VPRO Gids: Blinde vlek over secretaresses

Schermafbeelding van deel aankondiging van de documentaire ‘Good Ol’ Freda’ in VPRO Gids 24; 2022 van 16 juni 2022.

Al jaren lees ik de VPRO Gids. Of liever gezegd, ik krijg de papieren gids in de bus. Ik lees de artikelen en artikeltjes zelden. Het is me uitsluitend om de uitzendschema’s te doen en het steunen van omroep VPRO. Het grootste deel van de VPRO Gids is naar mijn idee ruis en aantoonbare onzin waarvan de relevantie doorgaans betwistbaar is. Het zit tussen mediawetenschap die dieper graaft en oppervlakkig amusement in. Dat is een onmogelijke positie om lezers passend te informeren.

Neem een tekst op donderdag 16 juni 2022 van Hans van Wetering over de documentaire ‘Good Ol’ Freda‘ uit 2013 van Ryan White over Freda Kelly. Zij wordt voorgesteld als de secretaresse van The Beatles die krenterig zou zijn bedeeld door de vier popmiljonairs.

Over deze documentaire schrijft Van Wetering in het stukje met de titel ‘Krenterige Kevers‘: ‘Het is misschien de eerste documentaire ooit over een secretaresse. Het leven van een secretaresse spreekt nu eenmaal weinig tot de verbeelding‘. 

Hèh? 

De eerste bewering is ook voor een doorsnee nieuwsconsument onzin ondanks de slag om de arm die Van Wetering maakt met dat lekker makkelijke ‘misschien‘ en de tweede bewering is dubieus en laatdunkend. Waarom zou het leven van een secretaresse ‘nu eenmaal‘ weinig tot de verbeelding spreken? Van Wetering schept verwarring en doet aan desinformatie.

Van iemand die over televisie, media en film schrijft in een omroepblad mag enig verstand van zaken én een mening die is gestoeld op mensenkennis en een uitgekristalliseerd, evenwichtig wereldbeeld verwacht worden. Van Wetering lijkt zowel niet aan het een als het ander te voldoen.

Hoe zo’n laatdunkende houding over secretaresses bij de linksige VPRO past is de vraag. Niet alleen schrijft Van Wetering in opdracht, maar de eindredactie van de VPRO Gids, te weten Robert-Jan Breeman, Martin ten Broek en Jos Schöttelndreier legitimeert de stukjes door ze te plaatsen. Beseft de VPRO Gids de eigen vooringenomenheid niet? Of geldt voor het linksige liberalisme van de VPRO dat moralisme en arbeiderisme vermeden moeten worden en alles gezegd moet kunnen worden? Mist het in dat linksige wereldbeeld past.

Iedereen met kennis van zaken in de omroepwereld kent de documentaire over Traudl Junge, de secretaresse van Hitler. Op haar memoires werd de filmDer Untergang‘ (2004) gebaseerd. Met een ontketende Bruno Ganz als de Duitse dictator in zijn laatste dagen in de bunker onder de Reichstag.

Schermafbeelding van aankondiging ‘Hitlers Sekretärin: Im toten Winkel‘ voor VPRO Cinema op VPRO Gids, waarschijnlijk 2013.

Traudl Junge werkte mee aan de documentaireHitlers Sekretärin: Im toten Winkel‘ die in 2002 werd uitgebracht. Het was een initiatief van André Heller en regisseur was Othmar Schmiderer. Deze documentaire wordt notabene op de site van de VPRO Gids besproken. 

Er bestaat blijkbaar een Oostenrijks subgenre over secretaresses van Nazi-kopstukken die door hun blinde vlek in een dode hoek zijn beland, want in 2016 verscheen de documentaireEin Deutsches Leben‘ over Brunhilde Pomsel, de secretaresse van Joseph Goebbels. Wellicht is het een idee voor de VPRO om te proberen dat subgenre te duiden in een programmareeks die televisie- en filmtheorie, politiek, geschiedenis, psychologie, waarheidsvinding en uitlegkunde (‘hermeneutiek’) combineert.

Schermafbeelding van deel artikelGoebbels’ secretary claimed she ‘knew nothing of Nazi crimes‘ van juli 2016 op DW.

Er zijn twee voorwaarden om deze documentaires te kunnen maken. De secretaresses moeten een hoge leeftijd bereiken om door een jonge generatie filmmakers opgemerkt te worden. Welnu, Pomsel werd 106 en Junge 81 jaar oud. En ze moeten in zekere zin apolitiek zijn geweest om achteraf te kunnen uitweiden over eigen naïviteit, schuldgevoel en verantwoording om aan een moorddadig regime steun te hebben gegeven. Dat geeft spanning over wat de secretaresses wisten, wat ze deden en welke draai ze daar achteraf aan geven. Want het is onwaarschijnlijk dat ze van niks wisten en pas later tot het besef kwamen aan welke misdaden ze hadden meegewerkt.

