De kleur van Cleopatra

Gedoe over identiteit. Hedendaagser kan het niet. Hoofdrolspeelster Adele James is ‘queen‘ ofwel farao Cleopatra in de vierdelige miniserie ‘Queen Cleopatra‘ voor Netflix van Tina Gharavi (vier delen) en Victoria Adeola Thomas (een deel).

Het gedoe gaat erover dat de Britse James die Cleopatra speelt zwart is. Volgens een bericht van de BBC pikken veel Egyptenaren niet dat Cleopatra door haar verbeeld wordt als zwarte Afrikaanse.

Het raakt aan de identiteit van Egypte en dat ligt gevoelig door de spanning tussen Arabische en zwarte Afrikanen. Met als dieptepunt Tunesië waar na een uitspraak van de president gejaagd wordt op zwarte Afrikanen.

Zahi Hawass, a prominente Egyptoloog en voormalige minister van Oudheden vertelde de al-Masry al-Youm newspaper (vertaald): ‘Dit is volledig nep. Cleopatra was Grieks, wat betekent dat ze een lichte huid had, niet zwart.’

Tegelijk bestaat in de populair-culturele wereld van Afro-Amerikanen een beeld dat Egypte een bakermat was waar de voorouders van Afro-Amerikanen een belangrijke rol speelden. Denk aan de Afro-Amerikaanse muzikant Sun Ra die zijn naam ontleende aan de Egyptische zonnegod Ra en herhaaldelijk met zijn ‘Arkestra’ Egypte bezocht. Dat is een mythe die in de populaire cultuur van Afro-Amerikanen is doorgesijpeld.

Een artikel in TIME stelt de vraag of Cleopatra zwart was. De conclusie is dat we het niet weten. Ze wordt geclaimd als Macedonisch, Grieks, Egyptische en Afrikaans.

Beelden over Cleopatra botsen dus. Niet alleen over de vraag of Cleopatra zwart of wit was, waar geen informatie voor beschikbaar is om die met stelligheid te beantwoorden. Maar ook omdat het a-historisch is om achteraf ras centraal te stellen, terwijl in het oude Egypte de afbakening tussen bevolkingsgroepen vloeiend was en etniciteit niet zo’n zwaarwegende rol speelde als nu.

Het antwoord op de vraag over de huidskleur van Cleopatra is projectie, machtsdenken en een zoektocht naar en bevestiging van eigen identiteit. Groepen overschreeuwen elkaar in een kwestie die niet te beantwoorden valt. Maar het gaat niet om het antwoord op de vraag over een historische figuur als Cleopatra, maar om het claimen van haar etniciteit door de eigen etnische groep om daarmee het eigen gezag te versterken.

Naast dat alles speelt nog een andere kwestie. Fictie is geen afbeelding van de werkelijkheid, maar er een verbeelding van. Cleopatra kan in de dramatische verbeelding alle kenmerken worden meegegeven. Alle huidskleuren, geloven, seksuele identiteiten en gedragskenmerken. Verbeelding in fictie is vrijheid om er alle kanten mee op te gaan. Naargelang de behoefte van de makers om iets te zeggen. Zo beredeneerd is de kleur van de hoofdrolspeelster in een fictiedrama een non-discussie.

Een debat over de kleur van Cleopatra in een Netflix-serie is een hedendaags pijnpunt en heeft niets met de historische achtergrond van Egypte te maken waar het naar verwijst. Het toont vooral aan dat betrokkenen die zich met overgave in het debat gooien iets willen bewijzen over eigen identiteit, authenticiteit, invloed en belang. Het is retrospectie zonder introspectie.

Heineken snijdt ook financieel in eigen vingers als het niet snel schuld bekent over het handelen in de Russische Federatie

Heineken in de Russische Federatie, ANP maart 2022.

De kwestie Heineken in de Russische Federatie geeft aan dat er veel mazen in de Europese sancties zitten. De sancties worden omzeild door import en export via derde landen of gewoon niet uitgevoerd.

Zoals Heineken Holding doet, volgens onderzoek van onderzoeksplatform Follow The Money. Het zou nog steeds investeren in de Russische Federatie en zelfs uitbreiden door nieuwe producten te lanceren.

Heineken ontkent in een persbericht van 21 februari 2023, maar de publicitaire schade is aangericht. Heineken zegt: ‘Nu wij onze activiteiten in Rusland beëindigen, streven wij ernaar dit op de juiste manier te doen. Dit betekent dat we onze commitments voor een goede afwikkeling met zorg voor onze mensen nakomen. Wij streven ernaar de verkoop van onze Russische activiteiten in de eerste helft van 2023 af te ronden.

Dat kan in normale omstandigheden passend zijn, maar is het in de huidige oorlogssituatie van een Russische Federatie die Oekraïne met grof geweld wil opdoeken niet. Een westers bedrijf die de urgentie daarvan niet begrijpt heeft een verstoorde politieke en ethische kompas. De oorlog is al ruim een jaar geleden in een nieuwe fase terechtgekomen en woedt al sinds 2014.

Er wordt in analyses gezegd dat het een grote PR-blunder van Heineken is om in de Russische Federatie het een te zeggen en het ander te doen. Of het de grootste PR-blunder uit de gescheidens van het bedrijf is valt te bezien. Ook de kwestie Afrika liegt er niet om. Ook toen keek Heineken weg voor dictators. De kritische Heineken-watcher Olivier van Beemen doet verslag van beide kwesties die het aanzien van Heineken beschadigen, Afrika en de Russische Federatie.

Een overzicht van ManagementSCOPE over het bedrijf zegt: ‘Freddy Heineken had een feilloos gevoel voor marketing en communicatie en dat maakte Heineken tot één van de belangrijkste spelers op de mondiale biermarkt.’ Dat feilloze gevoel voor communicatie lijkt de huidige top van het bedrijf te missen.

De verdediging van topman Dolf van den Brink is zwak als hij zegt dat Heineken vooralsnog geen geschikte koper in de Russische Federatie kan vinden. Dat is een halve waarheid. Het schermen met het belang van ‘onze mensen‘ in de Russische Federatie oogt als een gelegenheidsargument.

