultuurwethouders het bestuur van de Stichting Museum Oud Amelisweerd nooit hebben kunnen afdwingen. De randvoorwaarden voor het Museum Oud Amelisweerd die al jaren slecht waren, zijn nu nog beroerder dan voorheen. Daarom is het onvermijdelijk dat zoals ook Van Schie stelt er een nieuwe exploitant wordt gezocht voor landhuis Oud Amelisweerd. Inzet kan dan een sitemuseum zijn en de terugvaloptie via het Centraal Museum zoals dat in december 2011 als vangnet al werd ingebouwd. Hoewel hier wel extra geld beschikbaar voor moet komen omdat het Centraal Museum dit niet uit de eigen lopende begroting kan financieren.

Foto: RaadsvragenSV 2018, nr. 100 inzake Gevolgen financiële situatie Museum Oud Amelisweerd’ van André van Schie (VVD) in Utrecht, 27 juli 2018.

Directeur Ploum vertrekt bij MOA. Band met Amersfoort verder doorgesneden. Ruimte voor herbezinning bij alle betrokkenen

Hoe het bericht te duiden dat Yvonne Ploum haar functie als directeur van het Museum Oud Amelisweerd neerlegt? Ze vertrekt per 1 juni 2018. RTV Utrecht zegt in een bericht dat Ploum meent dat de rek eruit was. Dat wil zeggen, bij haar. Zo wordt haar terugtreden een middel in de beeldvorming. RTV Utrecht: ‘De rek was er een beetje uit en MOA heeft de beste nodig, iemand die alle energie nog heeft.’ Dat brengt de stap van een terugtredende directeur terug tot persoonlijke tegenspoed, maar het is de vraag of dat de essentie van Ploums terugtreden is. Gezien wat er sinds 2010 gebeurd is, lijkt het daar niet op. Het museum is vanwege de slechte randvoorwaarden nooit goed van de grond gekomen. Het is zelfs begrijpelijk dat elke directeur die binnen deze randvoorwaarden moet werken ten prooi valt aan ‘langdurige ziekte‘. Alertheid gebiedt om te beseffen dat een persoonlijk probleem als zetstuk voor een fundamenteel probleem van het museum geschoven wordt. Omzichtigheid over dat persoonlijke belemmert dan het doorvragen over de problemen van het museum.

In het bericht zegt Ploum iets opmerkelijks: ‘We zijn nu financieel in een veiligere haven beland. We zijn goed verankerd hier in de omgeving, krijgen steun van overheden en zien een groeiende bezoekersstroom.’ Dat is aantoonbare flauwekul waarvan Ploum en betrokkenen die ook maar enigszins op de hoogte zijn van dit dossier weten dat het flauwekul is. Feit is dat de Stichting Museum Oud Amelisweerd ondanks een bruidsschat van 1 miljoen euro van de gemeente Amersfoort nog geen enkel jaar afgesloten heeft met een positief saldo. De vooruitzichten voor de jaren na 2020 wanneer die Amersfoortse subside stopt en een renteloze lening van de provincie Utrecht van 160.000 euro moet worden terugbetaald zijn ronduit slecht. Het jaarlijkse tekort op de exploitatie is eerder tegen de 2 ton, dan de 75.000 euro die het museum steeds weer naar buiten brengt. Waarschijnlijk om de financiële positie beter voor te stellen dan die is en zo sponsors over de brug te trekken. Die willen immers een positief verhaal met perspectief en hun geld niet in een bodemloze put gooien.

De sleutel van een verklaring voor Ploums terugtreden kan daarom niet los van de problemen van het museum worden gezien. Ofwel de voortdurende onzekerheid over het voortbestaan ervan. Daarbij kwam in 2017 nog het bericht dat Armando aankondigde zijn privécollectie niet langer te laten beheren door MOA. De voorzitter van de Armando Stichting Coen Bruning verklaarde daarover dat Armando de financiële problemen van het MOA zat was. Een eerder beleidsplan van Stichting MOA presenteerde het museum als ‘opvolger van het in 2007 afgebrande Armando Museum’ met als doel om ‘het werk van de kunstenaar Armando, schilderwerk, beeldhouwwerk, literatuur, film, te verzamelen, te beheren, te documenteren, te onderzoeken en te presenteren’. Nu Armando als een van de drie speerpunten is weggevallen formuleert het huidige beleidsplan de doelstelling ruimer. Allerlei soorten musea passen erin. Twee belangrijke randvoorwaarden blijven de zorg voor de historische buitenplaats Oud Amelisweerd en de collectie Chinese en historische behangsels. Een nieuw profiel dat in februari 2018 aangekondigd werd was Huis van kunst in de natuur. 

