Sinds ik in de jaren 1970 tegen mijn zin in in militaire dienst moest en in een opvallend slecht passend, lelijk en schurend uniform werd gehesen heb ik een grondige hekel aan uniformen. Zowel om ze aan te hebben of te zien.
Hoewel ik begrijp dat uniformen noodzakelijk zijn voor het handhaven van de orde bij krijgsmacht of politie. Als ze maar functioneel, neutraal en minimaal zijn vormgegeven om er niet nog meer symboliek in te leggen dan strikt noodzakelijk is. Daarom ben ik tegen het uitbreiden van het uniform met religieuze symbolen zoals de hoofddoek. Dat dient een ander doel.
Als het verder gaat, dan vind ik het van een kinderlijke onzin om je uit vrije wil in een uniform te hijsen. Er lijkt sprake van een zekere her-uniformering van de samenleving in jeugdcultuur, paramilitaire groepen en particuliere beveiliging. Dat kleedt zich in nep-uniformen. Een aparte categorie is de re-enactment van groepen die opgedirkt in historische uniformen veldslagen naspelen.
Het uniform geeft de worsteling aan tussen individu en gemeenschap. Het lijkt alsof iemand alleen mee kan tellen als individu door op te gaan in de groep. Dat is de paradox van het ‘maatschappelijke’ uniform.
Toch moet men dat relativeren, want nog tot de jaren 1970 waren uniformen en beroepskleding meer wijdverbreid dan nu. Dat bepaalde voor een groot deel iemands maatschappelijke positie die voor iedereen zichtbaar was.
Nu zijn die grenzen vervaagd, maar zoeken sommigen opnieuw het uniform om zich te uiten. Of dat geheel vrijwillig gebeurt of uit sociale dwang valt te bezien.
Uniformen vertegenwoordigen niet alleen de zittende macht, maar ook de orde die daar onder ligt. Met allerlei onderdrukkende, ‘onzichtbare’ mechanismen, Het uniform is de zichtbare uitsluiting van de ander. Dat is een extra argument tegen het uniform.
Als het handhaven van de orde blijkbaar het uniform van krijgsmacht, politie en brandweer noodzaakt, dan kan de uitbreiding ervan door her-uniformering naar de rest van de samenleving op twee manieren opgevat worden. Als bevestiging of ondermijning ervan.
Dit is spannend en sluit aan bij de ironisering van de samenleving. Wanneer ben je wie je denkt te zijn en is daarvoor uniformering nodig?
Wordt de orde die het uniform vertegenwoordigt versterkt of verzwakt door her-uniformering? Ik denk niet dat daar een eenduidig antwoord op te geven is. Ook omdat de bedoelingen van de dragers van nep-uniformen niet eenduidig zijn. Wat bedoelen ze ermee? Enfin, het is duidelijk, voor mij hoeft het niet.
Wat is het goede moment om een discussie over de afschaffing van de monarchie te houden? Dat ligt eraan wie daar een mening over mag geven. Voor de voorstanders, zoals de Australische premier Anthony Albanese, is er nooit een goed moment. Voor de tegenstanders is er nooit een verkeerd moment om het daar met elkaar over te hebben.
Zij menen dat de wisseling van monarch een voor de hand liggen moment is. Maar de tegenstanders menen daar weer een gebrek aan respect voor de gestorven monarch in te zien. Zo blijkt er nooit een geschikt moment te zijn voor een publiek debat over de afschaffing van de monarchie. De voorstanders willen dat alles bij het oude blijft. Toch is er reden voor een debat. Uit onderzoek blijkt dat slechts 33% van de 18- tot 24-jarige Britten voorstander van de monarchie is.
In het Verenigd Koninkrijk worden demonstranten tegen de monarchie met zachte hand afgevoerd en met hun protestbord “Not My King‘ of ‘Abolish Monarchy‘ uit het straatbeeld verwijderd. Daar komt veel kritiek op in een land dat zegt de vrijheid van meningsuiting te garanderen en meent een democratie te zijn. Demonstranten wordt de mond gesnoerd.
Of dat staand overheidsbeleid is of improvisatie van individuele politieagenten is de vraag. Heeft de Britse politie een instructie van Binnenlandse Zaken, de Home Office gekregen om demonstranten op te pakken? Zo nee, op welke wet of regel baseert de politie zich dan bij het wegvoeren van de demonstranten.
In Nederland gebeurde op 30 april 2013 op de Dam in Amsterdam hetzelfde. Demonstranten tegen de monarchie werden zonder goede reden door de hoofdstedelijke politie afgevoerd.
In onderstaande video wordt volop geprojecteerd. De nieuwe Koning Charles III wordt de gedachte in de mond gelegd dat hij ontdaan zou zijn over het oppakken van de demonstranten. Presentator en jarenlange BBC-journalist Andrew Marr die nu voor LBC werkt nam het op voor de demonstranten. Of het feit dat zijn voice-over in de necrologie van Koningin Elizabeth II die de BBC uitzendt door een ander is ingesproken te maken heeft met zijn relativering van de monarchie of zijn afscheid van de BBC is de vraag.