Heineken wil zowel de hoofdprijs voor de verkoop van het Russische belang als in de tussentijd onder het mom van die vermeend stagnerende verkoop bier blijven verkopen. Zelfs via het lanceren van nieuwe producten. Het gehannes met de introductie van nieuwe en bestaande merken (Amstel als vervanger van Heineken) toont ongeloofwaardig.

Heineken zou er verstandig aan doen om op de zeer korte termijn ondubbelzinnig toe te geven dat het fout heeft gehandeld en niet met verdedigende persberichten te komen waarmee het vooral in de eigen biervlek wrijft. Dat maakt het er alleen maar erger op.

Het concern zou voor het einde van het tweede kwartaal 2023 het volledige belang in de Russische Federatie af moeten stoten. Ook als het geen geschikte koper vindt.

Dat is ook het eigenbelang van Heineken. Anders blijft dit publicitair zeuren. Dat zet de beurskoers van Heineken onder druk, zoals het ook jaren publicitair last had van het wegkijken voor dictaturen én het inhuren via tussenpersonen van biermeisjes in Afrika. Ook nu verschuilt Heineken zich weer achter tussenpersonen en weigert het zelf verantwoordelijkheid te nemen.

Die geschiedenis van politieke ongevoeligheid, slechte communicatie en korte termijn denken van zowel bestuur als Raad van Commissarissen (RvC) van Heineken herhaalt zich nu in de Russische Federatie. Wellicht speelt mee dat de RvC die het bestuur kan corrigeren eenzijdig is samengesteld met vooral bedrijfsadviseurs en commerciële bedrijfsmanagers. Heineken moet leren strategisch te denken en niet alleen dient uit te gaan van de verkoop van het aantal hectoliters bier per kwartaal.

Disclaimer: Ik ben sinds 10 jaar houder van aandelen Heineken die ik een slapend bestaan laat leiden. Mijn verontwaardiging over het gebrek aan ethisch handelen en de slechte communicatie van de bestuursvoorzitter van Heineken uit ik niet op de aandeelhoudersvergadering, maar hier. Ik meen dat een nog steeds Europees bedrijf als Heineken aandeelhoudersbelang niet voorop kan zetten in een oorlogssituatie. Ik wil graag dividend ontvangen, maar niet ten koste van Oekraïne. Dat zouden bestuur en RvC van Heineken moeten beseffen, als ze dat besef aanleren of opgelegd krijgen omdat het in hun eigen geweten afwezig is.

Kamperen in Angola: zes mannen op zoek naar een ansichtkaart

Acampamento; In Camp’. Angola, 19–. Collectie: National Museum of African Art, Eliot Elisofon Photographic Archives.

Dit is een ansichtkaart uit de toenmalige Portugese kolonie Angola die zes mannen op kamp toont. Of liever gezegd, een witte man met tropenhelm op kamp met vijf bedienden. Dat is blijkbaar toenmalig kamperen. We zien hier de camping van zo’n 100 jaar geleden. Met alles erop en eraan.

Het tafereel doet denken aan een titel van een toneelstuk van de Italiaanse toneelschrijver Luigi Pirandello: ‘Zes personages op zoek naar een auteur‘ (1921). Op deze ansichtkaart dient zich ongemerkt en indirect het echte leven aan. Via de marge, via de zijkant. Dat echte leven is niet het dagelijks leven van het kamp, maar de hiërarchie in het kamp. Het is zichtbaar, en ligt er zelfs dik bovenop, maar wordt niet genoemd.

Het verslag van Martin Schouten bevat een onheuse bewering.Hij zegt: ‘Pirandello was fascist‘. Dat is te simpel. Pirandello was geen Erza Pound of Robert Brasillach. Eerder een Pyke Koch. Met zo’n typering 70 jaar na dato doet een journalist een Italiaanse schrijver uit de jaren 1920 tekort en begrijpt hij de geschiedenis van dat tijdperk onvoldoende. Pirandello verscheurde in 1927 zijn lidmaatschapskaart van de fascistische partij en stond de rest van zijn leven onder controle van de macht.

Is dit een apolitieke ansichtkaart van een onschuldige camping of is het lachwekkend om dat te beweren? Zijn toenmalige ansichtkaarten die de gevestigde orde met markten, havens en poserende mensen beschrijven per definitie politiek? Maar wacht even, wordt dan alles met terugwerkende kracht politiek gemaakt? Dat is niet houdbaar en juist dat vertekent het verleden.

Pirandello meende dat hij apolitiek was als schrijver. Laten we het er maar op houden dat deze ansichtkaart ook apolitiek is. Die constatering spoelt de bijsmaak van onderwerping, onvrijheid en een niet naar gelijkheid strevende machtsstructuur weliswaar niet weg, maar laat deze vertoning uit het verleden zo goed mogelijk intact. Maar we denken er zoveel jaar later wel het onze van.

Waarom wijzigt eindredactie NRC achteraf kop bij artikel over Afrika Museum?

Schermafbeelding van deel artikel Met de collectie wordt ‘onzorgvuldig omgegaan: Wat gebeurt er straks met het Afrika Museum?‘ van 23 april 2022 in NRC met gewijzigde kop. In de browser staat ‘onenigheid-over-de-koers-bedreigt-afrika-museum‘.

Op 23 april 2022 plaatste ik het commentaarElementen voor een vervolg op een artikel in NRC over Afrika Museum‘ naar aanleiding van een artikel in NRC van die dag van Marit Willemsen over het Afrika Museum. Ik vond dat Marit Willemsen vele kansen had laten liggen en niet erg diep op dit onderwerp was ingegaan. In mijn commentaar beredeneerde ik wat zij ongenoemd had gelaten. Het commentaar sloot ik af met de volgende woorden:

Schermafbeelding van deel commentaarElementen voor een vervolg op een artikel in NRC over Afrika Museum‘ van George Knight, 23 april 2022.

