Thierry Aartsen, Onno Aerden en de cultuur van de VVD

Voormalig kandidaat-kamerlid voor de VVD Onno Aerden heeft onderstaande tweet uitgewerkt in een column op zijn blog Inhoudelijke Zaken. Erin heeft hij kritiek op de scouting van kamerleden en zegt hij het volgende over het vandaag geïnstalleerde nieuwe kamerlid voor de VVD Thierry Aartsen: ‘En toen moest de schande nog plaatsvinden dat een de door het opstappen van minister Hennis vrijgekomen Kamerzetel toeviel aan een zekere Thierry Aartsen, in Breda bekend als ‘jouw maat in de raad’. Die had het bestaan om zich op Twitter niet alleen tactloos, crypto-racistisch en kleinzielig uit te drukken, maar verdedigde die acties vrolijk door te wijzen op wie hij ‘nu eenmaal’ was.’ en ‘Kennelijk heeft het zelfzuchtige gelijk van de macht het gewonnen van die geweldige, intensieve, creatieve, optimistische talentenjacht die mij destijds zo blij maakte.’

De ‘omhooggevallen kwast’ Thierry Aartsen heeft cultuur (o.a. Erfgoedinspectie, Bibliotheek en letterenbeleid, monumenten), Media, Arbeidsomstandigheden, Inspectie & toezicht in zijn portefeuille. Het is te hopen dat hij de cultuurparagraaf uit het programma aan het volk kan uitleggen en de elementen ervan logisch met elkaar kan verbinden. Want dat is geen makkelijke opgave. Zo staat er: ‘De makers van cultuur richten zich weer op hun publiek. Dat zijn de mensen die cultuur in stand houden. Als zij iets niet goed genoeg vinden, is er ook geen reden om subsidie te geven.’ Ofwel, het publiek houdt de cultuur in stand en als het publiek de cultuur niet goed vindt dan vervalt de reden om een cultuuruiting subsidie te geven. Dus volgens de VVD gaan niet de parlementsleden of de professionals over het toekennen van subsidie aan cultuur, maar is dat voorbehouden aan cultuurconsumenten. De VVD lijkt zo ook voorbij te gaan aan het belang van talentontwikkeling waarvan de Raad voor Cultuur constateert dat die op peil moet blijven om de toekomst van de kunst te garanderen.

Wat de VVD trouwens onder respectievelijk ‘cultuur’ of ‘kunst’ verstaat wordt uit de cultuurparagraaf niet duidelijk. Van een politieke partij die dat onderscheid niet maakt en beide begrippen door elkaar heen gebruikt valt te vrezen dat het niet begrijpt wat het verschil tussen kunst en cultuur is. Het kan ook dat de VVD vanwege politieke redenen bewust beide begrippen door elkaar heen gebruikt om verwarring te zaaien.

Cultuur is de weerslag van de samenleving. De waarde van kunst is dat het zich deels ontworsteld heeft aan de macht, weerstand biedt aan onderwerping en haaks op de samenleving staat. Het heeft voor kunstenaars die de kunst instromen een vrijplaats bevochten. Enigszins vergelijkbaar met religie die ook zo’n maatschappelijke rol wordt gegund. Kunstenaars staan niet zozeer op de schouders van een traditie zoals in de Renaissance over de Grieken werd gezegd, maar op de schouders van een toevallige bundeling van omstandigheden die lang geleden genoeg opgestart is om nu stand te kunnen houden. In rituelen. Dat tekent tevens de paradox van kunst. Kunst moet ver genoeg van politieke en maatschappelijke krachten blijven om er vrij en onbevreesd op te kunnen spiegelen, maar moet ook weer niet te veel afstand nemen om ‘voor eigen bestwil’ in een reservaat te eindigen. Kunst valt op te vatten als aanscherping en verbijzondering van cultuur.

Wat de VVD met kunst wil wordt uit deze beschrijving duidelijk. De VVD gunt het kunst niet om een vrijplaats te zijn. De VVD wil die vrijplaats afbreken. De VVD wil kunst maken tot weerslag van de samenleving, goochelt daarom met de begrippen kunst en cultuur, en zaait bewust verwarring. De VVD heeft in de cultuurparagraaf niet het lef om kunst frontaal aan te vallen, maar probeert de functies en doelen ervan slinks te smoren in begripsverwarring. Namelijk door kunst te vervangen door het bredere en met de samenleving samenvallende begrip cultuur. Zodat kunst van elke functie ontdaan wordt.  Het is een teken aan de wand van de huidige VVD dat het de ‘omhooggevallen kwast’ Thierry Aartsen heeft benoemd als een woordvoerder cultuur in de Tweede Kamer. Aartsen past in zijn tactloosheid, crypto-racisme en kleinzieligheid perfect bij de cultuur van de VVD.