Schermafbeelding van deel blogpost ‘Dutch Resistance Grows as Farmers Block Highways‘ van Michael Yon 27 juli 2022.
Op de protesten van de radicale Nederlandse boeren reageert ultra-rechts in de VS met instemming. Zoals voormalig president Donald Trump die de protesten aanstipte in een toespraak of de controversiële Amerikaanse militaire reporter Michael Yon die zich op dit moment vanuit Nederland in enkele stukjes uitlaat over de boerenprotesten in Nederland.
Yon is het er niet om te doen om zijn lezers te informeren, maar om ze een frame in te leiden van alternatieve feiten. Hij ziet de boerenprotesten als opstand ‘(uprising‘) tegen de gevestigde orde. Dat beeld knoopt hij eraan. Hij ontkent de klimaatproblematiek. Zijn missie is zijn verdienmodel.
In de retoriek van het ultra-rechtse gedachtengoed praat Yon over het WEF en OGNETH. Dat eerste staat voor het World Economic Forum dat in een niet onderbouwde stelling volgens hem in binnenkamertjes de wereld bestuurt en dat laatste voor Occupying Government Netherlands.
Die vermeende binnenlandse bezetting door de regering Rutte gaat voorbij aan de fijnmazige werking van de Nederlandse democratie met een Tweede Kamer met 20 fracties waarin alle maatschappelijke geledingen zijn vertegenwoordigd, zoals de boeren (BBB), radicaal-rechts (PVV, FvD, JA21, SGP, Groep van Haga) en gematigd-rechts (VVD, CDA). Het klimaatbeleid van het kabinet wordt in beide kamers door een parlementaire meerderheid gesteund.
Yon gebruikt als een leunstoel-commandant de taal van misnoegen, verbolgenheid en illusie als wapen. Het jargon van de bestorming van het Capitool op 6 januari 2021 legt Yon op de Nederlandse situatie. Door te proberen de Nederlandse radicale boeren in zijn strijd en gedachtengoed in te lijven doet Yon een poging tot internationalisering én legitimatie van dat ultra-rechtse Amerikaanse gedachtengoed. Maar er ligt een oceaan tussen de Amerikaanse en Nederlandse democratie.
Bij de blogpost ‘Dutch Resistance Grows as Farmers Block Highways‘ van 27 juli 2022 heb ik vandaag onderstaande reactie aangeboden, die nog niet goedgekeurd is door Yon en waarvan ik betwijfel of die door hem geplaatst wordt. Ultra-rechts eist voor zichzelf vrijheid van meningsuiting, maar gunt dat opponenten niet omdat het niet terecht wil komen in een inhoudelijk openbaar debat. Het wil gecontroleerd zenden, maar niet ontvangen. Zeker niet in het eigen domein van de ultra-rechtse sociale media waar elke nuancering als ongepast en storend wordt opgevat:
It is too simple to speak about farmers or Dutch farmers.
The context of the actions is not mentioned. How do they come about?
Well, it’s all about a small group of radical ranchers. They are actively supported by the multinational Dutch agro-industry and financiers, such as Rabobank.
In other words, the agro-industry defends its own revenue model of more production over better production. The farmers are trapped in that revenue model.
The actions of the small group of radical farmers have further radicalized in recent weeks. With the latest actions they endanger road safety and public order. What they did is a criminal act punishable by 12 years in prison.
The Rutte government responds cautiously and wants to deescalate. It will sit down with the largest farmers’ organization LTO.
The Netherlands has a tradition of talking, consultation and moderation. The radical farmers break through that and the government does not have a suitable answer.
The government is bound by international treaties to reduce nitrogen emissions. Agriculture is responsible for about half of those emissions.
American readers may not know this, but Dutch agricultural production is the second largest in the world. Dutch agriculture is mainly export-oriented. But the Netherlands is a small country.
The pollution of soil, water and air is too great due to that production. This is not only legally unfeasible, but also unsustainable for the health of the inhabitants and a balanced living environment. That is why the government must intervene.
It is unfortunate that an economic and health issue that can reasonably be solved by the radical farmers and political activists is being politicized.
Goedwillende burgers worden steeds verbaasder over de incompetentie van de politie en de lethargie van de regering. Het lakse optreden beschadigt het vertrouwen in de politiek.
De openbare orde wordt ernstig verstoord door radicale boeren en daar wordt bijna niet tegen opgetreden. Waarom niet? Het land hangt vol met observatiecamera’s, maar de politie heeft blijkbaar onvoldoende informatie om de radicale boeren die de openbare orde verstoren en aannemers intimideren op te pakken.