Nu is de kop die op 23 april 2022 luidde ‘Onenigheid over de koers bedreigt Afrika Museum‘ veranderd in ‘Met de collectie wordt ‘onzorgvuldig omgegaan: Wat gebeurt er straks met het Afrika Museum?‘. De kop van de papieren versie van 25 april 2022 luidde weer anders: ‘Ruzie bedreigt het Afrika Museum‘.

De beslissende rol van de eindredactie van NRC valt op. Die doet meer dan het monteren van teksten, maar geeft daar ook kleuring aan. Die rol stopt blijkbaar niet op en kort voor 23 april 2022, maar gaat ook na publicatie in papier en online nog door.

Sleutelen achteraf aan koppen door eindredacties moet terughoudend gebeuren. Want de archieffunctie van een medium wordt erdoor verstoord. Wat was er volgens de eindredactie van NRC fout aan de eerste kop ‘Onenigheid over de koers bedreigt Afrika Museum‘? Is de hoofdredactie van NRC door een van de betrokkenen na publicatie van het artikel van Marit Willemsen aangesproken door een van de twee in het artikel genoemde betrokken organisaties en heeft die druk gezet om de kop te wijzigen? Het hoeft niet zo te zijn, maar de wijziging roept deze optie over zich af.

De wijziging van de kop roept de vraag op waarom er een nieuwe kop is gekomen. Werd achteraf de kop van 23 april 2022 niet goed bevonden door iemand die de eindredactie die de eerste kop maakte heeft teruggefloten? Het is moeilijk in te schatten omdat het niet bij het artikel met de nieuwe kop wordt gemeld. Zodat het lijkt alsof de tweede kop de oorspronkelijke kop was. Het melden van wijzigingen in een artikel is blijkbaar bij NRC geen gebruik. Bij veel Angelsaksische media is dat wel zo. Zij melden dit soort wijzigingen nauwgezet.

De tweede kop is dubbelzinnig en minder duidelijk dan de eerste kop. Verwarrender dus. Het woord ‘onzorgvuldig’ wordt tussen enkele aanhalingstekens geplaatst. Dat kan betekenen dat het om een citaat gaat. Maar het kan ook betekenen dat het om een gefingeerd citaat gaat. Van wie blijkt niet uit de kop.

Het lijkt er sterk op dat de eindredactie van NRC zelf behoefte heeft aan eindredactie. In elk geval legt de wijziging van de kop opnieuw de focus op de onenigheid tussen het NMVW en de Congregatie van de Heilige Geest over het Afrika Museum.

Schermafbeelding van deel artikel ”Onenigheid over de koers bedreigt Afrika Museum‘ in NRC, 23 april 2022. Met kop die achteraf door NRC is gewijzigd. Via commentaar van George Knight, 23 april 2022.

Elementen voor een vervolg op een artikel in NRC over Afrika Museum

NRC heeft geprobeerd om in een artikel over het Afrika Museum nuances aan te brengen en suggestieve opmerkingen achterwege te laten. Het geschil tussen het NMVW (Nationaal Museum van Wereldculturen) en de Congregatie van de Heilige Geest over het Afrika Museum in Berg en Dal ligt gevoelig. De Congregatie heeft de huurovereenkomst met het NMVW per 1 januari 2025 opgezegd. Tegen welke achtergrond speelt de controverse? Deze reactie probeert de basis voor een onderzoeksartikel te leggen dat oordeelt op basis van feiten en cruciale omstandigheden.

Schermafbeelding van deel artikelOnenigheid over de koers bedreigt Afrika Museum‘ van Marit Willemsen in NRC, 23 april 2022.

Moralisme

Het NMVW moraliseert. Dat is een prima verdedigingslinie om politiek en media op afstand te houden. Ze breken er niet doorheen of missen het besef dat dit een kwestie is. Gemoraliseer is een gevaar als het afleidt van het passende antwoord. Of liever gezegd van het stellen van de goede vragen. Daar gaat het artikel mank aan.

NRC-correspondent Oost-Nederland Marit Willemsen laat in haar artikelOnenigheid over de koers bedreigt Afrika Museum‘ van 23 april 2022 de woordvoerder van het NMVW praten en citeert geen antwoorden op scherpe vragen die ze hem stelt. Zodat men hieruit mag afleiden dat ze die vragen niet heeft gesteld.

Moralisme is niet waar het geschil over het Afrika Museum tussen het NMVW en de Congregatie over gaat. Het gaat over geld en macht.

Tussen de abstractie van mooie woorden die niet te verifiëren zijn en de macht van het geld dat zich grotendeels achter de ambtelijke en politieke schermen afspeelt kan een museum getoetst worden aan professionaliteit. Opvallend is dat beide partijen vinden dat het daar bij de ander aan schort. Kan het allebei waar zijn?

Gebrek aan professionalisme en strijd om geld

Het gebrek aan professionalisme van het NMVW dat in 2020 17,5 miljoen euro via regelingen van OCW ontving om een professionele museale organisatie op te bouwen zou door twee vragen die in het artikel onvoldoende aandacht krijgen bevraagd kunnen worden.

De eerste vraag is waarom het NMVW in het beleid mensen centraal stelt en objecten afwaardeert. Of attributen zoals toenmalig directeur Stijn Schoonderwoerd in 2019 zegt. Wat is de rol van de kunstobjecten in de collectie? Ze lopen het lot om tot een plaatje bij een praatje dat het NMVW wil verkondigen te verworden. Dat roept de vraag op waar de drie musea voor staan die samenwerken in de koepel NMVW en wat voor zelfbeeld degenen hebben die het beleid bepalen.

Zijn het kunstmusea die uitgaan van de objecten of eerder historiserende musea die aan de hand van de objecten een verhaal vertellen? Vanzelfsprekend is de keuze voor het laatste niet. Integendeel. Buitenlandse etnografische musea als het Duitse Hombuld Forum zetten de objecten centraal in hun presentatie. Dat hoeft per definitie ook weer niet, maar aanvaardt het evenmin als vanzelfsprekendheid dat objecten niet centraal worden gesteld.

