Directeur KABK Ranti Tjan geschorst. Studenten en docenten staan tegenover College van Bestuur en Raad van Toezicht

Schermafbeelding van deel artikel ‘Opnieuw conflict KABK: directeur Ranti Tjan weigert ontslag‘ van Lucette ter Borg in NRC, 27 maart 2023.

Er is opnieuw een conflict bij de KABK. De Haagse kunstacademie, de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten. Deze keer gaat het niet om verwikkelingen tussen studenten onderling of een docent die uit de bocht vliegt, maar om een conflict in de bestuurlijke top.

Lucette ter Borg heeft er op 27 maart 2023 voor NRC een informatief stuk over geschreven. Zij legt uit dat de positie van KABK-directeur Ranti Tjan wankelt omdat Huug de Deugd, het enig lid en voorzitter van het College van Bestuur van de Hogeschool der Kunsten in Den Haag, de arbeidsovereenkomst met Tjan wil beëindigen. Tjan is geschorst en de toegang tot de KABK ontzegd.

Reden zou volgens De Deugd ‘een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie‘ zijn. Tot nu toe is niet publiekelijk bekend gemaakt wat dit inhoudt. Niet zelden wordt dit containerbegrip gebruikt om een conflict dat over de macht tussen botsende karakters gaat te objectiveren en een zekere onderbouwing te geven. Rechters gaan doorgaans mee in de redenering van een werkgever dat een arbeidsrelatie is verstoord. De onderliggende reden waarom dat zo is komt dan niet (meer) aan de orde.

De Deugd had Tjan in februari 2023 geld geboden om te vertrekken. Dat had op kunnen lopen tot 70.000 euro als Tjan snel was vertrokken. Tjan heeft dat naast zich neergelegd. Hij had dan een geheimhoudingsverklaring moeten ondertekenen om hierover publiekelijk te zwijgen. De Deugd zette gemeenschapsgeld van een financieel zwakke Hogeschool in om de directeur van de KABK weg te krijgen.

Het is in de ogen van velen absurd dat Ranti Tjan zou moeten vertrekken. Hij staat voor studenten, kunst en transparantie. Eerder was Tjan directeur bij Museum Gouda en het EKWC in Oisterwijk waar hij een prima band met het personeel had, en in het EKWC ook met de kunstenaars. Een petitie die is opgesteld door de studenten van de KABK is inmiddels meer dan 1100 keer getekend. De petitie vraagt om overleg en zegt onder meer (vertaald):

De kritiek van Ranti op de ondoorzichtige en hiërarchische bestuursstructuur onderschrijven wij van harte. We zijn geschokt dat Huug de Deugd en leden van de Raad van Toezicht niet bereid zijn geweest om hierover in gesprek te gaan. Het gebrek aan erkenning en waardering voor de stabiliteit en zekerheid die Ranti heeft opgebouwd, samen met het herwonnen vertrouwen in de instelling, bewijst dat het College van Bestuur en de Raad van Toezicht afstandelijk zijn en geen voeling hebben met wat het beste is voor de academie. Wederom laat de topleiding de KABK in de steek.

De kritiek van de studenten (en docenten) op het afstandelijke College van Bestuur lijkt gerechtvaardigd. Huug de Deugd heeft het als enig lid en voorzitter van het College van Bestuur voor het zeggen. Debat of tegenspraak wordt in het management dus niet georganiseerd, maar geblokkeerd. Dat geeft De Deugd een machtspositie die hij in het conflict met Tjan blijkbaar heeft ingezet.

Tevergeefs naar nu blijkt, want dat werkt alleen als de ander daar aan meewerkt en zich laat intimideren. Toch kan De Deugd uiteindelijk aan het langste eind trekken bij de rechter. Maar evenmin ondenkbaar is dat De Deugd in dit conflict zijn Waterloo vindt en moet vertrekken.

Het is opvallend dat De Deugd bestuurlijk leiding mag geven aan een kunstacademie en conservatorium, terwijl hij volgens zijn LinkedIn-profiel geen opleiding of werkervaring in de beeldende kunst of muziek heeft. Hij heeft Engels gestudeerd. Dat tekent de tendens dat bestuurders geen vakkennis hoeven te hebben. De Deugd had hetzelfde kunnen doen bij een koekjesfabriek.

Je vraagt je af waarom iemand als De Deugd ooit als enige op zo’n positie benoemd is. Dat is klaarblijkelijk een bestuurlijke weeffout. Er is een verklaring die te maken heeft met wisselingen in de directies van conservatorium en kunstacademie, maar dat zou niet meer dan een tijdelijke situatie moeten zijn. Dat is een machtspositie die je niemand moet geven omdat daarmee de kans op een evenwichtig debat én tegenspraak uit de top van het management verdwijnt. Dat maakt een organisatie niet sterker, maar zwakker.

Het is onduidelijk of de almacht van De Deugd het huidige conflict volledig verklaart, maar het is voorstelbaar dat dit het vinden van een oplossing met Tjan in de weg heeft gestaan. Want er is niemand die De Deugd op een gelijk bestuursniveau tegenspreekt, tot concessies dwingt of tot relativering van zijn eigen positie en standpunten brengt.

