De koning van Bayaka zit op een stoel. Twee halfnaakte vrouwen staan rechts achter hem tegen de zijkant van een hut. De witte man in tropenuitrusting inclusief scheefstaande helm is de gerenommeerde fotograaf Eliot Elisofon die lange tijd aan LIFE magazine verbonden was. Wie maakte de foto?
Het is een merkwaardige foto. De titel suggereert dat het niet draait om de koning, maar om Elisofon. Hoewel de koning wel op een stoel zit en Elisofon achter hem staat. Wat de macht was van de koning in toenmalig Belgisch Congo is onduidelijk. Is hij een elevé die zich mocht verheffen onder de hoede van het koloniaal bestuur en daarin geïntegreerd was?
In mei 1951 was Elisofon bij de opnamen van The African Queen van regisseur John Huston met Humphrey Bogart en Katharine Hepburn. De buitenopnamen van deze in Duits Oost Afrika gesitueerde film vonden plaats in toenmalig Belgisch Congo en Oeganda.
De Afrikaanse koning Bayaka was acht jaar later in het Afrika Museum in het Brusselse Tervuren. Terwijl Patrice Lumumba vergeefs vocht voor onafhankelijkheid en dat in 1961 moet bekopen met de dood waar België voor verantwoordelijk wordt gehouden.
Het onderschrift bij de foto uit 1959 die genomen werd door R. Stalin ‘King of Bayaka (right) is guided by the journalist Mubutu through the museum of Tervueren after his eye-operation in Gent‘ doet ons nogmaals naar de foto met Eliot Elisofon kijken. Wat zag de koning van Bayaka? Wie keken er namens hem?
Van 1871 tot 1951 bestond er een spoorlijn tussen Mechelen en Terneuzen. Aangelegd voor goederentransport waaronder steenkool uit het bekken van Charleroi naar de haven van Terneuzen. Maar op de spoorlijn was ook plek voor personenvervoer.
De spoorlijn ontsloot economisch het Belgische achterland en gaf Zeeuwen de mogelijkheid om vrij makkelijk naar de regio Mechelen te sporen. De lijn werd in 1930 door de Belgische spoorwegen overgenomen van de Belgische staat.
Tevens was er een spoorlijn van Gent naar Terneuzen die in 1869 werd geopend, maar pas in 1922 een permanent karakter kreeg. Ook deze lijn was bedoeld voor goederenvervoer met als bijvangst reizigersvervoer.
Sinds de sluiting voor reizigers van de spoorlijnen in respectievelijk 1951 (Mechelen) en 1939 (Gent) is het openbaar vervoer in krimpgebied Zeeuws-Vlaanderen meegekrompen. Er zijn nu enkele doorgaande buslijnen naar Goes of Middelburg en naar Gent, Brugge en Sint Niklaas, maar dat zijn lijnen die veel plaatsen aandoen, niet allen dagelijks rijden en veel geld kosten.
Er zijn de Westerscheldetunnel van Terneuzen naar Zuid-Beveland en een personenveer tussen Breskens en Vlissingen, maar dat vraagt meer omrijtijd dan de drie veren van de provinciale PSD tot 2003 boden.
Zeeland heeft ‘eigenlijk geen openbaar vervoer, maar doelgroepenvervoer’, volgens gedeputeerde Harry van der Maas in NRC. Dat zou inhouden dat de zittende Zeeuwse politiek vanwege de kosten niet eenduidig kiest voor het instandhouden van een minimum netwerk aan openbaar vervoer, maar inzet op een combinatie van leerlingen-, zieken- en ‘sociaal zwakkeren’vervoer.
De paradox is dat het openbaar vervoer in Zeeuws-Vlaanderen vroeger beter was dan nu. Dat valt waarschijnlijk te verklaren uit het afnemend economisch belang van België dat vroeger het dichtste spoornet ter wereld had, de opkomst van de Vlaamse havens Antwerpen en Zeebrugge en het teruglopende politieke, economische en demografische belang van Zeeland binnen Nederland.