De andere vraag die niet gesteld wordt is of het NMVW standaard volgens de geldende museale normen werkt. Dat zou een vanzelfsprekendheid moeten zijn voor musea die zijn aangesloten bij het Museumregister en de Museumvereniging. Daarbij komt dat het NMVW een budget van 24 miljoen euro heeft (2020). Zo’n bedrag brengt verplichtingen over de verantwoording van de werkwijze en de besteding met zich mee. Aanleiding voor twijfel voor de juiste besteding van het budget zijn herhaaldelijk optredende onregelmatigheden met klimatisering, brandveiligheid en slordige behandeling van objecten. Dat moet in kaart gebracht worden.

Identiteit

Willemsen praat direct met de Engelssprekende Jamaicaan Wayne Modest over Afrika en vertegenwoordiger Carel Verdonschot van de Congregatie mag daar op reageren. Het is de vraag of dat een evenwichtige journalistieke opstelling is. Daarbij komt dat het lijkt alsof van Modest vanwege zijn persoonlijke achtergrond wordt gedacht dat hij meer recht van spreken heeft. Maar heeft hij daarover meer te vertellen dan de paters van de Congregatie die betrokken zijn bij het Afrika Museum? Terwijl de laatsten daar gewoond en gewerkt hebben en het nog maar de vraag is of Modest ooit in Afrika is geweest.

Dat is het mechanisme van identiteit waardoor het artikel uit het lood komt te staan. Door die oppervlakkige laag vernis over identiteit weten tot nu toe alle artikelen over het NMVW niet tot de kern door te dringen. Ze graven niet dieper, maar blijven aan de oppervlakte van de vernislaag hangen. Dat proberen te bewerkstelligen is een defensieve strategie van het NMVW.

Identiteit die ons reduceert tot een enkel hokje is een belediging voor ons denken. ‘We zijn méér dan man, vrouw, wit, zwart, lesbisch of hetero‘, zegt Kwame Anthony Appiah. Journalisten die er stilzwijgend van uitgaan dat een enkel hokje veel, zo niet alles verklaart bezondigen zich aan lui denken.

Huidskleur is precair om te benoemen en behoort in positief noch in negatief opzicht een verschil te maken over de inhoud. Het NMVW zet het via het optreden van Modest bewust in als joker en verbindt het direct met uitspraken over kolonialisme of slavernij die daarmee geabsolveerd worden en niet meer open ter discussie kunnen worden gesteld.

Journalisten zijn terecht huiverig om daar verdere vragen over te stellen omdat ze dan raken aan de identiteit van de woordvoerder. Hun kompas wordt stuk gemaakt. De roze olifant in de kamer is in dit geval zwart. Wat niet wordt gezegd over het NMVW wordt zo interessanter dan wat wel wordt gezegd.

Pure overtuiging

Het artikel is interessant vanwege de impliciete claim van het NMVW op de meest pure overtuiging. Dat is als vanouds het voorrecht van religieuze organisaties als de paters van de Congregatie. Dat voorrecht betwist het NMVW door er haar eigen ietsistisch moralisme tegenover te zetten.

Zo ontstaat een onuitgesproken ideeënstrijd tussen de spiritualiteit van het NMVW die een combinatie is van marketing, zingeving, linksige politiek en claims op eigentijdsheid en moderniteit, en de traditionele godsdienst van de Congregatie die in eeuwen binnen marges is vastgelegd.

Deze claims en verschillen voeden het onbegrip tussen beide partijen. De vaagheid van het NMVW geeft deze organisatie manoeuvreerruimte en onduidelijkheid, terwijl de fixatie van de Congregatie traditie en voorspelbaarheid geeft.

Het is verre van verwonderlijk dat het NMVW beter bij de tijdgeest aansluit en vertegenwoordigers van de media zich daar beter mee kunnen identificeren. Zonder het volledig te hoeven begrijpen. Dit wordt versterkt doordat het NMVW door de gezochte vaagheid van overtuiging die brede marges opzoekt en zo bijna iedereen een mentale plaats biedt, terwijl het katholicisme van de paters strikter bepaald is en die manoeuvreerruimte mist.

Door sluimerende misbruikschandalen binnen de katholieke kerken hebben katholieke organisaties ook nog eens een slechte pers gekregen. Wat uiteraard niets met deze kwestie te maken heeft. Maar het bepaalt de beeldvorming. Van publiek en journalistiek.

Schermafbeelding van deel paragraaf ‘Missiepartners‘ van het NMVW op site Afrika Museum. Met tekst: ‘Mission first. Wij zijn een missiegedreven organisatie. Ons doel is te inspireren tot een open blik op de wereld en bij te dragen aan wereldburgerschap. In Nederland en ook elders in de wereld. Wij vertalen die missie door in al onze activiteiten, ook zakelijk. Onze partners delen die visie. Ook voor hen geldt: mission first. Dat betekent dat samenwerking meer zal opleveren dan geld alleen.

Slag in de media

Het NMVW profileert zich in de media met linksig identitair denken en ietsistisch moralisme waarvan journalisten in hun achterhoofd denken dat ze het met goed fatsoen niet tegen kunnen spreken. Omdat dat ongepast is en omdat de overtuiging van het NMVW zo vaag is dat het weinig om het lijf heeft. Daarmee heeft het NMVW de slag in de media al gewonnen.

Die slag houdt in dat het niet meer over de inhoud gaat. Dat het niet concreet en verifieerbaar wordt. Dat het museale professionalisme van het NMVW niet ter discussie wordt gesteld. Dat de rol van de kunstobjecten niet centraal staat. Wat het NMVW beweert blijft vaag en abstract. Wereldburgerschap, eigentijdsheid. diversiteit, dekolonisatie. Vul maar in, het claimt van alles en zegt niks. Geen journalist die voldoende doorvraagt.

Achter die vaagheid zit een bewuste strategie van het NMVW dat jaarlijks dus 17,5 miljoen euro overheidssubsidie ontvangt en dat veilig wil stellen. Binnen het ministerie van OCW heeft het NMVW niet onpartijdige medestanders die de openbaarheid en verantwoording uit de weg gaan, maar zich wel vanachter de schermen in de kwestie blijven mengen. Is het een wonder dat de Congregatie door OCW niet wordt aanvaard als serieuze gesprekspartner?

