Hoorn: Museumdirecteur Geerdink komt in spervuur kwestie standbeeld J.P. Coen

Rechtse politiek gaat in Hoorn voor het behoud van het standbeeld van J.P. Coen op de huidige locatie in het centrum. Op het plein de Roode Steen. Linkse politiek gebruikt grote woorden als ‘institutioneel racisme‘ om het beeld verplaatst te krijgen.

De kwestie is gepolitiseerd. Een gewoon debat lijkt niet meer mogelijk. Standpunten staan haaks op elkaar. Emoties voeren de boventoon. Burgemeester Jan Nieuwenburg (PvdA) probeert het debat in goede banen te leiden.

Hoe heetgebakerd de sfeer in de Hoornse politiek over dit onderwerp is blijkt uit schriftelijke vragen van 9 februari 2024 van de fracties van VVD en ÉÉnHoorn. Ze vallen museumdirecteur Ad Geerdink van het Westfries Museum frontaal aan na diens optreden in Nieuwsuur van 7 februari 2024 in het item Omstreden beeld van Jan Pieterszoon Coen. De beslissing om het standbeeld weg te halen wordt voorlopig uitgesteld. Na overleg met het stadhuis gaf Geerdink in Nieuwsuur zijn visie.

VVD en ÉÉnHoorn stellen suggestieve vragen over ‘ambtenaar’ Geerdink die volgens deze partijen zijn mandaat te buiten zou zijn gegaan. Dat is betuttelend. Ze gaan nog verder en noemen hun vragen ‘Artikel 36: Ambtelijke openbare uitspraken die strijdig zijn met politiek/bestuurlijke besluiten‘. Daarmee framen ze op voorhand dat Geerdinks uitspraken strijdig zijn met de bestuurlijke besluitvorming.

De locatie van het beeld van J.P. Coen is een onderwerp bij uitstek voor populisten om zich mee te profileren.

Geerdink had in de uitzending van Nieuwsuur gezegd dat als de politiek dat beslist er een plekje in het museum is voor het beeld van Coen. Dat was tegen het zere been van VVD en ÉÉnHoorn.

In hun schriftelijke vragen vielen ze ambtenaar Geerdink aan die zich niet kan verdedigen. De rol van een plaatselijk historisch museum is om te reflecteren op de plaatselijke geschiedenis. Dat heeft Geerdink als museumdirecteur gedaan. VVD en ÉÉnHoorn geven met hun vragen aan dat ze niet weten wat de rol van een plaatselijk museum is. Of ze doen alsof ze dat niet weten.

In een opmerkelijk snel antwoord van 15 februari 2024 beticht het college VVD en ÉÉnHoorn dat het onterecht het handelen van een ambtenaar publiekelijk in twijfel trekt. Dat schaadt volgens het college de persoon Geerdink. Het college poogt partijdige meningen over dit onderwerp de pas af te snijden en neemt het op voor ambtenaar Ad Geerdink.

Schermafbeelding van deel antwoord van het college van Hoorn op schriftelijke vragen ‘Artikel 36 vragen ambtelijke openbare uitspraken en media optredens‘ van VVD Hoorn en ÉénHoorn, 15 februari 2024.

Antwoorden op schriftelijke vragen over Wereldmuseum Rotterdam roepen vraag op wie dit museum vertegenwoordigt

Schermafbeelding van deel documentBeantwoording vragen Van der Velden over Rotterdams profiel van het Wereldmuseum‘ [24bb000184] op gemeenteraad.rotterdam.nl, 16 januari 2024.

Op 6 december 2023 stelde Ruud van der Velden namens de Partij voor de Dieren Rotterdam vragen over het Rotterdamse profiel van het Wereldmuseum. Op 7 december 2023 gaf ik in een commentaar de vragen weer die ik voorzag van enkele kanttekeningen.

Op 16 januari 2024 heeft het college de vragen beantwoord. Senior beleidsmedewerker cultuur Jeffrey van Bokkum is verantwoordelijk voor de beantwoording. Sommige antwoorden roepen de vraag op wat de expertise van Van Bokkum en zijn collega-ambtenaren is om deze vragen in eigen persoon te kunnen beantwoorden.

De antwoorden lijken hier en daar het perspectief van het NMvW weer te geven. Het is begrijpelijk dat de opsteller van de antwoorden het NMvW heeft benaderd om de feiten te checken, maar waar dat de eigen positie van de gemeente Rotterdam laat is de vraag.

In de antwoorden ontstaat een drietrapsraket die in de lucht ontploft. Er is het perspectief van het NMvW op het Wereldmuseum en er is het perspectief van de afdeling Culturele Zaken van de gemeente Rotterdam op het Wereldmuseum én het NMvW. Wat in de antwoorden ontbreekt is het perspectief van het Wereldmuseum op het Wereldmuseum.

Dat sluit aan bij de oude klacht dat het Wereldmuseum sinds 2017 binnen het NMvW geen autonomie heeft, noch een eigen directeur, locatiehoofd of Raad van Toezicht die uitsluitend de belangen van het Wereldmuseum behartigt. Terwijl de stichting Wereldmuseum Rotterdam een aparte rechtspersoon is die losstaat van de stichting NMvW.

In de kwestie van de vermeende toe-eigening van de naam ‘Wereldmuseum’ door het NMvW is er niemand binnen het NMvW of in het gesprek met het Rotterdamse college die exclusief de rechtspersoon stichting Wereldmuseum Rotterdam vertegenwoordigt.

Dat hiaat kleurt noodzakelijkerwijze de antwoorden. Dat valt Van Bokkum niet te verwijten omdat er geen exclusieve vertegenwoordiger van het Wereldmuseum is die de belangen ervan behartigt en hem van objectieve informatie over het Wereldmuseum kan voorzien. Het perspectief van het Wereldmuseum kan niet worden weergegeven omdat er niemand is die dat perspectief in de gesprekken met de gemeente Rotterdam vertegenwoordigt.