Terwijl er toch in 2019 ook al boerenprotesten waren. Waarom hebben veiligheidsdiensten zich er niet beter op voorbereid? Waarom laat de regering zich opnieuw verrassen?
Ach, als het klimaatactivisten waren, dan zaten ze al in de bak.
Het gaat niet om maffia-achtige criminele organisaties, maar om radicale boeren die gesteund worden door de agro-industrie die via deze boeren het eigen verdienmodel van met name de intensieve veeteelt probeert veilig te stellen. Hoe moet dat dan wel niet zijn als de Nederlandse politie komt te staan tegenover internationale professionele criminele organisaties die keihard en meedogenloos zijn?
Ik kan maar een reden bedenken waarom de regering niet ingrijpt. Naast labbekakkerigheid. Namelijk dat het eerst de slag om de publieke opinie probeert te winnen en pas als die is gewonnen gaat optreden. Het idee is dat hoe radicaler de acties van de radicale boeren worden, hoe meer de steun voor hen afneemt.
De regering toont angst door niet op te treden. Dat triggert de radicale boeren nog meer tot acties. Het lakse en te late optreden van de regering leidt tot escalatie.
Maar wat wordt er in die tussentijd niet beschadigd aan het zelfbeeld van Nederland en de Nederlanders. Zoals het geloof in een betrouwbare en doelmatige overheid en een neutrale politie waar burgers op kunnen rekenen. De goedwillende burger weet niet meer welke politieke partij nog een stem waard is.
Schermafbeelding van deel artikel ‘Mob-style killings shock Netherlands into fighting descent into ‘narco state’ van Senay Boztas in The Guardian, 3 juli 2022.
Afgelopen week liet de Nederlandse ordehandhaving zich van haar boterzachte kant zien. Politiechef Willem Woelders zei in een interview in NRC dat de politie het boerenprotest niet kan stoppen. Wat voor signaal geeft dat af aan de bevolking die ermee heeft ingestemd dat de politie het geweldsmonopolie heeft als de politie dat niet waar kan maken? Dat wordt ook wel een kenmerk van de soevereine staat genoemd. Zo ondermijnt de politie de democratie.
Raadselachtig was dat Woelders zei tevreden te zijn met het politieoptreden. Terwijl velen in het land zich zorgen maakten over de lauwe reactie van de politie die zichtbaar de controle had verloren. Er lijkt wat te schorten aan het zelfbeeld van de Nederlandse politie.
Het gaat notabene niet om maffia-achtige criminele organisaties, maar om radicale boeren die gesteund worden door radicaal-rechtse partijen en de agro-industrie die via deze boeren het eigen verdienmodel van met name de intensieve veeteelt probeert veilig te stellen. De protesten trekken anti-overheids beroepsactivisten aan, maar nog steeds telt dat niet op tot een georganiseerde criminele organisatie.
De politie neemt het op tegen amateurs en legt het hoofd in de schoot. Hoe moet dat dan niet zijn als de Nederlandse politie komt te staan tegen internationale professionele criminele organisaties die keihard en meedogenloos zijn? Het artikel in The Guardian is al in de kop duidelijk: ‘Mob-style killings shock Netherlands into fighting descent into ‘narco state’.
Wolders introduceert een valse tegenstelling als hij zegt ‘het is voor iedereen veiliger om te deëscaleren.’ Ten koste van wat? Hij stelt het zo voor dat de enige stap, het laatste redmiddel, om het geweld van de boeren te voorkomen het gebruik van ‘het vuurwapen of andere geweldsmiddelen‘ is.
Dat is aantoonbare onzin. Infiltratie in de boerenbeweging, massale aanwezigheid van politie bij de boerenprotesten, duidelijke communicatie vooraf van wat door de overheid zal worden getolereerd en hard optreden bij het begin van een boerenprotest door inbeslagname van trekkers zijn de middelen die voor het gebruik van het vuurwapen liggen. Dat laat Woelders ongenoemd.
Als Woelders zou zeggen dat de politie slecht georganiseerd is en slecht geleid wordt en te veel taken op het bordje heeft gekregen, door de politiek verplicht wordt om de verkeerde prioriteiten te stellen (voetbalwedstrijden), opeenvolgende mislukte digitaliseringsprojecten heeft ondergaan die de doelmatigheid ondermijnen en een fundamenteel gebrek aan middelen (mensen, materiaal) heeft, dan zou hij een strek punt hebben. Maar het past in de pappen-en- nathouden retoriek van de politieleiding dat zoiets niet publiekelijk wordt gezegd,
Een belangrijk aspect is dat de Nederlandse politie een imago van liefheid en terughoudenheid heeft en geen afschrikkend effect heeft. Er zijn geen bewindslieden van Justitie, Binnenlandse of Algemene Zaken van wie vooraf bekend is dat ze hard willen optreden tegen verstoorders van de openbare orde. Dat geeft de radicale boeren de ruimte om een loopje met de politie te nemen omdat ze terecht inschatten weg te komen met de verstoring van de openbare orde.
