Overheid moet evenwichtig omgaan met codes in museumsector. Nodig is sterk en niet betuttelend toezicht. Voorbeeld hoe het niet moet: het NMvW

Tweet van Kleis Jager plus reacties, 12-16 april 2023.

Overheidsregulering

Een zekere mate van overheidsregulering zie ik als noodzakelijk om niet weg te zakken in anarchie of het recht van de sterkste. Uiteraard moet regulering zorgvuldig gebeuren. 

Ik zie geen tegenstelling tussen een optredende overheid en democratisering van onderop. Toezicht door de overheid moet transparant zijn en geen bijbedoelingen hebben.

Het gaat erom om in de gaten te houden en te voorkomen dat bescherming van sociaal zwakkere makers (ik noem het maar even zo) door de overheid wordt misbruikt om een greep naar de macht te doen. Dat laatste is ontoelaatbaar..

Maar evenmin is dat een reden om niks te doen en niet te streven naar regulering van de kunstsector. Nogmaals, de overheid moet wegblijven van de inhoud.

Toezicht

Toezicht is van belang om te zien of maatregelen goed worden uitgevoerd, geld goed wordt besteed en het beoogde doel wordt gehaald. Toezicht door de overheid eindigt soms in cijferfetisjisme of bureaucratische verlamming. Dat is ongewenst.

In de kunstsector zelf moet trouwens ook het toezicht versterkt worden. Goed toezicht maakt de sector minder kwetsbaar voor dwang van of chantage door de overheid. Wat ontbreekt in de sector én de overheid is toezicht op het toezicht.

Codes

Ik ben er tegen dat codes worden gebruikt om een museum inhoudelijk een bepaalde kant op te sturen. Omdat dat aan de inhoud en zelfbeschikking van een museum raakt en omdat het een verhullende beleidsmaatregel is. Van de andere kant besef ik dat overheden die er miljoenen euros belastinggeld instoppen wel een rol te spelen hebben. 

Toepassing van codes in de kunsten werkt twee kanten op. Het legt de instellingen verplichtingen op van een goede representatie (publiek en bereik, tentoonstellings-, aankoop,- en personeelsbeleid). Maar anderzijds verplicht het de overheid om goed toe te zien op de uitvoering door de musea en de toepassing van de codes.

Het NMvW

Ik zou graag zien dat het NMvW (Nationaal Museum van Wereldculturen) door overheid en ministerie (en op afstand de adviserende Raad voor Cultuur) ter verantwoording wordt geroepen voor het in mijn ogen ondermaatse functioneren dat in strijd is met museale normen. Ik noem het hier omdat het exemplarisch is.

Ook ik onderschrijf het axioma dat autonome kunst of kunst in musea niet ondergeschikt mogen worden gemaakt aan de identiteit van makers. En wat nog erger is, de identiteit van een museummanagement dat met de eigen achtergrond en een beroep op moralisme iets meent te bewijzen in de sfeer van de antropologie. Maar niet precies weet wat. Daarom klinkt wat het NMvW doet zo vaag en wordt het niet concreet. Een hele kluif voor een serieuze toezichthouder.

Dat de overheid het NMvW niet ter verantwoording roept en het NMvW wordt gedekt door ambtenaren van het ministerie van OCW vind ik in strijd met een open regulerend systeem van overheidssubsidiëring. Ontsporing binnen het systeem is het gevolg van wegkijkend toezicht en halfslachtige regulering. Dat beschadigt het maatschappelijk draagvlak.

Daarom volg ik het NMvW al vele jaren kritisch omdat deze instelling exemplarisch is voor een falend overheidssysteem van toezicht en zelfregulering in de kunst- en museumsector. En een voorbeeld van een museum dat de weg kwijt is, maar met verwijzing naar grote woorden goed de schijn weet op te houden dat alles ok is.