Er zijn vele documentaires waarin secretaresses een belangrijke rol spelen omdat ze dicht op de macht zaten en daar achteraf direct of via hun getuigenis verslag van kunnen doen. Dat maakt dat deze secretaresses tot de verbeelding spreken. Denk bijvoorbeeld aan FDR’s secretaresse (en minnares?) Marguerite LeHand die in Ken Burns 7-delige documentaire serie The Roosevelts (2014) fungeert. Of de films over Leon Trotsky’s secretaresse Sylvia Ageloff wiens vriend Ramón Mercader deze opponent van Stalin in 1940 in Mexico vermoordde.

Zo zijn er vele secretaresses die op kantelpunten in de geschiedenis vooraan stonden bij politieke, culturele of maatschappelijke gebeurtenissen. En daar over kunnen vertellen. Ze waren zijdelings aanwezig bij belangrijke voorvallen of beraadslagingen waar geen andere getuigenis van is overgeleverd.

Niet over alle secretaresses zijn uiteraard documentaires gemaakt, maar de mogelijkheid voor film- en programmamakers is aanwezig om dat te doen. Mits de secretaresses willen meewerken en ze geen geheimhoudingsverklaring hebben ondertekend. Denk aan de secretaresse of secretaris van Donald Trump wat die zou kunnen vertellen.

De positie van secretaresses in de gangen van de macht (‘corridors of power‘) spreekt tot de verbeelding bij een hedendaags publiek. Deze secretaresses zijn de spreekwoordelijke ‘fly on the wall‘. Dat het aanspreekt heeft te maken met de authenticiteit van het putten uit de eerste bron, maar ook met de omgang met de macht van een secretaresse die halfweg in een ongebruikelijke positie vertoeft.

Plasterk voegt zich met Telegraaf-column in rechtse hetze tegen D66 en Sigrid Kaag

Schermafbeelding van deel artikelOud-PvdA-minister Ronald Plasterk wil dat Sigrid Kaag aftreedt: ‘Zo iemand kan je in een kabinetsteam niet hebben’ van Michael van der Galien op DDS, 3 juli 2021.

Oud-minister Ronald Plasterk heeft een Telegraaf-column en moet daar noodgedwongen rechtse praatjes bezigen. Of hoofdredacteur Paul Jansen hem dat oplegt of dat Plasterk daar door zelfcensuur of zelfverloochening toe komt is van ondergeschikt belang. Het resultaat is hetzelfde.

Plasterk plooit zich als een lichte vrouw die zich verkoopt. Het is triest om te zien. De sociaal-democraat schept verwarring en is populair bij PVV- en Forum-sympathisanten.

Het is veelzeggend dat een sociaal-democraat van overtuiging die binnen zijn partij niet relevant meer is zijn overtuiging verkoopt aan de meest biedende. Of in dit geval waarschijnlijk, de enig biedende. Maar Plasterk heeft het recht om de weg van de minste weerstand te volgen. Een weg die bij anderen veel weerstand oproept.

Met terugwerkende kracht worden zijn ministerschappen in Balkenende IV en Rutte II er niet geloofwaardiger op. Ook toen al zocht hij opvallend de publiciteit. Bijvoorbeeld door foto’s te maken van degenen die hem in zijn werkkamer als minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bezochten. Dat deelde hij weer breed in de publiciteit.

Zijn laatste column in De Telegraaf is een bescheiden hit op radicaal-rechtse sites, zoals DDS. Ik reageerde daar bij bovenstaand artikel: ‘Plasterk is een fossiel die zichzelf tot leven probeert te wekken. Hij zoekt de rechtse echokamer op om zichzelf te laten horen. Plasterk toont aan hoe iemand van overtuiging kan veranderen. Hij neemt de kleur van zijn omgeving aan en verliest in dat proces zichzelf. Ik kan me niet voorstellen dat verstandige Telegraaf-lezers die hang naar aandacht van Plasterk niet doorzien. Als hem een kabinetspost in Rutte IV zou worden aangeboden, dan verschiet hij in een nacht weer van kleur.

De column van Plasterk past in de continue oorlog die de Telegraaf tegen D66 en Sigrid Kaag voert. Is D66 immers niet de aartsvijand van de PVV? De Telegraaf probeert nog steeds het foute beeld te vormen dat de progressieve centrumpartij D66 met stevige rechtse sociaal-economische programmapunten een linkse partij is.

Plasterks column staat achter een betaalmuur, maar er valt te lezen dat het als volgt begint: ‘Het VPRO-programma Sigrid Kaag van Beiroet tot Binnenhof is een mooie boel geworden. Om te beginnen is het politiek kluitjesvoetbal. Het programma is gemaakt door de VPRO, die wordt geleid door een oud-campagneleider van D66. Er is in overleg met de publieke omroep (die onder leiding staat van een D66’er) een tijdstip gekozen soort voor de verkenningen om maximale electorale impact te hebben (…). De film is mede gefinancierd door het Nederlands Filmfonds (voorzitter was Thom de Graaf), en kreeg, zo meldt journaliste Kim van Keken, een extra subsidie van minister Van Engelshoven (D66).