Dat manco laat zich goed herkennen in de beantwoording van de eerste vraag:

Schermafbeelding van deel documentBeantwoording vragen Van der Velden over Rotterdams profiel van het Wereldmuseum‘ [24bb000184] op gemeenteraad.rotterdam.nl, 16 januari 2024.

Het is goed dat nogmaals wordt bevestigd dat het Wereldmuseum een aparte rechtspersoon is die losstaat van de stichting NMvW. Het Wereldmuseum is geen zogenaamde fusiepartner binnen het NMvW. In veel media, zoals NRC in notabene een redactioneel commentaar, werd na de naamsverandering van de drie musea van het NMvW in oktober 2023 en na persberichten van het NMvW verondersteld dat de vier musea onder één paraplu functioneerden. Dat is onjuist. De naamsverandering voedt dat misverstand.

Dat het Wereldmuseum geen vertegenwoordiger heeft die opkomt voor de belangen van het Wereldmuseum blijkt uit het feit dat een Rotterdamse wethouder toestemming geeft aan het NMvW voor het gebruik van de naam Wereldmuseum ‘door de groep van NMVW musea‘. Hoe kan het bestuurlijk dat een wethouder hier over gaat en voorwaarden stelt aan het NMvW voor het gebruik van de naam Wereldmuseum?

Hier wreekt zich het feit dat er binnen het samenwerkingsverband niemand uitsluitend namens het Wereldmuseum optreedt. Zelfs bij een niet-geprivatiseerd museum dat grotendeels gefinancierd wordt door de gemeente die eigenaar is van gebouw en collectie is het opvallend dat er over zoiets belangrijks als de naam geen direct overleg mogelijk is met vertegenwoordigers van dat museum.

De Rotterdamse wethouder besliste in 2021 volgens de antwoorden over de naam na een gesprek met zelfstandig adviseur en interim-directeur Bart Drenthvan het Nationaal Museum voor Wereldculturen/Wereldmuseum‘. Dat roept de vraag op welke pet Drenth in 2021 droeg in zijn gesprek met wethouder Kasmi. De pet van het NMvW of de pet van het Wereldmuseum?

Het kan niet allebei tegelijk omdat stichting NMvW en stichting Wereldmuseum Rotterdam niet geheel gelijk oplopende belangen hebben. Juist in zo’n belangrijke kwestie als de toe-eigening door het NMvW van de naam ‘Wereldmuseum’ had de wethouder niet alleen moeten spreken met slager NMvW die het eigen vlees keurt. Ook nog eens vlees dat niet de volledige eigendom is van de slager.

Het antwoord op de vraag over het zich toe-eigenen van de naam ‘Wereldmuseum’ door stichting NMvW duidt op een werkelijkheid die in praktijk niet bestaat, maar waarvan wordt gesuggereerd dat die wel bestaat. Zo wordt een papieren werkelijkheid gecreëerd. De antwoorden op de vragen van Ruud van der Velden helpen daaraan mee.

Dit antwoord biedt zowel geen duidelijkheid of dieper inzicht over wat Ruud van der Velden aan de kaak stelt als dat het de indruk wekt dat het college de vragen niet onpartijdig kan beantwoorden. Dat maakt het voor politieke partijen lastig om de waarheid over een specifieke kwestie boven water te krijgen. Deze antwoorden maken duidelijk dat het instrument van de schriftelijke vragen bot aan het worden is.

Over het Collectiegebouw geeft het antwoord op vraag 12 wel inzicht in de opstelling van het college. Dus het kan anders. Uit het antwoord blijkt dat de gemeente Rotterdam het NMvW heeft verplicht om de niet-Rijkscollectie van het Wereldmuseum niet buiten Rotterdam op te slaan. Dat is een antwoord dat gebaseerd is op beleidskennis van de gemeente Rotterdam. Waar de opsteller van de antwoorden eenzijdig leunt op informatie van het NMvW wordt het vaag en verhullend.

Kamervragen van ChristenUnie over christelijke jongeren die flyeren op Utrecht CS slaan de plank mis

Schermafbeelding van deel schriftelijke vragenHet bericht ‘NS verbiedt christelijke jongeren flyers uit te delen op Utrecht Centraal: ‘Dit is propaganda’’ van de ChristenUnie aan de ministers De Jonge en Yesilgöz en staatssecretaris Heijnen, 14 december 2023.

Lid van de Tweede Kamer Don Ceder van de ChristenUnie diende op 14 december 2023 bovenstaande schriftelijke vragen ‘Het bericht ‘NS verbiedt christelijke jongeren flyers uit te delen op Utrecht Centraal: ‘Dit is propaganda’’ in.

Het bericht waar op gedoeld wordt is het berichtNS verbiedt christelijke jongeren flyers uit te delen op Utrecht Centraal: ‘Dit is propaganda’ van 13 december 2023 van cvandaag. Dit christelijke digitale platform heeft als visie niet alleen christenen te informeren, maar ook hen te inspireren en te bemoedigen en te helpen een geloof op te bouwen ‘in een wereld die steeds seculierder wordt‘. Cvandaag claimt dat het ‘de hele Kerk‘ zichtbaar maakt.

Het is merkwaardig dat de ChristenUnie verwijst naar een bericht dat achter een betaalmuur zit. Om het te kunnen lezen dient men lid te worden van cvandaag. Het is duidelijk dat de indieners van de schriftelijke vragen zich identificeren met cvandaag. De schriftelijke vragen zijn duidelijk een één-tweetje tussen cvandaag en ChristenUnie.

Schermafbeelding van deel Huisregels op stations ofwel Stationregels van NS en ProRail.

De beantwoording van de vragen is simpel. Evangelisatie of elke andere vorm van reclame maken, teksten verspreiden of evenementen organiseren is zonder schriftelijke toestemming verboden in de hal van het Utrecht CS. Het doet er niet toe of dat een demonstratie of manifestatie wordt genoemd, zoals ChristenUnie stelt. De christelijke jongeren waren zonder toestemming in overtreding. Dat probeert de ChristenUnie met de vragen goed te praten.