Bij het NMvW is identiteitspolitiek de hoofdzaak en is kunst in het verdomhoekje geraakt. Want kunsthistorie bestaat immers uit waarden van de ‘ander’ die niet gevolgd hoeven worden, maar zelfs bestreden moeten worden. Zodat het NMvW vooral overal tegen is. Op vage woorden over wereldburgerschap na. Maar kunst is wel waar het bij het NMvW om draait gezien alle kunstobjecten in de depots.

Kunst is in het NMvW ondergeschikt gemaakt aan maatschappelijk-politieke doelstellingen die niet getoetst kunnen worden omdat ze zo vaag zijn. Zo ontstaat voor de goede verstaander het beeld dat het NMvW niet weet wat het met kunst aan moet en hoe dat ingepast moet worden. Want kunst van traditie en kunstgeschiedenis is de vijand van de eigen identiteit. Voor het personeel dat naar identiteit zoekt.

De media in hun functie van poortwachter van de democratie en journalistieke onderzoeker kijken niet voorbij de oppervlakte en zien niet wat er zich achter de schermen afspeelt. Geen wonder, waarom zouden ze ook. Het ministerie van OCW geeft immers politieke dekking. Maar moet dat NMvW dat niet goed presteert jaarlijks meer dan 15 miljoen euro overheidsgeld kosten?

Het NMvW is het schoolvoorbeeld van ontspoorde regulering en ontbrekend toezicht in de museumsector door de overheid. Het is onverklaarbaar dat het met meer dan 15 miljoen euro overheidssubsidie per jaar ongestoord en zonder degelijk toezicht kan bestaan. Het falen dringt niet door tot media en publieke opinie.

Stemmen in De Telegraaf schoppen graag tegen de overheid en nog liever tegen overheidssubsidies in de kunst. Sebastien Valkenberg schreef op 14 april 2023 een column met de titel ‘Onze Raad voor Cultuur gaat op de Sovjet-toer‘ over codes in de kunstsector die de stemming in rechtse hoek goed weergeeft. Juist daarom rust de plicht op de overheid om goed toezicht op het eigen toezicht te houden. Dat ontbreekt er nu aan met als triest voorbeeld het NMvW.

Er is onvoldoende toezicht op brede toepassing van Code Diversiteit & Inclusie in culturele sector

Schermafbeelding van deel interviewClose Up:“Diversiteitsadviseur” op Culture Vacatures, 12 mei 2022.

Van de Code Diversiteit & Inclusie in de culturele sector (2019) ben ik in theorie een groot voorstander. De code is in 2019 verbreed en dat geeft het in mijn ogen meerwaarde en evenwicht. Maar als de code in de praktijk te beperkt en eenzijdig wordt toegepast, dan ben ik er een tegenstander van. Het risico zit erin dat de gedragscode ‘een instrument van zelfregulering‘ is. Er is geen toezicht op dat de gedragscode goed wordt toegepast.

De site Code Culturele Diversiteit zegt over die verbreding in een bericht van vermoedelijk 2019 op de voorpagina: ‘Het actuele debat over een inclusieve samenleving en gelijke kansen voor iedereen heeft geleid tot een nieuwe, breder inzetbare gedragscode. Het perspectief op het onderwerp is verbreed van culturele diversiteit naar diversiteit en inclusie.’ Wat de status van deze site is en hoe de kwaliteit van het eigen aanbod is gegarandeerd valt niet na te gaan.

De Code Diversiteit & Inclusie geeft weer wat die verbreding en de nieuwe opvatting van diversiteit inhoudt:

Schermafbeelding van deel paragraaf ‘Diversiteit’ in de Code Diversiteit & Inclusie in de culturele sector (2019).

Met dat pre-2019 niet-verbrede begrip ‘culturele diversiteit‘ wordt in het algemeen verwezen naar een ‘culturele en etnische achtergrond’ van wat ook wel minderheidsgroepen worden genoemd. Dat kan gaan over werknemers, een verzamelbeleid of het geven van prijzen. Het streven is een betere representatie van minderheidsgroepen of achtergestelde groepen.