Altijd komt bij dit soort conflicten ook de Raad van Toezicht in beeld. Ook hier. Met als vraag waarom het niet tijdig heeft ingegrepen en een kwestie heeft laten escaleren. Is de voorzitter van de Raad van Toezicht hierbij betrokken? Zoniet, waarom niet? Zoja, waarom heeft Susana Menéndez niet succesvol bemiddeld tussen Tjan en De Deugd? Zij heeft niet kunnen voorkomen dat de naam van de KABK voor de derde keer in enkele jaren publiekelijk beschadigd wordt. Met trouwens een compleet andere aanleiding dan voorheen.

Controverse over tentoonstelling van Edward Kienholz in Los Angeles (1966)

Er zijn talloze opmerkelijke feiten aan deze foto. Het gaat om een georganiseerd bezoek van een groep mensen aan het kunstwerk Back Seat Dodge, 38‘ (1964) van Edward Kienholz dat van 30 maart tot 15 mei 1966 voor het eerst werd gepresenteerd in het Los Angeles County Museum of Art. Dit kunstwerk is in de collectie van dat museum opgenomen. Voor Nederlanders is Kienholz geen onbekende kunstenaar vanwege zijn populaire installatie The Beanery (1965) in het Stedelijk Museum.

De titel van de foto ‘Clergy members examining Back Seat Dodge, 38‘ maakt duidelijk wat voor bezoekers het betreft: geestelijken. Als deze beroepsgroep een kunsttentoonstelling bezoekt, dan kan dat maar om twee redenen zijn. Of geestelijke leiders onderstrepen door hun aanwezigheid het belang van een tentoonstelling over hun religie. Of er is stront aan de knikker. Veelzeggend is de datum van hun bezoek: 26 maart 1966. Dat is enkele dagen voor de opening van de tentoonstelling.

De natuurlijke reflex van een museum is om in te binden en de controverse te willen neutraliseren. Een bewezen middel is om maatschappelijke groepen erbij te halen die de angel uit de controverse moeten halen. Ze hoeven het werk niet goed te keuren, het volstaat dat ze begrip tonen en de functie van kunst als ontregelaar zeggen te begrijpen.

De toentertijd gebruikelijk mix van een joodse rabbi, een katholieke priester en een protestante dominee wordt niet gehaald omdat de katholieke vertegenwoordiger ontbreekt. De joodse achtergrond van Terry Bell die namens de Docent Council van het LACMA de bezoekers rondleidt verklaart wellicht de aanwezigheid van twee rabbijnen.

Herinneren we ons nog de Nederlands-Iraanse kunstenaar Soorah Hera die in 2007 een werk terugtrok uit de tentoonstelling 7UP in het Haagse Gemeentemuseum omdat toenmalig directeur Wim van Krimpen volgens haar censuur op haar werk had toegepast? Van Krimpen wilde niet de foto’s uit de serie ‘Adam en Ewald’ exposeren waarop twee Iraanse homo’s maskers dragen met daarop de afbeelding van de islamitische profeet Mohammed en diens schoonzoon Ali. Dat was drie jaar na de moord op Theo van Gogh die door de Nederlands-Marokkaanse crimineel Mohammed Bouyeri om religieuze redenen werd vermoord. Toenmalig directeur Ranti Tjan was daarop zo moedig om Hera’s foto’s in MuseumgoudA te tonen. Een en ander resulteerde in een gemoedelijke demonstratie van liberale alevieten tegen de presentatie van Hera’s werk in Gouda.

De reden voor het bezoek van de geestelijken aan de tentoonstelling van Kienholz in Los Angeles 1966 maakt een toelichting van Artsy.net duidelijk (vertaald): ‘The Back Seat Dodge ’38 (1964), werd voor het eerst tentoongesteld in LA in 1966 waar het ergernis wekte bij de provinciale toezichthouders, die het bestempelden als “weerzinwekkend, pornografisch en godslasterlijk” en verzochten om sluiting van de tentoonstelling. Het levensgrote tableau beeldde twee jongeren af ​​die copulerend op de achterbank van een auto zaten (..).’

Christopher Pierce, Back Seat Dodge ’38.

Zedelijkheid, lange religieuze tenen, koudwatervrees van de museumsector en geldingsdrang van bestuurders is een explosieve combinatie.

Veelzeggend is een andere foto van dit bezoek waarop de lange men met stekeltjeshaar en het lichtere pak demonstratief het portier van de Dodge 38 sluit en de bezoekers het zicht op de voorstelling van de copulerende jongeren ontneemt. Om hem draait het. Hij is de aanstichter van de controverse. Het is de provinciale toezichthouder Warren Dorn die op aonderstaande foto is te zien met als toelichting: ‘The exhibit was considered highly controversial by Los Angeles County officials‘. Het is geen wonder dat hij in een schets van zijn loopbaan wordt beschreven als ‘conservatieve Republikein’.

Roxy’s” art exhibit (1966). Los Angeles Herald Examiner Photo Collection.