Hubert Smeets verwees naar dat aspect in een column met de titel ‘Op geweld en samenspanning staan klip en klare gevangenisstraffen‘: ‘Rutte taxeert de ernst niettemin rooskleuriger. Hij denkt nog steeds te kunnen „voorkomen” dat politie en burgemeesters moeten „optreden”, zoals hij daags na het boerengeweld zei. De premier wil geen bloedhond zijn.‘
Smeets verwijst naar de Weimarrepubliek en minister van Binnenlandse Zaken Gustav Noske die in 1919 de politie hard liet optreden tegen communistische opstandelingen die vanuit Rusland werden aangestuurd. Noske besefte dat hij vanuit zijn functie nu eenmaal de bloedhond moest zijn. Binnen de Nederlandse regering en politie wil niemand de bloedhond zijn.
De vergelijking met de Weimarrepubliek kan nog anders bekeken worden door ons af te vragen waarom Nederland geen staatslieden van het kaliber Friedrich Ebert of Gustav Stresemann kent die met slim strategisch manoeuvreren uitstijgen boven de situatie van alledag. De tegenstelling die Smeets schetst tussen pyromanen en bloedhonden luidt dan anders, namelijk die tussen bloedhonden en onverschrokken leiders.
I. Daar gingen we weer. Boeren die niet met trekkers op de snelweg mogen rijden deden dat massaal. Op weg naar een landelijke demonstratie in Stroe of bij lokale demonstraties. Ze zorgden voor opstoppingen. Het verkeer liep op sommige wegen vast.
De politie greep onvoldoende in. Er waren aanhoudingen, maar alleen in extreme gevallen. Terwijl de demonstraties door de boeren aangekondigd waren en de politie zich hier op voor had kunnen bereiden. Het lijkt alsof de politie vooraf al het hoofd in de schoot had gelegd. Het is niet voor de eerste keer dat de boeren massaal met hun trekkers de weg opgaan en het is evenmin de eerste keer dat de politie onvoldoende optreedt.
Dat voedt vier gedachten.
1) Nederland heeft door gebrek aan capaciteit en goede leiding een politie die niet in staat is om de openbare veiligheid te handhaven;
2) Nederland heeft een politie die overwegend rechts-georiënteerd is en protest van radicaal-links hard aanpakt en protest van radicaal-rechts tolereert en soms zelfs faciliteert;
3) De politie is bang voor radicale, agressieve boeren;
4) Er ontstaat in de samenleving rechtsongelijkheid dat het geloof in het professionalisme, de doelmatigheid, betrouwbaarheid en ambitie van de politie verder ondermijnt.
Het excuus van de politieleiding bij monde van de talloze woordvoerders was ook deze keer niet te willen escaleren. Dat excuus wordt selectief uit de kast gehaald. Nooit als het om een demonstraties van linkse milieuactivisten gaat. Terwijl die geen geweld gebruiken en de boeren wel.
Het werd er ronduit potsierlijk op toen politiechef Willem Woelders na afloop van de demonstraties in Nieuwsuur van 22 juni 2022 werd gevraagd waarom de politie de boerenprotesten en de trekkers op de snelwegen had getolereerd. Hij vluchtte weg in het excuus dat ingrijpen tot militaire toestanden had geleid. Woelders klopte zich bij gebrek aan maatschappelijke waardering zelf maar op de borst. Want … escalatie was voorkomen.
Het uit de weg gaan van escalatie is een flauw excuus van de politieleiding. Het gaat voorbij aan de vraag waarom de politie niet robuust optreedt in het garanderen van de nationale veiligheid. Het gaat voorbij aan de vraag waarom de politie zich onvoldoende had voorbereid op het boerenprotest dat geen verrassingen kende en zich precies zo ontrolde als vooraf werd verwacht.
Kamervragen over het lakse optreden van de politie? Of laten de linkse partijen zich intimideren door de boeren en zwijgen ze, en denken de rechtse partijen electoraal te kunnen profiteren en zwijgen ze. Dan stelt niemand de vraag waarom de politie het af laat weten en een boerenprotest als een natuurramp beschouwt waar niets tegen te doen is.
II. Wat is het probleem van de boeren? Een ‘caring farmer‘ zei afgelopen week dat hij begrip had voor boeren die het verdienmodel van de agro-industrie zijn geworden. De industrie zet eenzijdig in op een hoge productie om zo miljardenwinst te kunnen maken over de ruggen van de boeren.
Daarnaast heeft de landbouwsector een sterke lobby die tot nu toe elke systeemverandering succesvol blokkeert. Regeringspartijen als VVD en CDA stellen zich teweer tegen pogingen van de agro-industrie en de landbouwlobby om het stikstofbeleid af te zwakken én meer subsidie naar boeren en agro-industrie te laten stromen.
