Patrick van der Vorst ziet in religieuze organisaties een belangrijke rol weggelegd voor kunst. Maar hoe de kunstenaars te bereiken?

Kerknet.be plaatst in een kort stukje drie citaten van de Belgische tv-antiquair en toekomstig priester Patrick van der Vorst. Ze komen uit een interview met hem in het magazine ‘Oh God!. Twee ervan gaan over kunst:

1: ‘In de toekomst wordt kunst volgens mij een van de belangrijkste tools om het geloof weer naar de mensen te brengen.’

2: ‘De Kerk vond dat hedendaagse kunstenaars te veel met hun eigen ego en gevoelens bezig zijn en te weinig met de gemeenschap. Aan de andere kant groeide bij kunstenaars de overtuiging dat de Kerk niet geïnteresseerd is in nieuwe vormen van expressie. Wel, dat is aan het kantelen.

Het is de vraag waar Van der Vorst zich op baseert. Hij wil intreden als priester en daarom is het begrijpelijk dat hij zijn oude (kunst) en nieuwe (godsdienst) liefde probeert te combineren. Of het klopt wat hij zegt valt niet te controleren, maar het is interessant dat hij een verbinding tussen kunst en godsdienst wil leggen. Hij schat voor de nabije toekomst in dat die verbinding mogelijk is. Hoe strikt hij dat opvat valt te bezien.

Van der Vorst zou wel eens gelijk kunnen hebben. Er is vooral voor kerken veel te winnen. Wie in Nederland een protestante of katholieke kerk binnenloopt wordt doorgaans onaangenaam verrast door het lage niveau van de hedendaagse kunst. Op presentaties, in een winkel of door de kerk verspreid. Hier zijn goedwillenden aan het werk die niet kunnen tippen aan het niveau dat in musea wordt getoond. Men kan het alleen maar betreuren dat dat zo is gelopen. Het is opmerkelijk om het verschil in kwaliteit te zien tussen oude en hedendaagse kunst in (oude) kerken. Er is als het ware sprake van een schisma. De hedendaagse kunst is losgescheurd van de godsdienst. Hoe dat uitpakte toonde het teleurstellende niveau van de ‘moderne refo-kunst’ op de interessante tentoonstelling Bij ons in de Biblebelt in Museum Catharijneconvent in 2019.

Tegelijk gaat Van der Vorst voorbij aan het hoge niveau van hedendaagse kunstenaars als Marc Mulders die al jaren de verbinding tussen kunst en religie leggen. Een ander voorbeeld is de Belgische keramist Johan Tahon.

Zij zijn de uitzonderingen. Er zijn wel ‘spirituele’ kunstenaars, zoals Mark Rothko die zich laten inspireren door het geestelijke zonder direct verbinding te hebben met een religieuze organisatie. Vraag is of een scherpe afbakening van christelijke en niet-christelijke kunstenaars de kerken helpt. Tekenend is de strijd die soms in kerken ontstaat die een culturele bestemming hebben gekregen, maar die nog alle uiterlijkheden van een kerkgebouw vertonen. Een opdracht voor een glas-in-lood-venster kan zo een strijdpunt worden tussen orthodoxe gelovigen en seculiere beheerders zoals in de Rotterdamse Laurenskerk in 2000 gebeurde.

Het is te wensen dat het niveau van de hedendaagse kunst in kerken wordt verhoogd. Elk initiatief dat daar aan bijdraagt is welkom. Het valt te betwijfelen of een prijsvraag voor katholieke kunstenaars over ‘katholieke schilderkunst’ volgens de richtlijnen van paus Johannes Paulus II van een Brabantse galerie het juiste middel is. Dit lijkt niet te wijzen op een gedachtengoed dat geïnteresseerd is in nieuwe vormen van expressie, maar eerder op een gedachtengoed dat zich in zichzelf verschanst en apart zet. Dat legt geen verbinding. Om hedendaagse kunstenaars te interesseren moeten de kerken beseffen dat ze zich open moeten stellen en zonder koudwatervrees vertrouwen moeten hebben in de integriteit en het vakmanschap van kunstenaars.

Foto 1: ArtikelPatrick van der Vorst in magazine ‘Oh God!’ — 3 rake quotes’ op kerknet.be, 26 juli 2020.

Foto 2: Schermafbeelding van deel artikelGalerie Aarle-Rixtel stelt prijs in voor katholieke kunstenaars’ in het KN, 11 juni 2020.

Marketing ‘Grootste Museum van Nederland’ geeft valse knipoog. Het is schadelijk voor de definitie van wat een museum is

Op initiatief van het Museum Catharijneconvent -een rijksmuseum voor religieuze kunst in Utrecht- zijn 13 gebedshuizen de actie het ‘Grootste Museum van Nederland’ gestart. Het gaat om 11 christelijke kerken en 2 joodse synangogen. In de toelichting wordt dit als volgt uitgelegd: ‘In het buitenland is het heel normaal om die indrukwekkende kathedraal te bezoeken. Toch lopen veel mensen er in Nederland ongemerkt aan voorbij. En dat terwijl Nederlandse kerken de prachtigste kunstvoorwerpen herbergen, gemaakt door de beste kunstenaars en opgenomen in magistrale decors. Met elkaar vormen ze het grootste museum van Nederland.