Een en ander hindert de reizigersstroom. De suggestie uit de vragen 4) en 8) dat het uitdelen van evangelisatiemateriaal niet hinderlijk is onderbouwt de ChristenUnie niet. Het is wellicht niet hinderlijk voor de verspreiders van het evangelisatiemateriaal, maar kan dat wel degelijk zijn voor de reizigers die aangesproken worden.

Schermafbeelding van deel Huisregels op stations ofwel Stationregels van NS en ProRail.

De hal is bedoeld voor reizigers die met de trein reizen. De eigenaar, beheerder of vervoerder kan volgens de stationsregels (of Huisregels op stations) van NS en ProRail een ieder de toegang tot het station ontzeggen. Een station is geen publieke ruimte zoals een straat of plein, maar een private ruimte. De hal van het CS Utrecht is reizigersgebied en kan alleen bereikt worden door zich aan te melden via de OV-chipspoort.

Er is schriftelijke toestemming van de beheerder voor nodig om folders uit de doen in het reizigersgebied. Die hadden de christelijke jongeren die flyers uitdeelden niet. Dat weet de ChristenUnie. Dat maakt het merkwaardig waarom het de vragen indient. De vragen zijn overbodig en bedienen de eigen achterban. Het is goedkope retoriek van de ChristenUnie.

Als in de hal van Utrecht CS allerlei groeperingen om commerciële, politieke, religieuze of welke reden dan ook de reizigers in het reizigersgebied ophouden, dan is dat niet alleen hinderlijk, maar vooral ongepast en overmoedig. Als dat toegestaan wordt, dan wordt een stationshal een kermis of markt van meningen. Dat is niet het doel van een reizigersgebied. Daarom zijn er stationsregels om dat te voorkomen en de reiziger daartegen te beschermen.

De beheerder van station Utrecht CS had gelijk om de evangelische folderaars te vragen daarmee te stoppen. Daar is de hal niet voor bedoeld. Dat gebeurde trouwens pas na 45 minuten. Hadden de handhavers niet eerder kunnen optreden? Tot die tijd konden de christelijke jongeren zonder schriftelijke toestemming hun folders uitdelen. Ze hebben niks te klagen. Ze konden 45 minuten zonder schriftelijke toestemming de stationsregels overtreden.

De christelijke jongeren hadden zonder bezwaar evangelisiatiemateriaal in de publieke ruimte kunnen uitdelen wat de hal van Utrecht CS niet is. Zoals vele religieuze organisaties hun vaste plekken in steden en dorpen hebben om voorbijgangers aan te spreken in de hoop hen te bekeren tot hun geloof. Het is bizar dat de christelijke jongeren juist de hal van Utrecht CS kozen waarvan ze hadden kunnen weten dat daar schriftelijke toestemming nodig is voor het uitdelen van folders. Hun vrijheid van meningsuiting is niet in het geding.

Het is potsierlijk van de ChristenUnie dat het suggereert dat de vrijheid van godsdienst van de evangeliserende christelijke jongeren in het geding is. Ze kunnen overal terecht, alleen niet in een private ruimte waar huisregels gelden.

Huisregels bestaan ook in kerken, voetbalstadions, theaters, bioscopen en andere private plekken waar veel mensen samenkomen. Deze christelijke jongeren kunnen hun flyers niet uitdelen in een moskee, tempel of katholieke kerk. Zoals anderen hun religieus materiaal niet kunnen uitdelen in de kerk die deze jongeren frequenteren.

Het doet er niet toe of het evangelisatiemateriaal dat de christelijke jongeren uitdeelden ‘propaganda‘ wordt genoemd of dat het onderdeel was van een demonstratie. Het gaat erom dat de jongeren voor dat verspreiden geen schriftelijke toestemming hadden van de beheerder.

Evangelisatie is het verbreiden van het christendom onder niet-christenen met als doel hen te bekeren tot het christendom. Als onder propaganda een vorm van communicatie wordt verstaan, waarbij door de belanghebbende partij wordt getracht aanhangers voor haar gedachtegoed te winnen, dan was in dit geval van de ongeveer 35 flyerende christelijke jongeren duidelijk sprake van propaganda. In dit geval religieuze propaganda.

Wat is de logica van de ChristenUnie om over iets wat aantoonbaar vaststaat, namelijk dat het hier ging om religieuze propaganda, schriftelijke vragen te stellen aan twee ministers en een staatssecretaris? Heeft de ChristenUnie niets beters te doen en begeeft het zich nu ook al op de weg van de identiteitspolitiek?

Dat de beheerder van station CS Utrecht de fout is ingegaan met het niet afbreken van de pro-Palestina demonstraties en het samen met burgemeester Dijksma de openbare veiligheid in het reizigersgebied van Utrecht CS niet kon waarborgen is ergerlijk en tekent het tekort van de handhaving op Utrecht CS. Dat was een hinderlijk incident. Het wil echter niet zeggen dat de beheerder andere vormen die in strijd zijn met de stationsregels moet toestaan.

De schriftelijke vragen van de ChristenUnie zijn een vorm van propaganda waarmee deze partij zich blameert. Het lijkt de ChristenUnie aan besef te ontbreken om onderscheid te maken tussen belangrijke en onbelangrijke onderwerpen. De ChristenUnie doet met deze schriftelijke vragen aan stemmingmakerij.