Foto 1: Schermafbeelding van cultuurparagraaf ‘Cultuur; Cultuur is van en voor de samenleving van de VVD’.

Foto 2: Tweet van Onno Aerden, 11 september 2018.

PVV Overijssel is tegen overheidssubsidie voor kunst en cultuur

Volgens Rafael de Wit van PVV Overijssel is zijn partij ‘principieel niet tegen kunst of cultuur‘, maar wel tegen overheidssubsidie ervoor. Dat omvat ook bibliotheken, muziekscholen, talentontwikkeling of cultuureducatie. De Wit is in Overijssel verantwoordelijk voor onder meer de portefeuille Cultuur en Sociaal. Hij meent dat elke onderneming of culturele instelling ‘innovatief moet zijn’ en ‘zijn geld bij derden dient te halen en zijn handje niet op te houden bij de provincie’. De Wit concludeert  ‘Er is geen probleem. Want het probleem ligt bij de subsidie op zich’. De kwestie waar het over gaat is het noodlijdende Kermis- en Circus Museum in Steenwijk.

De PVV is niet principieel tegen overheidssubsidie. Zo concludeerde NRC in 2013 in een bericht dat de partij 80.000 euro subsidie in strijd met de regels had besteed: ‘De PVV krijgt subsidie voor fractieondersteuning, jaarlijks tussen de 1,5 en 2 miljoen euro.’ Dit benadrukt de vraag op waarom de PVV tegen overheidssubsidie voor kunst en cultuur is, terwijl het niet tegen overheidssubsidie voor de PVV is. De PVV als partij is blijkbaar niet innovatief om voor het eigen functioneren geld bij derden op te halen. Dat duidt op onzuivere principes.

Of het mogelijk is om principieel tegen kunst en cultuur te zijn zou een vervolgvraag kunnen zijn. Want als onder cultuur wordt verstaan alles wat de mens schept, inclusief de woonomgeving en fabrieksproducten, dan is iemand die tegen kunst en cultuur is iemand die is tegen wat de mens schept. Dat zet de economie in een klap stil. Een onhoudbaar standpunt. Daarnaast blijft het een raadsel waarom de PVV die hamert op nationale identiteit, de positie van de Nederlandse taal en de Nederlandse eigenheid dat deel van de Nederlandse kunst en cultuur dat de Nederlandse identiteit zou kunnen helpen versterken niet actief wenst te ondersteunen.

Cultuurstandpunt VVD: Als publiek cultuuruiting niet goed genoeg vindt, dan is er ook geen reden meer voor overheidssubsidie

Het standpunt over cultuur van de VVD bevat de volgende passage: ‘De makers van cultuur richten zich weer op hun publiek. Dat zijn de mensen die cultuur in stand houden. Als zij iets niet goed genoeg vinden, is er ook geen reden om subsidie te geven.’ Dit standpunt zegt dat 1) niet de makers, maar de consumenten de cultuur in stand houden en 2) als de consumenten een cultuuruiting niet goed vinden die geen subsidie verdient. Hoe precies getoetst wordt of consumenten ‘iets niet goed genoeg vinden’ wordt niet toegelicht.

Hoe onhoudbaar dit standpunt is blijkt als de norm van goedkeuring wordt vertaald naar andere sectoren. Zoals de subsidiëring door de overheid van politieke partijen. Er bestaat in de samenleving veel kritiek op de partijpolitiek. Nog maar 2% van de bevolking is lid van een politieke partij. Als de burgers de politieke partijen niet goed genoeg vinden verdwijnt dan de reden om de partijen geen overheidssubsidie te geven? In 2014 ontving de VVD 3,75 miljoen euro overheidssubsidie. Dat is de logica van de opstelling over cultuur van de VVD. Hetzelfde geldt voor andere sectoren waarvan de overheidssubsidie beëindigd moet worden als een meerderheid van de bevolking het ’niet goed genoeg vindt’ (religie, omroep, emancipatiebeleid, koningshuis).