De petitie ‘Trek de reizigerstrein Gent-Terneuzen door naar Goes‘ merkt op dat ‘medio 2030-2035‘ de oude reizigerstrein van Gent naar Terneuzen terugkeert. Het pleit ervoor om die lijn door te trekken naar Goes. Dat is een miljoenenproject en vergt de aanleg van een extra spoorbuis naast de 6,6 kilometer lange Westerscheldetunnel.
Schermafbeelding van deel petitie ‘Trek de reizigerstrein Gent-Terneuzen door naar Goes‘ van Tim Sekac op petities.nl, 3 april 2023.
Het valt te bezien hoe realistisch het verzoek is om de spoorlijn onder de Westerschelde door te trekken van Terneuzen naar Goes. Maar het is goed van de initiatiefnemer om niet bij de pakken neer te zitten en mee te gaan in het defaitisme, het gebrek aan ambitie en zelfvertrouwen, en het Calimero-complex van Zeeuwse bestuurders. Alleen daarom is het al zinvol om de petitie te ondertekenen.
Dit stukje verscheen eerder op George Knight Kort op 23 januari 2013.
Ville de Liège.
Internet is geknipt voor narrowcasting, zoals het heet. Ofwel het bedienen van een specifieke doelgroep op een speciale plaats met specifieke informatie. Alles over Nepal, de geschiedenis van Oost-Groningen, Humphrey Bogart of de parenteel van een individu. Tot in details komt een onderwerp beschikbaar voor de liefhebber. In zo’n reservaat ontstaat door smaak en interesse een sentimenteel museum.
Ansichtkaart van de Ville de Liège bij vertrek uit Oostende.
Neem de Ville de Liège. In 1913 gebouwd op de Cockerill werf in het Antwerpse Hoboken. In twee wereldoorlogen ingezet, in 1936 tot carferry omgebouwd, omgedoopt tot de London-Istanbul. Daarna tijdelijk herdoopt tot HMS Algoma en HMS Ambitious. In 1950 uit de vaart genomen. Een Belgische pakketboot met een roemruchte geschiedenis.
Interessant? Ach, een vaartuig voor het collectief geheugen. Door terug te kijken helpt het ons vooruit. Dat kan ook de buitenstaander meeslepen. Maar die zoekt eerder het bijzondere in het gewone, dan andersom.
De achtersteven blijkt fotogeniek. De geschiedenis kijkt de Ville de Liège in de kont. Zomaar een boot als spiegel van de verloren tijd die sommigen willen bewaren. Om herinneringen blijvend vast te houden.
Het is een klein onderwerp. Van 291 mm bij 113 mm. Het betreft een afbeelding uit de tweede helft van de negentiende eeuw met de titel (vertaald): ‘Uitzicht op Halchdoorf in Nederland’ (Vue prise à Halchdoorf en Hollande).
Het wordt in de collectie van het Franse Filmmuseum beschreven als (vertaald): ‘Geanimeerde zijwaarts scrollende plaat, serieel patroon verbeterd met kleuren, rechthoekige plaat (mechanisme: glijdend glas, bewegingstype: horizontaal)’. Je kunt de plaat heen en weer schuiven (recto en verso) waardoor een stereoscopisch effect ontstaat.
Nederlands zien afbeelding en titel er niet uit. Eerder Duits. De titel spreekt over een Do(o)rf en niet over een dorp. Het Nederlandse Halchdoorf of Halchdorp bestaat niet. Als een ‘W’ verkeerd is gelezen en is aangezien voor een ‘H’ en een ‘s’ is omgezet in het Franse ‘ch’ dan zou het kunnen gaan om het Luxemburgse Walsdorf. In het oostelijke kanton Vianden.
Dat is geen zekerheid, maar een beredeneerd vermoeden. Hiermee wordt dit kleine onderwerp ineens groot. Als onderdeel van de 19de eeuwse geopolitiek.
Het Luxemburgse Walsdorf in het Duitstalige oostelijke deel van Luxemburg was tot 1890 verbonden aan het Koninkrijk de Nederlanden via een personele unie met het Nederlands staatshoofd. In 1839 ontstond België en het westelijke Franstalige deel van Luxemburg werd daarmee samengevoegd. Daarna wilden Pruisen en Frankrijk Luxemburg inlijven, maar kon de ander dat niet accepteren.