De man in het donkere pak op de foto naast Warren Dorn is John D. Maharg die vanaf 1967 de raadsman van Los Angeles County was. Om het tijdsbeeld en de mentaliteit van de tweede helft van de jaren 1960 te doorgronden, dat aansluit bij de controverse over de Kienholz tentoonstelling, is het inzichtelijk om het vonnis CRISTMAT INC v. COUNTY OF LOS ANGELES te lezen. Dat gaat over een verordening die het verbiedt om in een modelstudio waar tegen betaling doorgaans naakte modellen kunnen worden gefotografeerd drugs of alcohol te gebruiken. Maharg won de zaak van de aanklagers van cocktaillounge ‘Puss and Boots‘.

Minister Van Engelshoven knokt keihard voor de kunstsector en slaat zichzelf knock out

Vermoedelijk bedoelt NRC-journalist Guus Valk zijn tweet cynisch. Want wat betekent anders dat minister Van Engelshoven ‘zoals altijd keihard knokkend [is] voor haar sector’? Hiermee wordt de kunstsector bedoeld. Een minister die zoals altijd keihard knokt heeft iets potsierlijks, ongeremds en ongecontroleerds. Maar vooral iets ondoelmatigs, want deze minister bereikt niets en blijft daarom uit arren moede keihard knokken. Maar dat is vooral een mislukte oefening om een deuk in een pakje boter te slaan. Dat lukt deze D66-minister niet.

Het gaat Van Engelshoven niet om het resultaat, maar om de beeldvorming van het knokken. Daarom moet ze keihard blijven knokken, terwijl ze weet dat ze niets zal bereiken. Ze blijft keihard knokken als verdediging voor haar gebrek aan resultaat. Want ze bereikt in de coronacrisis niets voor de kunstsector. Alle bedrijven en sectoren hebben in het kabinet een minister die als aanspreekpunt hun belangen behartigt, behalve de kunsten. De kunsten hebben in het kabinet geen aanspreekpunt, maar een servicepunt voor een altijd keihard knokkende minister die vooral zichzelf knock out slaat. Als een bokser die na 12 ronden nog niets bereikt heeft en er nog 12, 24 of 36 ronden aan vastknoopt. En steeds weer meent te moeten herhalen hoe keihard ze wel niet knokt. Ingrid van Engelshoven is een minister die machteloosheid combineert met schaduwboksen.

EKWC-directeur Ranti Tjan besluit zijn opinie-artikelWie naast de KLM ook de cultuur redt, toont visie en koopmanschap’ in Trouw van 13 april 2020 als volgt: ‘Voor onze toekomst is de culturele sector van net zo groot belang als de KLM. Als ook wordt omgekeken naar minimaal 30.000 cultuurwerkers, dan overleven we de crisis op gepaste wijze. Als we nu geld pompen om ook deze sector overeind te houden dan hebben we komende decennia weer vreselijk veel lol om de cabaretiers die podia en tv bevolken, hebben we weer goeie nieuwe muziek op onze smartphones en kunnen we hart en hoofd plezieren in de musea. Als de overheid nu 2 miljard euro beschikbaar stelt aan de culturele sector dan zal tot in lengte van dagen de aflossing plaatsvinden. Niet voor twintig jaar, maar voor de komende eeuw kunnen we bogen op balsem voor de ziel: Nederlandse topkunst uit de 21e eeuw. Wie zowel de KLM als de cultuur redt toont visie en koopmanschap.’

Foto: Tweet van Guus Valk en eigen antwoord, 15 april 2020.

Textielmuseum Tilburg krijgt Museumprijs 2017

Blijdschap bij het personeel van het Textielmuseum in Tilburg. De uitreiking van de Museumprijs 2017 geeft betrokkenen inclusief de BankGiroLoterij en de Nederlandse Museumvereniging een mooi marketingmoment. Zo gaat dat nu eenmaal. Een verdiend resultaat dat in de tijd past van musea die van de politiek de opdracht krijgen over hun eigen grenzen heen te kijken. Uitdaging is dan om genoeg profiel over te houden. Dat is het Textielmuseum gelukt. Het combineert prachtige wisseltentoonstellingen, een interessante vaste opstelling over het productieproces van textiel en een grensverleggend laboratorium waar ontwerpen van kunstenaars worden geproduceerd. Met het nabijgelegen Museum De Pont en het in Oisterwijk gevestigde EKWC kondigt steeds meer een aantrekkelijke kluster aan van drie eigenzinnige instellingen die de omweg waard zijn.

Foto: Still uit videoUitreiking BankGiro Loterij Museumprijs 2017: TextielMuseum Tilburg’ van de BankGiroLoterij.

A Tale of Two Cities: Brabantstad en Brabantstad. Bussemaker wijst advies Raad voor Cultuur over EKWC voorlopig af

pa_brabantstad_opening

Zoals wel eens vergeten wordt is het advies van de Raad voor Cultuur over de basisinfrastructuur een advies. Raadsvoorzitter Joop Daalmeijer kan in de publiciteit bij Nieuwsuur wel zeggen dat 100% van zijn adviezen door de minister wordt opgevolgd (na 28’45’’), maar dat ligt genuanceerder. Neem het EKWC dat in het advies van de Raad van Cultuur positief werd besproken en een subsidiebedrag van 300.000 euro werd toegekend.

Maar ondanks de woorden van Joop Daalmeijer staat dat advies ineens op de helling door een brief van 20 mei 2016 van minister Jet Bussemaker aan het bestuur van het EKWC waarin ze ‘voornemens is de aanvraag af te wijzen en aan de instelling geen subsidie te verlenen’. Hoe heeft deze kortsluiting tussen raad en minister ten koste van een culturele instelling kunnen ontstaan en welke reden voert de minister aan voor de afwijzing?