Dit is stemmingmakerij door associatie van Plasterk. Het feit dat leden van D66 hierbij betrokken zijn wil nog niet zeggen dat ze verkeerd gehandeld hebben. Maar dat suggereert Plasterk wel. Thom de Graaf was overigens nooit voorzitter van het Nederlands Filmfonds, maar voorzitter van de Raad van Toezicht van die organisatie. In die functie is hij opgevolgd door het voormalige VVD-kamerlid Laetitia Griffith. In Nederland Polderland rouleren dit soort functies tussen leden van de grootste partijen. Dat is de PvdA al sinds 2017 niet meer.

DDS gaat in de overdrive als het onder verwijzing naar de VPRO-documentaire waarover kamervragen door de PVV waren gesteld suggereert dat minister ‘Kaag haar collega-minister Arie Slob (ChristenUnie) hier gewoon keihard over heeft laten liegen‘. Het valt trouwens op hoe Plasterk in zijn column delen van de kamervragen van PVV’er Martin Bosma overneemt. En DDS vervolgt: ‘Slob antwoordde daarop dat – zo werd hem dat verteld door de VPRO – er geen contact was geweest tussen de documentairemakers en D66, niet over de precieze inhoud van de docu, tenminste’.

De crux waarop Plasterks column leunt is dat minister Kaag haar collega-minster Slob informatie heeft onthouden waardoor hij de kamervragen van de PVV verkeerd heeft beantwoord. Dat laatste is juist en valt de VPRO te verwijten die Slob verkeerd heeft geïnformeerd zodat hij op zijn beurt de kamer verkeerd informeerde. Daar staat Kaag buiten. Dat zijn gescheiden verantwoordelijkheden die Plasterk op een hoop gooit. En stel dat Kaag Slob die op een ander ministerie werkt hierover wel had geïnformeerd, dan was de reactie van De Telegraaf voorspelbaar geweest. Namelijk dat Kaag Slob heimelijk probeerde te beïnvloeden. Het is immers nooit goed wat de Telegraaf over D66 meldt.

Dat er foute kantjes zitten aan de productie van de VPRO-documentaire over Kaag is duidelijk. De makers zijn door D66 en Buitenlandse Zaken onder druk gezet om de film aan te passen. Dat is ontoelaatbaar en hoort niet in een werkende democratie thuis.

Er moet wetgeving komen om de verderfelijke invloed van voorlichters en communicatie-experts bij ministeries en gemeenten op de journalistiek en de kunst terug te dringen. Hun macht is veel te groot geworden. Ze perken de persvrijheid en de vrijheid van expressie in.

Omdat nog niet alle feiten bekend zijn, dient deze kwestie tot op de bodem uitgezocht te worden en openbaar gemaakt te worden. De losse flodders voor de boeg van De Telegraaf en Roland Plasterk hebben geen enkele betekenis om deze kwestie zorgvuldig in kaart te brengen en het achterliggende probleem van politieke druk op media en kunst structureel op te lossen.

Scientology Kerk Nederland laat op sociale media met aanval op media van zich horen. Het verdedigt zich met algemeenheden

De Nederlandse tak van de Scientology Kerk heeft de afgelopen maand talloze video’s met Gerbrig Deinum op haar YouTube-kanaal geplaatst. Zij doet de publiciteit van de Nederlandse Scientology Kerk en treedt veel op in de media. Deinum praat handig en vlot, maar wel in algemeenheden die niet controleerbaar zijn. Daarom is haar verhaal over de relatie van de Scientology Kerk met de media toch niet overtuigend. Daarbij sluit ze de mogelijkheid uit dat de kritiek die de Kerk krijgt gerechtvaardigd is. Opvallend is dat Deinum in een andere video aandacht besteedt aan de documentaire Going Clear: Scientology & the Prison of Belief van Alex Gibney die uit 2015 dateert. Ook hier wordt Deinum niet concreet en heeft ze geen steekhoudende argumenten.