Vervolg: een duurzaam artikel

Het Afrika Museum van voor de fusie van 2014 werd in de jaren daarvoor positief beoordeeld door de Raad voor Cultuur en visitatierapporten. Is het omgekeerde waar dat de huidige bedrijfsvoering van het Afrika Museum door het NMVW aan kwaliteit heeft ingeboet? Dat zou nader onderzocht moeten worden. Waarom begrijpt Modest niet dat hij met de verwijzing naar de in 2007 ingerichte ‘duistere’ eerste verdieping feitelijk zijn eigen NMVW een brevet van onvermogen geeft?

Het artikel vraagt óf om een antwoord met detaillering door een deskundige met kennis van zaken over het reilen en zeilen van het NMVW én het Afrika Museum óf om een vervolg dat het perspectief van de Congregatie beter doet uitkomen dan deze poging van Marit Willemsen. Ook de rol van OCW kan in zo’n artikel nader uitgewerkt worden.

Wellicht kan de onderzoeksredactie van NRC helpen om door factcheck de feiten en claims op moraliteit van NMVW en Congregatie op een rijtje te zetten voor de basis van een duurzaam artikel dat zich niet laat leiden door oppervlakkigheden die afleiden van de zaak. Niet in het minst over geld en macht. Hard geld gaat voor slappe praatjes. De lezer verdient beter dan een impressie.

Persbericht ‘Beëindiging huurcontract van de Congregatie van de Heilige Geest met het Museum voor Wereldculturen’

In aanvulling op het commentaarAfrika Museum stapt per januari 2025 uit het NMvW en zou geen rijkssubsidie meer ontvangen. Hoe logisch is dat?‘ van 2 maart 2022 publiceer ik met toestemming van de Congregatie van de Heilige Geest een persbericht van deze organisatie van 1 maart 2022. De Congregatie legt uit wat de redenen waren om de huuroverkomst met het NMvW te beëindigen. Opvallend is dat de Congregatie de indruk heeft ‘niet serieus genomen te worden‘ door het ministerie van OCW. Voor de volledigheid, ik kreeg het persbericht pas onder ogen nadat ik het commentaar van 2 maart 2022 had geschreven.

Afrika Museum stapt per januari 2025 uit het NMvW en zou geen rijkssubsidie meer ontvangen. Hoe logisch is dat?

Schermafbeelding van deel artikelPaters nemen Afrika Museum weer in eigen hand na ruzie over de naam en over Afrikaans dorp‘ in de Gelderlander, 1 maart 2022.

Eigenaar van de grond, de panden en de collectie van het Afrika Museum in Berg en Dal zijn de rooms-katholieke paters en broeders van de Congregatie van de Heilige Geest, een internationale missiecongregatie. De Spiritijnen waren overal ter wereld actief en ook in Afrika. De Nederlandse tak richtte zich in het bijzonder op Tanganyika, het huidige Tanzania. Dat verklaart het ontstaan van de collectie van kunstobjecten uit Afrika. Dat namen de broeders en paters mee terug naar Nederland als ze op vakantie kwamen.

De Congregatie zegt volgens het bericht in de Gelderlander per 31 december 2024 het huurcontract op met het Nationaal Museum van Wereldculturen (NMvW). Reden die de paters daarvoor aangeven is dat ze hun Afrika Museum weer zelf willen gaan runnen. Een verschil van inzicht over de koers van het museum ligt aan de breuk ten grondslag. Maar er zijn veel meer redenen voor de breuk die in het artikel ongenoemd blijven. Daarover meer.

De Gelderlander heeft gesproken met lekenadviseur Carel Verdonschot die beseft dat de Congregatie ‘een fikse prijs’ voor de breuk moet betalen. Hij zegt dat ‘het ministerie’ heeft laten weten dat ‘er van hen geen subsidie meer komt‘. Dat het Afrika Museum van de Spiritijnen in 2014 werd gedwongen om te schuilen onder de koepel van het NMvW had een financiële reden. Dat was volgens Verdonschot toen een eis van het ministerie om voor rijkssubsidie in aanmerking te komen. Liefde tussen de Spiritijnen en de NMvW was er nooit.

De adviezen van de Raad voor Cultuur die afgelopen jaren zijn verschenen over het Afrika Museum zijn onevenwichtig en lijken naar een gewenste conclusie toe te werken die afhankelijk is van de politieke wind die er waait in de top van het ministerie van OCW. Zo is het Advies Afrika Museum (2013-2016) van 1 mei 2012, toen het museum nog niet toegetreden was tot het NMvW, positief over de collectie en ‘de heldere positionering’:

Schermafbeelding van deel advies Afrika Museum van 1 mei 2012 van de Raad voor Cultuur.

In een advies van de Raad voor Cultuur in een volgende subsidieronde van 1 mei 2016 nadat het Afrika Museum is opgenomen in het NMvW klinkt een ander geluid over het Afrika Museum.

Schermafbeelding van deel advies Nationaal Museum van Wereldculturen van 1 mei 2016 van de Raad voor Cultuur.

De eis dat het Afrika Museum een afspiegeling van het huidige Afrika moet zijn is oneigenlijk. Want geen enkel Nederlands museum is in de verste verte een afspiegeling van het verzamelgebied waar het zich op richt. Dit klinkt als een gelegenheidsargument dat er aan de haren bijgesleept wordt om het Afrika Museum in een politiek gewenste richting te sturen.

Marktdenken is dominant op het ministerie en het NMvW krijgt een subsidie van 10,145 miljoen euro omdat het universalisme en inspiratie tot wereldburgerschap in haar beleid centraal stelt. Daarbij wenst de politiek één loket om verschillende volkenkundige museum beleidsmatig aan te kunnen sturen. Verschil is dat door een andere politieke wind de waardering voor de collectie van het Afrika Museum in vier jaar tijd veranderd is in waardering voor een ideologisch gekleurd verhaal van het NMvW. De waardering voor het Afrika Museum is grotendeels afhankelijk van de politieke wind en is nauwelijks inhoudelijk of kunsthistorisch bepaald.