Uit de actualiteit van het toekennen van prijzen in de kunstsector lijkt het er vaak op dat het nog 2019 is. Etniciteit blijkt en blijft op het oog een belangrijk criterium voor het toekennen van prijzen. Naast gender. Alsof nog steeds onrecht moet worden rechtgetrokken. Er zijn gelukkig uitzonderingen, zoals de nominatie van Bruin Parry (die ‘een chromosoompje meer heeft‘) voor De Volkskrant Beeldende Kunst Prijs 2022. Prima gedaan jury, om de Code Diversiteit & Inclusie nu in de praktijk breed toe te passen zoals het bedoeld is.

De brede opvatting klinkt nog onvoldoende door in de kunst- en museumsector. De huidige toepassing is aan de mode van politieke druk onderhevig. Waar zijn de benoemingen, prijzen en kunstaankopen van mensen met een ‘lage’ sociaaleconomische status? Of van mensen met een geestelijke of lichamelijke beperking? Of van mensen met een ‘laag’ opleidingsniveau?

Het is opvallend dat de Code Diversiteit & Inclusie (nog steeds) zo slecht wordt toegepast. Diversiteit & Inclusie is een hele industrie geworden die zich nog steeds in de pioniersfase bevindt en onvoldoende gereguleerd is.

Dat blijkt onder meer uit genoemde site Code Culturele Diversiteit waar zich een kleine 50 ‘Diversiteitsexperts‘ hebben aangemeld. Er staat: ‘Instellingen die aan de slag willen met de Code Culturele Diversiteit en Inclusie en niet de kennis in huis hebben om hier serieus handen en voeten aan te geven, kunnen op zoek gaan in het onderstaande overzicht van experts en gespecialiseerde bureaus.’ Het toont vrijblijvend. Waaruit bestaat het toezicht op de brede toepassing van de Code Diversiteit & Inclusie en op de kwaliteit van de ‘diversiteitsexperts‘?

Diversiteitsadviseur in de cultuursector Mourad El Moussati die onder meer door Museum Boijmans van Beuningen in de arm wordt genomen reflecteert op zijn werk in een interview met Culturele Vacatures dat helder wil krijgen wat een diversiteitsadviseur in de culturele sector is.

In het interview loopt El Moussati ongemerkt in de val van een beperkte opvatting van diversiteit. Omdat het zo leerzaam is om te zien is dit interview een voorbeeld van hoe het niet moet. In theorie zet hij overtuigend en professioneel uiteen hoe breed diversiteit is en hoe instellingen goed moeten nadenken hoe ze met diversiteit aan de slag gaan. Tot zover klinkt het verstandig en aannemelijk.

Maar dan kiest het interview een foute afslag als de interviewster El Moussati’s eigen achtergrond erbij haalt. Dan trapt hij in de val van de etniciteit en migratieachtergrond door daar te veel in mee te gaan. Terwijl hij zojuist uitgelegd heeft dat diversiteit breed is en meer is dan etniciteit. Hij wordt gedwongen zichzelf tegen te spreken. Alsof zijn eigen achtergrond de kwestie diversiteit verduidelijkt. De brede toepassing van de Code Diversiteit & Inclusie in de culturele sector raakt weer eens uit zicht. Tegen alle goede bedoelingen in.

Schermafbeelding van deel interviewClose Up:“Diversiteitsadviseur” op Culture Vacatures, 12 mei 2022.

Ted Brownings ‘West of Zanzibar’ (1928) leert ons iets over onze eigen tijd

West of Zanzibar is een zogenaamde pre-code film van Ted Browning uit 1928. Nu is deze regisseur vooral bekend om zijn film Freaks (1932). De Hays Code werd in de Amerikaanse filmindustrie als zelfregulering in 1930 ingevoerd en de logica ervan was het voorkomen van overheidsmaatregelen. Zelfcensuur kan een smal pad richting vermeende redelijkheid zijn, maar kan ook doorslaan als het los komt te staan van de filmpraktijk die het meent te beschermen, maar feitelijk inperkt.

