Kunstenaar Kate Kretz van Facebook verbannen vanwege haar ‘MAGA Hat series’

Hoe kan Facebook het verschil tussen haatspraak en commentaar op haatspraak zien? Ook als dat laatste van een kunstenaar komt? De Amerikaanse beeldend kunstenaar Kate Kretz (1963) is van Facebook verbannen vanwege de MAGA Hat series (onderdeel van #bullyculture) waarvan ze afbeeldingen had gepost. Ze zouden de ‘community standards’ van Facebook geschonden hebben. In een verklaring van 20 mei 2019 zet Kretz haar beroepspraktijk als worstelende kunstenaar centraal en licht ze toe dat voor haar het gebruik van sociale media van belang is. Ze tekende eerst protest aan tegen de verwijdering van de afbeeldingen uit de MAGA Hat series en voegde er een commentaar aan toe waarin ze onder meer betoogde dat het kunstwerken betrof en net als politieke cartoons ‘het aanstootgevende symbool om erover te praten omvatte’. Uiteindelijk werd haar volledige account op Facebook op 9 mei 2019 geblokkeerd. Op Instagram wordt ze niet geblokkeerd.

Kate Kretz liep aan tegen de ondoorzichtige procedure van Facebook waar vele kunstenaars of journalisten de afgelopen jaren al tegenaan hebben gelopen. Ze werden bijvoorbeeld verbannen voor afbeeldingen van naakt. Zie hier, hier, hier en hier. Kretz heeft kritiek op de procedure van Facebook en is daar tamelijk laatdunkend over (‘It’s disconcerting to think that a 20-something person sitting in a big room in a far corner of the earth (being paid to process yays & nays as expediently as possible) gets to decide with a quick look and the click of a cursor if my work is art and whether it will be allowed to reach my carefully cultivated audience’).

Kretz is tot het inzicht gekomen dat afhankelijkheid van Facebook geen goede zaak is en voorkomen moet worden. Tegelijk vindt ze dat de blokkade van haar Facebook account wat haar onder meer de toegang tot haar mailing list kostte verder gaat dan de censuur van kunstwerken. Dit gaat om de macht van Facebook waar burgers en overheden geen invloed op hebben. Kretz’ pleidooi is een pleidooi om Facebook terug te brengen tot een nutsvoorziening in handen van de overheid met transparant en gecontroleerd toezicht.

Foto 1: Kate Kretz, Instagram. Uit de serie MAGA Hat series, 2019.

Foto 2: Kate Kretz, Instagram. Uit de serie MAGA Hat series met commentaar, 2019.

Beeldspraak die de verwijdering van graffiti uitdaagt, bevat een onderliggende laag die het ontslag van publieke personen uitlokt

Rob Ford was de controversiële burgemeester van het Canadese Toronto en voerde campagne tegen graffiti. In 2014 trad hij wegens ziekte terug. Het onderschrift bij deze afbeelding luidt: ‘April 2011: Toronto Street Artist response to Toronto Mayor Rod Ford’s ‘War on Graffiti”. First Published in NOW Magazine April 21, 2011. Also BlogTo and Toronto Life’. Vorm en inhoud vallen samen. De muurkladderij of schuttingkunst suggereert dat Ford om zijn verwijdering, eliminatie of ontslag vraagt. Van zowel de afbeelding als van hem uit zijn functie.

Dit opent via een omkering van deze geschiedenis met Ford mogelijkheden voor graffiti in de publieke ruimte. Op muren van straten en pleinen. Een karakteristieke kop van een publieke persoon met daaronder een korte tekst die oproept tot verwijdering van de afbeelding, maar feitelijk om de verwijdering van genoemde persoon uit zijn of haar functie vraagt. ‘Verwijder me’, ‘veeg me weg’ of ‘haal me weg’. Bij publieke personen die gaan voor een restrictief migratiebeleid kan dat gethematiseerd worden door het onderschrift: ‘reinig me’ of ‘maak me schoon’. De varianten zijn oneindig. Wat te denken van religieuze leiders met het onderschrift ‘fatsoeneer me’? Voor publieke figuren uit het lichte genre kan het onderschrift luiden: ‘doek me op’. Wat te denken bij mafiabazen: ‘ruim me uit de weg’ of ‘elimineer me’? Met de T-Ford begon ooit de lopende band-productie van automobielen, met Rob Ford kondigt zich de dubbele roep tot verwijdering via graffiti uit functies aan.