Daar kondigt het raadsel zich aan, want Bussemaker geeft geen reden voor de afwijzing. Uit contacten buiten de brief om tussen EKWC en de directie Erfgoed en Kunsten blijkt het echter te gaan om de standplaats van het EKWC. Die is statutair ’s-Hertogenbosch, maar feitelijk Oisterwijk. Volgens de criteria die het ministerie hanteert zou dat Brabantstad moeten zijn. Een streek die op geen enkele landkaart is te vinden, maar door Brabantstad zelf gedefinieerd wordt als ‘een bestuurlijk netwerk tussen de steden Breda, Eindhoven, Helmond, ’s-Hertogenbosch, Tilburg en de provincie Noord-Brabant.’ Dus een samenwerking van steden en provincie.

De Raad voor Cultuur besteedde in het advies aandacht aan de locatie en nam in het volgende citaat al een voorschot op mogelijke kritiek: ‘Het EKWC is statutair gevestigd in ’s-Hertogenbosch, maar heeft zijn standplaats sinds 2015 in Oisterwijk. Het is de raad daarnaast gebleken dat EKWC, met name op educatief gebied, meerdere activiteiten ontplooit in steden die deel uitmaken van het kernpunt Brabantstad. Daarmee voldoet de instelling aan hetgeen op grond van de regeling met betrekking tot de vestigingsplaats is vereist.’ De raad maakte dus een andere afweging dan de minister door wie het nu vooralsnog teruggefloten wordt.

Het verschil van mening tussen raad en minister zit ‘m in de interpretatie van wat een stedelijke regio is. Het raadsadvies Agendacultuur 2017-2020 van april 2015 zegt op p.24: ‘In de subsidieperiode 2017 – 2020 kan met pilots en proeftuinen worden onderzocht hoe met bovenstaande en andere maatregelen invulling kan worden gegeven aan een meer decentraal cultuurbeleid. De stedelijke regio’s waar op dit moment BIS-instellingen of meerjarig gesubsidieerde fondsinstellingen zijn gehuisvest, zijn voor de hand liggende proeftuinen. Maar het liefst ziet de raad stedelijke regio’s samenwerken rond een natuurlijk samenhangend cultureel voorzieningsgebied. Dat kan een grote stad met zijn omliggende regio zijn, maar ook bijvoorbeeld de noordelijke provincies gezamenlijk of het samenwerkingsverband van Brabantse steden (Brabantstad). Ook de plannen van Leeuwarden als culturele hoofdstad 2018 zijn gericht op de stad én de omliggende regio.Wij zijn van mening dat de diversiteit van de samenwerkingsverbanden geen probleem vormt, mits gebaseerd op een krachtig draagvlak.’ De raad interpreteert dus ook hier de stedelijke regio’s ruimer dan de minister.

Vraag is waarom Oisterwijk dat vlak ten oosten van Tilburg ligt in de driehoek ’s-Hertogenbosch, Eindhoven, Tilburg niet zou aansluiten bij de virtuele stedelijke regio Brabantstad. Feit is dat Oisterwijk en Tilburg meer met elkaar samenhangen dan Helmond en Breda. Deze beide steden grenzen niet aan elkaar, liggen 62 kilometer van elkaar verwijderd, hangen niet samen, maar maken wel allebei onderdeel uit van Brabantstad.

De afwijzing van de minister is voorlopig en hoeft niet als definitief opgevat te worden. Jet Bussemaker is consequent in het volgen van de richtlijnen, maar loopt tegen het kunstmatige karakter van Brabantstad op dat een ambtelijk-bestuurlijke constructie is die in het leven werd geroepen voor de Culturele Hoofdstad 2018. Feitelijk gaat het geschil dat nu is ontstaan niet over het EKWC, Bussemaker of de Raad voor Cultuur, maar over het kunstmatige karakter van Brabantstad dat vooral in de hoofden van beleidsmakers leeft, en soms de realiteit dwarszit. De opdracht voor raad en ministerie is om de theorie met de praktijk te verbinden.

Foto: Projectatelier Brabantstad. Credits: Maarten Laupman.

Een recente geschiedenis van de neergang van het cultuurbeleid dat tot een bijna ondergang leidde. Het EKWC

ekwc1

In het adviesAgenda Cultuur’ van de Raad voor Cultuur dat in april 2015 verscheen kondigde zich het beleid voor de periode 2017-2020 aan. Inclusief de financiering door de overheid van culturele instellingen via de basisinfrastructuur die uit de voornemens volgde. Ze sluiten dicht aan op het beleid van minister van OCW Jet Bussemaker. Enkele speerpunten werden in het advies benadrukt: het belang van de ontwikkeling van stedelijke regio’s, verbetering van de cultuureducatie, de positie van kunstenaars en talentontwikkeling, verbreding van het (publieks)bereik en herprofilering van culturele instellingen door grotere autonomie.