Waardering voor (de kunstobjecten in) de collectie van het Afrika Museum was in vier jaar tijd ineens veranderd in het tegendeel. Namelijk van het accent op kunstobjecten en hun verzamelgeschiedenis in een abstract politiek verhaal over universalisme, wereldburgerschap en allerlei vage begrippen waarvoor het management van het NMvW na influistering een willig oor vond bij de Raad voor Cultuur en het ministerie van OCW. En een subsidie van meer dan 10 miljoen euro.

De paradox is trouwens dat door protest van Afrikaans-Franse activisten van Bobiso Media Monde die in 2020 een beeld ontvoerden uit de collectie van het Afrika Museum en een Nederlandse opinieleider als de Ghanees-Nederlandse Akwasi de afgelopen jaren juist die beeldvorming van universalisme en wereldburgerschap van het NMvW vanuit de Afrikaanse gemeenschap werd bekritiseerd als ongeloofwaardig, onheus en vals. Ze haalden het NMvW dat zo graag een linksig imago uitstraalt links in. Zo zei Akwasi op het Erfgoedfestival in oktober 2020 dat het Afrika Museum niet inspireert en op de schop moet.

Het advies van de Raad voor Cultuur uit 2016 is niet zo afhankelijk als het lijkt als het zegt: ‘De kracht van het NMVW zit in het behoud van de drie merknamen. Het is van het belang de authenticiteit van de drie locaties te waarborgen‘. Precies daar is het NMvW de afgelopen jaren de mist ingegaan. Het pompt tentoonstellingen rond tussen de locaties waardoor de authenticiteit en de signatuur van de afzonderlijke musea niet worden behouden. Ze worden door inzet van het management van het NMvW op populisme en marketing inwisselbaar gemaakt. Een directeur of locatiehoofd is er niet en kan niet opkomen voor eigen authenticiteit. In het Afrika Museum was de afgelopen jaren onder meer de superkitsch van fotograaf Jimmy Nelson tot een tentoonstelling over carnaval in onder meer Venetië, Rio de Janeiro en Oost-Europa te zien. Organisatorisch en programmatisch heeft het NMvW het Afrika Museum laten verkommeren. Dat verklaart mede het besluit van de Spiritijnen.

Een en ander roept de vraag op waarom het Afrika Museum van de Spiritijnen als het per 1 januari 2025 weer zelfstandig wordt na de loskoppeling van het NMvW geen subsidie van het ministerie van OCW kan ontvangen. Dat kan ook anders dan via de BIS. Zo goed heeft het NMvW het Afrika Museum afgelopen jaren niet beheerd. Wellicht wel in de papieren werkelijkheid die het NMvW het ministerie van OCW voorspiegelt, maar niet in de museale werkelijkheid. Het is de beurt aan Berg en Dalse, Nijmeegse en Gelderse raadsleden en bestuurders om hier bij het ministerie vragen over te stellen.

Dat wil overigens evenmin zeggen dat het nieuwe Afrika Museum niet zal moeten veranderen om hetzelfde te blijven en het de oude koers van voor de fusie in het NMVW kan voortzetten. De Spiritijnen hebben nog ruim 2,5 jaar om zich te beraden op een nieuwe koers en het zoeken van samenwerking met partners. Een hernieuwde focus op kunstobjecten, de collectie, de verzamelgeschiedenis en authenticiteit biedt de kansen die het NMvW liet liggen. De randvoorwaarden blijven lastig, zoals ook het Missiemuseum in Steyl aantoont dat door de gemeente Venlo op het nippertje van sluiting werd gered.

Merkwaardig is dat een woordvoerder van het NMvW zegt om in de regio Nijmegen op zoek te gaan naar een alternatieve locatie. Als dat is bedoeld om het Afrika Museum publicitair, politiek en wat subsidie betreft de pas af te snijden, dan voelt dat als kinnesinne. Het lijkt vooral iets te zeggen over de echte opvatting van universalisme en wereldburgerschap van het NMvW. Waarom wil het NMvW het nieuwe Afrika Museum beconcurreren en zoekt het geen collegeale samenwerking?

NB: Zie hier het persbericht ‘Beëindiging huurcontract van de Congregatie van de Heilige Geest met het Museum voor Wereldculturen’ van de Congregatie van de Heilige Geest van 1 maart 2022.

Kritiek op culturele toe-eigening is onnozel. Het voorbeeld ‘Charlie Parker with Strings’

De autoriteit op het gebied van de muziek van altsaxofonist Charlie ‘Bird’ Parker (1920-1955) is Phil Schaap. Omdat zijn programma ‘Birdflight’ op WKCR is opgeschort wegens technische problemen van de zender (’the house of technical difficulties’ noemt Schaap het gekscherend) worden er momenteel herhalingen uitgezonden. Schaap heeft een eigen website waar sommige herhalingen ook zijn terug te horen. Zijn programma’s inclusief interviews met musici zijn getuigenissen die door reconstructie van het verleden dienen als archief van een langzaam verdwijnende Amerikaanse muziektraditie. Niet dat de Jazz verdwijnt, maar de verschijningsvorm van toen bestaat niet meer.

Schaap benadert de muziek vanuit verschillende invalshoeken. De Swing of Jazz van de jaren 1930 tot 1955 ziet hij als de popmuziek van toen. Een jazzmusicus als Charlie Parker was de Elvis Presley of The Beatles van zijn tijd. Dat valt voor een hedendaags publiek niet meer voor te stellen. Door Parkers samenwerking met klassieke musici, in de wandeling ‘With Strings’ genoemd bereikte Parker eind jaren 1940 en begin 1950 een aanzienlijke populariteit bij het grote publiek.

Parker is het voorbeeld ervan dat het debat over acculturatie en toe-eigening in de kunst onzinnig is en nergens toe leidt. Het is een nieuw soort apartheid dat etiketten plakt, schuttingen opricht en grenzen sluit tussen culturen. Daar heeft de kunst niets aan omdat in de kunsten ontleningen, bewerkingen en citaten zuurstof en inspiratie geven. Doorgaans wordt dat debat door niet-kunstenaars aangesneden die het niet om die kunst te doen is, maar om een politieke agenda. Als het over culturele toe-eigening (‘cultural appropriation’) gaat dan worden daar meestal witte kunstenaars mee bedoeld die zich elementen uit niet-witte culturen zouden toe-eigenen.