Schriftelijke vragen van PvdD over Wereldmuseum Rotterdam

Onderstaande schriftelijke vragen over het Wereldmuseum heeft de Partij voor de Dieren bij monde van Ruud van der Velden ingediend bij de griffie van de Rotterdamse gemeenteraad:

– De toe-eigening van de naam Wereldmuseum door het NMvW werd hier in een commentaar van 10 november 2023 als problematisch gezien. Dat bevatte de volgende overweging:

– De Rotterdamse signatuur van het Wereldmuseum is sinds 2017 niet goed zichtbaar. Het NMvW komt de afspraken daarover niet na. De PvdD vraagt hier terecht naar omdat dit essentieel is voor het functioneren én de eigenheid van het Wereldmuseum. Nog toegevoegd zou kunnen worden of er een tussentijdse evaluatie van de samenwerking met het NMvW heeft plaatsgevonden, zoals afgesproken. Een vijfjaarlijkse evaluatie is in dit soort gevallen gebruikelijk.

– Het is bijzonder dat het Wereldmuseum dat geen partner in de zogenaamde ‘fusie’ is de personeelskosten voor de directeur(en) van het NMvW betaalt. Het Wereldmuseum maakt geen deel uit van de ‘fusie’ Tropenmuseum, Museum Volkenkunde en Afrika Museum. Wat is de logica van de afspraak uit 2017 van toenmalig directeur Stijn Schoonderwoerd om de personeelskosten van de directeur(en) op de begroting van het Wereldmuseum te laten drukken? Heeft toenmalig interim directeur Jan Willem Sieburgh van het Wereldmuseum hier in 2017 mee ingestemd?

– Tijdens het directoraat van directeur Stanley Bremer (2001-2015) is de wetenschappelijke staf van het Wereldmuseum grotendeels ontslagen. Met als gevolg dat wetenschappelijke kennis is weggelekt en dit ten koste ging van het beheer van de collectie. De tragiek is dat het NMvW vanaf 2017 deze lijn heeft doorgezet.

Het NMvW heeft Bremers beleid niet gecorrigeerd en geen conservatoren benoemd die de collectie van het Wereldmuseum beheren. Een aanvullende vraag zou kunnen zijn of de gemeentelijke Rotterdamse subsidie van meer dan 5 miljoen euro per jaar juist daar voor was bedoeld. Aanstelling van ‘eigen’ conservatoren die de collectie van het Wereldmuseum beheren zou een duidelijk teken van de Rotterdamse signatuur zijn. In plaats van betaling van beide directeuren die niets specifieks aan het Wereldmuseum toevoegen. De Rotterdamse raad zou de aanstelling van conservatoren alsnog kunnen afdwingen.

NMvW-conservator Afrika Annette Schmidt heeft geen specifieke kennis van de collectie van het Wereldmuseum. Trouwens evenmin van die van het Afrika Museum. Zij mist de kennis of de focus om die collecties naar behoren te beheren. Dat is de achtergrond van de vragen naar een experiment met studenten die de vaste conservatoren van het Wereldmuseum lijken te moeten vervangen.

– De vragen van de PvdD zijn interessant en verdienen de volle aandacht. Hopelijk vergroten ze bij het Rotterdamse gemeentebestuur én de raad de bewustwording over het Wereldmuseum. Rotterdam kan ambitie tonen en zorgen dat het Wereldmuseum beter aansluit bij de stad dan de laatste 6,5 jaar onder het management van het NMvW het geval was. College en raad zouden zich af moeten vragen of ze voor de jaarlijkse subsidie van ruim 5 miljoen euro genoeg waar voor hun geld krijgen.

Deel van de zogenaamde fusie van het NMvW is ook het Afrika Museum in Berg en Dal dat per 1 januari 2025 uit het samenwerkingsverband stapt. Een woordvoerder van het NMvW heeft recent aangegeven dat er mogelijk een platform in Nijmegen wordt opgericht dat geen museum is. Ook dat verandert de situatie binnen het NMvW die fors in beweging lijkt.

De overeenkomst tussen Wereldmuseum Rotterdam en Afrika Museum Berg en Dal binnen het NMvW is frappant. Ze zijn beide in de marge van het NMvW beland. Een eigen signatuur hebben ze ondanks beloften van toenmalig directeur Stijn Schoonderwoerd in respectievelijk 2017 en 2014 niet gekregen. De vergelijking valt buiten de strekking van de vragen van de PvdD, maar de gelijkenis tussen de twee musea die gekoloniseerd zijn door het centraal management in Leiden geeft reliëf aan de situatie waar ze tegen hun wil in zijn beland. De vergelijking geeft scherpte aan de verklaring voor hun situatie.

Is druk van buiten nodig om Rotterdam te bevrijden van de schaduwmacht van Wim Pijbes en de filantropie van Van der Vorm?

Schermafbeelding opinie-artikel ‘Er zit een luchtje aan het geld van de familie Van der Vorm‘ van Eeva Liukku (Vers Beton) in NRC, 27 juli 2023.

Dit opinie-artikel in NRC houdt de aandacht vast voor de belastingontwijking door de filantropische stichtingen van de familie Van der Vorm, de schaduwmacht van Droom en Daad-directeur Wim Pijbes en de onmacht van burgermeester Ahmed Aboutaleb en het Rotterdamse gemeentebestuur.

Het is een waardevolle opinie voor het publieke debat. Het is alleen de vraag of de min of meer geheime en zich in het verborgene afspelende contacten van hoge Rotterdamse ambtenaren, bestuurders en genoemde filantropische stichtingen ermee opengebroken kunnen worden.

Liukku begint haar betoog met de constatering dat cultuurwethouder Said Kasmi (D66) zich laat sturen door Pijbes. Dat ging over het nomadische Museum Rotterdam dat naarstig op zoek is naar een passende locatie. Maar Pijbes liet zijn oog vallen op de locatie die Museum Rotterdam voor ogen had. Waarna wethouder Kasmi een stap terug deed, niet meer achter Museum Rotterdam stond en aan Pijbes de voorkeur gaf. Dat is het ultieme voorbeeld van schaduwmacht.