In juni 2017 nam de Utrechtse raad motie 111 aan die om het onverzoenbare te verzoenen (Gemeente Utrecht gaf de Stichting MOA exploitatiesubsidie die het volgens eigen afspraken uit 2012 niet mocht geven) een onderscheid maakte ‘tussen locatie ‘Landhuis Oud Amelisweerd’ en exploitant/huurder ‘Stichting MOA’. Nogmaals werd in deze motie benadrukt dat locatie en huurder niet onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Het gemeentebestuur maakte hiermee aan het bestuur van de Stichting MOA duidelijk dat als het wil het een andere exploitant kan aanwijzen als de huidige financieel in gebreke blijft. Wat overduidelijk het geval is.

Zo ontstaat het beeld dat het bestuur van de Stichting MOA een bestuurlijke manoeuvre heeft ingezet en op zoek is naar een nieuwe bestemming voor landhuis Oud Amelisweerd door afstand te nemen van de eigen recente geschiedenis. Armando is met zijn privécollectie per 1 maart 2018 opgestapt en Ploum gaat per 1 juni 2018 weg. Zo wordt inhoudelijk en personeel de band doorgesneden met de Amersfoortse geschiedenis van het Museum Oud Amelisweerd dat als Armando Museum door het leven ging voordat het in Bunnik belandde.

Dat maakt de ruimte vrij voor een doorstart met andere accenten door dezelfde exploitant. Die probeert door nieuwe initiatieven of het tonen van een beeld van goedwillendheid en verandering te verhinderen dat het door het Utrechtse gemeentebestuur de deur wordt uitgezet. Het aantal van 30.000 bezoekers per jaar lijkt het maximum. Het hoge prijskaartje van de lastige randvoorwaarden van een museum in een historisch zomerverblijf als rijksmonument met een complexe klimatisering verandert echter niet. Hoe dan ook geven de veranderingen het Utrechtse gemeentebestuur de gelegenheid om eens goed na te denken over de toekomst van Landhuis Oud Amelisweerd. Met een fundamenteel debat over de bestemming dat merkwaardigerwijze (sinds 2010) nooit afdoende gevoerd is. Het college liet zich steeds weer verrassen of overbluffen en liep door gebrek aan eigen initiatief continu achter de feiten aan. Dat kan nu na acht jaar eindelijk gecorrigeerd worden.

Foto: TentoonstellingVechtende Krekels’ van Harmen Brethouwer in landhuis Oud Amelisweerd, 1999.

Samenwerking tussen Armando en MOA beëindigd. Kan het museum zich diepgaand en geloofwaardig herpositioneren?

Dit nieuwsbericht zegt dat het MOA verder gaat als ‘Huis van kunst in de natuur‘. Het is een uit nood geboren nieuw profiel. Armando trekt per 1 maart 2018 zijn collectie terug omdat hij volgens een woordvoerder van de Armando Stichting geen vertrouwen meer heeft in de financiële stabiliteit van het MOA. In het AD zegt Coen Bruning: ‘Voor een kunstenaar is het niet goed als zijn werk hangt in een museum met geldzorgen.’ Het MOA kent al sinds de oprichting in 2012 financiële problemen en heeft nog geen enkel jaar een positief saldo gehad. Laat staan dat het een reserve heeft opgebouwd voor moeilijke tijden. Dit ondanks een subsidie van 1 miljoen euro van de gemeente Amersfoort die tot 2021 in 10 jaar wordt uitbetaald, de zogenaamde bruidsschat. Daarnaast moet het MOA in 2021 een lening van 160.000 euro aan de provincie Utrecht aflossen.

Budgettair wordt 2021 het jaar van de waarheid voor het MOA. Tot die datum koopt het bestuur van de gemeente Utrecht tijd voor het eigen wanbeleid op dit dossier door het museum van een subsidie te voorzien die het volgens eigen besluiten niet eens mag geven. Raad noch college hebben een goed omlijnd idee wat ze met het landhuis aanmoeten. Het MOA is een hoofdpijndossier dat vastgelopen is in de modder. Een RSV-dossier in het klein waarin geld gepompt wordt en waarvan de uitkomst al jarenlang vaststaat: faillissement. Alleen wil geen enkele wethouder ervoor verantwoordelijk gesteld worden de stekker eruit getrokken te hebben. Daarom durft geen enkele bestuurder van de gemeente Utrecht de werkelijkheid onder ogen te zien.