Foto 1: Martin Reis, ‘Remove Me (by Eryn Hill)’.

Foto 2: ‘TORONTO MAYOR INSPIRED GRAFFITI’.

Michael D’Antuono biedt met kunst weerstand in tijdperk Trump

Beeldend kunstenaar en politiek activist Michael D’Antuono (‘the Norman Rockwell of the Resistance’) probeert met zijn kunst en publicitaire uitingen president Trump en de Republikeinse partij (GOP) te bestrijden. Want de kunstenaar is van mening dat president en partij zich misdragen en het belang van het land niet dienen. Dat gaat zelfs zover dat dissidenten als niet-patriottisch worden voorgesteld met de opzet ze tot zwijgen te brengen. Maar is het niet eerder andersom? Namelijk dat dissidenten de echte patriotten zijn die de politieke leiding van het land corrigeren omdat het afgedwaald is. Of enkele billboards met kritische voorstellingen van Trump en zijn medestanders het verschil maken valt te betwijfelen. De echte strijd wordt nu op verschillende fronten juridisch uitgevochten. Michael D’Antuono maakt indirect twee zaken duidelijk. Namelijk dat kunst als het wil er echt toe doet en dat strijdbaarheid en opkomen voor democratie en rechtsstaat hoe dan ook zinvol is. Of het nou loont of niet. Michael D’Antuono’s homepage Art and Response geeft achtergronden en details.

Deelnemers tentoonstelling ‘Hope to Nope’ spreken in open brief bestuur Design Museum aan op samenwerking met wapenfabrikant

Het Londense Design Museum wordt in een open brief van een groep kunstenaars, ontwerpers en activisten beschuldigd van hypocrisie. Hun werk wordt op dit moment gepresenteerd op de tentoonstelling ‘Hope to Nope’ van politieke kunst van 2008 tot 2018. Ze eisen dat hun werk van de tentoonstelling wordt verwijderd. Aanleiding is een receptie in het museum van de Italiaanse wapenfabrikant Leonardo die plaatsvond op 17 juli 2018, aldus een bericht van Frieze. Dat was tijdens de Farnborough International Airshow die door critici als een wapenbeurs wordt beschouwd. De kern van de kritiek luidt dat het museum mooi weer speelt met maatschappijkritiek, maar dat tegelijkertijd niet meer dan een vals laagje vernis is als de directie en de Raad van Toezicht ‘bloedgeld’ van de wapenindustrie accepteren. De briefschrijvers stellen duidelijk dat ze zich niet richten tegen de conservatoren die deze tentoonstelling (‘vitrine van radicale kunst’) hebben gerealiseerd.

Dit incident geeft de spanning weer die binnen musea bestaat tussen de commerciële en niet-commerciële afdelingen, en tussen wetenschappelijke staf en bestuur. Overigens zijn musea daarin niet uniek, bij kranten speelt hetzelfde. Achterliggende oorzaak is dat door teruglopende overheidssteun musea de markt opgejaagd zijn en door de teruglopende economie sinds 2008 niet al te kieskeurig konden zijn in de exploitatie van hun gebouw of prestige. Maar een ethische rode lijn die musea tot nu toe nooit overgingen vanwege de verwachte negatieve publiciteit was samenwerking met de sex-industrie, de tabaksindustrie en de wapenindustrie. Dit incident geeft aan dat de directie van het Design Museum deze vuistregel heeft losgelaten en in dit specifieke geval dit taboe geslecht is. Of dit eenmalig is of een nieuwe lijn voor de toekomst is onduidelijk.