Nog levendig staat me een openbaar debat uit 2017 voor ogen in Galerie Sanaa dat werd gemodereerd door conservator Alexandra van Dongen waar kunstenaar Paul Bogaers (toen Tilburg, nu Amsterdam) door sommigen uit het publiek fel wel aangesproken over zijn gebruik van Afrikaanse elementen in zijn werk. Enkelen vonden het onaanvaardbaar wat hij deed. Zie hier mijn commentaar. Vorig jaar had ik het er nog met de kunstenaar over en de conclusie is dat het een brisant onderwerp is waar de kleinste misstap of de perceptie bij een deel van het publiek van een misstap tot een ontploffing in dat mijnenveld kan leiden. Kunstenaars voelen zich geïntimideerd door deze politieke activisten en zien er soms van af om die ‘andere’ elementen nog te gebruiken. Dat is verlies voor de kunst en winst voor de hokjesgeest.

Minder kritiek klinkt op ‘zwarte’ kunstenaars die uit de witte cultuur lenen. Hoewel wel degelijk in zwarte kringen het begrip ‘bounty’ opduikt, zwart van buiten en wit van binnen. Maar dan is de kritiek niet zozeer gericht op de toe-eigening van elementen uit een andere, vaak witte cultuur door de zwarte kunstenaar, maar om het verraad van de eigen cultuur.

Het is onbegrijpelijk waarom sommigen zo moeilijk doen over culturele toe-eigening en slagbomen in de kunst willen oprichten. Parker was een musicus in de traditie van de Amerikaanse jazz en blues, maar had tevens respect voor witte, Europese componisten als Igor Stravinsky en Edgar Varèse. Met zijn project ‘Charlie Parker with Strings’ doorbrak hij grenzen en werkte hij samen met witte klassieke musici als hoboïst Mitch Miller en waren de songs afkomstig van witte, vaak Joodse componisten uit de zogenaamde Tin Pan Alley songtraditie, zoals Cole Porter, Vernon Duke of George Gershwin.

Op een bijna identieke wijze zette in de jaren 1950 zangeres Ella Fitzgerald een nieuwe stap in haar carrière door de Songbooks van die Tin Pan Alley componisten en tekstschrijvers op de plaat te zetten. In een artikel noemt Jay Weiser de kritiek saai (‘vapid’) dat ze haar vocale stijl zou ‘witten’. Tegen het verwijt van psychologische acculturatie kan een kunstenaar zich moeilijk verdedigen omdat het vragen zet bij iemands motieven. Daarmee wordt de kunstenaar de kunst uitgezet.

De kritiek gaat in het voorbeeld van de populaire Amerikaanse muziek en de jazz ook voorbij aan het ontstaan ervan. Jazz is in New Orleans in de tweede helft van de 19e eeuw ontstaan door de samensmelting van Europese, Afrikaanse en Amerikaanse elementen. Dat is de ultieme weerlegging van het verbod op culturele toe-eigening. Drummer Pierre Courbois vatte dat ooit zo samen: ‘Jazz is multiculturele wereldmuziek, waarvoor de Europese ingrediënten net zo onmisbaar zijn geweest als de Afrikaanse kok’. Daarom is het logisch dat iemand als Charlie Parker de Europese elementen succesvol kon benadrukken zonder de jazz of zijn eigen opvatting ervan te verloochenen of te buiten te gaan.

Kunstvormen zijn doorgaans breder, samengestelder, gelaagder en gevarieerder dan politieke activisten in hun spookbeeld van uniformiteit en monotonie claimen. Daarom moeten kunstenaars van die dreigende, afkeurende kritiek uit politiek-activistische hoek zich geen snars aantrekken en gewoon over culturele grenzen gaan. Dat is namelijk de essentiële functie van kunst.

Foto: William P. Gottlieb, [Portrait of Charlie Parker, Carnegie Hall, New York, N.Y., ca. 1947]. Collectie: Library of Congress.

Akwasi is zo vaag, politiek en algemeen in zijn kritiek op het Afrika Museum (NMVW), dat hij feitelijk aan het falen ervan niet toekomt

Akwasi Owusu Ansah, artiestennaam Akwasi, is een Nederlandse rapper en acteur van Ghanese afkomst. Hij heeft geen specifieke deskundigheid op het gebied van Erfgoed, (Etnografische) beeldende kunst en kunstgeschiedenis of Museologie. Toch doet hij op het Erfgoedfestival Gelderland verregaande uitspraken over het reilen en zeilen van het Afrika Museum in Berg en Dal. Dat is onderdeel van het Nationaal Museum voor Wereldculturen (NMVW) waar ook het Tropenmuseum (Amsterdam) en het Museum Volkenkunde (Leiden) onderdeel van uitmaken. Het Wereldmuseum Rotterdam is formeel zijdelings verbonden aan het NMVW.

Het Erfgoedfestival noemt bij deze video op YouTube Akwasi’s betoog ‘oprecht en kritisch’. Akwasi meent dat het Afrika Museum niet inspireert en op de schop moet, maar volop kansen heeft om in de toekomst iets te bieden. Dat is een verwijt aan het management van het NMVW. Via onderzoeker en vice-directeur van het NMVW Wayne Modest reageert dit museum met een kort commentaar in een andere video van het Erfgoedfestival. Modest neemt de houding aan om Akwasi’s betoog te omarmen zonder inhoudelijk op de kritiek in te gaan. De paradox is dat het politiek correcte denken van Akwasi en het NMVW op één lijn zitten en ze hierin weinig van elkaar verschillen, maar eerstgenoemde toch fundamentele kritiek op het Afrika Museum heeft. Dat wringt. Hoe kan Modest Akwasi’s kritiek omarmen die haaks staat op het beleid van het NMVW? Modest buigt met de kritiek mee zonder die op zijn eigen organisatie te willen of durven betrekken.