De slechte financiële situatie van het MOA hoeft niet de enige reden te zijn dat Armando zijn privécollectie terugtrekt. Want de werken hebben een commerciële waarde en kunnen op de kunstmarkt verkocht worden. Een uitspraak in 2015 van het inmiddels afgetreden bestuurslid Geert Noorman van de Stichting MOA maakt duidelijk dat er binnen het toenmalige bestuur gedachten waren om stukken van Armando te verkopen. Hij liet zich in een interview met een lokale Bunnikse krant ontvallen bij een dreigend faillissement van het museum ‘desnoods werken van Armando [te] verkopen, mocht hij daar toestemming voor geven’. Dat was vloeken in de kerk omdat de ethische code van Museumvereniging en ICOM het verbiedt om werken uit een museumcollectie te verkopen om gaten in de exploitatie te vullen. Voor Armando lag nog een ongewenst neveneffect op de loer. Extra aanbod van zijn oudere werk kan zijn positie op de kunstmarkt beschadigen omdat het de prijs onder druk zet. Wie regelmatig kunstbeurzen bezoekt weet dat Armando via enkele vaste galeries nog steeds nieuw gemaakt werk aanbiedt, waarvan critici overigens de kwaliteit betwisten.

Armando’s stap om afscheid te nemen van het MOA kwam niet onverwachts en hing al jaren in de lucht. De liefde was minder diep dan in de publiciteit van het MOA werd voorgesteld. In een commentaar schreef ik op 4 januari 2014 (Tony de Meijere is Armando’s ex): ‘Er was sprake van een dubbele gijzeling. Armando werd gegijzeld door het Armando Museum en had geen behoefte om na Amersfoort nog een nieuwe stap te zetten. Tony de Meijere die incidentele bruiklenen voor tentoonstellingen aan het Armando Museum gaf, maar daar op een gegeven moment uit ongenoegen mee stopte, gaf haar opgeslagen collectie in bruikleen bij het Kröller-Müller Museum. Zijn ongenoegen liep zo hoog op dat Armando voorjaar 2011 zijn collectie weghaalde bij het Armando Museum. Dat betekende het einde aan alle plannen. Armando ging na druk uiteindelijk overstag. Vanuit die positie kon het Armando Museum als enige kandidaat de gemeente Utrecht gijzelen.’

Nu gaat het MOA verder als ‘Huis van kunst in de natuur’. Op fundamenteel niveau klopt dat, want landhuis Oud Amelisweerd is een huis in het bos. Is de herprofilering van een museum dat de eigen geschiedenis en reden voor bestaan achter zich laat een stap naar een nieuwe toekomst? Maar het laat niet de oorspronkelijke doelstelling waarvoor het opgericht is achter zich. Is de herprofilering vooral op de geldschieters gericht en moet het de suggestie van beweging en daadkracht uitstralen? In Museum Insel Hombroich bij Düsseldorf plonzen kikkers in de vijvers en waaien in de herfst de bladeren de zalen in. Dat is een huis van kunst in de natuur dat met die reden is gebouwd. Wie probeert te achterhalen wat de bestaansreden van het MOA is komt telkens gelegenheidsargumenten tegen. Het MOA is een constructie waar doorheen schemert dat de oprichting ervan niet volgt uit een behoefte, maar uit redenen die samenhangen met politieke koehandel.

Het AD meldt dat de Armando Stichting in gesprek is met een aantal partijen over een nieuwe samenwerking. Dat kunnen bestaande musea of ‘vermogende particulieren die een museum willen stichten’ zijn. Zodat na Amersfoort (1998-2007) en Bunnik (2014-2018) Armando in 20 jaar mogelijk een derde bestemming vindt.

Foto: Schermafbeelding van nieuwsbericht ‘ARMANDO’S VOGEL VERLAAT HET NEST’ van het MOA, 26 februari 2018.