Zoals de verantwoording in dat advies bij de ‘sectorspecifieke adviezen’ uitlegde konden speerpunten met elkaar in tegenspraak komen. In de beeldende kunst zijn de postacademische instellingen (Rijksakademie, Jan van Eijck Academie, De Ateliers, BAK) en het EKWC (of: Sundaymorning @ekwc) in de basisinfrastructuur de functie van talentontwikkelaar toebedeeld. Hoe verhouden ze zich tot de stedelijk regio waarin ze gevestigd zijn, hoe verhouden ze zich tot elkaar, hoe verhouden ze zich tot de speerpunten en hoe verhouden ze zich tot het Mondriaan Fonds dat de postacademische instellingen met ‘vraaggestuurd financieren via beurzen’ in hun financiële continuïteit en profilering afhankelijk van de geldstroom uit de basisinfrastructuur maakt?

Het EKWC is exemplarisch voor de schade die het door de PVV gedoogde kabinet Rutte I aanrichtte in de culturele sector. Met staatssecretaris Halbe Zijlstra als scherprechter die er prat op ging en plezier in had te kunnen zeggen niets van kunst te weten. Ondanks het feit dat de Raad voor Cultuur concludeerde dat het EKWC ‘een unieke kwaliteit heeft als werkplaats voor keramiek’ kreeg het in 2012 geen subsidie toegekend. Het wist ternauwernood te overleven door te snijden in het personeelsbestand en de tomeloze inzet van directeur en medewerkers. In 2015 verhuisd naar het postindustriële KVL-terrein in Oisterwijk vond het bij het cultuurfonds Brabant C meer waardering dat het als ‘internationale topper van Brabant’ omarmde. Brabant kende in 2013 240.000 euro impulsgelden toe. Ook bleef de achterdeur van de basisinfrastructuur op een kier staan door beurzen voor deelnemers via het Mondriaan Fonds die een kwart van de oude subsidie dekten.

Een situatie van financiële onzekerheid kan niet te lang duren. Bij een teruglopende economie is cultureel ondernemerschap niet het wondermiddel gebleken zoals dat vanuit VVD-gelederen in 2010 voorgespiegeld werd. De markt kan slecht deels de terugtredende overheid compenseren. Daarnaast pleegt zo’n situatie roofbouw op het personeel en zorgt een ontbrekende basis bij bestuur en directie voor teveel onbekenden om de toekomst verantwoord te kunnen plannen. Bij een internationaal opererende instelling als EKWC met veel buitenlandse kunstenaars die telkens drie maanden ‘in residence’ zijn speelt nog een effect dat buiten de horizon van een dorknoperige staatssecretaris, een goedwillende Raad voor Cultuur of een met fondsen woekerend Mondriaan Fonds gaat: het prestige van Nederland als kunstminnend land in het buitenland.

Vandaag verschijnt het advies over de Culturele Basisinfrastructuur 2017-2020 van de Raad voor Cultuur. Waarvan het nieuws de afgelopen week de instellingen al bereikte. Het EKWC is weer opgenomen in de basisinfrastructuur. De raad is lovend over de resultaten in de afgelopen vier jaar en adviseert om een jaarlijkse subsidie van 300.000 euro toe te kennen. Het EKWC heeft door herpositionering en de steun van de provincie Noord-Brabant de kille wind vanuit de landelijke politiek getrotseerd. Waar andere instellingen door een slechtere uitgangspositie omvielen en kennis uit Nederland verdween. Hopelijk is ook dit advies over het EKWC exemplarisch voor de nieuwe wind vanuit de landelijke politiek. Maar de financiële reparatie van het cultuurbeleid is onvolledig. Kiezen voor de ene culturele instelling is nu eenmaal kiezen tegen de ander.

NB: Voor publiek en kunstenaars die het EKWC willen bezoeken is er komende zondag 22 mei 2016 een open dag van 14.00 tot 17.00 uur.

Foto: Deel van het EKWC in de voormalige ververij/splitterij op het KVL-terrein in Oisterwijk voor de verbouwing.

Museum Gouda en Haags Gemeentemuseum ruilen werken. In balans?

gmdh

Dat musea werken ruilen om hun kerncollecties te versterken is een prima uitgangspunt. Geïsoleerde werken kunnen zo in een nieuwe omgeving aan waarde winnen. Kortom, met het principe van ruilen van werken zoals Benno Tempel het beschrijft is niks mis. Vraag is wel of de ruil zo logisch en gelijkwaardig is als voorgesteld.

Opvallend is dat directeur Gerard de Kleijn van Museum Gouda beweert dat ‘het drieluik van Wéry inderdaad beter tot zijn recht in het Gemeentemuseum komt’. Op z’n minst een onwaarachtige bewering, want Museum Gouda had tot 2010 een kerncollectie beeldende kunst van vrouwen waarin het werk van Wéry perfect paste. Inclusief ‘The Schoolboys‘ van Marlene Dumas dat om onduidelijke en nooit volledig opgehelderde redenen De Kleijn onder veel protest in 2011 op een veiling verkocht. Het toenmalige Catharina Gasthuis kreeg in 1976 de opdracht van de Goudse gemeenteraad om hedendaagse kunst te verzamelen. Waar eerder de focus van het museum sociale geschiedenis, migranten (ook binnenlandse) en vrouwen was, is dat nu volgens collectieplan Tussen Hemel en Aarde onder meer religie, plateel, stadsgeschiedenis en de Haagse School uit de 19e eeuw. ‘Fantasie’ van Fantin-Latour past dus niet perfect in de nieuwe kerncollectie. Was er geen betere ruil mogelijk?