Wikipedia noemt de Hays Code: ‘een verzameling regels waaraan Amerikaanse films moesten voldoen op het gebied van zedelijk gedrag. Amerikaanse films mochten alleen worden uitgebracht in Amerikaanse bioscopen als er geen verwijzingen waren naar seksualiteit, homoseksualiteit, rassenvermenging,  abortus en drugs. Extreem geweld mocht niet worden uitgebeeld en misdaad moest altijd worden gestraft‘.

De steun voor zelfregulering kwam vooral van christelijke en conservatieve zijde en had naast een economisch motief om de overheid op afstand te houden ook een ideologisch motief om zedelijke en politieke uitingen uit films te bannen. Deze Amerikaanse code is in de werking vergelijkbaar met de Nederlandse filmkeuring die rond dezelfde tijd in 1928 werd ingevoerd.

Censuur is er waarschijnlijk een te groot woord voor omdat dit in vele landen grondwettelijk verboden is. Maar indirect kan een lokale overheid flankerende maatregelen door beperkingen en controles opleggen over bijvoorbeeld brandveiligheid, vermakelijkheidsbelasting en een horecavergunning die praktisch op censuur neerkomen als exploitatie van een bioscooptheater erdoor verregaand wordt bemoeilijkt.

Daniël Biltereyst heeft het effect van de filmkeuring voor België in zijn boek Verboden Beelden (2020) op een rijtje gezet. Volgens hem beoordeelde de Belgische commissie in het interbellum bijna zes op de tien films die ze bekeek als min of meer problematisch. Met veel geknipte scènes en geamputeerde films als resultaat.

Film als nieuwe verschijningsvorm moest zich invechten tussen andere kunstvormen als toneeldrama en beeldende kunst. Dat had twee redenen. Het publiek moest geleerd worden hoe een film ‘gelezen’ moest worden en daarom was het begrijpelijk dat de film aanhaakte bij wat het publiek al kende. Daarnaast gaf dat aanleunen tegen gevestigde kunstvormen prestige aan film die in de beginjaren in de hoek van kermisvermaak werd gezet. Geleidelijk werd die band losser en vond film mede door technische ontwikkelingen een eigen vorm.

Begin jaren 1930 brak de geluidsfilm wereldwijd door. Sommige traditionele filmwetenschappers als Rudolf Arnheim zagen die ontwikkeling als een gemis omdat de visuele, fotografische kwaliteiten van film daardoor naar de achtergrond verdwenen. Men zou kunnen beweren dat toen een nieuwe cinematografische esthetiek van de grond af aan moest worden opgebouwd.

Daarnaast speelde als vanouds binnen de film de strijd tussen realisten die de voorstelling van de realiteit als uitgangspunt namen en daardoor een verteltechniek ontwikkelden die zo ‘onzichtbaar’ mogelijk was en de formalisten die de constructie en esthetiek juist benadrukten. Met overigens veel tussenvormen. Het gebruik van geluid en kleur dat vanaf de jaren 1930 de standaard werd zette de formalisten voor de publieksfilm definitief op afstand. De verteltechniek van Hollywood werd dominant en verbande de formalisten naar de marge.

Still van Lon Chaney in West of Zanzibar (1928). Credits: Dr. Macro.

West of Zanzibar is een film die werd gemaakt voordat beide ontwikkelingen, te weten zelfregulering van de filmindustrie en opkomst van de geluidsfilm gingen domineren. De pre-code films kennen een politieke en zedelijke vrijheid die door de invoering van de Hays Code verdween en pas weer door opkomst van een nieuwe generatie filmmakers in de jaren 1960 heroverd werd. Ze surfden mee op de golf van maatschappelijke ontwikkelingen. Niet toevallig werd de Hays Code in 1968 afgeschaft omdat zelfregulering haaks kwam te staan op de sfeer van opstandigheid van de jaren 1960.