De Nederlandse Koning Willem III die een enthousiast bezoeker van feesten en bordelen was en de bijnaam Koning Gorilla kreeg had een sterke behoefte aan geld. In 1867 bood de Franse keizer Napoleon III hem aan om Luxemburg van hem te kopen. Daar had Willem III wel oren naar, maar de verkoop werd door de Pruisische kanselier Bismarck verhinderd.
De bewering dat Walsdorf of Halchdoorf in Nederland, en Hollande, ligt lijkt dus bij nader inzien te kloppen. In Luxemburgs Nederland wel te verstaan.
Waarom het figureert in een Franse collectie van pre-cinematografische apparaten is begrijpelijk. De plaat is niet zo onschuldig als het lijkt, maar ondersteunt het verhaal voor een 19de eeuws Frans publiek dat Luxemburg een speelbal is van grootmachten. Met een wel of niet gerechtvaardigde Franse claim erop. Afhankelijk van de overtuiging van de explicateur. Walsdorf was niet neutraal.
Als antwoord op mijn verzoek aan erfgoedplus.be om de naam ‘Russisch‘ in de toelichting bij items te veranderen in ‘Sovjet‘ kreeg ik vandaag antwoord van een vertegenwoordiger van die instelling.
Ik plaatste mijn kritiek op 6 maart 2023 in het commentaar ‘Verzoek aan Belgisch archief om term ‘Russisch’ te vervangen door ‘Sovjet’. Het is misleidend en dient de propaganda van het Kremlin‘.
Hieronder mijn antwoord op de afwijzende reactie van erfgoedplus.be. Het beweert dat deze benamingen met ‘Russisch‘ erin gevestigd en historisch zijn en er geen noodzaak bestaat om ze te veranderen. Daar denk ik anders over:
Ik ben het oneens met uw standpunt dat de omschrijvingen en benamingen geen betrekking hebben op het huidige conflict tussen de Russische Federatie, Oekraïne en het Westen. Ik neem aan dat de Belgische erfgoedsector ermee geen politieke agenda volgt, maar indirect is het wel van toepassing op dat conflict. De benaming ‘Russisch’ of andere benamingen zijn als historische term niet neutraal. Dat dient in mijn ogen de erfgoedsector te beseffen.
Er is vooral sinds 2014 bewustwording ontstaan over die ‘Russische’ namen die bij nader inzien niet Russisch waren. Dat gaat om historische zorgvuldigheid en nauwkeurigheid van de beschrijving en de toelichting.
Het gaat trouwens niet alleen om de benaming van het kamp, maar vooral over de etniciteit van de krijgsgevangen en bewoners van het kamp. In de items is sprake van ‘Russische krijgsgevangenen‘ en ‘de Russen’ waar expliciet sprake is van andere etniciteiten dan de Russische. De Russische Federatie is overigens een veelvolkerenstaat met vele etniciteiten. Dus de benaming ‘Russisch’ is om meerdere redenen problematisch, zelfs als het alleen om de huidige Russische Federatie gaat.
U zult toch toegeven dat het wonderlijk is dat bewoners van een voormalig Oekraïens kamp in de toelichting van 2023 nog ‘Russen’ worden genoemd.
Er is in Europa bewustwording ontstaan over ‘Russische’ namen die bij nader inzien niet Russisch zijn. Dat kan gecorrigeerd worden. Ook historische termen zijn niet onveranderlijk, maar kunnen aangepast worden. Geschiedschrijving staat niet stil, maar verandert.
Daar komt nog bij dat het niet zozeer gaat om de benaming van gevestigde benamingen, maar om de toelichting bij de items. Die kunnen tamelijk makkelijk aangepast worden. Daar richt mijn kritiek zich op. Juist in een toelichting kan de achtergrond verduidelijkt worden en namen aangepast zonder dat dit gevolgen heeft voor maatschappelijk gevestigde namen.. Nu gebeurt naar mijn idee het omgekeerde, in de toelichting worden entiteiten verwart. Dat zorgt naar mijn idee voor onnodige onduidelijkheid.