Utrechtse raad weet zich geen raad met MOA. Motie 111 over openstelling landhuis Oud Amelisweerd gaat problemen uit de weg

Op donderdag 29 juni werd in de Utrechtse gemeenteraad gestemd over de moties bij de Voorjaarsnota. Doorgaans worden ze daarna op de gemeentesite snel online gezet, maar deze keer niet. Mede omdat er die avond sprake was van een storing op het netwerk van de gemeente. Ook raadsleden hadden de moties die tijdens die storing in behandeling waren genomen niet digitaal beschikbaar. Zo duurde het vier dagen voordat ze in de openbaarheid kwamen en pas op maandag 3 juli op de site van de gemeente Utrecht verschenen.

Deze vertraging is een punt van zorg omdat het sommigen de gelegenheid biedt de publiciteit op te zoeken en onder het mom ‘de eerste klap is een daalder waard’ de publieke opinie te bespelen terwijl de moties in definitieve versie nog niet openbaar zijn en daarom een weerwoord niet gegeven kan worden. De griffie van de gemeente Utrecht zou voortvarender moeten optreden door de openbaarheid centraal te zetten en documenten sneller openbaar te maken. Het was logisch geweest als vrijdag 30 juni de griffie de moties online had gezet. Utrecht is de vierde stad van het land met een raad met ruime ambtelijke ondersteuning.

Motie 111 over de ‘openstelling landhuis Amelisweerd en MOA’ werd aangenomen op initiatief van VVD en D66, en met steun van onder meer GroenLinks. Het was een gewijzigde versie van motie 79 van de cultuurwoordvoerder van de VVD André van Schie. Motie 111 is zeer tegen de zin van coalitiepartij SP die er bij monde van fractievoorzitter Tim Schipper in het raadsdebat kritiek op had. Want het zou knopen niet doorhakken door de problemen op te lossen, maar ze doorschuiven naar de toekomst. De motie koopt tijd met een jaarlijkse subsidie van maximaal 100.000 euro voor het Landhuis Oud Amelisweerd. Opmerkelijk is overigens dat deze ton maximaal 14.000 euro hoger is dan het bedrag van 86.000 euro dat volgens het rapport Van der Vossen past bij het gekozen scenario ‘MOA Aangescherpt’ voor de jaren 2017-2020.

Het verschil tussen motie 79 (VVD) en motie 111 (VVD en D66) is dat onderstaande twee overwegingen in motie 111 zijn geschrapt. Logisch om te veronderstellen dat dat op verzoek van de tweede indiener D66 is gebeurd. De tweede voorwaarde is een herkenbaar VVD-standpunt dat verwijst naar commerciële activiteiten, maar de vraag waarom de eerste voorwaarde is geschrapt is interessanter. Dat kan zijn omdat het een overbodige overweging is omdat het in een andere vorm genoemd wordt in het dictum van motie 111 als het het college opdraagt om ten behoeve van de openstelling afspraken te maken met ‘de huidige en of eventuele toekomstige beheerders/huurders van het landhuis. Het schrappen kan ook een andere reden hebben.

Motie 111 geeft aan dat in 2012 door de raad via een motie aan het college is opgedragen om de huidige exploitant/huurder Stichting MOA geen subsidie voor de exploitatie te verstrekken. Uitgaande van deze randvoorwaarde kan de motie daarom niet rechtstreeks uitspreken dat de maximaal 100.000 euro jaarlijkse subsidie in de jaren 2017-2020 naar Stichting MOA gaat. Het is het college immers niet toegestaan om subsidie voor de exploitatie aan de Stichting MOA te verstrekken. Maar de motie doet niet wat het zegt te doen. Het trekt niet de consequentie uit wat het als randvoorwaarde noemt. Namelijk om geen subsidie voor exploitatie aan de Stichting MOA te verstrekken. Het laat dat open. De motie laat de mogelijkheid open dat er subsidie voor de exploitatie naar de huidige huurder gaat en laat ook open dat er geen subsidie naar de huidige huurder gaat. Deze motie is minder duidelijk dan die zou kunnen zijn en de vraag is waarom dit is.