Nog om een andere manier is West of Zanzibar interessant en wijkt niet alleen af van de films uit het tijdperk van de Hays Code, maar ook van de hedendaagse politisering door identiteitspolitiek die zich manifesteert in stilzwijgende of indirect opgelegde zelfregulering. West of Zanzibar loopt vooruit op de zuiveringen van toen en nu, en kent voor een hedendaags publiek daarom een verfrissende spontaniteit en niet gezochte anarchie die ondanks de soms barokke esthetiek nog steeds een onvervalste kern aanboort die nauwelijks door externe factoren wordt gesmoord of afgeremd.

Still uit West of Zanzibar (1928)

De film is grotendeels gelokaliseerd in Afrika en de door fotograaf William Mortensen ontworpen papier-mâché Voodoo maskers geven indirect commentaar op de nieuwe apartheid 90 jaar later die culturele toe-eigening over grenzen heen als verbod wil instellen. (Zie het commentaar over kunstenaar Paul Bogaers en zijn ‘Afrikaanse’ objecten). Ted Browning trok zich zo weinig mogelijk aan van politieke, zedelijke en maatschappelijke grenzen en had het geluk te kunnen werken in een periode waarin de omstandigheden die relatieve vrijheid voor filmmakers mogelijk maakten.

Voorlopig verslag: Rooms-Katholieke kerk van Illinois stopte 500 gevallen van kindermisbruik door priesters in de doofpot. Dus?

Er is een verband tussen godsdienst en bedrog, zoals een nieuw doofpotschandaal in Illinois aantoont. Volgens een voorlopig verslag van minister van Justitie Lisa Madigan hield de leiding van de katholieke kerk meer dan 500 gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door priesters van de Rooms-Katholieke kerk jarenlang geheim. Dat is obstructie van het recht. Een artikel van de New York Times geeft de details.

Dit ontwijken van verantwoordelijkheid maakt duidelijk dat de Rooms-Katholieke kerk niet bij machte is om de eigen organisatie door te lichten en ‘de crisis van geestelijken en seksueel misbruik alleen op te lossen’. Dit geval staat niet op zichzelf. Er zijn wereldwijd meer van dit soort gevallen van misbruik van minderjarigen door priesters die door de kerkleiding geheel of gedeeltelijk in de doofpot zijn gestopt. Slachtoffers worden geïntimideerd om te zwijgen. Dit is onaanvaardbaar. Het zelfregulerend vermogen van de katholieke kerk schiet tekort om zelf orde op zaken te stellen. De autonomie van religieuze organisaties maakt ingrijpen door de overheid lastig. Van de andere kant kan dit ontlopen van verantwoordelijkheid door een kerk niet worden getolereerd. Mede vanwege de vele jeugdige slachtoffers die geen genoegdoening krijgen. Dit betreft een religieuze organisatie die notabene claimt om gelovigen geestelijke leiding en richting te geven. Maar die in eigen huis het verkeerde voorbeeld geeft. Hoe hol klinkt zo’n claim van de katholiek kerk die niet alleen een dekmantel biedt voor misbruikplegers, maar dat misbruik vervolgens op een georganiseerde wijze toedekt?