Je kunt deze kwestie vergelijken en op een lijn stellen met het debat over dekolonisatie en het huidige schrappen van koloniale namen omdat die niet meer ‘kunnen‘. Ook in het geval van de Sovjet-Unie en Rusland is sprake van dekolonisatie. De voormalige republieken van de Sovjet-Unie hebben zich sinds 1991 losgemaakt van de centrale macht in Moskou.
Maar Moskou doet moeite om de macht te behouden of te herstellen. Dat is de strijd die zich vertaalt in de benamingen. Dat is de ‘soft power‘ van de strijd om de informatieruimte waar ook West-Europese archieven en erfgoedinstellingen indirect deel van uitmaken.
Het gebruik van het adjectief ‘Russisch’ als benaming duidt op Russisch imperialisme of expansionisme die niet meer door alle voormalige Sovjet-republieken als vanzelfsprekend wordt aanvaard.
Wat ooit verkeerd is benoemd, hoeft niet eeuwig verkeerd te worden benoemd. Dat betekent dat omschrijvingen en benamingen na verloop van tijd hernoemd kunnen worden. Dat geldt ook voor andere historische benamingen die door de jaren heen zijn aangepast omdat het denken erover is veranderd.
In Nederland bestond tot voor kort een ‘Russisch Ereveld‘ in Leusden met 865 begraven militairen dat in 1948 onder die naam werd geopend. Er liggen ook militairen uit Oezbekistan begraven. Dat was een ingeburgerde naam. Maar dat ereveld is om historische redenen twee jaar geleden hernoemd tot ’Sovjet Ereveld’ omdat die benaming de lading beter dekt. Dat geeft aan dat historische omschrijvingen en benamingen niet onveranderlijk hoeven te zijn en gewijzigd kunnen worden als het denken daarover wijzigt. Of als er nieuwe informatie beschikbaar komt.
Onveranderlijkheid en immobiliteit van historische omschrijvingen en benamingen is niet in alle gevallen de passende houding en mentaliteit om met geschiedschrijving om te gaan. Omdat die de geschiedschrijving op het slot houdt.
Zojuist stuurde ik de Archief- en Documentatiecentrum Stichting Erfgoed Eisden onderstaande reactie. Ik vraag om in dit en andere items de term ‘Russisch‘ door ‘Sovjet‘ te vervangen, ook als notabene Oekraïens wordt bedoeld. ‘Sovjet‘ is de historisch juiste term is. Die terminologie is tot op de dag inzet in de propagandaslag van de Russisch-Oekraïense oorlog. Mijn reactie:
U spreekt in de beschrijving over een ‘Russisch kamp‘, ‘Russische krijgsgevangenen‘ en ‘de Russen‘. Tevens hint u erop dat de eerste Ostarbeiter vooral uit Oekraïne kwamen en ondergebracht waren in dat ‘Russische kamp‘.
Welnu, dat kan niet allebei waar zijn.
U zult weten dat Oekraïners nu en ook in de Tweede Wereldoorlog geen Russen zijn. Oekraïners zijn Oekraïners, en geen Russen.
De huidige president van de Russische Federatie Vladimir Poetin claimt dat Oekraïne en de Oekraïners niet bestaan. Hij vervalst historische feiten om zijn betoog rond te maken. Dat is geschiedvervalsing. U volgt in uw taalgebruik Poetins redenering. Dit geeft aan dat een juiste beschrijving van de geschiedenis belangrijk is.
Het is ongelukkig dat een Belgisch archief die misleiding overneemt en Oekraïners hun eigenheid ontzegt en ze tot ‘Russen‘ maakt. Notabene in een item over een ‘Ukranisch Kamp‘.
Uw taalgebruik in de beschrijving zorgt voor verwarring die nog tot op de dag van vandaag politieke implicaties heeft. Waarschijnlijk is dat geen opzet, maar onwetendheid van degene die de beschrijving heeft gemaakt.
Historicus Timothy Snyder heeft in boeken en lezingen meermalen gezegd dat de relatief meeste slachtoffers die vochten tegen de naziterreur tijdens de Tweede Wereldoorlog Wit-Russen en Oekraïners waren. Simpelweg omdat hun landen in het westen lagen en als eerste werden aangevallen door de Duitsers.