De schrijvers van de open brief verwijten het Design Museum dat er niet serieus op hun klachten gereageerd is. Bovenop de beschuldiging van hypocrisie stapelen ze die van lafheid en wegkijken als het museum volgens hen verantwoordelijkheid uit de weg gaat en het evenement als een ‘privé-evenement’ voorstelt waarvoor ‘geen goedkeuring door het museum nodig is’. Ze stellen dat musea per definitie geen neutrale ruimtes zijn, maar politieke ruimtes waarin de waarden die het museum vertegenwoordigt tot uitdrukking komen:

Door een wapenfabrikant binnen te halen hebben directie en Raad van Toezicht van het Design Museum onbewust en met een negatief voorbeeld de tentoonstelling ‘Hope to Nope’ gethematiseerd door vermenging van publiek en privé geld, vermenging van publieke en private ruimte, de oprukkende macht van bedrijven, de terugtredende overheid en het tanend belang van ethiek en regelgeving aan de kaak te stellen. De schrijvers van de open brief geven met hun actie reliëf aan de lastige, hybride en dubbelhartige positie van kunstmusea.

Foto: Schermafbeelding van delen van de open brief van CAAT (Campaign Against Arms Trade) als protest tegen de samenwerking van het Design Museum in Londen met de Italiaanse wapenfabrikant Leonardo.

Kunstwerk ‘Politieke gevangenen in het hedendaagse Spanje’ van Santiago Sierra onder druk verwijderd van kunstbeurs ARCOmadrid

Opnieuw raken kunst en politiek elkaar. Een nieuwe controverse over hedendaagse kunst is geboren. Deze keer op de Spaanse kunstbeurs ARCOmadrid die van 21 tot 25 februari plaatsvindt. Het bestuur van de overkoepelende IFEMA (Institucion Ferial de Madrid) heeft de Madrileense Helga de Alvear Galerie verzocht om het werk ‘Presos políticos en la España contemporánea’ (Politieke gevangenen in het hedendaagse Spanje) van de Madrileense kunstenaar Santiago Sierra terug te trekken. De galerie heeft daar gehoor aan gegeven.

Als reden hanteert IFEMA de argumentatie dat de controverse waartoe de presentatie van Sierra’s werk in de media heeft geleid ‘schadelijk is voor de zichtbaarheid van de inhoud die ARCOmadrid 2018 samenbrengt’ (la polémica que ha provocado en los medios de comunicación la exhibición de estas piezas, está perjudicando la visibilidad del conjunto de los contenidos que reúne ARCOmadrid 2018) en daarom ziet organisator IFEMA het als haar taak om afstand te nemen van het publieke debat dat afleidt van de beurs als geheel (tratar de alejar de su desarrollo los discursos que desvíen la atención del conjunto de la feria). Volgens een bericht van de BBC probeerde het linkse stadsbestuur van Madrid de verwijdering of uitsluiting tevergeefs te voorkomen.

Santiago Sierra is een kritische kunstenaar die in zijn werk politiek stelling neemt. Op ARCOmadrid toonde hij een serie van 24 met pixels bewerkte foto’s van politieke gevangenen, onder wie separatistische politici uit Catalonië. Omdat dit in het huidige Spanje, en vooral in het centrum van de macht Madrid, politiek gevoelig ligt moest het werk van de beurs verwijderd worden. De Spaanse regering ontkent dat er in Spanje politieke gevangenen zijn. Volgens Sierra beschadigt Spanje met deze actie haar eigen reputatie en die van de beurs. Inmiddels is volgens een bericht in het Catalaanse La Vanguardia het voor 80.000 euro te koop staande werk verkocht aan een ‘Spaanse particulier’. Of het een Catalaanse koper betreft wordt niet gespecificeerd.