Vraag is hoe religieuze instellingen als de Rooms-Katholieke kerk vanuit zowel de inhoudelijke dogmatiek als de machtspolitieke opstelling beoordeeld moeten worden. Het is onderhand duidelijk door vele gevallen die in de doofpot gestopt werden en daar door juridische autoriteiten of klokkenluiders weer uit zijn gehaald dat religieuze instellingen niet op hun mooie woorden geloofd kunnen worden. Ze kunnen vanwege de rechten die de rechtsstaat biedt evenmin generiek verboden worden. Er zijn steekhoudende overwegingen om een religieuze organisatie als de Rooms-Katholieke kerk aan te merken als criminele organisatie, maar uiteindelijk is dat een te grof middel dat juridisch niet standhoudt. Duidelijk evenwel is dat zelfregulering door de Rooms-Katholieke kerk of een ‘onafhankelijke’ klachtencommissie die door de kerk zelf is ingesteld niet werkt en het probleem van kindermisbruik door priesters niet goed in kaart brengt en evenmin oplost voor de toekomst.

Waarom is er geen kwaliteitsbewaking in de politiek? Pleidooi voor een tuchtcollege om bij herhaling liegende politici te corrigeren

De vraag of er in de politiek ‘flink gelogen’ wordt is niet zo interessant. Het is een kwestie van maatvoering. Dat er in de politiek gelogen wordt staat buiten kijf. Ja, in de politiek wordt door politici gelogen.

De relevante vraag is wat eraan gedaan wordt als een politicus bij herhaling op een leugen wordt betrapt. Wat zijn de instrumenten om de leugenaar tot de orde te roepen en herhaling te voorkomen? Wat is de sanctie voor een systeemmatig liegende politicus? Die bestaat niet. Schorsing of levenslange uitsluiting van het beroep? Kennen politici een ethische code over gewenst gedrag en is voor deze beroepsgroep wettelijk tuchtrecht van toepassing? Zoals bij andere beroepsgroepen als notarissen, advocaten, medici of journalisten? Wellicht is een tuchtcollege geen ideaal instrument vanwege de zelfregulering, maar het heeft wel een preventief effect. Waarom is er geen college of toezichtsraad die actief de kwaliteit van de politiek bewaakt?

Het is gewenst dat hierover een breed maatschappelijk debat wordt gevoerd. Waarbij ook aan de orde komt wat de redenen zouden kunnen zijn om politici hiervan vrij te stellen. Verdienen ze een aparte status? De urgentie om in te grijpen is groot omdat politici als beroepsgroep weinig maatschappelijke waardering hebben. Ze worden niet vertrouwd, niet begrepen en niet geloofd. De kloof tussen burger en politiek wordt eerder groter dan kleiner. Het is de hoogste tijd om middelen in te zetten om die kloof te slechten zodat het vertrouwen in de politiek weer toeneemt. Het liegen door politici kan wellicht niet definitief gestopt worden, maar door kwaliteitsbewaking van de beroepsgroep kan het liegen wel aanzienlijk teruggebracht worden.

Waarom politici geen initiatieven nemen om het wettelijk tuchtrecht in de politiek in te voeren is begrijpelijk omdat het hun vrijheid inperkt. Om die reden moet het initiatief hiertoe niet van de wetgevers komen, maar van elders. Uit de samenleving die kritisch is op medici of journalisten, maar politici om onbegrijpelijke redenen buiten schot laat waar het de kwaliteitsbewaking betreft. Dat is ongewenst. De huidige generatie politici blinkt in de beeldvorming toch al niet uit door kwaliteit, originaliteit en bezieling. De politici kunnen een deel van de gunst terugwinnen door zich positief uit te spreken over kwaliteitsbewaking van de eigen beroepsgroep door onder meer de verplichte invoering van een wettelijk tuchtcollege voor politici.

Trump kiest voor Goldman Sachs en laat zijn achterban in de steek

Het kan niet genoeg herhaald worden, leden van het establishment die zeggen op te komen voor de werkende klasse en beloven het establishment aan te pakken als ze de macht hebben zijn ongeloofwaardig. En breken hun beloften. Zoals Donald Trump die in een campagnefilmpje verwees naar geld dat verdwijnt ‘in de zakken van grote bedrijven’. Onder wie de CEO van Goldman Sachs Lloyd Blankfein (na 1’ 14’’). De investeringsbank  representeert alles wat verkeerd is aan de macht van grote banken. En is daarin nog een factor tien erger. Goldman Sachs is de firma list & bedrog die landen in gevaar brengt, economieën kapotmaakt, de belangen van klanten niet dient en politici koopt met miljoenen dollars. En zich daarmee onkwetsbaar maakt. Oud-bankier Greg Smith laakte in 2012 de bedrijfscultuur van Goldman en noemde het ‘een giftige cultuur’.