De Scientology Kerk heeft in tegenstelling tot gevestigde godsdiensten geen ANBI-status omdat het onder meer niet kan voldoen aan het criterium van de Belastingdienst dat het ‘zich voor minstens 90% inzet voor het algemeen nut’. Dat bepaalde in 2015 het Gerechtshof Den Haag in een uitspraak. Daardoor hebben donateurs en organisatie geen recht op belastingvoordelen over giften en donaties en moet de kerk schenk- en erfbelasting daarover betalen. De Scientology Kerk zet zich dus niet voldoende in voor het algemeen nu, maar men kan zich terecht afvragen of andere religieuze instellingen dat wel doen. Dat betwijfel ik. In een commentaar van mei 2015 schreef ik dat er vermoedelijk met twee maten wordt gemeten. Hiermee pleit ik zeker de Scientology Kerk niet vrij, maar betoog eerder het omgekeerde. Namelijk dat alle godsdiensten onterecht een streepje voor hebben boven andere maatschappelijke instellingen en goede doelen stichtingen:

Dat 90%-criterium is een harde grens waarvan onduidelijk is hoe die bewaakt wordt. Wanneer voldoet een religieuze instelling voor 90% aan het algemeen belang en hoe wordt dat kwalitatief en kwantitatief getoetst? Wordt dat in de praktijk getoetst of is er consensus tussen politieke partijen dat het 90%-criterium niet wordt getoetst? Overwegingen om te betwijfelen of er in de praktijk getoetst wordt en te vermoeden dat religieuze instellingen niet voldoen aan dit criterium volgt uit het kenmerk van religie zoals religieuze instellingen dat vertegenwoordigen. Religie bestaat uit twee componenten die zijn te omschrijven als intern en extern gericht. Dat eerste omvat zingeving en troost en is op de gelovige gericht, en dat laatste omvat belangenbehartiging, het bedrijven van machtspolitiek en charitatieve doelstellingen. Dit maakt religieuze instellingen zo divers en onoverzichtelijk dat niet op voorhand valt te zeggen dat ze voor 90% het algemeen belang dienen. Of anders gezegd, het niet op voorhand uitgesloten kan worden dat ze voor meer dan 10% hun eigen belang dienen.

Oordeel over wat een ‘echte religie’ is, is niet aan het openbaar bestuur of de rechterlijke macht

Voorrechten zijn uiteindelijk de oorzaak voor de vraag of een beweging een religie is. Ofwel, aan het recht van een beweging om zich een religie te mogen noemen zijn voordelen verbonden. Zoals belastingvoordelen, toegang tot overheidssubsidies of maatschappelijk prestige. Dit geeft aan dat gevestigde religies een streepje voor hebben boven niet-gevestigde religies of niet-religies. Hoewel sommige niet-religieuze bewegingen of levensovertuigingen zoals het humanisme door de Nederlandse overheid in hetzelfde domein worden geplaatst als religies. Met als belangrijkste doel om via een omweg die religies te beschermen.

Het openbaar bestuur en de rechterlijke macht hebben vanwege de vrijheid van godsdienst niet te oordelen over de innerlijke werking van religieuze organisaties. Ze kunnen niet aantonen dat een religie geen religie is, evenmin als de religieuze organisatie kan aantonen dat het wel een religie is. In 2018 oordeelde de Raad van State dat de Kerk van het vliegend Spaghettimonster geen godsdienst is. Maar dat is een oneerlijke toetsing die toetreders tot de religieuze markt benadeelt. In een commentaar schreef ik daar toen over: ‘Als de rechter godsdiensten werkelijk op overtuigingskracht, ernst, samenhang en belang zou toetsen, dan zouden immers alle godsdiensten door de mand vallen en blijft er geen enkele over. Schijnverklaringen die bijvoorbeeld in strijd zijn met de laatste natuurwetenschappelijke inzichten tellen niet. Ook best, maar dan wel: ‘gelijke monniken gelijke kappen’. Ofwel, op de criteria van ernst en samenhang waar de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster op wordt afgewezen, moeten dan precies zo het Christendom of de Islam afgewezen worden. Dat is een politieke keuze die moed, durf en non-conformisme vereist.’ 

Wat een godsdienst is valt niet makkelijk te bepalen. De bandbreedte is breed. Dat is begrijpelijk omdat de betekenis van de term ‘godsdienst’ vaag is en dit de weg opent voor uiteenlopende interpretaties. Daarbij zijn godsdiensten dynamisch en in ontwikkeling. De religieuze markt waarop de godsdiensten elkaar ontmoeten is een vechtmarkt met grote economische, politieke en maatschappelijke belangen. Dat strekt zich uit tot de eisen die gesteld mag worden aan het geloof van een gelovige die zich laat inspireren door een godsdienst. Die interne dimensie omvat ook de vrijheid voor de gelovige om gedachten en overtuigingen te hebben die tegenstrijdig zijn aan de gedachten en overtuigingen die uit dat geloof volgen. Dit alles geeft aan dat het lastig, zo niet onmogelijk is om aan de hand van vooraf bepaalde criteria vanaf de buitenkant te toetsen wat een godsdienst is. Hoofdzaak is dat godsdiensten in de praktijk elkaar uitsluitende kenmerken hebben. Ofwel, godsdiensten zijn niet onder één noemer te vangen of over één kam te scheren volgens artikel 9 van de EVRM.