Het probleem met de opstelling van het bestuur van IMEFA dat zich kennelijk gedwongen voelt om onder druk van de Spaanse regering te handelen is dat er geen neutrale stellingname bestaat. Ofschoon IMEFA anders probeert te suggereren. Het tonen van Sierra’s werk op de ARCO is een politiek signaal en het verwijderen ervan is dat evenzeer. In een analyse voor La Vanguardia gaat Llucia Homs in op de rol van ARCO die meer is dan een kunstbeurs: ‘Het is geen toeval dat het het handelsgebeuren overstijgt en fungeert als forum voor debat, wat de rol die we aan beurzen en biënnales toekennen verwart.’ Homs meent dat in gevallen van artistieke censuur het effect vaak averechts is omdat het eerder meer dan minder aandacht vestigt op het gecensureerde werk. Dankzij IMEFA is Sierra’s werk ‘Presos políticos en la España contemporánea relevanter voor de Spaanse kunst en de Spaanse politieke geschiedenis dan het voor het verbod op ARCOmadrid was.

Foto: De sponsors van ARCOmadrid 2018.

Politieke profilering Stedelijk Museum wordt minder geloofwaardig door samenwerking met commerciële geldschieters

Sinds 2006 is het Stedelijk Museum een zelfstandige stichting, voorheen was het een gemeentelijke instelling. Dat leidde in 1999 tot bezwaren in de raad over een sponsorcontract met autofabrikant Audi dat toenmalig directeur Rudi Fuchs had beklonken. Het werd een geruchtmakende zaak. Een bericht uit 1999 van de Volkskrant geeft aan hoeveel er sinds die tijd veranderd is: ‘Meer algemeen zet de raad ook vraagtekens bij de noodzaak van vergaande private inmenging in een gemeentelijk instituut.’ Dat was voor de verzelfstandiging. Nu is het Stedelijk Museum geen gemeentelijk instituut meer en is de vergaande private inmenging een feit. Dat blijft onder de radar. In 2006 kwam dat sponsorcontract van het museum met Audi er trouwens toch.

Siemens kondigt nu op haar website #artSmellery aan. Siemens: ‘het eerste project van een bijzondere samenwerking tussen Siemens Huishoudapparaten en het Stedelijk Museum Amsterdam. Een verrassende, zintuigelijke en indrukwekkende manier om kunst te beleven.’ Van 26 april 2017 t/m 7 mei 2017 mei kan #artSmellery in het Teijin Auditorium van het Stedelijk Museum Amsterdam ‘beleefd worden’ aldus de promotie van Siemens. ‘Van Gogh, Chagall en zelfs werken van Mondriaan zijn met geuren tot leven gebracht – alleen met het reukzintuig waarneembaar. Mis deze unieke kans om je kennis over kunst uit te breiden niet.

Het Stedelijk kreeg onlangs kritiek uit rechtse media over een reeks tentoonstellingen over het thema migratie dat bedoeld was om ‘tegenwicht te bieden aan het populisme’ aldus een persbericht van het museum. Nelle Boer nuanceert dat vandaag in een ingezonden brief in Het Parool. Hij zegt niet tegen politieke kunst te zijn, maar pleit ‘voor een eerlijk beeld van de grote verscheidenheid aan politieke ideeën onder kunstenaars’. De contacten met Audi en Siemens maken zowel de politieke profilering van het museum ‘als tegenwicht tegen het populisme’ als de kritiek erop vrijblijvend. Waar gaat het nog over als de politieke opstelling van het Stedelijk en directeur Beatrix Ruf aanstellerij lijkt te zijn die haaks staat op de marketing van het Stedelijk? De aanstellerij van de #artSmellery. Reden is wellicht dat de zakelijke en artistieke leiding van het museum zover uit elkaar zijn gegroeid dat ze ieder hun eigen weg gaan zonder dat er nog één geloofwaardig museum met een duidelijk smoel resteert. Op wie moeten bezoekers  zich richten die zich bekommeren om het Stedelijk?

Foto: Schermafbeelding bij bericht ‘#artSmellery: innovatieve kunst in het Stedelijk Museum’ van Siemens.