Wat bezielt de VVD om botweg te stellen dat als een consument een cultuuruiting niet goed genoeg vindt er geen reden is om overheidssubsidie te geven? Welk wereldbeeld ligt hieraan ten grondslag? Daarbij gaat de VVD eraan voorbij dat bepaalde cultuuruitingen veel moeilijker in de markt liggen dan andere, zonder dat dit het gevolg is van mindere kwaliteit. Ook kan er een maatschappelijk belang zijn om bepaalde disciplines die het commercieel minder goed doen toch via overheidssubsidie te ondersteunen omdat anders expertise uit Nederland verdwijnt en er geen sprake meer is van een dynamisch kunstklimaat en kruisbestuiving tussen disciplines. Zoals ontwikkelcentra en ateliers die opereren op het gebied van fundamenteel onderzoek.

Bij de VVD verdienen alleen kaskrakers en succesnummers financiële ondersteuning van de overheid. Als de VVD in zijn eentje het cultuurbeleid bepaalt dan wordt schraalhans keukenmeester. Weg talentontwikkeling en experiment, leve blockbusters en grote namen. Die zich ooit konden ontwikkelen dankzij overheidssubsidie. Als het aan de VVD ligt wordt die lijn afgebroken. De VVD is de partij van marktdenken en kleingeestigheid.

Foto: Schermafbeelding van VVD standpunt over cultuurCULTUUR IS VAN EN VOOR DE SAMENLEVING.’

‘Zicht op actieve cultuurparticipatie’: Gemeentelijke centra kunst en muziekscholen zwaar getroffen door cultuurbezuinigingen

bb2

Het gaat vanwege de bezuinigingen op cultuur niet goed met de gemeentelijke centra voor kunst en muziekscholen. Dat concluderen de auteurs van het boekZicht op actieve cultuurparticipatie 2016’ van het LKCA en het Fonds voor Cultuurparticipatie. Binnenlands Bestuur besteedt er aandacht aan in een bericht. De bezuinigingen die vanaf 2010 onder leiding van staatssecretaris Halbe Zijlstra (VVD) in gang gezet werden en daarna doorsijpelden naar lokaal niveau werken langzaam door. Nu pas wordt de schade zichtbaar van die cultuurbezuinigingen die snel, hard en buitenproportioneel waren en daarom meer schade aan de culturele infrastructuur hebben aangericht dan bij verstandig beleid nodig was geweest. Het boek constateert dat de ambities van gemeentes op cultuurbeleid toenemen, maar ze dat in de praktijk niet waar kunnen maken.

Een reactie van ‘gemeenteambtenaar’ ‘Broadcaster’ zette me aan tot een reactie. Zie hieronder. Hopelijk staat het niet voor een breed geluid dat binnen de overheid leeft. ‘Broadcaster‘ is werkzaam bij een gemeente als ambtenaar. Hopelijk niet als cultuurambtenaar. ‘Broadcaster‘ zegt dat mensen de overheid helemaal niet nodig hebben om creatief te zijn. Dat is een misverstand. Professionele kunst vraagt om talentontwikkeling en is iets compleet anders dan amateurkunst. Zoals het zingen in een koor, schmieren tussen de schuifdeuren van het amateurtoneel, schrijven van versjes of rammen op een gitaar in een bandje. Docenten die de de creativiteit van amateurs op een hoger plan helpen tillen zijn onmisbare professionals. Het is vooral dit soort gemeenteambtenaren met achterhaalde ideeën als ‘Broadcaster‘ dat de mensen helemaal niet nodig hebben.

bb1

Foto’s: Schermafbeeldingen van artikel en reacties ‘NOODKLOK KUNSTEN EN MUZIEK’ van Margot Limburg voor Binnenlands Bestuur, 30 januari 2017.

Bedenkingen bij de petitie ‘ARTInSJOK: kabinet maakt beeldende kunst tot sluitpost, musea domineren de kunst’

artin

Dimp Nelemans van de Stichting Maritime Art & Design in Middelburg is initiatiefnemer van deze petitie. Op haar YouTube-kanaal maakt ze promotie voor maritieme kunst en haar in Middelburg gevestigde galerie Gallery Maritime. Dit verklaart de inhoud van de petitie die cultuurpolitiek, overheidssubsidie, museumbezoek, hedendaagse kunst, cultureel ondernemerschap en het ‘verdienmodel’ van galeries combineert.