Om het gat te dichten tussen wat niet mag (subsidie naar MOA), maar wat wel moet (subsidie naar MOA) wijst de motie op het onderscheid tussen locatie ‘Landhuis Oud Amelisweerd’ en exploitant/huurder ‘Stichting MOA’. Locatie en huurder zijn niet onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het college kan als het wil een andere exploitant aanwijzen als de huidige financieel in gebreke blijft. Wat aantoonbaar het geval is. MOA wordt een inspanningsverplichting opgelegd. Het is tevens een stok achter de deur om de overmoed van het MOA in te tomen en een waarschuwing dat het niet moet overvragen. In december 2016 overviel Stichting MOA de slecht voorbereide wethouder Diepeveen met een chanterende roep om snel geld. Dat viel in de raad verkeerd.

Het betekent in de praktijk dat als de noodlijdende Stichting MOA het nog slechter doet dan wordt verwacht het college een andere huurder kan zoeken. Dit is overigens de logische stap die uit de opdracht van de raad aan het college blijkt en het college al eerder had moeten nemen, maar om onbekende redenen weigert te nemen. De motie bevat de mogelijkheid dat de huidige exploitant Stichting MOA per 1 januari 2018 vervangen wordt door een andere exploitant. Als de raad de eigen voorwaarden volgde en handelde volgens de opdracht die het het college heeft opgelegd, dan zou dit zelfs een verplichting zijn. Maar de raad wil vooralsnog die logische stap niet zetten. Want dat zou betekenen dat het een politiek besluit moet nemen waar het blijkbaar nog niet aan toe is. In plaats van voor het college een koers uit te stippelen beperkt de raad zich tot het meepraten over de uitvoering. Zo is het dualisme tussen raad en college niet bedoeld. Het is het failliet ervan.

Dat dit blijft hangen en zeuren heeft te maken met de voorgeschiedenis. De voorwaarden van een museum in een kwetsbaar rijksmonument zijn vanaf het haalbaarheidsonderzoek in 2010 slecht doordacht. In een uitruil met Utrecht is vanwege een noodsituatie in Amersfoort in de bossen van Bunnik een museum opgericht in een voormalige zomerresidentie met een lastig beheersklimaat en hoge basiskosten. Het een zit het ander in de weg. De motie houdt rekening met ‘eventuele toekomstige beheerders/huurders van het landhuis’. Maar wat de concrete waarde van deze verwijzing is blijft de vraag. Het zet druk op de huidige exploitant en geeft het college ruimte om afscheid te nemen van de Stichting MOA. Maar een principiële opstelling valt er niet in te lezen. Beheersargumenten blazen mist in deze motie. Want indien het doorgaat zoals het nu al enkele jaren gaat moet het verschil tussen wat niet mag, maar wel moet verhuld worden. Als dat de uitkomst is, dan is motie 111 onoprecht en een bestuurlijk gedrocht. Het voorbeeld van pragmatische politiek zonder principe.

Hoe nu verder? Motie 111 legt een noodverband aan bij een al jaren zieke patiënt in de hoop dat die opknapt. Dat is wensdenken uit goedgelovigheid. Dat geeft eerder verwarring dan duidelijkheid. Door nu jaarlijks maximaal een ton subsidie voor de exploitatie aan Stichting MOA te geven roept de raad verdere problemen in de toekomst over zich af. De raad komt niet alleen moreel op een hellend vlak door subsidie te verstrekken aan een exploitant die het volgens de eigen opdracht uit 2012 aan het college niet mag verstrekken, maar het schept hierbij ook een precedent. Een verkeerd voorbeeld. Hierbij zet de raad de geloofwaardigheid van de politiek op het spel. In 2021 of mogelijk zelfs eerder zal naar verwachting de huidige exploitant Stichting MOA bij wethouder Diepeveen wederom aan de bel trekken voor meer geld. In 2021 moet het een lening van 160.000 euro aan de provincie Utrecht terugbetalen en eindigt de Amersfoortse subsidie. Dan hebben raad en college van Utrecht vermoedelijk nog steeds geen idee hoe ze deze kwestie fundamenteel op moeten lossen.

Foto 1: Motie 111, 2017 ‘Openstelling landhuis Amelisweerd en MOA’, gemeente Utrecht. Aangenomen op 29 juni 2017.

Foto: Schermafbeelding van deel motie 79Openstelling landhuis Amelisweerd en MOA’, gemeente Utrecht. Ingetrokken op 29 juni 2017.

Utrechtse raad beslist over toekomst Landhuis Oud Amelisweerd. Maar handelt het college binnen de bestuurlijke randvoorwaarden?