Het is tekenend dat in de Rotterdamse raad alleen Ruud van der Velden van de PvdD dit onderwerp belangrijk genoeg vindt om er raadsvragen over te stellen. Zonder uitstel worden de vragen van Van der Velden op 22 augustus 2023 ‘afgedaan‘. Andere politieke partijen in de Rotterdamse raad zwijgen, kijken weg of schuiven de lopende kwestie terzijde als onbelangrijk.

Schermafbeelding opinie-artikel ‘Er zit een luchtje aan het geld van de familie Van der Vorm‘ van Eeva Liukku (Vers Beton) in NRC, 27 juli 2023.

De vraag dringt zich steeds meer op of de Rotterdamse politiek in staat is zichzelf te corrigeren. Het Gergiev-festival is een voorbeeld van een ander cultureel dossier waarop achtereenvolgende Rotterdamse gemeentebesturen ondanks waarschuwingen van meerdere kanten zich gedurende vele jaren niets aantrokken van kritiek. Zelfreflectie ontbrak op dit dossier totdat door druk van buiten de Rotterdamse politiek gedwongen werd om te veranderen. De Rotterdamse politiek is niet zozeer inert, maar in zichzelf gekeerd.

Het vermoeden bestaat dat ook in de kwestie van de filantropische stichtingen van de familie Van der Vorm er druk van buiten voor nodig is om het beleid van het Rotterdamse college bij te sturen. Dat is vergelijkbaar met de maffia-achtige structuur van het CDA in Limburg die pas door druk en interventie van Binnenlandse Zaken kon worden opengebroken. De overeenkomst is dat zowel in Rotterdams (PvdA) als in Limburg (CDA) voormalige volkspartijen die aan macht hebben ingeboet krampachtig vasthouden aan de macht.

Vooral burgemeester Aboutaleb is de zwakke schakel. Hij laat het afweten om de integriteit van het openbaar bestuur te beschermen. Alsof hij niet durft op te treden. Het is de vraag waarom hij binnen de Rotterdamse politiek niet aangesproken wordt op zijn gedrag. Onder Aboutaleb is de ethiek van het Rotterdamse beleid zichtbaar verslechterd. Het lijkt alsof er geen ethische grenzen meer worden gesteld.

Martijn van der Vorm mag binnen de grenzen van de wet met zijn geld doen wat hij wil. Wim Pijbes mag in dienst van Van der Vorm met het geld van zijn werkgever doen wat hij wil. Pijbes gaat wel over de schreef mrt zijn publieke, neerbuigende uitspraken over de democratie en de Rotterdamse raad. Daarmee zaait hij onnodige verdeeldheid. Raadsel is waarom de familie Van der Vorm Wim Pijbes niet tot de orde roept, maar hem tot nu toe de hand boven het hoofd houdt. Pijbes beschadigt met zijn uitspraken de reputatie van de filantropische stichtingen van de familie Van der Vorm. Het is bijzonder dat een werknemer zoiets publiekelijk mag blijven doen.

Hoe is het mogelijk dat alleen Ruud van der Velden het gebrek aan integriteit in de Rotterdamse politiek oppikt en de rest van de raad zich laat beledigen door Pijbes en de schaduwmacht die hij vertegenwoordigt? Er is iets rot in de stad Rotterdam. Dankzij de journalistiek van Vers Beton, Volkskrant en NRC is dit onderwerp op de agenda gezet. Wat doet Rotterdam ermee?

Vragen van PvdD Rotterdam: ‘Belasting ontwijken en zich dan voordoen als filantroop’

Zie hier voor schermafbeeldingen van de vragen die op 19 juli 2023 werden gepubliceerd door de gemeente Rotterdam.

De Rotterdamse fractieleider Ruud van der Velden van de Partij voor de Dieren heeft bovenstaande schriftelijke vragen ingediend bij de griffie. Hij verwijst herhaaldelijk naar publicaties in Volkskrant (1 juli 2023; achter betaalmuur) en NRC (16 juli 2023) over de filantropische stichtingen van ‘een vermogende familie die belasting ontwijkt‘. Dat is de familie Van der Vorm.

Van der Velden heeft hierover eerder schriftelijke vragen gesteld, maar zegt de beantwoording ervan door het college ‘nu in beter perspectief‘ te kunnen plaatsen. Verwijzingen naar gemeenteraad.rotterdam werken niet, maar waarschijnlijk verwijst Van der Velden naar de beantwoording van de vragenInvloed filantropie op college‘ op 4 maart 2021.

Van der Velden zet vragen bij de publiekelijke verklaringen van burgemeester Aboutaleb. De burgemeester ziet geen problemen in de belastingontwijking van de Stichting De Verre Bergen en noemt in juli 2023 vragen erover ‘volstrekt irrelevant‘. Hij zegt dat het niet aan hem is om erover ‘een moreel‘ oordeel te vellen.

De strekking van de vragen van Van der Velden gaat verder en verlegt het accent naar het college. Namelijk hoe ‘moreel‘ aanvaardbaar is het van het college inclusief Aboutaleb om geld te aanvaarden van filantropische stichtingen die via fiscale constructies (dividend)belasting ontwijken?

Over directeur Wim Pijbes van de Stichting Droom en Daad stelt Van der Velden ook enkele vragen. Hij wijst erop dat Aboutaleb over Pijbes heeft gezegd dat hij ‘de vernieuwende bril‘ waardeert waarmee Pijbes ‘naar de stad kijkt‘. En voegt Aboutaleb toe: ‘de stad heeft grensverleggende ideeën nodig‘.

Tegelijk lijkt Pijbes het niet zo nauw te nemen met de overheid en de gemeenteraad, zoals uit het artikel in NRC blijkt. Van der Velden over de uitspraken van Pijbes: ‘We achten het voor de gemeenteraad van belang te weten of de gemeente Rotterdam zich inlaat met derden die zich laatdunkend uitlaten over de kwaliteit van democratische besluitvorming.’