In een blogposting verwijst Birgit Donker, directeur Mondriaan Fonds, ook naar het citaat van het Tweede Kamerlid voor het CDA Madeleine van Toorenburg. Zij deed de uitspraak tijdens een ronde tafelgesprek over de zes rijkscultuurfondsen. De verwijzing is opvallend omdat Nelemans en Donker tot een tegengestelde conclusie komen over de verdeling van rijkssubsidie over de vier grote steden en de rest van het land. Donker: ‘Dat alles neemt niet weg dat het een feit is dat er meer cultureel leven is in de Randstad dan in de regio. Dus dat er vanzelfsprekend meer geld naar toegaat, zeker als je kijkt naar individuele kunstenaars die nu eenmaal vooral in de grote steden wonen.’ Nelemans verwijst niet naar Donkers weerwoord.

Waar het de petitie precies om te doen is wordt niet duidelijk gemaakt. Doordat alles met alles verbonden wordt oogt het betoog rommelig. De titel zegt dat het kabinet beeldende kunst tot sluitpost maakt, maar vervolgens wordt dit niet uitgewerkt. Dat is jammer voor allen die de kaalslag van de cultuurbegroting door toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra met medewerking van alle politieke partijen nog steeds onterecht en buitenproportioneel vinden. Dat beleid verdient een goede bestrijding waar deze petitie niet aan toe komt.

Veelzeggend keert de petitie zich tegen de ‘facilitering van experimentele kunst’ door het Mondriaanfonds. Het suggereert dat dit de ‘aankoop’ en ‘appreciatie’ van hedendaagse beeldende kunst verstoort. Het blijft gissen wat Dimp Nelemans onder ‘experimentele kunst’ verstaat en hoe die verstoring optreedt. Maar hiermee introduceert ze wel een principieel punt. Het roept een vraag op over de marktwerking in de beeldende kunst.

Nelemans ziet een opgetuigde rol voor zich van de ‘cultureel ondernemer’. Ze stelt voor om galeriehouders binnen de BIS (Basisinfrastructuur) te honoreren. Ter vergelijking is er die andere ‘cultureel ondernemer’ die binnen een culturele instelling met overheidssubsidie eerder een ‘cultureel bestuurder‘ dan echte ondernemer is die met eigen geld risico loopt. De ‘cultureel bestuurder’ is een hybride functie die op het breukvlak van marktwerking, overheidssubsidie en uitvoering van cultuurbeleid werkzaam is en weliswaar elementen van cultureel ondernemerschap in zich draagt, maar daarmee nog geen cultureel ondernemer is. Interessant is dat Nelemans de rol van de ‘cultureel bestuurder‘ en ‘cultureel ondernemer‘ naar elkaar toe wil trekken.

Het is een sympathiek voorstel om galeries in de basisinfrastructuur op te nemen. Het is ontegenzeggelijk dat ze mede het kunstklimaat bepalen. Hoe dat in de praktijk ingevuld moet worden valt echter lastig in te zien. Voorbeelden hoe dat kan geven andere sectoren die ook op het snijvlak van commercie en kunst werken. In Vlaanderen kregen de gedrukte media in 2014 200 miljoen euro overheidssubsidie. Dagbladen en tijdschriften kunnen als cultuurgoed in aanmerking komen voor overheidssubsidie als de politiek dat zo beslist. Hetzelfde geldt voor de cinematografie en de filmhuizen van het arthouse-circuit. Maar hier dient zich tegelijk het eerste probleem aan. Want overheidssubsidie aan filmhuizen wordt door de politiek als gewenster en noodzakelijker gezien dan aan bioscopen die een kansrijkere commerciële positie innemen.