Foto: Schermafbeelding van bericht Facebook-pagina van het Haags Gemeentemuseum met eigen commentaar.

Groene: Voorzitter Toetsingscommissie Ontzamelen schond regels

55519Meiners_Landweggetje

Update 30 oktober 2014: In de commissie zorg, onderwijs, cultuur en sport van de Rotterdamse raad zat vandaag enig venijn in de staart. Ruud van der Velden van de Partij van de Dieren stelde wethouder Adriaan Visser vragen over de voorzitter van de gemeentelijke toetsingscommissie ontzamelen Jan Laan. Hoe had-ie ooit benoemd kunnen worden? Het zat Van der Velden niet lekker. En Visser evenmin. Uit Vissers antwoorden bleek Laan gesolliciteerd te hebben in juni en al per juli benoemd te zijn. Snel. Echter met de restrictie dat Laan niet een beslissende stem heeft als voorzitter. Dus ondanks zijn benoeming bestaat het besef dat Laan een vlekje heeft. Toch wordt-ie benoemd. Zoals het er nu naar uitziet wordt 19% van de collectie van het Wereldmuseum in een eerste tranche ter beoordeling aan de toetsingscommissie voorgelegd. Zo’n 19.000 objecten. Van der Velden vroeg Visser hoe Jan Laan die de fout in is gegaan als voorzitter van de Raad van Toezicht van museumgoudA bij de verkoop van The Schoolboys en de ethische code van de ICOM en de LAMO die de NMV hanteert heeft geschoffeerd als voorzitter van een toetsingscommissie kon worden benoemd. Een vraag waarop geen antwoord mogelijk is en die Visser uit de weg ging. Culturele Maastunnelvisie?

Sjors van Beek pakt in De Groene grandioos uit met een vervolgartikel over het Wereldmuseum. Zie hier zijn voorgeschiedenis. Directeur Stanley Bremer van het Wereldmuseum krijgt al geruime tijd kritiek wegens zijn plannen om delen van de collectie af te stoten zonder dat de gangbare regels gevolgd zouden worden. Onder leiding van de vorige Rotterdamse cultuurwethouder Antoinette Laan en onder maatschappelijke druk is in samenwerking met de raad in januari 2014 de procedure voor het ontzamelbeleid van musea aangescherpt.

Van Beek signaleert dat de 78-jarige Jan Laan voorzitter is van de Toetsingscommissie Ontzamelen die bekijkt of de plannen van de Rotterdamse musea nu wel volgens de regels verlopen eerder in zijn functie als voorzitter van de Raad van Toezicht van Museum Gouda in conflict kwam met die afstotingsregels. Van Beek: ‘Bij die verkoop werd de zogeheten LAMO-richtlijn (Leidraad Afstoting Museale Objecten) doelbewust aan de kant geschoven om het Goudse museum van een faillissement te redden.’ Dat wordt door het Goudse college en museumdirecteur Gerard de Kleijn als waar beweerd. Maar daarmee is het nog niet waar. Omstandigheden wijzen op andere redenen dan financiële voor de verkoop van schilderij The Schoolboys van Marlene Dumas. Naast een klein tekort gaat dat over het verleden, het belang van religie en de gesloten bestuurlijke cultuur.

Over de Raad van Toezicht van Museum Gouda (toen nog: museumgoudA) merkte ik in 2011 op: ‘Toegepast op museumgoudA is de slotsom dat een niet goed functionerende museumdirecteur die regels overtrad begeleid wordt door een onvoldoende opererende RvT. Tot op de dag van vandaag. Maar wat moet de consequentie zijn? Het slecht functioneren van de RvT is een bijkomend probleem dat tot nu toe in de kwestie rond de verkoop van The Schoolboys onder de publicitaire radar is gebleven. Da’s onterecht omdat een RvT een positieve rol had kunnen spelen en de directeur van museumgoudA voor foute stappen had moeten behoeden. Het geeft aan dat een RvT in de Nederlandse verhoudingen ondergeschikt is. Toch is dat slechts ten dele waar. Zo was in de procedure rond de benoeming van de huidige museumdirecteur Gerard de Kleijn RvT-voorzitter Jan Laan leidend. Laatstgenoemde heeft een dubbele verantwoordelijkheid op zich geladen. Omdat zowel bij de werving en selectie van als de controle op het beleid van de museumdirecteur in Gouda ogenschijnlijk fouten zijn gemaakt dringt de vraag zich op wie er toezicht heeft op de RvT. Het antwoord is kort: niemand. En in de publiciteit legt deze RvT-voorzitter geen verantwoording af. Het ontbreken van een controlerend mechanisme bij een RvT is een merkwaardige weeffout bij geprivatiseerde instellingen.