Van der Velden wijst ook op de vermenging van ambtenaren en de Stichting De Verre Bergen. Er is sprake van belastingontwijking in het geval van het kapitaal van deze stichting: ‘Met dat kapitaal worden onder het mom van filantropie en zogenoemd voor de ‘goede zaak’ investeringen gedaan in Rotterdam. De investeringen worden besproken in een stuurgroep van gemeenteambtenaren en de stichting. Er worden gemeentelijke doelen mee ondersteund en projecten mee uitgevoerd die tevens onderdeel zijn van het werk van de gemeente.’

In zijn slotvragen vraagt Van der Velden zich af of het voor de gemeente Rotterdam gewenst is om geld te aanvaarden en ‘mede afhankelijk‘ te zijn van ‘kapitaal dat onbelast is, als gevolg van belastingontwijking‘. Dat gaat over de ethiek van het openbaar bestuur.

Hoe de beantwoording door het college ook luidt, het is de verdienste van de artikelen in de Volkskrant en NRC, en deze schriftelijke vragen van Ruud van der Velden dat de Stichting De Verre Bergen en Stichting Droom en Daad in de publieke opinie niet langer onbetwistbaar kunnen claimen aan filantropie te doen. Het nieuwe beeld dat domineert is dat ze op agressieve en ingenieuze wijze aan belastingontwijking doen. Er zit een bittere bijsmaak aan de vorm van filantropie van Van der Vorm. Dat valt nauwelijks nog goed te praten. Niet door Pijbes en al helemaal niet door Aboutaleb.

Beschermt Utrecht rijksmonumenten voldoende? De Rietveld-pui van MADO

Schermafbeelding van deel schriftelijke vraag ‘Bescherm Utrechtse Rietveld-pui’ in de gemeenteraad Utrecht, gepubliceerd op 17 mei 2023.

Verbaasd om samen te zijn, moest ik denken toen ik deze schriftelijke vraag las die werd gesteld door enkele Utrechtse raadsleden. Wie waren dat? PvdA, GL, Student & Starter en PVV. 

De vraag is even interessant als de samenstelling van het groepje raadsleden dat de vraag stelt. Het gaat over de pui van een winkelpand aan de Oudegracht die in 1961 door Gerrit Rietveld is ontworpen.

F. de Jonge, ‘Gezicht op de etalage en lichtreclame van kantoorboekhandel Mado (Oudegracht 119) te Utrecht, bij nacht, met rechts de Drieharingstraat‘, 1991-93. Collectie: Het Utrechts Archief, INV 854426.

Velen zullen het pand nog kennen als kantoorboekhandel MADO die er jarenlang gevestigd was. Een artikel van juni 2022 over deze winkel sluit architectuurhistoricus Arjan de Boer zo af: ‘Op dit moment is er een verbouwing gaande aan de Oudegracht 119 bij G-Star Raw, maar we mogen er vanuit gaan dat ook nu de Rietveld-elementen behouden blijven‘.

De vragenstellers stellen dat de pui van Oudegracht 119 beschadigd is ‘nadat de laatste huurder G-Star Raw vertrokken is‘. Dat is cryptisch, want de beschadiging is opgetreden toen G-Star Raw huurder was.

De vragenstellers zeggen te weten dat pand en pui een ‘monumentale‘ status hebben. Dat klopt, bij de RCE staat genoemd pand plus lijstgevel sinds 1967 ingeschreven in het monumentenregister als rijksmonument. Pand en pui hebben dus geen monumentale, maar een rijksmonumentale status. 

De derde vraag is overbodig. Wat doet het ertoe wat een Utrechtse wethouder ervan vindt? De kern is dat het gemeentebestuur rijksmonumenten binnen de stadsgrenzen dient te beschermen. De gemeente is verantwoordelijk voor vergunningverlening, toezicht en handhaving van rijksmonumenten. Dat is in dit geval niet gebeurd. Waarom niet?

Het lijkt er sterk op dat de Utrechtse gemeentelijke dienst die over het toezicht op de rijksmonumenten gaat niet goed heeft opgelet of dat de verantwoordelijke wethouder Dennis de Vries (PvdA) zijn ambtenaren onvoldoende heeft aangestuurd.

Zonder het expliciet te noemen, suggereert de vraag dat het aan toezicht en handhaving heeft ontbroken door de gemeente Utrecht. De vragenstellers bijten echter niet door en vragen niet waarom het toezicht op en de handhaving van dit rijksmonument ontbrak en hoe de gemeente voor de toekomst garandeert de rijksmonumenten binnen de gemeentegrenzen te beschermen. Zoals de wettelijke verantwoordelijkheid en taak van de gemeente Utrecht gebiedt.

De vragenstellers moeten de wethouder niet vragen om zich ‘in te spannen’, maar om zijn wettelijke verantwoordelijkheid te nemen. Wat is dat voor vreemde opmerking dat partijen ‘van buiten de gemeente‘ een bijdrage leveren ‘vanuit de betrokkenheid die ze bij dit pand voelen‘? Het gaat niet om voelen, maar om goed bestuur. Daar hadden de vragenstellers op moeten wijzen. Dat doen ze niet.

Wellicht wilden GL en PvdA de PvdA-wethouder De Vries niet te hard aanspreken. Waarom steunt als enige van de vier vragenstellers de niet-coalitiepartij PVV een halfslachtige schriftelijke vraag? Dat maakt het raadsel nog groter waarom PVV, GL, PvdA en Student & Starter elkaar vinden in deze schriftelijke vraag.

Eigen foto van de pui van Oudergracht 119 te Utrecht. 24 mei 2023.

Vragen in Utrechtse raad over de alFitrah-moskee

Op 17 november 2020 stelden VVD, SP, CDA en PVV interessante schriftelijke vragen in de Utrechtse raad over de alFitrah-moskee. Aanleiding is de kritiek van mensenrechtenactiviste Shirin Musa namens Femmes for Freedom die meent dat de moskee gesloten dient te worden. Reden daarvoor is dat die moskee vrouwelijke genitale verminking, polygamie en illegale shariahuwelijken goedpraat en dit met lesmateriaal onderbouwt.