Het openbaar bestuur blijft zo worstelen met de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster waaraan het eisen stelt dat het aan traditionele godsdiensten niet stelt, zoals de eis dat het een volwaardig systeem van denken is. Maar dat leidt tot  een normatief en ongepast oordeel. De overheid beseft dat het verkeerd handelt, maar probeert door vertraging dit onderwerp op de lange baan te schuiven. Religie is Schrödingers kat, niemand weet vanaf de buitenkant of de inhoud ervan wel of niet levend is. Ook het openbaar bestuur en de rechterlijke macht niet. Maar ze doen net alsof dat wel zo is. Bevreesd waarschijnlijk voor de omstandigheid dat als de religieuze markt opengesteld moet worden voor nieuwe toetreders die niet meer te controleren is.

Zie voor verder lezen over de documentaire I, Pastifari: www.ipastafaridoc.com

Alison Klayman legt uit hoe Steve Bannon zijn volgelingen manipuleert

Regisseur Alison Klayman was 13 maanden bezig met de voorbereiding van haar documentaire The Brink over Steve Bannon, de voormalige hoofdstrateeg van het Witte Huis. Klayman legt uit hoe hij zijn volgelingen manipuleert door samenzweringen te verspreiden en twijfels in de media te zaaien. Het is dezelfde tactiek die in Nederland Thierry Baudet gebruikt. Dus daarom is de toelichting van Klayman leerzaam voor Nederlanders.

Het is de vraag of het werkt om manipulatie door rechts-radicale types als Bannon, Trump, Farage, Orban, Salvini of Baudet bloot te leggen. In elk geval zal dat de harde kern van volgelingen niet afschrikken. Want zij geloven graag elke leugen, verdachtmaking of samenzweringstheorie. Zelfs als ze weten dat die in de kern niet kan kloppen. Wat werkt dan wel? Om te beginnen het isoleren van de harde kern van de goedgelovige meelopers. De laatsten kunnen wellicht met argumenten bereikt worden omdat ze nog voor rede vatbaar zijn.

Neem een Nederlands voorbeeld over de zogenaamde nexit. Het is onduidelijk of FvD een nexit wil. In het programmaEen Europa van Natiestaten’ voor de Europese verkiezingen komt het woord ‘nexit’ niet voor en wordt er niet direct voor een nexit gepleit. Forum lijkt hierover verdeeld en vaag omdat de achterban blijkbaar verdeeld is over de zin en uitwerking op de economie van een nexit. Partijvoorzitter Henk Otten zei in maart 2019 in een debat volgens een bericht in het AD: ‘Wij zijn helemaal niet per se voor een nexit. Laten we de interne markt behouden. Wat wij willen is terug naar de EEG, waarin we economisch samenwerkten.’ Baudet spreekt Otten tegen en houdt de optie van een nexit wel in de lucht. De duidelijkheid die FvD van andere partijen vraagt, kan het zelf over de nexit niet geven. Het manipuleert zelfs de eigen mening. Zo ondervindt deze partij nu ook de nadelen van praktische politiek en moet het de eigen harde standpunten inslikken. Dat maakt de partij even kwetsbaar voor aanvallen zoals manipulatoren als Bannon en Baudet anderen aanvallen. Interne tegenstrijdigheden zijn de sleutel om deze alternatieve ultrarechtse bewegingen van repliek te dienen.

Jack Bryan praat met Bill Maher over zijn Putin/Trump-documentaire ‘Active Measures’

Jack Bryan maakte de documentaireActive Measures’ over de samenwerking van de Russische president Putin met Donald Trump en de invloed ervan op de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016. Na de Canadese wereldpremière in april 2018 op het Hot Docs Canadian International Documentary Festival in Toronto beleefde de documentaire op 31 augustus 2018 zijn Amerikaanse première. Ter promotie gaat regisseur Bryan in gesprek met Bill Maher in diens show. Het is voor degenen die deze kwestie niet uitputtend hebben gevolgd een inzichtelijk gesprek dat in weinig minuten duidelijk maakt waar het in de kern om gaat in de relatie tussen Vladimir Putin en Donald Trump. Het is de uitruil ‘in het volle zicht’ tussen de mislukte en failliete vastgoedhandelaar Trump die gered wordt door de voormalige KGB-agent Putin, maar daarvoor zijn ziel verkoopt aan de duivel. En gewetenloos zijn land verraadt en in gevaar brengt. Een klassieke tragedie.

Foto: Affiche van de documentaire ‘Active Measures’ (2018).

Documentaire ‘I, Pastafari’ over de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster zoekt financiering voor de afwerking

Het is hier al vaak beweerd, hoe meer godsdiensten, hoe beter. Om het belang van religie te laten verwateren ben ik sinds 26 oktober 2015 ingeschreven bij de Nederlandse Kerk van het Vliegend Spaghettimonster.