Vandaag heeft Trump Steven Mnuchin tot minister van Financiën benoemd. Hij werkte 17 jaar als bankier bij Goldman Sachs. En dan zijn er ook nog de huidige nummer 2 van Goldman Sachs Gary Cohn die naar verluidt minister wordt op het Bureau voor Management en Budget en oud-bankier van Goldman Sachs Steve Bannon (nu: Breitbart en Alt-right) die meesterstrateeg van Trump in het Witte Huis wordt. Onder Trump is Goldman Sachs weer helemaal terug in het centrum van de macht. Sinds de kredietcrisis van 2008 vond de politiek het uit cosmetische redenen gepast om enige afstand te bewaren tot de graaicultuur van Goldman Sachs. Nu krijgen de bedriegers en bedreigers van de wereldeconomie het voor het zeggen in de regering-Trump.

Trump bedriegt de werkende klasse en de middenklasse door niet alleen zijn belofte te breken afstand te nemen van de grote bedrijven die geld van gewone mensen in hun zakken laten verdwijnen, hij promoveert die bankiers die de Goldman Sachs bedrijfscultuur in hun genen hebben tot het centrum van de macht. Zodat hun diefstal extra wordt gelegitimeerd. Trump trapt tegen het establishment door het te omhelzen, te knuffelen en er zich onderhorig aan te verklaren. Trump dient het eigenbelang van zijn eigen klasse.

Het was te verwachten voor wie Trump kent als iemand die niets heeft met feiten en liegt om bestwil. Hoelang het duurt voordat deze waarheid is doorgedrongen tot de sociaal achtergestelden en de helft goedwillende ‘deplorables’ uit zijn achterban die op Trump stemden is de vraag. Of moet een opgeklopte culturele strijd over moslims, Black Matters of abortus deze economische diefstal verhullen? Dat zal het plan wel zijn.

George van Houts is kritisch op Het Financieele Dagblad. Over geldschepping

Theatermaker, politiek activist en initiatiefnemer van het burgerinitiatief Ons Geld George van Houts wil een publiek debat over de geldschepping door banken. Hij vraagt zich af of dit nog wel bij deze tijd past. Waarom zou de overheid of een door de overheid de geldschapping niet coördineren? In een hoorzitting op 14 oktober in de Tweede Kamer was hij een van de insprekers. Waarom wordt geldschepping uitbesteed aan commerciële banken die ook nog eens het verwijt treft dat ze door hun hoogmoedigheid en risicovol gedrag de economie in gevaar brengen en sinds de kredietcrisis van 2007 hun gedrag niet fundamenteel hebben veranderd?

George van Houts is kritisch op de opstelling van gevestigde kranten zoals NRC en Het Parool, maar richt zijn pijlen vooral op het Het Financieele Dagblad (FD) dat gericht is op economie en bedrijfsleven. De winst van FD Mediagroep dat zichzelf afficheert als ‘Partner van ondernemend Nederland’ waarvan het FD onderdeel is bedroeg in 2014 64 miljoen euro. Eigenaar is HAL Investments met 98,25% van de aandelen. Een Nederlandse investeringsmaatschappij van de Rotterdamse familie Van der Vorm. Van Houts meent dat gevestigde media de belangen van de banken dienen en daarom een open debat over de geldschepping uit de weg gaan of zelfs torpederen. Een logische conclusie voor wie ziet hoe eigenaren van deze media zijn verbonden met banken.