De vragenstellers wijzen op de grenzen aan de vrijheid van meningsuiting. Omdat het hier zou gaan om het propageren van geweld tegen vrouwen zijn ze met Shirin Musa van mening dat de alFitrah-moskee zich niet kan verschuilen achter de vrijheid van meningsuiting omdat er fundamentele mensenrechten worden geschonden.

Deze kwestie geeft aan hoezeer bestaande religieuze organisaties in Nederland juridische en mentale voorrechten én bescherming genieten boven andere, levensbeschouwelijke organisaties en nieuwe religieuze organisaties die zich nog niet gevestigd hebben. Het is alleen al volgens een maatschappelijke gewoonte lastig voor het openbaar bestuur om een kerk of moskee te sluiten indien aangetoond is dat de mensenrechten er geschonden worden. De overheid mag zich volgens de wet niet bemoeien met de leerstellingen, de interne werking van een geloof terwijl niet-religieuze organisaties deze bescherming niet genieten. Dit is een maatschappelijke ongelijkheid die informeel is gevestigd en als basis dient voor extra juridische bescherming van gevestigde, religieuze organisaties.

Dat het openbaar bestuur en rechtscolleges als de Raad van State hier niet altijd consequent in handelen laat de kwestie rond de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster zien. In augustus 2018 deed de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de uitspraak dat de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster geen godsdienst is. Dat noemde ik in een commentaar een ‘voorspelbare, teleurstellende, wereldvreemde, a-historische, politiek gekleurde en niet moedige uitspraak’. Ik schreef: ‘Het probleem is dat de Raad van State alleen kandidaat-godsdiensten beoordeelt, maar niet de traditionele godsdiensten. Want die zijn immers ouder dan de Raad van State. Dat schept ongelijkheid. Niet alleen in het oordeel, maar ook in de procedure. Want als een rechtscollege de ene godsdienst kritisch bejegent, dan zou het wel zo objectief zijn om andere godsdiensten op exact dezelfde criteria te beoordelen. Dat gebeurt niet.

Dit draait om twee aspecten die met elkaar vermengd zijn. De overheid mag volgens de grondwettelijke vrijheden geen oordeel geven over ‘de binnenkant’ van een godsdienst. Daarnaast is de overheid en zijn bestuurscolleges als de Raad van State theologisch niet geëquipeerd om theologische doctrines af te wegen. De Raad van State neemt de vier criteria die aan een godsdienst gesteld worden, te weten overtuigingskracht, ernst, samenhang en belang te letterlijk en weigert verder te kijken.

Het getuigt van een dubbele standaard van de overheid dat een bestaande religieuze organisatie als de islamitische alFitrah-moskee door de overheid niet of zeer terughoudend wordt aangepakt en kan doorgaan met het prediken van geweld tegen vrouwen omdat het volgens de wet daartoe de vrijheid heeft, terwijl bij monde van de Raad van State dit principe van niet-inmenging in godsdiensten overboord wordt gegooid als het zich uitspreekt over een nieuw religieuze organisatie en vanuit de toetsing van de interne werking ervan stellig beweert dat het geen godsdienst is.

De Raad van State had de zaak van de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster niet in behandeling moeten nemen. Dat zou in lijn zijn met de visie op alle andere godsdiensten die evenmin in alle gevallen voldoen aan alle criteria die aan een godsdienst gesteld worden. Het is van tweeën één: of de overheid en de rechtscolleges toetsen elke godsdienst ‘aan de buitenkant’ en erkennen die als het zo op het oog aan de kenmerken ervan voldoet of de overheid en de rechtscolleges toetsen elke godsdienst ‘aan de binnenkant’ en kijken gedegen naar de interne werking ervan.

De huidige situatie is dat de overheid de gevestigde godsdiensten ‘aan de buitenkant’ toetst en onaantastbaar acht en nieuwkomers ‘aan de binnenkant’ toetst en criteria stelt die het aan gevestigde religieuze organisatie niet stelt.

De rechtscolleges zouden de bestaande maatschappelijke situatie door dienen te laten wegen in hun uitspraken nu een meerderheid van de Nederlanders zegt zich niet te laten inspireren door geloof en religie de uitzondering aan het worden is. Zo beredeneerd zou de alFitrah-moskee op een wettige manier getoetst kunnen worden op de kenmerken ernst en belang, en te licht kunnen worden bevonden vanwege de schending van fundamentele mensenrechten. Betreffende moskee zou in een rechterlijke uitspraak in twee stappen eerst de beschermende status van een godsdienst of religieuze organisatie ontnomen kunnen worden omdat het niet voldoet aan de criteria ervan en daarna definitief gesloten kunnen worden vanwege het structureel overtreden van de grondwettelijke vrijheden.

Het bederf ligt niet in de uitingen van een geloof die tegen de wet en de universele waarden ingaan, maar in de kern van dat geloof dat niet deugt omdat het op een fundamenteel niveau is verweven met ongelijkheid, schending van fundamentele mensenrechten en grondwettelijke vrijheden. Het is een politiek taboe om dat inzichtelijk, laat staan bespreekbaar te maken.

Alles in overweging nemend is de samenstelling van de groep vragenstellers opvallend. Los van het feit dat ze allen deel uitmaken van de oppositie. Met het CDA gaat een religieuze partij een grens over door vragen te stellen over de vrijheid van een weliswaar concurrerende, religieuze organisatie die op termijn toch de status en de bescherming van alle gevestigde godsdiensten en religieuze organisaties kan aantasten. Daarnaast valt het op dat de SP en de VVD samen optrekken met de rechts-radicale PVV.

Foto: Schermafbeelding van deel schriftelijke vragenSchriftelijke vragen Handhavingsverzoek alFitrah’ van VVD, SP, CDA en PVV in de Utrechtse gemeenteraad, 17 november 2020.