Nu drie jaar later Jan Laan in zijn capaciteit als voorzitter van de RvT van Museum Gouda door Van Beek om verantwoording wordt gevraagd is het antwoord van Jan Laan afwijzend: ‘En ik wil ook niet dat u hier nu een groot verhaal over maakt. Ik wil uitdrukkelijk stipuleren dat de Goudse geschiedenis los blijft van wat ik nu in Rotterdam doe!’. Alsof hij dit feit uit de publiciteit kan houden door dit een journalist toe te bijten. Dit toont akelig regentesk. Jan Laan vergeet dat hij er in 2011 zelf een groot verhaal van heeft gemaakt door niet volgens de regels te handelen, zodat Museum Gouda de hele museumsector over zich heen kreeg en op het nippertje niet uit het museumregister gegooid werd. Waarom wil Laan in het openbaar geen verantwoording afleggen? Het geeft ook te denken over het openbaar bestuur in Rotterdam dat het college nou juist iemand met deze beladen episode als achtergrond benoemt tot voorzitter van de Toetsingscommissie Ontzamelen.

Foto: Pieter Meiners, Landweggetje. Arntzenius-collectie van Museum Gouda.

Reden verkoop The Schoolboys door museumgoudA is niet financieel

Pas als alle neuzen de verkeerde richting opstaan ontstaat een exploderende kernreactor, een overstroming of de verkoop van een waardevol schilderij uit het openbaar kunstbezit. Een ramp ontstaat nooit toevallig door een verkeerde actie, maar door een samenloop van omstandigheden. Het vastzittende ventiel, de openstaande sluisdeur of eigenzinnige burgemeesters kunnen echter wel hoofdoorzaak zijn. Het handelen van bestuurlijk en museaal Gouda toont aan waarom er een ramp wordt aangekondigd. Het was onvermijdelijk.

Op 30 mei 2011 zegt directeur van museumgoudA Gerard de Kleijn in een persbericht dat-ie The Schoolboys van Marlene Dumas bij Christie’s laat veilen. Hij beweert op een opbrengst van 800.000 euro te rekenen. De Kleijn motiveert dat door ontbrekende financiële middelen: ‘Met de opbrengst van de veiling financiert het museum de restauratie van eeuwenoude altaarstukken, inrichtingskosten van het museum tot stadsmuseum en algemeen collectiebeheer.’  Volgens de LAMO-richtlijnen mogen opbrengsten uit verkoop slechts beperkt worden besteed, zeker niet voor inrichtingskosten of collectiebeheer. De uit Zuid-Afrika afkomstige Marlene Dumas is een van de meest gezaghebbende en succesvolle Nederlandse kunstenaars.

De Kleijn is geen kunsthistoricus noch heeft enige praktische museale ervaring als-ie per oktober 2010 door de Raad van Toezicht (RvT) wordt benoemd. Hij is van huis uit onderwijssocioloog en vervulde allerlei ambtelijk-bestuurlijke functies. Onder meer als gemeentesecretaris van Amersfoort en directeur van Amersfoort-in-C, een koepel waaronder vier museale instellingen vallen. De Kleijn is sinds juli 2010 voorzitter van de Amsterdamse Kunstraad. Daar werkt-ie nauw samen met PvdA-wethouder Carolien Gehrels.

Voorzitter Jan Laan van de RvT heeft evenmin museale ervaring en trekt in 2010 bij de benoemingsprocedure het initiatief naar zich toe. Museummedewerkers en andere leden van de RvT zoals erfgoedspecialist Charlotte van Rappard-Boon worden door Laan op afstand gezet. Laans sporen liggen eveneens in het ambtelijk-bestuurlijke vlak als wethouder van Rotterdam en burgemeester van Nieuwegein. Hij is een PvdA-politicus. Laan passeert andere kandidaten en komt bij Gerard de Kleijn uit.

MuseumgoudA is sinds 2006 verzelfstandigd. In haar programma OptimaForma boekt Gouda de verzelfstandiging als bezuiniging in. Iedere directeur die daar instapt wordt opgezadeld met een tekort op de exploitatie. Gouda blijft eigenaar van collectie en gebouwen en draagt het leeuwendeel in de exploitatie bij. Gouda kan druk uitoefenen wanneer het dat wenst. Een onafhankelijke opstelling, kennis van zaken en steun binnen de museumsector en politieke handigheid van de museumdirecteur bepalen het succes van die druk.

Burgemeester is de PvdA-politicus Wim Cornelis. Hij treedt in juli 2012 vervroegd terug omdat-ie in opspraak is gekomen over zijn 16 reizen naar zijn Ghanese vakantiewoning waarvoor-ie vaak de vlucht en soms de hotelkosten declareerde. Hij is vaak afwezig als er problemen met jongeren spelen en ook op die aanpak komt kritiek. De Goudse raad wijst een onafhankelijk onderzoek naar het functioneren van Cornelis af.

In Gouda spelen religie en de kerk een grote rol. Maar als vanouds is Gouda ook een stad van vrijdenkers, zoals Coornhert. MuseumgoudA ligt in de schaduw van de immense Sint-Jan. Sinds 1990 halen de drie christelijke partijen gemiddeld 9 van de 35 raadszetels. De PvdA is de grootste partij. Ooit was Gouda een belangrijke Hollandse stad, maar nu behoort het landelijk maar net tot de 50 belangrijkste steden.