Burgerinitiatief over geldschepping ontvankelijk verklaard

geld

In een Nieuwsbrief laat Luuk de Waal Malefijt namens Ad Broere, De Verleiders en Stichting Ons Geld weten dat het burgerinitiatief op 2 juli 2015 door de Tweede Kamer ontvankelijk is verklaard. Het wordt nu in behandeling genomen door de Vaste commissie voor Financiën. De initiatiefnemers hebben kritiek op de geldschepping door commerciële partijen zoals banken, waarvan ze vinden dat het de democratie en de samenleving niet dient. Wie het initiatief wil steunen, kan hier een donatie geven. Om op de hoogte te worden gehouden kan men zich hier inschrijven voor het ontvangen van de nieuwsbrief. De eerste horde is genomen.

Foto: Schermafbeelding van Nieuwsbrief Burgerinitiatief Ons Geld.

Tweede Kamer houdt hoorzitting over het ‘bankenbeleid breed’

De SP heeft een hoorzitting aangevraagd over het bankenbeleid breed zoals de journalist opmerkt. Da’s toegekend. De Tweede Kamer heeft nu de kans om over het bankenbeleid breed te praten. Dat gaat verder dan 100.000 euro salarisverhoging van bestuurders van ABN AMRO of het ogenschijnlijk onvoldoende toezicht van de commissarissen van ABN op hun bank. Inclusief het door de vingers zien van corruptie. Of over het opereren van minister Jeroen Dijsselbloem. Politiek allemaal heel belangrijk, maar volstrekt niet belangrijk om de banken op een ander spoor te brengen. Een hoorzitting over het bankenbeleid breed geeft de Tweede Kamer de kans om over de verziekte cultuur van de financiële sector te praten en over de geldschepping door banken. Het is te hopen dat de Tweede Kamer deze kans grijpt en zich goed informeert om de structurele vragen te stolen die verder gaan dan de incidenten over arrogante bankbestuurders. Hoe irritant ze ook zijn.

Burgerinitiatief Ons Geld: hoe kan het vervolg succesvol zijn?

Een burgerinitiatief met 105.000 handtekeningen over geldschepping kan succesvol genoemd worden. Maar ook zorgwekkend omdat het nodig is. Het is bedoeld is om een debat te starten over de vraag waar ons geld vandaan komt. Achter die vraag gaat de wens schuil om de macht van de banken aan banden te leggen. Of preciezer gezegd, de politiek ervan te overtuigen dat het harder moet en kan optreden tegen de financiële sector die zich tot nu toe succesvol onttrekt aan striktere regelgeving die werkelijk iets om het lijf heeft.

Burgers voelden zich verplicht om dit initiatief te nemen omdat de politiek het af laat weten en er sinds de kredietcrisis van 2007 niets fundamenteel veranderd is in de machtsverhouding tussen overheid en banken. Die nog steeds uit het lood staat omdat banken teveel macht hebben. En zo met hun onvoorspelbaar gedrag een gevaar voor de economie vormen. Dus voor de burgers. Kortom, hoognodige hervormingen gevraagd.

Het burgerinitiatief is bedoeld om de bewustwording over geldschepping te vergroten. Niet in de laatste plaats voor de politici die volgens initiatiefnemer Luuk de Waal Malefijt van toeten noch blazen weten. Maar nu wel net doen alsof ze overzicht en controle hebben. Da’s levensgevaarlijk. Het debat is er uiteindelijk op gericht om de scheefgegroeide macht van banken recht te trekken door concrete voorstellen die uit het debat komen.

Het op 9 januari 2015 gelanceerde burgerinitiatief kwam tot stand door samenwerking van Ons Geld  (onderdeel van de International Movement for Monetary Reform), De Verleiders en Ad Broere. Luuk de Waal Malefijt en theatermaker George van Houts spreken met Maria van Boekelen van We Are Change Rotterdam.

Zie hier voor het Burgerinitiatief Ons Geld.