Het was tot voor kort het grote misverstand in de Ostpolitik van de huidige Duitse politiek dat ‘de Russen‘ de grootste slachtoffers van de naziterreur waren en daarom nog steeds gecompenseerd moeten worden. Vanwege een Duits schuldcomplex.
Dat is dezelfde verwisseling van begrippen die u parten speelt. ‘Russisch‘ wordt gebruikt, waar ‘Sovjet‘ wordt bedoeld.
Die Duitse visie heeft tientallen jaren lang de Duitse politiek gegijzeld en op het verkeerde been gezet. Oekraïners waren grotere slachtoffers, maar bestonden jarenlang voor Berlijn niet als politiek factor. Dat is pas sinds kort veranderd.
Uiteraard bedoelt u met ‘Russisch‘ niet de inwoners van de toenmalige Russische Sovjetrepubliek, maar alle inwoners van de Sovjet-Unie. In dat geval is het historisch correct als u niet spreekt over ‘Russische krijgsgevangen‘, een ‘Russisch kamp‘ of ‘de Russen’, maar over ‘Sovjet krijgsgevangenen‘, een ‘Sovjet kamp‘ en ‘de Sovjets‘.
Dat omvat ook de Oekraïners in het ‘Ukranisch Kamp‘ die Sovjets waren, maar geen Russen.
Graag correctie van dit item en alle items over het Kamp Eisden waar dezelfde begripsverwarring en foute beschrijving wordt gebruikt. Nogmaals, die begrippen zijn geen kleinigheid of semantische muggenzifterij, maar een levend onderdeel van een propagandastrijd die tot op de dag van vandaag door het Kremlin wordt gevoerd.
Een Belgisch archief moet oppassen daar tot onderdeel van te worden gemaakt en misleidende propaganda te legitimeren.
Een straattoneel van de worsteltent op een Parijse kermis in 1898. Er gebeurt weinig. Worstelaars kijken naar het publiek en het publiek kijkt terug. Kinderen staan vooraan en volwassenen achteraan. Er lijkt vooralsnog geen sprake van een voorstelling. Dit is een dood moment.
Reclame komt ook voor op deze kermis. In het mini-reuzenrad op onderstaande foto adverteert Kneipp (‘Addition Café‘). Het lijkt niet zozeer de nu nog steeds bekende therapeutische gezondheidsproducten van de Beierse priester Sébastien Kneipp aan te bevelen die in 1891 in Frankrijk werden geïntroduceerd. Maar wel moutkoffie. Een multinational in wording.
Die werd als gezonder dan koffie van cafeïne of chicorei beschouwd. Een site zegt: ‘Deze gekiende en gebrande haver, die koffie vervangt, gaat terug op Sebastian Kneip (1821-1897), een Duitse pastoor van Beierse nationaliteit, die een “Wasserheilmethode” of genezing door koud water propageerde.’ Malt Kneipp adverteerde met de slogan ‘Gezonder en goedkoper’.
Publiciteitsmateriaal van het café Malt Kneipp in Parijs. Tevens hoofdkantoor van de Franse l’Association Kneipp.
De luchtballon van toen die als het ware de gondel van het mini-reuzenrad in de lucht houdt werd in de 20ste eeuw het vliegtuig of de ruimtecapsule. Zo is de kermis van 1898 een afspiegeling van de toenmalige samenleving. Uiteraard. Tussen sterke mannen en gezondheid, tussen worstelen en afwachten, tussen …. enfin, dat kan iedereen voor zichzelf invullen. Het aanlokkelijke van deze foto’s is dat er zoveel uit af te leiden valt.
De rechtse NVA en het radicaal-rechtse Vlaams Belang hameren op het boetseren van een Vlaamse identiteit. In het onderwijs, in de media en in de samenleving, maar NVA wil vooralsnog niet samen optrekken met het Vlaams Belang. Het accent op Vlaamse identiteit houdt noodgedwongen in dat andere identiteiten in Vlaanderen in de verdrukking komen.
Met een West-Vlaamse tongval (denk ook de geweldige serie Chantal die doordesemd is met West-Vlaanderen en de eigenzinnige grenzeloosheid die bij kuststreken hoort) relativeert Pieter-Jan Catteeuw dat tamboereren van de rechtse politiek op Vlaamse identiteit.