De voorbeelden geven aan dat het geven van overheidssubsidie aan galeries per definitie geen droombeeld is. Te denken valt aan het geven van generieke steun aan de galeriesector door voorwaardenscheppende of fiscale tegemoetkomingen. Bijvoorbeeld door compensatie van de huur of de hypotheekkosten. Daarnaast zou een rijkscultuurfonds als het Mondriaanfonds per gemeente of regio galeries kunnen ondersteunen door meerjarige subsidies die volgen uit de kwaliteit en ambitie. In Nederland heet de markt alleenzaligmakend te zijn. Niets is minder waar. In werkelijkheid worden multinationals, bedrijven, banken en kleine ondernemingen via overheidssubsidies gesteund. Er is geen principieel bezwaar om die steun uit te breiden tot kunstgaleries. Dat verdient serieuze aandacht van de politiek. En een debat dat verder gaat dan gekissebis over de verdeling van cultuursubsidie over Randstad en regio. De kunstwereld kan zich beter verenigen, dan laten verdelen.

Foto: Schermafbeelding van petitieARTInSJOK: kabinet maakt beeldende kunst tot sluitpost, musea domineren de kunst’ van Dimp Nelemans,

Antwoord op DDS en PVV: afschaffing van overheidssubsidie op kunst is ongewenst, onhoudbaar en onevenredig

dds

Michael van der Galien van De Dagelijkse Standaard besteedt in een commentaar aandacht aan het concept verkiezingsprogramma van de PVV en is er niet over te spreken omdat het ‘een snel in elkaar geflanst lijstje van een partij die helemaal niet serieus genomen wil worden’ is. In de afschaffing van de overheidssubsidie van kunst die de PVV voorstelt kan hij zich wel vinden. Hij keert zich dus niet tegen de ongewenste effecten van de subsidie van kunst door de overheid en de reparatie ervan, maar op de volledige afschaffing ervan. Dat is een ongewenst, onhoudbaar en onevenredig standpunt. Mijn commentaar in reactie op zijn commentaar:

De aanname dat het niet aan de overheid (‘de staat’) is om kunst te subsidiëren is uit de lucht gegrepen. Het is niet alleen nergens op gebaseerd, het is ook ondoordacht. De verlening van kunstsubsidie kan wel aan voorwaarden gebonden worden. Graag zelfs. Want nu gaat er relatief veel geld naar hogeropgeleiden die van kunstvoorzieningen gebruik maken, terwijl ze het naar draagkracht makkelijk kunnen missen. Maar dat is geen kwestie van afschaffen van overheidssubsidie op kunst, maar een andere besteding ervan. Er bestaat in de politiek brede overeenstemming dat de overheid een taak heeft in talentontwikkeling van kunstenaars en het op peil houden van sectorale voorzieningen voor kunst. Zeg maar, het in stand houden van een basisinfrastructuur, die overigens de afgelopen jaren door toedoen van Zijlstra al met 30% is verminderd.

De argumentatie van Van der Galien wordt er nog merkwaardiger op wie in ogenschouw neemt welke sectoren overheidssubsidie krijgen. Dat loopt van industrie, landbouw, de omroep tot politieke partijen. Als voor de kunst geldt dat er geen overheidssubsidie meer heen moet gaan, dan valt niet in te zien waarom dat voor de sectoren die nu overheidssubsidie krijgen niet zou gelden. Gelijke monniken, gelijke kappen. Het is onterecht om de subsidie voor kunst af te schaffen en die voor andere sectoren in stand te houden. Een terugtredende overheid is een goed verdedigbaar standpunt, maar dan dient dat in gelijke mate voor alle sectoren te gelden. 

De kunstsector kan ook vergeleken worden met defensie, zorg, verkeer en waterstaat, huisvesting of onderwijs. Met die sectoren worden door landelijke en lagere overheid prestatieafspraken gemaakt. Daartoe moeten ze vanwege het maatschappelijk belang voorzieningen leveren. Kunst past in dat rijtje.

Burgers betalen belasting en willen daarvoor iets terug. Een snelweg, een huurwoning, onderwijs voor de kinderen, bescherming door politie of krijgsmacht, sterke dijken, water uit de kraan, straten en pleinen die aan de kant zijn of de transportmogelijkheid om Nederland te verlaten. De ene belastingbetaler bekommert zich niets om voetbal, koningshuis, religieuze organisaties of omroep, maar wel om kunst. Of omgekeerd. Het is de afweging van de overheid om alle burgers op een redelijk evenwichtige wijze te bedienen.