Tom-Jan Meeus benoemt dat op 17 juni 2022 in zijn zaterdagse NRC-column. De megabedrijven van de agro-industrie (A-ware, De Heus en VanDrie) jagen zowel de vervuiling, het protest tegen de stikstofmaatregelen van de regering als de blokkade van verduurzaming aan. Of zoals Christine Theunissen (PvdD) het in een tweet verwoordt: ‘Minder dieren, meer boeren, minder mest, minder ontbossing, schone lucht, schoon water, minder uitstoot‘.
Boeren zijn de schaalvergroting ingerommeld met negatieve gevolgen voor natuurdiversiteit, milieu en de boeren zelf. Vooral bij de merkveehouderij speelt dat. De agro-industrie wil het eigen verdienmodel dat inzet op hoge productie handhaven ten koste van de boeren. De boeren zijn de stoottroepers die voor het karretje van de agro-industrie worden gespannen. Vraag is of de radicale boerenleiders in dat complot van de agro-industrie zijn betrokken of er aanvullend aan zijn.
De kern van het probleem is dat de boeren de strop zijn ingelokt. Nu kunnen ze geen kant op. De schade die ze aan het milieu toebrengen en die de samenleving miljarden euro’s per jaar kost kan niet genegeerd worden. Maatschappelijk niet, maar ook juridisch niet door verdragen die de overheid sommeert de vervuiling terug te brengen. Zeker in de nabijheid van Natura 2000- gebieden.
Illustratie van het aantal koeien in Europa. Overname van ARTE. Via tweet van Caring Farmers van 4 juni 2022.
III. In Nederland wordt altijd gezegd dat de vervuiler betaalt. Welnu, de agro-industrie jaagt via de boeren de vervuiling aan. Dan is het logisch dat bedrijven als A-ware, De Heus en VanDrie meebetalen aan het gezondmaken van de landbouwsector. Dan worden de boeren bevrijd uit een knellend bedrijfsmodel dat economisch niet eens optimaal rendabel voor hen is (maar wel voor de agro-industrie) en komt de weg vrij naar verduurzaming.
De boeren zouden niet moeten willen strijden tegen de overheid, maar tegen de agro-industrie die hen gevangen houdt. De politiek kan daarbij de boeren helpen door de macht van de agro-industrie te breken en financiële steun te bieden om los te komen van het verdienmodel van de agro-industrie.
Schermafbeelding van deel artikel ‘Druk op politie vorig jaar hoog, vooral door coronahandhaving‘ van de NOS, 18 mei 2022.
Mijn reactie op de FB-pagina van de NOS bij het artikel ‘Druk op politie vorig jaar hoog, vooral door coronahandhaving‘ van 18 mei 2022. Het capaciteitsprobleem van de politie is complex. Het wordt niet opgelost als de problemen bij de inzet bij wedstrijden van het betaald voetbal sterk worden verminderd, maar het zal regio’s met relatief veel betaald voetbal clubs ruimte geven voor een inzet die meer is gericht op de bestrijding van de criminaliteit dan nu. Het maakt ook de weg vrij om de expertise, opleiding en capaciteit van de politie specialistischer op te bouwen dan nu mogelijk is:
Tabel 3.1 over de politie-inzet in aantal uren per seizoen voor het betaald voetbal in het Jaarverslag Voetbal en Veiligheid 2018/2019.
Evenementen zoals wedstrijden in het betaald voetbal leggen een hoge druk op de capaciteit van de politie. Volgens critici te hoog. Te bedenken valt dat dit gaat om commerciële organisaties.
De bestaande regeling is dat de clubs zorgen voor de veiligheid in het stadion en de politie voor de veiligheid buiten het stadion. Vaak worden door clubs in het stadion niet-professionele, vrijwillige stewards ingezet die niet het vermogen hebben om de veiligheid in het stadion te garanderen. Daar gaat het mis.
Dat heeft twee effecten. De politie wordt ingeroepen om de veiligheid in het stadion te waarborgen, terwijl dat volgens de afspraken haar taak niet is. Of een deel van het rellende publiek dat binnen het stadion niet in de hand wordt gehouden gaat buiten het stadion door met rellen. Bij een betere handhaving binnen het stadion zou dat laatste minder op hoeven te treden.
De omgeving van een voetbalstadion is openbare weg waar de politie de veiligheid dient te handhaven. Het waterbed-effect van onnodige onrust in het stadion die geëxporteerd wordt naar buiten het stadion die door de politie moet worden opgevangen is de zwakte van de huidige afspraken in het betaald voetbal.
Er bestaat een patstelling in de afspraken over de inzet van politie bij evenementen. Daar dient een doorbraak in bereikt te worden om de capaciteit van de politie maatschappelijker in te zetten voor de kerntaken die met de openbare orde te maken hebben. Zoals de bestrijding van de zware criminaliteit, drugsgerelateerde criminaliteit en witte boorden criminaliteit.