De extra drempel van presentatie-instelling BAK

bak

Het in Utrecht aan de Lange Nieuwstraat gevestigde BAK (‘Basis voor Actuele Kunst’) heeft een plaats in de basisinfrastructuur als presentatie-instelling. In het advies ‘Culturele basisinfrastructuur 2017 – 2020’ van mei 2016 adviseert de Raad voor Cultuur de instelling een subsidie-bijdrage van 500.000 euro toe te kennen. BAK richt zich in het lopende programma  (‘onderzoeksroute’) ‘Future Vocabularies’ op drie ‘hoofddomeinen’: de vluchtelingenproblematiek, de ecologische crisis en de technologische omgeving. De Raad waardeert de kwaliteit van de instelling die het als volgt omschrijft: ‘BAK legt een sterke focus op politiek-maatschappelijk geëngageerde presentaties en verbindt hieraan consequent zijn educatieprogramma, doelgroepenbeleid en ondernemerschap. Sterke elementen in het plan, die passen bij de positie van BAK als presentatie-instelling, zijn ook de nadruk op discours, experiment, onderzoek en internationale samenwerkingsverbanden.’

De nadruk op discours en onderzoek is de reden dat kunstliefhebbers afhaken. Ze zijn de accentuering en theoretisering niet gewend. Kritiek hierbij is niet dat BAK theoretisch, experimenteel of politiek is, maar dat het in de communicatie onnodig ondoorzichtig is. En zich afsluit voor de gemiddelde kunstconsument. Het woord dat de kritiek samenvat is ‘hermetisch’, waarbij de notie ‘gesloten’ bedoeld wordt. BAK zou van zichzelf een karikatuur maken door extra drempels op te werpen. Verzuchting is dat dat hoogmoedig is en averechts werkt in een niet eensgezinde sector die van de politiek steeds minder mentale en financiële steun krijgt.

Maar wie de achtergronden van de theoretische benadering die aansluit bij het Frans structuralisme kent waar BAK zich op baseert kan beseffen dat BAK ongetwijfeld denkt dat het niet anders kan. Gaf de Franse neo-Freudiaanse psychoanalyticus Jacques Lacan op de kritiek dat zijn werk zo slecht te doorgronden was niet ooit als antwoord dat hij het bewust zo onbegrijpelijk opschreef opdat de lezers moeite moeten doen om het te begrijpen? Enkel en alleen in het proces van begrijpen zouden ze echt de stof kunnen doorgronden en tot zich nemen. Daarom de noodzaak van de extra drempel. Dat etiket van moeilijkdoenerij kleeft ook aan BAK.

Ik breek een lans voor BAK. Niet alleen voor de onderzoeksprogramma’s die leidden tot de bijeenkomsten die nergens anders te zien zijn zoals in 2014 Jonas Staal en Moussa Ag Assarid met een ambassade als onderdeel van een onderzoeksproject waar politiek, kunst, experiment en onderzoek organisch samenkomen, maar ook talloze ‘gewone’ tentoonstellingen die tot nadenken aanzetten. Zo’n vreemde eend die zich niet overlevert aan marketing en behaagzucht van het publiek hoort in de culturele basisinfrastructuur van een volwassen democratie thuis. De eigenzinnigheid van BAK houdt niet de kunstconsument, maar de kunstsector scherp.

Ook bijzonder is de tijdscapsule die BAK biedt. Het is telkens weer een plezier en het bevestigt het gevoel van nostalgie om de aankondigingen te lezen die de lezer 40 jaar terug in de tijd zetten. Neem de toelichting bij het programmaTo Seminar 10.03.–21.05.2017’ met onnavolgbare zinnen die de klok op 1975 vastprikken. Niet toevallig wordt de voorman van het structuralisme Roland Barthes in dit programma van stal gehaald en opgepoetst. Neem een zinsnede als: ‘een tentoonstelling die zich in een reeks performatieve en discursieve openbare bijeenkomsten door de tijd heen ontwikkelt’ of ‘Met kunstenaars, theoretici en andere cultuurbeoefenaars verbindt To Seminar de drie conceptuele ruimtes die elkaar kruisen wanneer seminaring plaatsvindt – instituut/overdracht/tekst – en wordt er geprobeerd deze op een evenwichtige wijze te verenigen zodat de omstandigheden van de hedendaagse tijd opnieuw gedacht en gevormd kunnen worden.’