Kunst is meer dan het gefröbel van een bohémien-achtig persoon op een zolderkamer of het bedienen van een linkse elite. Kunst is ook vormgeving en architectuur van onze leefomgeving. Kunst is ook de content van televisiezenders en bioscoop. Kunst is ook literatuur die in kranten en tijdschriften verschijnt. Kunst is ook het design van Dagelijkse Standaard. Kunst is ook het glas op tafel en de kleren aan ons lijf. 

Kunst karakteriseert onze omgeving. Kunst is de omarming van ons eigen thuis. Kunst is politiek omdat het op scherp zet en vervreemdt, maar kunst is tegelijk niet politiek omdat het ons een vertrouwde omgeving biedt die ons thuis laat komen. Kunst is ongrijpbaar omdat het alles en niets is. Zichtbaar in de huizenbouw, wegenbouw, kranten, stadsplanning, vormgeving van het straatmeubilair voor allen die deze zomer na een verblijf in het buitenland weer terug in Nederland kwamen. Kunst maakt Nederland ‘typisch Nederlands’. Droog, nuchter en egalitair. Kunst is nationale identiteit die meer is dan de marktwerking in een schouwburg of museum. Kunst is van ons allen en wordt daarom door de overheden met subsidie in stand gehouden.

Foto: Schermafbeelding van deel commentaarAls het aan de PVV ligt is het gedaan met kunst,’ en dat is prima!’ op DDS, 29 augustus 2016.

Van Veen (VVD) stelt vragen over subsidie De Staat. En vergeet de korting op Fonds Podiumkunsten door partijgenoot Halbe Zijlstra

st

VVD’er Michiel van Veen stelt kamervragen aan minister Jet Bussemaker van OCW. Het gaat over de subsidie van het Fonds Podiumkunsten aan De Staat uit Nijmegen. De popgroep ontvangt in de periode 2017-2010 jaarlijks 236.200 euro. Als Bussemaker dat overneemt. Voor het opzetten van een infrastructuur. Van Veen stelt vragen over de samenstelling van het subsidiebedrag die in het advies gedetailleerd worden beantwoord.

Vraag 6 is normatief. Van Veen suggereert erin dat het subsidiebedrag waarvan het Fonds Podiumkunsten adviseert om het aan De Staat te geven anders besteed had moeten worden: ‘Klopt het dat het Fonds Podiumkunsten slechts 40 procent van de 212 aanvragen heeft kunnen honoreren? Wat vindt u in dit kader van de opmerking dat De Staat «het wel redt» en dat het geld beter zou kunnen worden besteed aan anderen?

Het antwoord dat minister Jet Bussemaker niet kan geven, maar wel zou moeten geven is simpel: ‘Beste VVD’er Michiel van Veen, in 2011 heeft uw partijgenoot en toenmalig staatssecretaris van OCW Halbe Zijlstra besloten om vanaf 1 januari 2013 200 miljoen euro te bezuinigen op kunst. Het Fonds Podiumkunsten is door Zijlstra met ongeveer 30% gekort. Hij heeft het budget van 61 miljoen euro teruggebracht tot 41,5 miljoen euro. Deze beleidsomslag van de VVD is er de reden voor dat het Fonds Podiumkunsten vanaf 2013 jaarlijks 30% minder budget te besteden heeft. Het beleid van de VVD is er de hoofdreden voor dat het Fonds Podiumkunsten slechts 40 procent van de aanvragen kan honoreren. Van u is niet bekend dat u ooit bezwaar tegen deze korting hebt gemaakt. Uw brutaliteit om oorzaak en gevolg te verwisselen is hemeltergend.

Foto: Schermafbeelding van deel FB-pagina De Staat, 7 augustus 2016.

Romeyn en Baars in gesprek met Dominic van den Boogerd van ‘De Ateliers’. Grote lijnen en aannames

Galerist Willem Baars en acteur Michiel Romeyn praten voor Café Weltschmerz met Dominic van den Boogerd, directeur van De Ateliers. Met de Rijksakademie, de Jan van Eyck Academie, het EKWC en BAK een van de vijf postacademische instellingen in de basisinfrastructuur. Het advies over de Culturele Basisinfrastructuur 2017-2020 van de Raad voor Cultuur is kritisch over de Rijksakademie en De Ateliers die ’samenwerking uit de weg blijven gaan’. De raad: ‘De raad is wel van mening dat de twee instellingen ten opzichte van de andere drie aanvragers in hun activiteitenplannen minder vernieuwend zijn en te veel de status quo beschrijven. Er wordt weinig inzicht geboden in de begeleidingsprogramma’s; de beschreven verrichtingen van de deelnemers en alumni zijn een beperkte illustratie van (de kwaliteit van) de begeleiding van deze instellingen.