Het is een bizar luxe probleem om de beperkte capaciteit van de politie in de zetten bij wedstrijden van het betaald voetbal. De politie wordt nu onnodig ingezet bij evenementen die in de kern commercieel van karakter zijn.
Er dient toegewerkt te worden naar nieuwe afspraken tussen de KNVB, de betaald voetbal clubs, de gemeenten waarin deze clubs zijn gevestigd en de politie die twee uitgangspunten hebben. Het beroep dat door de clubs of een gemeente op de politie wordt gedaan voor de handhaving van de openbare orde bij voetbalstadions dient sterk te verminderen en de clubs dienen zelf met een scala van maatregelen meer actieve verantwoordelijkheid te nemen in het handhaven van de openbare orde en het terugdringen van de inzet van de politie.
Een regeling zou de volgende elementen kunnen bevatten: 1) de betaald voetbal clubs uit de Eredivisie en Eerste divisie dienen te zorgen voor voldoende professionele handhaving van de openbare orde binnen de stadions; 2) de handhaving binnen de stadions waarvoor de clubs verantwoordelijk zijn dient uitgebreid te worden naar de naaste omgeving van de stadions; 3) de kosten van de inzet van de politie dienen, boven een gezamenlijk af te spreken redelijke basisinzet die overeenkomt met normale handhaving van de openbare orde buiten het stadion, bekostigd te worden uit de gezamenlijke televisie inkomsten van de betaald voetbal clubs; 4) als de kosten voor de inzet van de politie bij wedstrijden van het betaald voetbal niet in evenwicht gebracht kunnen worden met de inkomsten van de totale betaald voetbal sector, dan dient die sector gesaneerd te worden door het fuseren of opheffen van clubs.
Schermafbeelding van deel artikel ‘Moet bedelen in Utrecht verboden worden?‘ in de DUIC, 7 februari 2022.
DUIC besteedt in een artikel aandacht aan het debat over bedelen in Utrecht. De vraag of bedelen verboden moet worden stond vorige week dinsdagavond centraal tijdens een bijeenkomst van hulporganisaties, ondernemers en de politiek, zo zegt het. De conclusie volgens DUIC is dat er een flink verschil van inzicht bestaat. Dat lijkt voorspelbaar vanwege de uiteenlopende belangen van de deelnemers aan het debat. Bedelen is geen louter Utrechts probleem, maar komt in alle grote Nederlandse steden voor.
Het is de vraag of de vraag of bedelen verboden moet worden in een debat over bedelen wel een zinvolle vraag is die het terugdringen van vooral hinderlijk en georganiseerd bedelen optimaal benadert. En oplost. Daar heb ik mijn twijfels over. De vraag over een verbod is richtinggevend en neemt een ongepast voorschot op het antwoord. Men kan zich alleen maar afvragen om welke reden de organisatoren van dit debat de verbodsvraag centraal hebben gesteld.
De eigenlijke vraag die in zo’n debat centraal zou moeten staan is wat het beste beleid over bedelen behoort te zien. Ook gezien de beperkte capaciteit van gemeentelijke diensten als de politie die overvraagd worden om overal op te treden. Wat is een redelijk beleid waarmee zowel individuele bedelaars, ondernemers, inwoners als de gemeente Utrecht kunnen leven?
Achter die vraag ligt de vraag of het hier gaat om een sociaal-economisch of sociaal-cultureel probleem. Ofwel, draait dit debat om armoedebestrijding, inkomenszekerheid en de verzorgingsstaat of om identiteit, gemeenschapsdenken, culturele homogeniteit en nationalisme? Bij genoemd artikel in DUIC heb ik onderstaande reactie geplaatst:
Bedelen moet kunnen. Vooral door individuen. Maar als er sprake is van georganiseerde bendes lijkt dat iets anders.
Het artikel geeft daarover geen duidelijkheid als het spreekt over ‘vermeende’ bendes. Wat bedoelt de journalist van de DUIC hiermee te zeggen? Bestaan de bendes nou wel of niet?
Die onduidelijkheid verhindert een aanpak. De politie dient de georganiseerde bendes bedelaars die in Utrecht opereren in kaart te brengen. Dan kan daar vervolgens beleid voor gemaakt worden. Nu vaart de politiek blind op aannames en geruchten.
Er is een verschil tussen ‘georganiseerde’ bendes en ‘buitenlandse’ bendes. Als die laatsten bestaat uit bedelaars uit een EU-lidstaat, zoals Bulgarije, Tsjechië of Roemenië, dan hebben ze het recht om onder voorwaarden in Nederland te verblijven. Bendes met bedelaars van buiten de EU kunnen juridisch makkelijker uitgezet worden.
Het gevaar bestaat dat door uit te gaan van de gedachte ‘eigen bedelaars eerst’ een rangorde wordt aangebracht in het soort bedelaars. Gesteld dat ze niet in bende-verband opereren. Die rangorde is een valse tegenstelling die eerder gebaseerd is op populisme en nationalisme, dan op de wet en de medemenselijkheid.