Bij BAK is een betekenis nooit af en altijd in ontwikkeling. Wat velen als zwakte zien ziet BAK zelf als sterkte. Als die betekenis wordt ingebed in een onderzoeksprogramma naar betekenis, dan wordt het nog lastiger om vast te pinnen waar het over gaat. Om dat proces te beschrijven zijn woorden nodig die een open betekenis bieden. Bij BAK wordt bevraagd, ontwikkeld, verkend, verbonden, omlijst, toegewerkt, geactiveerd, aangereikt en overdacht. Binnen de logica van BAK kan het niet anders, want vastpinnen is het einde van het onderzoek. Onderzoek is nooit af. Betekenissen blijven glijden. Alleen, waarom daartoe in de taal geleund wordt tegen en geleend bij een stroming die in Frankrijk en iets daarna in de jaren ’70 aan Angelsaksische universiteiten haar hoogtepunt had is merkwaardig. Het is een anomaliteit van een hedendaagse postacademische, presentatie-instelling dat het met 40 jaar oud gereedschap probeert uit te leggen waar het op dit moment mee bezig is.

Foto: Schermafbeelding van deel programma-aankondigingTo Seminar 10.03.–21.05.2017’ van BAK.

Jacob Bos wil expositie inzetten als wapen tegen de negativiteit rondom asielzoekers. Is kunst daarvoor geschikt?

5

Beeldende kunst, wat kan de beschouwer ermee? Waar dient het voor? Daar bestaan veel gedachten over, die elkaar soms tegenspreken. Sommigen die niet van de straat zijn menen dat het een filosofische functie heeft. Dat speelt op het terrein van denksystemen, grondslagen en een totaalvisie op het leven. Dat klinkt niet mis.

In die visie scherpt kunst aan en maakt mensen bewust van de eigen situatie en omgeving. Kunst geeft het leven diepte, en zelfs zin en troost. Zoals anderen zich laten inspireren door religie. Niet toevallig putten kunst en religie uit dezelfde bron. Kunst laat mensen naast de werkelijkheid kijken zodat er reliëf ontstaat dat er voorheen wel was, maar niet werd gezien. De functie van kunst is niet zo direct dat het dient om de wereld te verbeteren. Want daarvoor is de politiek. Maar het kan wel de politieke bewustwording helpen vergroten.

Zo beredeneerd kent kunst uitsluitend voordelen. Het geeft naast schoonheid, zin en troost. Het helpt mensen in hun politieke en maatschappelijke bewustwording zonder dat het tot doel heeft om mensen op te zetten tegen de gevestigde orde. Omdat kunst dezelfde voordelen kent, maar minder explosief en onbeheersbaar is dan religie is het onbegrijpelijk dat overheden kunst niet veel meer gebruiken als beheersinstrument. Volgens de aard moet de overheid daarbij op afstand blijven omdat kunst anders een direct verlengde van de politiek wordt en ophoudt kunst te zijn. Juist door die afstand aarzelen overheden omdat ze volledige controle willen.

Kunst is voor de kunstenaar het omzetten en construeren van ongerichte impulsen tot een eigen wereld met een eigen vormentaal die de beschouwer richting en verdieping geeft. Kunst is een schaduwwereld die commentaar geeft op wat buiten de kunst bestaat en er daardoor onlosmakelijk mee verbonden is. Kunst is een halfproduct dat een brug slaat tussen illusie en realiteit. Kunst is de katalysator die maatschappelijke processen kan versnellen, zonder daardoor zelf te veranderen. Kunst heeft geen gevoel, maar roept gevoel op.