Het is een actie met een valse knipoog. De claim klopt niet dat deze 13 religieuze gebedshuizen het grootste museum van Nederland zijn. Het is zelfs een schadelijke actie omdat het een misverstand laat ontstaan over wat een museum in de kern is. De initiatiefnemers zetten zowel het brede publiek als opiniemakers op het verkeerde been door hun bewust een verkeerd beeld te geven. Juist in een tijd van bovenmatige bezuinigingen op de cultuurbudgetten is dat ongelukkige beeldvorming. Want het laat het idee ontstaan dat de meest zichtbare functie van een museum, namelijk de presentatie door tentoonstellingen, feitelijk de enige functie is. Met de onuitgesproken mening dat de andere functies secundair zijn en minder essentieel zijn. Dat is het misverstand dat deze actie van het Museum Catharijneconvent en de 13 gebedshuizen oproept.

Waar het aan schort is dat deze 13 gebedshuizen per definitie geen museum kunnen zijn omdat ze niet alle functies van een museum omvatten. Ze zijn hooguit staalkamers van hoogwaardige kunst. Presentatie is slechts één van de functies van musea. De internationale museumvereniging ICOM hanteert in haar statuten een definitie van een museum die wordt overgenomen door de Museumvereniging: ‘Een museum is een permanente instelling, niet gericht op het behalen van winst, toegankelijk voor publiek, die ten dienste staat van de samenleving en haar ontwikkeling. Een museum verwerft, behoudt, onderzoekt, presenteert, documenteert en geeft bekendheid aan de materiële en immateriële getuigenissen van de mens en zijn omgeving, voor doeleinden van studie, educatie en genoegen.’ Het ‘Grootste Museum van Nederland’ mist de functies verwerving, behoud, onderzoek, documentatie en wetenschappelijke verdieping en is geen museum.

De marketingsactie van de 13 gebedshuizen brengt instellingen in andere sectoren wellicht op de gedachte om de actie te beginnen ‘Het Nog Grotere Museum van Nederland’. Wat te denken van Rijkswaterstaat met de Deltawerken in Zuid-West Nederland en spectaculaire waterkeringen elders zoals de Maeslantkering. Deze ‘kunstwerken’ zijn evenmin musea als de 13 gebedshuizen, dus zo’n claim is even onterecht. Maar niet minder bedrieglijk dan de claim van het ‘Grootste Museum van Nederland’ dat 13 gebedshuizen samen een museum vormen. Het Rijksvastgoedbedrijf, de binnensteden van oude steden of welke betrokkene dan ook kunnen met evenveel retoriek als de 13 gebedshuizen claimen het grootste museum van Nederland te zijn.

Het is aan de Museumvereniging om het bij het museumregister aangesloten Museum Catharijneconvent om uitleg te vragen over haar initiatief. Want dit museum heeft voor eigen doeleinden de verwarring de wereld in geholpen. En brengt zo schade toe aan het merk ‘museum’. Probleem is dat museum geen beschermde term is en daarom voor iedereen vrij te gebruiken is. Iedere instelling kan zich museum noemen, maar is daarmee nog geen museum. Zoals de Museumvereniging als brancheorganisatie voor de Nederlandse musea in een verklaring zegt, ziet het als één van haar taken duidelijkheid te geven over de definitie van een museum.

Foto: Schermafbeelding van deel toelichting over ‘Grootste Museum van Nederland’, een initiatief van Museum Catharijneconvent.

Pop-up museum is geen museum. Marketing van Castello en DWDD

Er is iets opmerkelijks aan de hand met deze video van het Spaanse mediabedrijf ampliffy voor Castello. De voice-over spreekt van een pop-up (Nederlands: popupmuseum van kaasmerk Castello in New York. Een dochter van het Deense bedrijf Arla. Castello noemt het zelf een pop-up store. Dat dekt de lading beter. Zo’n presentatie die ook Londen en Kopenhagen aandoet heeft alles van een winkel. Het gaat om het vergroten van de bekendheid en het prestige van een merk met als doel een hogere verkoop. Zo werkt commercie.

Er bestaat dus een misverstand over wat een pop-up museum is. Bedacht moet worden dat ‘museum‘ geen beschermde naam is. Denk maar aan een martel- of sexmuseum of Amsterdam EXPO die zich museum noemen zonder aankoop, collectiebeheer, educatie of documentatie. De term pop-up museum probeert die bezwaren te ondervangen door de toevoeging pop-up die tijdelijkheid suggereert. Zo’n museum ‘duikt op‘ en gaat weer weg, en zou er dus niet op afgerekend hoeven worden dat het de kenmerken van een museum mist.

Ook Nederland wil bij de tijd zijn en vermengt media, marketing en museum met elkaar. Op initiatief van het televisieprogramma DWDD kent het een pop-up museum (ook popup genoemdin het Amsterdamse Allard Pierson Museum. Zo wordt het nog ingewikkelder dan het in de hal van het New Yorkse Grand Central Station met Castello was. Met het Allard Pierson leent een echt museum zich ertoe om in de eigen zalen een als ‘museum‘ genoemde tentoonstelling voor een mediaprogramma met medewerking van tien Nederlandse musea in te richten. Om de bekendheid en het prestige van dat mediaprogramma DWDD te helpen vergroten.

Wat bezielt de 11 Nederlandse musea, te weten Drents Museum, Nederlands Fotomuseum, Van Abbemuseum, Stedelijk Museum Amsterdam, Groninger Museum, Centraal Museum Utrecht, Museum Catharijneconvent, Museum de Fundatie, Rijksmuseum/ Bijzondere Collecties UvA, Gemeentemuseum Den Haag en het Allard Pierson Museum om hieraan mee te doen? Is het de angst om achter te blijven bij de concurrent die wel met DWDD in zee gaat? Is het de behoefte om kinky te willen zijn voor een groot publiek? Als dat zo is dan tekent dat het gebrek aan zelfvertrouwen van musea die de weg kwijt zijn en zich vooral door politiek, media en marketing laten sturen. Niet door eigen visie. Oppervlakkigheid en angst regeren in Nederland-Museumland.