Tegen de achtergrond van het verleden, het belang van religie, de gesloten bestuurlijke cultuur en een klein tekort moet de verkoop van The Schoolboys begrepen worden. Vrijzinnigheid die Ranti Tjan, de voorganger van De Kleijn het museum binnenbrengt wordt niet begrepen. Sommigen beweren dat het tot blinde haat van het stadhuis tegen hedendaagse kunst en Tjan leidt. Wat in de beleving van de bestuurders verergerd wordt doordat Tjan als eerste directeur van een verzelfstandigd museum een onafhankelijke koers kan voeren.

Dan komt 30 mei 2011 en kondigt Gerard de Kleijn de verkoop van het meest iconische werk uit de collectie hedendaagse kunst aan: The Schoolboys. Rekensommen maken duidelijk dat de verkoop niet dient om een faillissement te vermijden. Want dan koopt men geen werk van Weissenbruch voor 109.000 euro of besteedt het geld aan inrichtingskosten, restauratie of beheer. Bij een dreigend faillissement worden schuldeisers betaald. De verkoop is het gevolg van een verzoek uit het stadhuis. Ondanks de opdracht aan het museum om hedendaagse kunst te verzamelen. Da’s gemeentebeleid sinds 1976. Het college breekt bewust die traditie.

Foto: Collage ‘kantkleedje‘ uit de serie ‘Rendas’ van de Nederlands-Portugese Isabel Ferrand die in museumgoudA in 2008 een tentoonstelling had. Opgenomen in de collectie hedendaagse kunst van museumgoudA.

Marlene Dumas valt museumgoudA aan vanwege verkoop The Schoolboys

De zomervakantie is voorbij en het culturele seizoen is geopend. De bekendste en in het buitenland meest gewaardeerde Nederlands-Zuid-Afrikaanse kunstenares Marlene Dumas opent in De Volkskrant frontaal de aanval op museumdirecteur Gerard de Kleijn van museumgoudA. Dit naar aanleiding van zijn onderhandse verkoop via Christie’s van haar werk The Schoolboys in mei 2011 en de veiling op 28 juni. Het werk verdween naar het buitenland.

Dit blog heeft vanaf eind mei beredeneerd dat de verkoop onnodig was, onzorgvuldig werd uitgevoerd en het verkeerde signaal aan politiek, kunst- en museumwereld gaf. Tot vandaag was dit blog de enige mediabron die aan de verkoop afgelopen maanden kritisch aandacht besteedde. Op 30 mei met MuseumgoudA verkoopt eigen identiteit, op 21 juni met Pakt museumgoudA verkoop ‘The Schoolboys’ handig aan? op 28 juni met The Schoolboys’ brengt ruim €1.200.000 op en op 7 juli met Ter Borg gaat niet tot de bodem over museumgoudA

Gerard de Kleijn wordt door Dumas en haar galeriehouder Paul Andriesse een gebrek aan professionaliteit verweten. Ze begrijpen niet dat het werk buiten hun medeweten aan Christie’s werd aangeboden. Kunstenaar en galerist stellen dat The Schoolboys voor Nederland behouden had kunnen blijven als ze ingeschakeld waren bij het zoeken naar een koper. Want ze hebben goede contacten met verzamelaars. Kunsthandelaar en oud-museumdirecteur Wim van Krimpen werd weliswaar benaderd door De Kleijn om een koper te zoeken, maar zijn actie kan niet anders dan bescheiden en onvolledig worden beschouwd. Dumas en Andriesse werden door Van Krimpen niet benaderd.

Komende woensdag komt de Nederlandse Museumvereniging (NMV) bijeen in een extra ledenvergadering om zich te beraden over deze kwestie. De betrekkelijke buitenstaander De Kleijn heeft de ethische code van de museumwereld geschonden en door zijn verkoop de voorwaarden voor museumaankopen onder druk gezet en verslechterd. Eerdere pogingen om museumgoudA en directeur De Kleijn aan te spreken strandden op diens schouderophalen. Nu lijken de tegenkrachten beter georganiseerd om De Kleijn terecht te wijzen met de ultieme sanctie dat museumgoudA uit de NMV wordt gestoten.

Op een detail ben ik het overigens oneens met Paul Andriesse. Hij zegt De Kleijn kent niet de waarde van kunst, alleen de prijs. Het is een uiting van de nieuwe openlijke geestelijke armoede in Nederland. Ik ben het met Andriesse eens dat De Kleijn de waarde van kunst niet kent en een uiting is van de nieuwe openlijke geestelijke armoede. Maar ik bestrijd dat De Kleijn de prijs van kunst kent.

Er hebben naar mijn idee bij de verkoop en de vaststelling van het garantiebedrag te veel onvolkomenheden onder verantwoordelijkheid van De Kleijn plaatsgevonden. Zo bestaan er over de precieze samenstelling van het verkoopbedrag nog steeds onduidelijkheden. Iemand die de prijs van kunst kent handelt handiger. Er zat meer in. Da’s niet de hoofdzaak, maar wellicht kunnen de NMV of de controller van de gemeente Gouda via een onderzoek het feitenrelaas van de verkoop reconstrueren.

Foto: Shunji Hori in museumgoudA. Tentoonstelling Nederland 1. 2006. Tentoonstellingsproject in museumgoudA naar aanleiding van de vele bespiegelingen in diverse media omtrent de veranderende tijdsgeest in Nederland.