In Hoogeveen is er de glaskunstenaar Jacob Bos die volgens een bericht in RTV Drenthe ‘tegenwicht wil bieden aan alle negativiteit rondom asielzoekers’. Hij heeft het initiatief genomen om samen met andere kunstenaars en ‘kunstenaars onder vluchtelingen’ een expositie te houden. Hij is nog op zoek naar een expositieruimte. Interessant is wat Bos meent met deze expositie te kunnen doen, namelijk het uiten van een gevoel. ‘Dat kan met beeldende kunst’ zo meent Bos. Dat is een misvatting van Bos. Kunst roept in het beste geval gevoel op, maar kan dat zelf niet uiten. Een andere misvatting is dat kunst via het inrichten van een expositie direct een politiek doel kan dienen. Kunst kan de politieke bewustwording vergroten, maar niet in de plaats van politiek komen. Dan verliest kunst haar eigenheid en meerduidigheid, en wordt het een vehikel voor politieke actie.

Foto: Werk van de glaskunstenaar Jacob Bos.

Jonas Staal en Moussa Ag Assarid over Azawad. De stateloze staat

The%20Revolution%20is%20Without%20Frontiers_re-size[e-flux]

Gisterenavond bezocht ik een debatavond op de ‘ambassade’ van Azawad in Utrecht. In kunstcentrum BAK. Een ambassade als onderdeel van een onderzoeksproject met de staat als culturele uiting en uitdrukking van het volk. Voordat het een concrete bureaucratische en zelfs militaire constructie wordt. Beeldend kunstenaar Jonas Staal zocht binnen zijn langlopend project over stateloze staten New World Summit samenwerking met de nu in Frankrijk wonende schrijver en vertegenwoordiger van het seculiere MNLA (Nationale Beweging ter Bevrijding van Azawad) Moussa Ag Assarid. Staal bezocht de regio in mei 2014 en deed er in NRC verslag van.

Azawad is het noordelijke deel van Mali dat in 2012 na een opstand door de MNLA tot staat werd uitgeroepen. Nog door geen enkel land erkend, hoewel er contacten zijn met de Franse missie en de VN-blauwhelmen in Mali. Vergemakkelijkt omdat MNLA en Fransen zich beide afzetten tegen de moslimterroristen van de lokale Al Qaida. Geleid door de Toeareg streeft de beweging voor de multi-etnische bevolkingsgroepen (ook: Songhai, Fula en Arabieren) geweldloos naar zelfbeschikking. Een referendum moet uitwijzen hoe reëel de steun voor onafhankelijkheid is. Omdat er  bodemschatten in de grond zitten kan Azawad economisch levensvatbaar zijn.

Moussa Ag Assarid kreeg kritische vragen over de representativiteit van de MNLA die hij in welluidend en goed navolgbaar Frans -vertaald in het Engels- beantwoordde. Nicolaas Vrijboer schetste op 25 juni 2014 min of meer gelijkluidende bezwaren in een stuk voor de Max van der Stoel Stichting. Ag Assarid weersprak dat de MNLA samenwerkte met moslimterroristen. Hij verklaarde de beeldvorming op drie manieren: 1) Strijders van de MNLA en de terroristen bevonden zich soms in hetzelfde gebied zonder militair samen te werken; 2) Een minderheid van de MNLA ziet militair optreden als hoofddoel; 3) De Malinese regering heeft er belang bij de MNLA in een kwaad daglicht te stellen. Op dit moment vinden er in Algiers onderhandelingen plaats tussen de diverse bevrijdingsbewegingen (ook: HCUA en MAA) en de Malinese regering. Een langlopend proces.