Als in Utrecht na onderzoek werkelijk een structureel probleem met georganiseerde bendes bedelaars bestaat, dan moet de politiek beslissen of het daar iets aan wil doen.
Politiek, juridisch, maatschappelijk en politionele capaciteit lijkt een verbod voor die bendes niet haalbaar. Mits ze binnen de wet handelen. Maar een beleid van ontmoediging wel. De gemeentebestuur moet het voortouw nemen hoe dat precies ingevuld wordt.
Vanwege het waterbed-effect verdient het aanbeveling voor het Utrechtse gemeentebestuur om over dit onderwerp te overleggen met het bestuur van de omliggende gemeenten, met de drie grote steden in het G4- overleg en met landelijke diensten op het gebied van criminaliteit, grensoverschrijdend verkeer en immigratie.
Dit is geen onderwerp dat een rol behoort te spelen in de gemeenteraadsverkiezingen. Partijen die blijkbaar niet eens de feiten op een rijtje hebben, behoren hier geen campagne mee te voeren. Deels ook omdat het geen specifiek Utrechts onderwerp is. Het voedt te makkelijk het rechts-populisme en het wij/zij-denken. Daarom moeten de lokale media terughoudend zijn in hun aandacht voor de ‘vermeende’ bendes bedelaars.
De opdracht voor ons allen is om te zoeken naar een min of meer structurele oplossing die het optreden van de georganiseerde bendes inperkt (indien hun bestaan werkelijk wordt aangetoond) waarbij compassie, redelijkheid, en rechtvaardig en doelmatig optreden van de gemeentelijke diensten het uitgangspunt blijft.
De naam van William Fish staat op een affiche dat in 1877 wordt opgeplakt door de man in de witte jas. Het is reclame voor het wassenbeeldenmuseum Madame Tussauds in Londen. De fotograaf is de ‘baanbrekende’ John Thomson die als eerste buitenlander in China fotografeerde en later als een Charles Dickens van de sociale fotografie de armoede in de Londense sloppen en straten vastlegde.
Wat zou aardig aan het internet is dat iemand die bijna 150 jaar later wil weten wie William Fish is daar altijd wel een bron voor kan vinden. In dit geval is dat makkelijk omdat iemand van wie een wassen beeld is gemaakt in de eigen tijd een zekere bekendheid moet hebben gehad.
Nou, in een bericht uit 2020 van Lancashire News (Lancs Live) stelt niet teleur. Tot in details wordt nauwgezet uit de doeken gedaan wie William Fish was. Hij was een moordenaar die in maart 1876 in Blackburn de 7-jarige Emily Holland vermoordde. Op weg naar de winkel om tabak te kopen ging ze volgens getuigen vergezeld van een sjofel geklede man. Enkele dagen later werd op een landje in een koffer verborgen lichaam gevonden. Gruwelijk ontdaan van armen, benen en hoofd. Het bleek het lichaam van Emily te zijn. De benen werden even later in een riool teruggevonden. Dat zette de speurtocht in gang.
De gruwelijke moord trok landelijke bekendheid. Er werd een beloning van 200 pond uitgeloofd om de dader te vinden. Mensen zochten tevergeefs naar Emilys’ armen en hoofd. Zwervers werden opgepakt, maar moesten weer vrijgelaten worden omdat er geen aanknopingspunt met de moord was. Uiteindelijk viel mede door de haren die op Emily’s lichaam waren gevonden de verdenking op kapper William Fish. Maar hij wist zich in eerste instantie vrij te pleiten.
De doorbraak in deze moordzaak kwam toen de politie speurhonden van een particulier inzette die de half verbrande armen en de rottende schedel van Emily in een schoorsteen in Fish’ kapperszaak vond. Het bericht van Lancs Live zegt daarover: ‘Honden werden nog niet regelmatig gebruikt door de politie, maar deze zaak zou daar verandering in brengen’.
Eind goed, al goed. De moordenaar is na een speurtocht van zo’n drie weken door slim opereren van de politie opgepakt. De ‘Blackburn Murderer’ is ermee een Britse bekendheid geworden. Madame Tussauds haakt er op in en laat een jaar later weten dat het wassen beeld van William Fish (‘portrait model’) in haar museum is te bezichtigen. Kom dat zien, om te griezelen. Straatreclame werkt.
Met velen verbaas ik me al weken over de traagheid van de campagne om zorgmedewerkers, kwetsbare ouderen en andere risicogroepen te vaccineren. Het komt maar niet van de grond en het kabinet geeft de indruk de urgentie van snel prikken niet in te zien. In Europa bungelt Nederland onderaan als een van de landen dat het langzaamst op gang komt, terwijl de uitgangspositie vergeleken met sommige andere landen goed is. Wat gaat hier mis?