Baars en Romeyn proberen vanuit Amsterdams perspectief helder te krijgen wat De Ateliers onderscheidend maakt. Ze laten de Jan van Eyck, BAK en EKWC buiten beschouwing. In het gesprek wordt het onderscheid tussen academische en postacademische instellingen onvoldoende duidelijk gemaakt. Dat geeft onnodige verwarring en leidt tot het ontbreken van afbakening en duidelijkheid. Baars profileert zich stilzwijgend als iemand van rechts en bedoelt het lovend en serieus als hij Halbe Zijlstra als de Donald Trump van de cultuur in Nederland omschrijft. Romeyn stopt niet om te benadrukken dat hij op de Rietveldacademie gezeten heeft. Dominic van den Boogerd zit er wat verloren bij en verdient een beter gesprek. Ook een scherper gesprek dat hem om een reactie vraagt op de kritiek van de Raad van Cultuur op de instelling waarvan hij directeur is.

Een recente geschiedenis van de neergang van het cultuurbeleid dat tot een bijna ondergang leidde. Het EKWC

ekwc1

In het adviesAgenda Cultuur’ van de Raad voor Cultuur dat in april 2015 verscheen kondigde zich het beleid voor de periode 2017-2020 aan. Inclusief de financiering door de overheid van culturele instellingen via de basisinfrastructuur die uit de voornemens volgde. Ze sluiten dicht aan op het beleid van minister van OCW Jet Bussemaker. Enkele speerpunten werden in het advies benadrukt: het belang van de ontwikkeling van stedelijke regio’s, verbetering van de cultuureducatie, de positie van kunstenaars en talentontwikkeling, verbreding van het (publieks)bereik en herprofilering van culturele instellingen door grotere autonomie.

Zoals de verantwoording in dat advies bij de ‘sectorspecifieke adviezen’ uitlegde konden speerpunten met elkaar in tegenspraak komen. In de beeldende kunst zijn de postacademische instellingen (Rijksakademie, Jan van Eijck Academie, De Ateliers, BAK) en het EKWC (of: Sundaymorning @ekwc) in de basisinfrastructuur de functie van talentontwikkelaar toebedeeld. Hoe verhouden ze zich tot de stedelijk regio waarin ze gevestigd zijn, hoe verhouden ze zich tot elkaar, hoe verhouden ze zich tot de speerpunten en hoe verhouden ze zich tot het Mondriaan Fonds dat de postacademische instellingen met ‘vraaggestuurd financieren via beurzen’ in hun financiële continuïteit en profilering afhankelijk van de geldstroom uit de basisinfrastructuur maakt?

Het EKWC is exemplarisch voor de schade die het door de PVV gedoogde kabinet Rutte I aanrichtte in de culturele sector. Met staatssecretaris Halbe Zijlstra als scherprechter die er prat op ging en plezier in had te kunnen zeggen niets van kunst te weten. Ondanks het feit dat de Raad voor Cultuur concludeerde dat het EKWC ‘een unieke kwaliteit heeft als werkplaats voor keramiek’ kreeg het in 2012 geen subsidie toegekend. Het wist ternauwernood te overleven door te snijden in het personeelsbestand en de tomeloze inzet van directeur en medewerkers. In 2015 verhuisd naar het postindustriële KVL-terrein in Oisterwijk vond het bij het cultuurfonds Brabant C meer waardering dat het als ‘internationale topper van Brabant’ omarmde. Brabant kende in 2013 240.000 euro impulsgelden toe. Ook bleef de achterdeur van de basisinfrastructuur op een kier staan door beurzen voor deelnemers via het Mondriaan Fonds die een kwart van de oude subsidie dekten.