Volgens een toelichting van Staal bestaat de stateloze ‘in de vorm van taal, poëzie, muziek en literatuur, en door symbolen en beelden. Het is kunst die de geschiedenis van van een volk draagt, en daarmee de belofte van een nieuwe wereld.’ Debatdeelnemer en oorlogsjournalist Arnold Karskens gaf het MNLA het advies mee die symboliek te benadrukken en contact met de media te zoeken om juist dat over te brengen. Het debat eindigde met een humanistisch betoog van Ag Assarid dat volkeren zich met elkaar moeten verbinden zonder zich te laten beperken door staatsbelang dat vaak dat volksbelang in de weg zit. Jonas Staal sprak even vlammend en weersprak daarmee terloops het idee dat kunst en kunstenaars maatschappelijk niet relevant kunnen zijn. Of zich in de kunstpraktijk weg moeten laten stoppen en temmen in het vakje ‘politieke kunst’.

Wat te denken van het streven naar een autonome staat Azawad? Juist in de week dat het Britse establishment alles op alles zet om te verhinderen dat het Schotse volk voor autonomie kiest. Deze gebeurtenis is ook van invloed op Azawad en andere stateloze staten die zowel een vorm als legitimatie voor hun aspiraties zoeken. Ze leggen dat uit als het corrigeren van fouten die tijdens de periode van het kolonialisme zijn gemaakt. Hoe grijpen ze hun kans? Sympathiek in het streven van de MNLA is dat uitgaat van culturele uitingen van het volk en militair optreden niet voorop zet. Maar zelfbeschikkingsrecht van volkeren opent een doos van Pandora die tot verzwakking en fragmentatie van bestaande staten kan leiden. Zoals de Russische Federatie waar talloze etnische niet-Russische volkeren naar federalisering of autonomie streven. Het voorbeeld Azawad toont aan dat staatsvorming niet altijd zo vanzelfsprekend is als het lijkt en er ruimte voor correcties wordt gezocht.

Mali_EN_azawad_rev2

Foto 1: Moussa Ag Assarid, ‘The Revolution is Without Frontiers’, met vlag van Azawad.

Foto 2: Azawad, zoals geclaimd door de MNLA.

Opmerking: De reader ‘The Art of Creating a State’ geeft meer bijzonderheden over het project van Jonas Staal. 

Culturele vrijheid Rusland verslechtert in snel tempo

Culturele vrijheid in Rusland verslechtert snel. Het ministerie van Cultuur verbiedt een film over de vervolging van Tsjetsjenen onder Stalin, zo’n 70 jaar geleden. Het excuus voor het verbod is het provoceren van etnische vijandschap. Dat spoort niet met de huidige tsunami van nationalisme en patriottisme die Rusland treft. Ook Andrei Zvyagintsev’s prijswinnende sociale satire Leviafan dat aan 50 landen is verkocht haalt de Russische bioscopen waarschijnlijk niet. Er zou in gevloekt worden en da’s het hedendaagse excuus om de film op de plank te leggen. Onder Putin wordt het Stalisme in ere hersteld. De volgende lakmoesproef is de Manifesta in St. Petersburg die uitdaagt en ter discussie stelt. Hoofdcurator Kasper König houdt de optie open dat deze manifestatie van hedendaagse beeldende kunst afgelast wordt vanwege de rechteloosheid in Rusland. De Manifesta lijkt achterhaald door de recente verslechtering van het politieke en culturele klimaat in Rusland.

In de video komt een slechts in onderbroek geklede activist in actie in een Romeinse sarcofaag in Hermitage in St. Petersburg. De actie ‘Ongewassen Rusland’ is volgens het kunstenaarscollectief Blauwe Ruiter (‘Siniy Vsadnik’) een referentie naar een 19de eeuws gedicht van Michael Lermontov omdat ‘Rusland behoefte heeft om zichzelf te reinigen van de vuiligheid en het vuil van het verleden’. De activist symboliseert dat door het logo van de pro-Kremlin partij Verenigd Rusland weg te schrobben. De activist en twee betrokkenen die de actie op film vastlegden werden korte tijd door de politie vastgehouden. De twee vrouwen die schrikken van de actie zijn waarschijnlijk museummedewerkers. Na het bad ontspint zich een verwarrende discussie.

340px-United_Russia_Logos.svg

Foto: Logo pro-Kremlin partij Verenigd Rusland.