Godsdiensten of religieuze organisaties opereren op de religieuze markt. Een vechtmarkt met concurrenten die in de kern hetzelfde soort produkt bieden. Om te overleven moeten religieuze organisaties strijdbaar zijn en zich als zodanig tonen. De drie grote monotheïstische godsdiensten zijn een wereldwijde klontering van religieuze organisaties. Zeg maar een bedrijf met een franchise-model. Sommige lokale ondernemers maken er een goed produkt van, andere ondernemers zijn daartoe niet in staat en leveren een wanprodukt af.

In de kern zijn deze godsdiensten een winstgevend bedrijf dat zingeving verkoopt aan klanten die gelovigen worden genoemd. Met elkaar vormen ze een labiel evenwicht. Ze verdelen met elkaar de religieuze markt, maar zijn ook concurrenten van elkaar. Voor hun profilering is het noodzakelijk om zich te onderscheiden van andere godsdiensten. Maar eensgezind zijn de traditionele godsdiensten in hun voornemen om toetreders tot de religieuze markt te blokkeren. Of het zo lastig mogelijk te maken. Nieuwkomers maken de spoeling te dun.

Het wonder van religie is overigens dat het als een aparte categorie wordt beschouwd. Als overheden de religies niet zouden bevoordelen, zouden ze allang verdwenen zijn. Want ze zijn na 2000 of 1300 jaar allang over de houdbaarheidsdatum heen en worden onnatuurlijk in leven gehouden. De moderne samenleving heeft vooral nadeel van die relicten uit een ver verleden. Maar het is een taboe om dat te zeggen. De Kerk van het Vliegend Spaghettimonster probeert de religieuze sector open te breken en met eigen middelen te bestrijden.

Foto: Schermafbeelding van de achtergrond van de totstandkoming (‘About’) van de op dit moment in post-productie zijnde documentaire I, PASTAFARI. De definitieve, gemonteerde versie is naar verwachting eind 2018 klaar. Geven van ondersteuning kan hier of hier .

Zomerprogrammering van publieke omroep met detectives en voetbal is de ambitie voorbij. Waar laat dat de weetgrage kijker?

Update 28 juni 2018: De NPO zet de bijl in de journalistieke programma’s, aldus een bericht in NRC. Er is veel verzet tegen. Programmamakers en kijkers vragen zich af of de NPO gek geworden is. Het ondubbelzinnige antwoord is ‘ja’. Want hoe dwaas is het om te snijden in programma’s zoals ‘Andere Tijden’ of ‘Tegenlicht’ die de publieke taak het best belichamen? Deze politiek van de omroepen roept een variant op de boutade over Frankrijk in gedachten: ‘Een mooi land, maar jammer dat er Fransen wonen’. Zo is het ook met de omroep. ‘Een mooi omroepbestel, maar jammer dat omroepbobo’s er zich mee bemoeien’. Het wordt onderhand de hoogste tijd voor zowel de Haagse politiek als de samenleving om serieus na te gaan denken over het optuigen van een nationale omroep en het opheffen van de omroepen op levensbeschouwelijke grondslag. Het is een achterhaald zuilensysteem dat elders in de samenleving terecht allang verdwenen is. In een serieus en kwalitatief hoogstaand omroepbestel moeten programma’s centraal staan en niet de belangen van omroepen. 

Er moet me iets van het hart over de zomerprogrammering van de publieke omroep. Maar het is als de klacht van een niet-gelovige die zich verbaast over het gebrek aan democratisering en redelijkheid van religieuze organisaties. Dat heeft iets schijnheilig en dubbeltongig. Want ik kijk nauwelijks naar de programma’s op NPO 1, 2 en 3. Actualiteitenrubriek Nieuwsuur en VPRO’s Tegenlicht en reisprogramma’s (Ruben Terlou, Thomas Erdbrink, Stef Biemans) zijn de enige programma’s die ik regelmatig zie. Bij een andere programmering zou dat echter best kunnen veranderen. Maar die verandering zit er voor mij deze zomer niet in, en overigens evenmin in de herfst, winter en lente. Maar in de zomer zet Hilversum de eigen gemakzucht zelfs nog in een hogere stand. Iemand die niks met sportprogramma’s en detectives heeft wordt de zenders afgejaagd.

Want wat is het geval? Op NPO 1 worden van 14 juni tot 15 juli alle wedstrijden van het WK Voetbal in de Russische Federatie uitgezonden. Dat zijn 63 wedstrijden van minimaal 90 minuten. Als daarbij alle voor- en nabeschouwingen en herhalingen opgeteld worden, dan telt dat op tot zo’n 100 uur wedstrijden en tientallen uren beschouwingen. Dat terwijl het Nederlands elftal niet meedoet omdat het zich niet wist te kwalificeren.

Men zou denken dat kijkers die niet van deze tsunami aan voetbalwedstrijden, voetbalbeschouwingen en voetbalnieuws houden een alternatief moet worden geboden. Dat gebeurt ook op NPO 2, maar dat alternatief is niet aanvullend aan voetbal, maar er min of meer een duplicaat van. Ofwel, de consumptie van uren voetbal wordt herhaald met de consumptie van uren detectives. Dat is merkwaardig, want hiermee wordt de weetgrage en nieuwsgierige kijker die geprikkeld wil worden en smacht naar kennis en nieuwe impulsen in de steek gelaten. Door de programmering kiest de publieke omroep voor coma, apathie en onzelfstandigheid.