De reden voor deze labbekakkerigheid is niet duidelijk. Komt het door de tot op het bot uitgeklede ‘gerationaliseerde’ gezondheidszorg waar alles om de kosten draait? Komt het door de versnippering van verantwoordelijkheden binnen de zorgsector? Komt het door het disfunctioneren van de GGD’s? Komt het door het gebrek aan improvisatievermogen van alle betrokkenen en de doorgeslagen regelgeving die verlamt? Komt het door een disfunctionele minister Hugo de Jong die altijd meer belooft dan levert? Of komt het door een combinatie van deze aspecten die tot een perfecte storm van onvermogen en ontbrekende resultaten leidt?
De vraag is actueel omdat zich een tweede beleidsterrein aankondigt waar het opnieuw mis dreigt te gaan nu zich daar nieuw werk aan de winkel aankondigt. Namelijk het zo goed als onbestuurbare ministerie van Justitie en Veiligheid dat de afgelopen jaren zoveel brekebenen in de top had. Veelal laconieke VVD’ers die geen grip op de materie kregen. Het gaat om de opsporing en berechting van de relschoppers van de zwaarste rellen in 40 jaar en de analyse van de netwerken en geldstromen die de simpele geesten rijp hebben gemaakt om vernielzuchtig en opstandig de straat op te gaan.
Het valt te vrezen dat net als in de zorgsector de aanpak bij Justitie en Veiligheid zal falen. Hoewel de Nederlandse inlichtingendiensten internationaal goed bekend staan, is het nog geen uitgemaakte zaak dat de anonieme organisatoren van de demonstraties en vernielingen door hen in kaart zijn gebracht én als dat zo is of ze bereid zijn om hun informatiepositie bekend te maken door daarmee in de openbaarheid te treden voor de onderbouwing van de aanklachten. De opmerking van premier Rutte dat de overheid het niet alleen kan en de burgers mee moeten helpen om relschoppers aan te geven doet vermoeden dat het kabinet streeft naar aanklachten waarvoor burgers informatie leveren zodat de informatie van de veiligheidsdiensten geheim kan blijven en uitsluitend als dubbelcheck voor die burgeraanklacht dient.
De Nederlandse politie staat bekend als slecht georganiseerd aan de top met vooral strijd over competenties, overbelast en te klein in capaciteit. Dat leidt tot ophelderingspercentages die vergeleken met identieke buitenlandse regio’s opvallend laag zijn, hoewel de oorzaak daarvoor niet eenduidig te geven is. Het OM dat gaat over de strafvervolging deelt ook in de malaise. De Nederlandse politie staat dicht bij de burger, maar dat heeft als nadeel dat de drempel voor kwaadwillenden om geweld tegen de politie te gebruiken laag is vanwege het ontbrekende afschrikkingseffect. Een relschopper die weet dat hij hard aangepakt wordt en voor lange tijd achter de tralies verdwijnt past wel op om tijdens rellen een winkel te plunderen of een ziekenhuis te bestoken, zoals in Enschede gebeurde en in Den Bosch op het nippertje voorkomen kon worden.
Men zou hopen dat binnen de overheidsdiensten in een relatief stabiele politieke omgeving iedereen gewoon zijn of haar werk kan doen. Niet afgeleid door groteske hervormingsplannen, verlammende regelgeving, partijpolitieke spelletjes of te ver doorgevoerde bezuinigingen. Maar niet alleen doet de overheid niet wat het belooft, het geeft ook de tegenkrachten die de overheid af willen breken alle munitie om te scoren. Met als boegbeelden de stuntelende en beschadigde ministers Hugo de Jonge (CDA) en Ferd Grapperhuis (CDA) die in de marge van de electorale aanval van het CDA op de VVD dubbel zo irrelevant lijken. De realiteit is dat PVV-leider Geert Wilders daardoor makkelijk kan scoren.
In Nederland is de meerderheid aan burgers welwillend, ook wat de coronamaatrdegelen betreft, maar weet de overheid die steun niet te verzilveren doordat het die burgers uiteindelijk teleurstelt door de verbinding met hen geen prioriteit te geven. Daarnaast is de communicatie van de rijksoverheid over COVID-19 slecht doordacht, onlogisch en onduidelijk. De partijpolitiek van VVD, CDA, D66, PVV en andere partijen verkeert in zichzelf en vecht de strijd uit in het eigen reservaat Het Binnenhof. Een slecht voorbereid vaccinatieprogramma en een veiligheidsbeleid dat van incidenten aan elkaar hangt zijn gevolgen van een haperende overheid.
Deze vraag zou in een goed functionerende democratie niet gesteld hoeven worden omdat die beschamend, maar toch actueel is. Namelijk doen de tegenkrachten (Wilders en dergelijke) meer schade aan aan de overheid dan degenen die op dit moment de overheid besturen? Ik weet het antwoord niet.
Foto: Still uit Frankenstein (1931) met links Boris Karloff als Frankenstein.