Het raadsel is waarom Akwasi is uitgenodigd om hierover te praten omdat dat meer vanwege zijn identiteit, dan vanwege zijn vakinhoudelijke kennis over het Afrika Museum beredeneerd lijkt. Hoewel het prima is en iedereen hierover een mening kan uiten, blijft het onduidelijk waarom het Erfgoedfestival vindt dat Akwasi hierover een platform moet worden geboden. In zijn verhaal leidt Akwasi uit enkele voorbeelden van bevooroordeeld, wit denken over Afrika en Afrikanen een algemene regel af. Hij schuwt hierbij de karikatuur niet. Zijn regel is dat het Afrika Museum gedekoloniseerd moet worden. Door verwijzingen naar God, de heilige geest en ‘de Congregatie’ refereert hij aan de ontstaansgeschiedenis van dit museum dat vanaf 1954 uit de verzamelingen van de paters en broeders van de Congregatie van de Heilige Geest is ontstaan.

Akwasi heeft geen ongelijk als hij het management van het NMVW verwijt dat er in het Afrika Museum geen Afrikaanse stemmen en gezichten uit de Afrikaanse diaspora zijn. Dat is inderdaad ongeloofwaardig, maar heeft een andere oorzaak dan Akwasi vermoedt. Hij kijkt door de bril van het identiteitsdenken, kolonialisme en racisme en kijkt daarom niet verder naar andere oorzaken. Zo zal hij het antwoord op zijn vraag niet vinden. Dit geeft opnieuw aan dat Akwasi door zijn beperkte, activistische blik niet de meest voor de hand liggende persoon is om te reflecteren op het Afrika Museum. Zijn mening gaat voor de analyse uit. Wayne Modest is als betrokkene en degene die de kritiek ontvangt evenmin bereid om in dat antwoord te voorzien. Het antwoord is anders dan Akwasi suggereert. Het heeft slechts zijdelings met identiteit te maken.

Het NMVW is een directieve, verambtelijke organisatie waar de wetenschappelijke staf en de kunstobjecten naar de marge zijn verdreven door een usurperend management dat het vooral te doen is om de eigen functie te beschermen. In museaal Nederland staat het NMVW bekend als een in zichzelf gekeerde organisatie die niet volgens de geldende museale normen geleid wordt. Het middel dat het hiervoor gebruikt is politiek correct denken en het voorzichtig omarmen van de mode van de dag: identiteitspolitiek. Daarmee probeert het de landelijke en lokale politiek te behagen als afleiding voor het eigen functioneren. De tragische figuur in dit verhaal is niet Akwasi die voor zijn politieke mening uitkomt en zijn kans grijpt of de witte personen waar hij een karikaturale schets van geeft, maar Wayne Modest. En met hem het NMVW. Ze hebben het geluk dat Akwasi nergens concreet wordt over een organisatie die hij zogenaamd kritisch bejegent, maar weg laat komen doordat hij in algemeenheden blijft hangen. Feitelijk dekt hij de onvolkomenheden van het NMVW toe.

Frans-Congolese activisten die grafbeeld uit Afrika Museum ontvreemdden dreigen met nieuwe acties in Nederlandse musea

De dwarsdenkers hebben in Nederland een nieuw filiaal geopend. In de museumsector. We kennen al de actiegroep Viruswaanzin, graancirkel-denkers en allerlei complotdenkers die het opnemen tegen de overheid, de bestaande orde inclusief de media en de wetenschap, en de rechtsstaat die niet de hunne zou zijn.

Aan dat rijtje van politieke activisten die zeggen door roeien en ruiten te willen gaan kunnen de Franse-Congolese actievoerders toegevoegd worden die vorige week op klaarlichte dag uit het Afrika Museum een Congolees grafbeeld stalen en ermee naar buiten liepen. Daar werden ze door de politie in de kraag gevat.

Ze dreigen terug te komen, want ‘er zijn twee of drie musea met Afrikaanse kunst hier, dus we komen terug’. Aldus een bericht van Omroep Gelderland. Wereldmuseum, Tropenmuseum en Museum Volkenkunde zijn gewaarschuwd.

Actievoerder Mwazulu Diyabanza lijkt nauwelijks iets te weten van de Nederlandse politieke, museale en juridische situatie. Het is onduidelijk wat zijn expertise op het gebied van etnografische kunst en historische collecties is. Hij zegt dat het niet aan de musea en overheden van Europa is om te beslissen wanneer en hoe iets wordt teruggegeven. Maar dat het aan ‘ons’ is. Diyabanza voert het wij-denken tot grote hoogte.

Zijn overmoed en eigendunk zijn grotesk. Wie denkt hij wel dat hij is en waarom denkt juist hij een speciale rol voor zichzelf te kunnen claimen? Wat weet hij van de achtergrond van de collectievorming en de etnografische kunstobjecten? Het antwoord is duidelijk: niets, ‘rien’. Hij heeft geen benul waarover hij praat.

Zijn argumentatie gaat niet verder dan een algemeen praatje over kolonialisme. Het is goed als actievoerders proberen druk te zetten in een dossier waar weinig beweging in zit. Dan hebben ze wel de verplichting zich te verdiepen in de situatie waar ze zich over uitspreken. Die kennis ontbreekt. De actievoerders kijken met hun Franse perspectief naar de Nederlandse situatie en denken dat een en ander samenvalt. Dat is een misvatting.

Deze actievoerders maken met hun slechte voorbereiding, hun ontbrekende basale kennis over het onderwerp waar ze kritiek op hebben en hun overmoed, grootheidswaan en brutaliteit, vooral zichzelf belachelijk. Zoals al die complotdenkers doen die met oppervlakkige kennis denken de problemen in de wereld op te kunnen lossen. Daarnaast belasten ze Nederlandse musea met hun brouhaha en jagen die op kosten omdat er extra beveiliging ingehuurd moet worden. Ook doorkruisen ze als razenden een serieus debat over roofkunst en kolonialisme waar musea met allerlei betrokken over in gesprek zijn.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelActivisten Afrika Museum nog niet klaar in Nederland: ‘Wij komen terug’’ van Omroep Gelderland, 13 september 2020.