Hij kijkt naar de toekomst en vraagt zich af wat van de Vlaamse historie en cultuur overblijft als de zeespiegel blijft stijgen. Dat is de enige spiegel waar we nu in moeten kijken. Het is zoals in vele landen ook in Vlaanderen vooral de rechtse politiek die de klimaatproblematiek ontkent. Met als gevolg dat maatregelen uitblijven om de stijgende temperaturen en stijgende zeespiegel aan te pakken. In 2050 zijn in Europa de gletsjers gesmolten.
Het laaggelegen Vlaanderen is kwetsbaar voor de stijgende zeespiegel. De paradox is dat de Vlaamse identiteit in de toekomst zal moeten emigreren naar hoger gelegen gebieden. Met meenemen van frietkot, koersfiets, brouwerij en alles wat volgens rechts nu Vlaanderen tot Vlaanderen maakt. Dan worden ook de rechtse Vlamingen migranten.
In de tussentijd is het potverteren en pierewaaien. Voor zolang het duurt. Met het accent op de Vlaamse identiteit die volgt uit terugkijken, terwijl de wijsheid vooruitkijken gebiedt. Het kortetermijndenken is het maximale wat de politiek aankan. Dat is jammergenoeg niet uniek voor Vlaanderen.
Op p. 94 van de roman ‘Uiteengescheurd‘ (1940) van Miklós Bánffy kwam ik de volgende passage tegen: ‘Aan de andere kant van Europa trok een bericht uit Nederland de aandacht, waar men vestingwerken wilde bouwen rondom de haven van Vlissingen. Dit besluit van het meest vredige land veroorzaakte een storm. De pers in Parijs en Londen zag er Duitse plannen in, van keizer Wilhelm, die misschien wel een eigen vlootbasis wilde verwerven, op een paar uur van de Engelse kust en Het Kanaal. Waarschijnlijk werd er aan de bel getrokken door de twee grootmachten van de Entente Cordiale, want nauwelijks een maand later werd het plan door de Nederlandse regering ingetrokken.‘
Ik had nooit van dit plan gehoord. Klopt het wat Bánffy zegt? Aan zijn historische en politieke inzicht valt niet te twijfelen. Naast schrijver was hij ook politicus en in 1921 en 1922 minister van Buitenlandse Zaken van Hongarije. Het klopt dat Vlissingen 1911 een belangrijke Europese kwestie was die had te maken met de oorlogsplannen van de grootmachten. Vanuit Vlissingen kon de Westerschelde en de haven van Antwerpen afgesloten worden.
Het is achteraf opvallend dat ik in de geschiedenisles op school alles heb meegekregen van de Duitse vlootbouw, de eerste Marokkocrisis in 1905, de Duitsgezindheid in Nederland tot 1940, maar nooit heb gehoord over de kwestie Vlissingen 1911. Terwijl dat vele aspecten verbindt, inclusief desinformatie en agitatie in de pers. Ook Nederlandse populaire historische publicaties laten het onderwerp links liggen.
De context is de blokvormig van Europese grootmachten in de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog en de Duitse plannen in stapjes van 1903, 1907 en 1912 voor de opbouw van een Duitse oorlogsvloot, een Hochseeflotte. Het geschil over Vlissingen 1911 valt midden in de toenemende spanningen tussen enerzijds Duitsland en anderzijds Engeland en Frankrijk. Wat in 1914 zou uitmonden in de Eerste Wereldoorlog.
In The German Menace (de Duitse dreiging) geeft in 1911 de Engelse marxist Theodore Rothstein commentaar op de actuele diplomatie en buitenlandse politiek, de vlootbouw en het marine beleid van de verschillende landen. Hij gaat uitgebreid in op de kwestie Vlissingen. Het is aardig om hem ‘in real time‘ te volgen. Tegelijk relativeert hij de Duitse dreiging door Menace tussen aanhalingstekens te zetten. Was er wel een Duitse dreiging?
In deel 5 zegt hij: ‘this is what lies at the bottom of the Anglo-Franco-Belgian agitation against the Flushing scheme. By closing the mouth of the Scheldt Holland will frustrate the easy execution of the Franco-British military plans‘.