Van 15 juni tot 15 juli zendt KRO-NCRV namelijk elke avond een detective uit op NPO 2 tijdens de Detectivemaand die deze omroep eens in de twee jaar presenteert. Zoals gezegd, als alternatief voor de grote voetbaltoernooien. In NRC zegt inkoopster Mignon Huisman van KRO-NCRV in gesprek met Wilfred Takken: ‘De gedachte was: mannen voetbal, vrouwen detectives. Maar ongeveer 40 procent van onze kijkers is man’. 

In deze constatering van Huisman komen vier misverstanden samen, hoewel het mogelijk is dat ze beter weet dan wat ze publiekelijk zegt, maar dat toch naar buiten brengt om het gemakzuchtig denken in formats van Hilversum, kijkcijfers, het kostenaspect (‘inkopen’) en gebrek aan creativiteit aan het zicht te onttrekken. Ten eerste dat detectives een alternatief voor voetbal zijn. Ten tweede dat programmering volgens een man/vrouw-verhouding bestaat en niet rolbevestigend en gedateerd is. Ten derde dat de uitzending van een grote hoeveelheid voetbal- en sporttoernooien beantwoord moet worden met een grote hoeveelheid van meer van hetzelfde van een ander genre. Ten vierde dat uit het feit dat in de zomer de omroepen zich in een vakantie-modus zetten dit betekent dat ook de kijkers van juni tot september met vakantie gaan.

Vraag is dat als Britse en Scandinavische detectives dat niet zijn, wat dan wel een goed alternatief voor voetbal is. En dan niet beredeneerd vanuit het commerciële belang van de publieke omroep (reclame inkomsten) of de profilering van de afzonderlijke omroepen, maar vanuit het belang van de kijker. Als het WK Voetbal, Wimbledon of de Tour de France op de publieke omroep in de zomer nou eenmaal tot in de kleinste details moeten worden uitgezonden, wat is dan het alternatief die de niet-sport liefhebbers optimaal bedient?

Te denken valt aan het uitzenden van registraties van podiumkunst (muziek, dans, toneel), klassieke, niet-Engelstalige films, informatieve programma’s (nieuws- en reisprogramma’s, documentaires, programma’s over geschiedenis) of kostuumdrama’s. Amusements- en showprogramma’s die de platheid ontstijgen worden door de publieke omroep vanwege het kostenaspect hoe dan ook nog nauwelijks uitgezonden. Praat- en realityprogramma’s zijn het hele jaar al overvloedig te zien en kunnen in de zomer opgeschort worden.

Mijn verlanglijstje zou de volgende elementen kunnen bevatten die beter aansluiten bij de sfeer van de zomer en de behoefte van de kijker dan de ‘alternatieve’ detectives die de geest niet prikkelen of intelligent onderhouden, maar dempen en in de slaapstand zetten. Het is een programmering met een jaarlijkse cyclus: 1) een filmcyclus van de melancholische Italiaanse regisseur Valerio Zurlini, 2) de beste documentaires en dramaseries van het afgelopen jaar van de Europese publieke omroepen via de EBU (bewerkt en met Nederlandse voice over of ondertiteling); 3) de beste documentaires en dramaseries van het afgelopen jaar van ARTE (bewerkt en met Nederlandse voice over of ondertiteling); 4) geschiedenisprogramma’s zoals The Vietnam War die de Vlaamse VRT wekelijks uitzendt (bewerkt en met Nederlandse voice over) of 5) registraties van podiumkunst waar Nederland in uitblinkt (experimentele en geïmproviseerde muziek, dans, opera, jeugdtheater) zoals de uit het publieke bestel verbannen Concertzender dat voor de radio met muziek doet.

Kunst is kunst, maar ook een wapen waarmee de strijd tegen terreur die van buiten komt en onverschilligheid die van binnen komt gewonnen kan worden. Het is de strijd om de harten en geesten van de eigen bevolking die telt en een positieve impuls kan geven. Met als neveneffect het verstevigen van de nationale identiteit op natuurlijke en niet geforceerde wijze. Media kunnen een opbouwende rol spelen. Niet omdat het educatief is of doelgroepen emancipeert, maar omdat kunst, films of documentaires de kijker een spiegel voorhouden en tot nadenken aanzetten. Dat is in Nederland uitzondering geworden. Nederland mist de vanzelfsprekende, positieve grondhouding tegenover kunst. De zomerprogrammering van de publieke omroep met sport en detectives is daar een akelig herkenningsteken van. Feit dat daar niet eens meer kritiek op komt geeft aan hoever de ambitie van de publieke omroep gedaald is en hoe normaal Nederlanders dat zijn gaan vinden.