Amersfoort weigert beantwoording reeks schriftelijke vragen over MOA omdat het ‘verkapt onderzoek’ is. Bestuurlijke impasse dreigt

Amersfoort staat bij insiders bekend als een gemeente waar de ambtenaren het voor het zeggen hebben. Ook ik heb op zoek naar informatie over het ‘Armando Museum’ aanvaringen gehad met de griffie en bewaar daar slechte herinneringen aan. Amersfoort staat op het gebied van openheid en communicatie niet goed bekend. Dat museum was een ooit in Amersfoort gevestigd museum dat na een brand in 2007 in de Elleboogkerk door het toenmalige gemeentebestuur de stad werd uitgejaagd en onder een andere naam (MOA) en formule in een rijksmonument terechtkwam, landhuis Oud Amelisweerd van de gemeente Utrecht in de gemeente Bunnik.

Sinds de weigering in februari 2019 door een raadsmeerderheid om een onderzoek te houden naar de achtergronden van de verhuizing van dat Armando Museum hebben de standpunten tussen coalitie (VVD, D66, GL, CU) en oppositie zich verhard. In een commentaar omschreef ik de opstelling van de woordvoerder cultuur Linda van Tuyl (GL) die onderzoek afwijst: ‘Ze zijn bedoeld om de controlerende rol van de raad te herstellen, en om van gemaakte fouten te leren zodat die in de toekomst vermeden kunnen worden. Precies dat is aan de orde bij het dossier MOA toen het toenmalige college het convenant uit 1998 met Armando en zijn ex eenzijdig opzegde. Toenmalig directeur Gerard de Kleijn van Amersfoort-in-C noemde dat in 2010 ‘onbehoorlijk bestuur’ en woordbreuk van de toenmalige gemeenteraad die via de coalitiepartijen het besluit van het college volgde. Het is niet niks als een ambtelijk diensthoofd de raad (en in het directe verlengde daarvan het gemeentebestuur) beticht van onbehoorlijk bestuur. Verdient dat geen onderzoek?

De wederzijdse irritatie groeit en middel van communicatie zijn de schriftelijke vragen die raadsleden aan het bestuur kunnen stellen. Voormalig fractievoorzitter van Amersfoort2014 Ben Stoelinga heeft op 17 april een reeks vragen aangekondigd zoals bovenstaande afbeelding toont. Tot nu toe zijn er vier delen gesteld. Er bestaat verschil van mening tussen Amersfoort2014 en het gemeentebestuur (of de ambtenarij?) of de vragen wel beantwoord hoeven te worden zoals onderstaand antwoord van het college van 28 mei 2019 verduidelijkt:

Met dat antwoord dat Amersfoort2014 onvoldoende vindt is deze fractie het niet eens. Het wil antwoord op haar vragen over alle onregelmatigheden rond het Armando Museum en meent dat het college volgens de eigen richtlijnen verplicht is om inhoudelijk te antwoorden. Met het antwoord op bijna alle vragen  dat luidt ‘Zoals toegelicht in de inleiding beantwoordt het college deze vraag niet vanwege de onderzoekstechnische aard’ neemt deze fractie geen genoegen zoals blijkt uit een ‘extra’ schriftelijke vraag van 6 juni 2019:

Het college is in naam van voormalig kamerlid en cultuurwethouder Fatma Koşer Kaya (D66) van mening dat de schriftelijke vragen van Amersfoort2014 ‘een verkapt onderzoek’ zijn en daarom niet beantwoord hoeven te worden. Een onderzoek waarover zo stelt het college op 5 februari 2019 ‘de aanwezige woordvoerders in meerderheid zich tegen een raadsenquête of raadsonderzoek over MOA hebben uitgesproken‘. Hiermee versmalt het college een raadsenquête of raadsonderzoek tot het stellen van schriftelijke vragen. Maar een onderzoek is in procedure en strekking meer dan dat. Het kan een les voor de toekomst geven. Er kan begrip opgebracht worden voor het standpunt van het college dat de reeks vragen van Amersfoort2014 een groot beslag legt op de capaciteit van de ambtelijke organisatie. Complicatie is dat de wethouders relatief nieuw zijn en voor veel informatie afhankelijk zijn van de ambtelijke staf. Ook bij het beantwoorden van de schriftelijke vragen van Amersfoort2014 die terug kunnen wijzen naar het toenmalige opereren van de ambtenaren.

Om de onduidelijkheden en suggesties over de gemeentelijke organisatie te ontzenuwen is het gewenst dat het college schoon schip maakt en de vragen van Amersfoort2014 zonder terughoudendheid beantwoordt. Als de beantwoording van een specifieke vraag teveel beslag legt op de capaciteit, dan kan dat in voorkomende gevallen met redenen omkleed gemeld worden. Het bestuur van een middelgrote gemeente als Amersfoort dient zichzelf serieus te nemen en zich er niet toe te verlagen om met raadsleden verzeild te raken in een loopgravenoorlog. Het college vertegenwoordigt het openbaar bestuur en moet verantwoordelijkheid tonen. Amersfoort kan best middelen vrijmaken om de reeks vragen in detail te beantwoorden. Als het dat wil.

Foto’s 1 en 4: Schermafbeelding van delen van ‘SCHRIFTELIJKE VRAGEN en/of INLICHTINGEN AAN HET COLLEGE; Ex. artikel 43 en artikel 44 Reglement van orde van de raad’ door Amersfoort2014, 6 juni 2019.

Foto 2: Schermafbeelding van deel van ‘SCHRIFTELIJKE VRAGEN AAN HET COLLEGE; Ex. artikel 43 Reglement van orde van de raad’ door Amersfoort2014, 17 april 2019.

Foto 3: Schermafbeelding van deel ‘Beantwoording schriftelijke vragen’ door afdeling Woon Werkklimaat namens het college van de gemeente Amersfoort, 28 mei 2019.