Rothstein is niet altijd volledig. Zo zegt hij in deel 4: ‘For a long time before and after her constitution as a sovereign State, Holland possessed some fortifications on the North Sea coast, including Flushing, but had none on her eastern frontier where she was adjoining Prussia.’ Dat is suggestief. Nederland had aan de lastig verdedigbare oostgrens inderdaad geen fortificaties gebouwd, maar wel rond de vesting Holland in de Hollandse Waterlinie die tot 1945 in gebruik was.
Het blijft onduidelijk of de plannen voor de versterking van de vesting Vlissingen dienden om Nederland tegen een aanval vanaf zee te beschermen, het oogmerk ervan was om de toegang tot de Westerschelde voor alle partijen af te sluiten of de Duitse vloot een schuilplaats te bieden. Dat laatste lijkt onwaarschijnlijk en kwam waarschijnlijk uit de koker van de Engels-Frans-Belgische pers. Rothstein zegt in 4. The Fortification of Flushing van 18 februari 1911:
Rothstein meent in datzelfde 4. The Fortification of Flushing” Continued Nederland als neutraal land het recht heeft om de toegang van de Westerschelde voor de vloten van strijdende partijen en de Engelsen in het bijzonder af te sluiten:
Rothstein ziet de opwinding over de kwestie Vlissingen 1911 als deel van de agitatie tegen Duitsland door de Engelse en Franse pers. Of deze dynamiek werkelijk zo scherp was en hoe de wisselwerking tussen pers en politiek in betrokken landen was is achteraf lastig te beoordelen.
Bánffy verwijst ook naar de rol van de Franse en Engelse pers in het opstoken van deze kwestie die meenden dat de bouw van fortificaties in Vlissingen ‘een Duits plan was om er een eigen vlootbasis te verwerven’. Dat is verre van logisch en staat haaks op het toenmalige Nederlandse beleid om te streven naar neutraliteit en buiten een grootscheeps conflict te blijven. Dat dit Nederland in 1914 uiteindelijk lukte is des te verbazingwekkender voor wie zich verdiept in de kwestie Vlissingen 1911.
Voor meer over Bánffy zie mijn commentaar ‘Gedachten bij een foto met Miklós Bánffy (1934)‘.
De foto’s in de digitale collectie van BALaT (Belgian Art Links and Tools) van de Belgische (amateur)fotograaf Emile Henri t’Serstevens (1868-1933) zien er akelig donker uit. De hier gekozen foto’s lichten gelukkig scherp op. Wikipedia voegt over t’Serstevens toe: ‘Samen met zijn echtgenote Marie Dastot (1870-1943), was hij meer dan 30 jaar werkzaam als artistiek fotograaf.‘
De foto’s geven een tijdsbeeld van een periode waarin nog niet veel werd gefotografeerd. Dat was eind 19de eeuw voorbehouden aan een kapitaalkrachtige elite. De bomschuiten op het strand van Knokke-Heist doen denken aan de boten op het strand van Scheveningen op Hendrik Willem Mesdags Panorama Mesdag (1881). De uitsnede lijkt onzorgvuldig gekozen.
De titel van de volgende foto verraadt de afstand tussen de fotograaf en zijn object: ‘Werkende arbeiders op een plein in Middelburg‘. Is dat ‘werkende arbeiders‘ niet dubbelop? Deze foto is van historisch belang omdat door de Duitse artilleriebeschietingen van 17 mei 1940 de binnenstad van Middelburg grotendeels door brand werd verwoest. De twee vrouwen rechts kijken nieuwsgierig naar de fotograaf. Ze worden blijkbaar graag op de korrel genomen. Als ze al beseffen wat hier aan de hand is.
De foto van de marcherende militairen is ontroerend door de tegenstelling met de twee kinderen langs de kant van de weg. Zijn ze geïmponeerd en beseffen ze wat ze zien? Dit raakt aan het zinnebeeld van het militaire bedrijf als schuldig. De observerende kinderen vormen een rustplaats waar de foto even bij stilstaat. Het is de verdienste van de fotograaf dat we dit zien met zijn ogen.