Foto 1: Schermafbeelding van een still uit en de aankondiging van ‘The Lovely Month of May; A Documentary by Chris Marker and Pierre Lhomme’ door ARTE.

Foto 2: Schermafbeelding van de aankondiging van een uitzending van de Britse detective Grantchester door KRO-NCRV.

Brechtiaans leerstuk over kunstproject ’11 Friese Fonteinen’

Een project over kunst in de openbare ruimte is een ding, maar een film erover is iets anders. Het gaat om de film ‘11 Friese Fonteinen’ die ook als 3-delige documentaireserie ‘11 Friese Fonteinen’ door de NTR vanaf zondag 20 mei wordt uitgezonden op NPO2. Regisseur is Roel van Dalen en producent is Pieter van Huystee.

Bij het zien van het eerste deel kreeg bij mij het gevoel de overhand dat ik dit niet wilde zien, maar het toch wilde zien om te weten te komen waarom ik het ook al weer niet wilde zien. Deze film is de spreekwoordelijke worst van de slager van wie ook niemand wil weten hoe die gemaakt wordt omdat het te smerig is om te zien.

Dat lag niet alleen aan de epische vorm met de cabaretier Jan Jaap van der Wal die in deze film verdwaald leek te zijn en als een zelfverklaarde stijlbreuk fietsend en onstage commentaar gaf zoals een dominee de wereld en het opperwezen uitlegt, maar ook aan de werking van de kunstsector. En daar wordt het toch interessant.

Centrale figuur is beroepscurator Anna Tilroe die niet anders dan een gemengd gevoel van medelijden, consideratie en boosheid kan oproepen. Waar eindigt haar verwaandheid en begint de dwarse miskenning van de Friezen die zich zo schromelijk tekort gedaan voelen? Tilroe’s rol is ook een onmogelijke en ondankbare. Iemand moet het doen.

In de bijrollen treden onder meer autoriteiten op onder wie een burgemeester van Harlingen die zich bemoeit met de plaatsing van de fontein in zijn gemeente, kunstenaars die een plek voor hun fontein moeten zoeken en met bewoners in debat gaan en lokale kunstcommissies vol kritische en mondige burgers die niet altijd het idee geven dat hun oordeel bezonnen en onderbouwd tot stand komt.

In NRC noemt media-commentator Arjen Fortuin de film in een recensie een tragikomedie. Hij zegt: ‘een film die tegelijk een tragedie, een komedie, een bestuurskundig traktaat en absurdistisch meesterstuk is.’ Dat is wellicht iets te modieus vertaald en kan specifieker geformuleerd worden zonder aan de essentie van de film voorbij te gaan.

De film kan opgevat worden als een Brechtiaans leerstuk dat bedoeld is als voorbeeld voor een toekomstig kunstbeleid. Niet serieus, maar luchthartig bedoeld. Van der Wals interventies wijzen daarop en hebben als functie om de illusie van realiteit te doorbreken. Zowel de realiteit van een klassieke registratie van gebeurtenissen als die van een weerbarstig, stijfkoppig kunstproject. Roel van Dalen thematiseert zo de inhoud door de vorm. Vervreemding van een in Friesland door buitenstaanders geparachuteerd kunstproject.

Zie hier voor informatie over het project ’11 fountains/ 11 fonteinen

Documentaire ‘Het is gezien’ toont dat vrijheid van kunst niet optimaal is

Het is vandaag 2 april 2018 precies 50 jaar geleden dat Gerard Reve door de Hoge Raad werd vrijgesproken van ‘smalende godslastering’. Reve had God voorgesteld als een ezel waarmee hij de liefde bedreef. De documentaire ‘Het is gezien’ van regisseur Erik Lieshout en redacteur Tom Rooduijn kijkt daarop terug, maar vraagt zich ook af hoe groot de vrijheid van kunstenaars in 2018 is. Of liever gezegd van kunstenaars die niet op veilig spelen, zich niet laten temmen, de controverse niet schuwen en in het schootsveld van de publieke opinie belanden. In Trouw geeft Sander Becker in een artikel achtergronden over kunstenaars die onder vuur kwamen te liggen: Tinkebell, A.H.J. Dautzenberg, Kristien Hemmerechts en Mano Bouzamour. Vrijheid is niet vanzelfsprekend en moet elke dag weer bevochten worden. Dat geldt niet alleen voor kunstenaars, maar ze kunnen wel als eerste (symbolisch) klappen krijgen als ze zich over een omstreden onderwerp uitspreken.

Foto: Affiche van documentaire ‘Het is gezien’. Vanaf 2 april 2018 is ‘HET IS GEZIEN’ te zien in de filmtheaters: Ketelhuis, Amsterdam; Balie, Amsterdam; Filmhuis Den Haag; Filmtheater O42, Nijmegen; ’t Hoogt, Utrecht