Een situatie van financiële onzekerheid kan niet te lang duren. Bij een teruglopende economie is cultureel ondernemerschap niet het wondermiddel gebleken zoals dat vanuit VVD-gelederen in 2010 voorgespiegeld werd. De markt kan slecht deels de terugtredende overheid compenseren. Daarnaast pleegt zo’n situatie roofbouw op het personeel en zorgt een ontbrekende basis bij bestuur en directie voor teveel onbekenden om de toekomst verantwoord te kunnen plannen. Bij een internationaal opererende instelling als EKWC met veel buitenlandse kunstenaars die telkens drie maanden ‘in residence’ zijn speelt nog een effect dat buiten de horizon van een dorknoperige staatssecretaris, een goedwillende Raad voor Cultuur of een met fondsen woekerend Mondriaan Fonds gaat: het prestige van Nederland als kunstminnend land in het buitenland.

Vandaag verschijnt het advies over de Culturele Basisinfrastructuur 2017-2020 van de Raad voor Cultuur. Waarvan het nieuws de afgelopen week de instellingen al bereikte. Het EKWC is weer opgenomen in de basisinfrastructuur. De raad is lovend over de resultaten in de afgelopen vier jaar en adviseert om een jaarlijkse subsidie van 300.000 euro toe te kennen. Het EKWC heeft door herpositionering en de steun van de provincie Noord-Brabant de kille wind vanuit de landelijke politiek getrotseerd. Waar andere instellingen door een slechtere uitgangspositie omvielen en kennis uit Nederland verdween. Hopelijk is ook dit advies over het EKWC exemplarisch voor de nieuwe wind vanuit de landelijke politiek. Maar de financiële reparatie van het cultuurbeleid is onvolledig. Kiezen voor de ene culturele instelling is nu eenmaal kiezen tegen de ander.

NB: Voor publiek en kunstenaars die het EKWC willen bezoeken is er komende zondag 22 mei 2016 een open dag van 14.00 tot 17.00 uur.

Foto: Deel van het EKWC in de voormalige ververij/splitterij op het KVL-terrein in Oisterwijk voor de verbouwing.

ElanArt en NewArts beschouwen amateurs als kunstenaars. Kunst als halfproduct voor maatschappelijke processen

kun

Er wringt iets bij het project #Identity door Stichting ElanArt en Platform NewArts uit Nijmegen. Het lijkt een kleinigheid, maar dat is het niet. Zoals uit bovenstaand artikel uit De Gelderlander blijkt is de opzet van het project dat 10 ‘kunstenaars’ met vluchtelingen een productie over het thema ‘identiteit’ maken. Maar wat bedoelen beide organiserende instellingen nou precies met ‘kunstenaars’? Het wordt er niet duidelijk op omdat ze allerlei begrippen door elkaar gebruiken, zoals ‘jongeren die in beweging komen’, ‘creatieve talenten‘, ‘jonge artistieke talenten’, ‘jong artistiek talent tot 30 jaar’ of ‘artistiek talent uit het hele land’.

Uit de presentatie blijkt dat ElanArt en NewArts jong artistiek talent zoekt dat past bij hun doelstelling op het gebied van amateurkunst en samenleving. Maar dat zeggen ze niet. Zo zorgen ze voor begripsverwarring. Ze hebben het over kunstenaars, maar bedoelen jongeren met creatief talent. Dat is een andere categorie. Kunstenaars zijn professionals met een beroepsopleiding en -praktijk die het stadium van het jonge creatieve talent gepasseerd zijn. Een kunstenaar heeft ervaring en een andere manier van werken, denken en handelen dan een amateur en bevindt zich op een ander niveau dan een in een kunstdiscipline geïnteresseerde jongere voor wie ‘de ruimte om jezelf te uiten en talentontwikkeling de belangrijkste doelstellingen zijn‘.

Is het erg dat ElanArt en NewArts de jonge talenten die ze werven ‘kunstenaar’ noemen? Ze zullen het niet kwaad bedoelen, maar doen wel mee aan het dedain van de politiek voor professionele kunstenaars. Dat staat voor een mentaliteit die kunst niet serieus neemt en een professionele kunstenaar als inwisselbaar beschouwt voor een jongere zonder noemenswaardige kunstopleiding of vaardigheden. Beide instellingen beschouwen kunst als halfproduct, als middel voor maatschappelijke processen. Het is het misverstand dat iemand die foto’s neemt een professionele fotograaf is, iemand die schildert een beeldend kunstenaar is of iemand die danst een professionele danser is. Maar amateurs die zich voor kunst interesseren zijn geen kunstenaars.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelJonge kunstenaars maken kunst met vluchtelingen’ in De Gelderlander, 2 december 2015.