Op donderdag 29 juni 2017 vergadert de Utrechtse gemeenteraad onder meer over de Voorjaarsnota. Op p.23 valt bovenstaande uiteenzetting te lezen over de openstelling van het Landhuis Oud Amelisweerd. Er wordt hier verwezen naar het rapport Van der VossenToekomst Landhuis Oud Amelisweerd’ dat in opdracht van het gemeentebestuur in maart 2017 is opgesteld. De huidige exploitant van het landhuis is de Stichting Museum Oud Amelisweerd (MOA) die noodlijdend is en sinds 2012 continu in financiële problemen verkeert. Daar moet een oplossing voor gevonden worden. Maar zo’n oplossing kent bestuurlijke beperkingen omdat in 2012 het toenmalige Utrechtse gemeentebestuur aan de raad heeft toegezegd dat de gemeente Utrecht geen cent subsidie zal verlenen in de exploitatie van het MOA. In raadsvragen van 13 november 2015 (2015; 170) van Aline Knip (D66) en André van Schie (VVD) werd dat op 8 december 2015 door het college herbevestigd:

Het antwoord op bovenstaande raadsvragen (2015; 170) en het voorstel van het college uit de Voorjaarsnota om te kiezen tussen scenario MOA Aangescherpt en CM Light zijn met elkaar in tegenspraak. Het college zadelt de Utrechtse raad met een onmogelijke keuze op. Want als de raad zichzelf serieus neemt kan het niet instemmen met scenario MOA Aangescherpt omdat het in strijd is met het door de raad ingenomen standpunt dat er geen cent exploitatie naar het MOA gaat. Het is dan ook merkwaardig dat het met medewerking van wethouder Kees Diepeveen namens het college -ondanks dit principiële besluit uit 2012- in de Voorjaarsnota voorgelegd wordt aan de raad. De vraag is gerechtvaardigd of Diepeveen hiermee bestuurlijk wel zorgvuldig handelt. Evenmin valt in te zien dat de raad kan instemmen met het scenario CM Light dat tot een openstelling van slechts 10 dagen per jaar leidt. Dat is een terugvaloptie die het publicitair af moet leggen tegen het andere scenario dat politiek aantrekkelijker oogt. Kortom, het ene scenario MOA is bestuurlijk en politiek onmogelijk en het andere scenario CM is onaantrekkelijk omdat het het landhuis praktisch in de ruststand zet.

Met motie 188 uit 2016 die zoals blijkt uit het citaat uit de Voorjaarsnota leidde tot ‘onafhankelijk onderzoek’ van Van der Vossen is iets merkwaardigs aan de hand. Opvallend is de motie spreekt over ‘cultuursubsidie’ terwijl er in 2012 en nog in het antwoord op de raadsvragen (2015; 170) werd gesproken over ‘subsidie ten behoeve van de exploitatie’. Dat laatste is ruimer dan het eerste en biedt meer ‘geitenpaadjes’ om gemaakte afspraken te omzeilen. Maar de bewoording ‘cultuursubsidie’ gaat voorbij aan de debatten in de raad en het college in 2012 die het hadden over ‘subsidie ten behoeve van de exploitatie‘. Dit laatste omvat onder meer derving of opschorting van huurinkomsten of geschuif met kostenposten. Maar het gaat verder zoals uit de raadsvragen 2015; 170 blijkt: ‘de gemeente Utrecht is niet verantwoordelijk voor de exploitatie’. Hiermee introduceert het college 2016/17 een nieuwe tegenstrijdigheid. In 2015 verklaarde het college dat het niet verantwoordelijk was voor de exploitatie van het MOA, maar in 2017 maakt Diepeveen zich verantwoordelijk door een interpretatie van motie 188; 2016 die leidt tot de opdracht aan Van der Vossen. Die met een rapport komt met optie MOA Aangescherpt die haaks staat op het bestuurlijke standpunt én de verantwoordelijkheid aangaande het MOA die het college geacht wordt in te nemen. Diepeveens afhandeling loopt het risico om als lesstof over het hellend vlak en wankelmoedig bestuur voor de Bestuursacademie de geschiedenis in te gaan.

Foto 1: Schermafbeelding van deel Voorjaarsnota 2017 van de gemeente Utrecht.
Foto 2: Schermafbeelding van deel raadsvragen van 13 november 2015 (2015; 170) van Aline Knip (D66) en André van Schie, gemeente Utrecht.
Foto 3: Motie 188 uit 2016, gemeente Utrecht.