Wat verklaart de apathie van de kunstsector? Gedachte bij foto [Man working in museum display], 1931

Harris & Ewing, [Man working in museum display], 1931. Collectie: Library of Congress.

Bij de opheffing van de restricties als gevolg van de bestrijding van de COVID-19 pandemie mag de kunstsector achter aansluiten. Minister Hugo de Jonge gaf de kunst een trap na door te concluderen dat we een DVD-tje op kunnen zetten vanwege dichte theaters. De reactie daarop van kunstbobo’s was fel, maar ik miste de beste reactie om deze neerbuigende houding van de CDA-minister te weerleggen. Namelijk waarom zouden kerken open moeten zijn als gelovigen thuis de bijbel kunnen lezen? Kerken waren vanaf het begin uitgezonderd van de strenge maatregelen. Godsdienst wordt door het kabinet als essentieel gezien en kunst niet. De kunstsector staat wel te kijk in de etalage.

De schoffering van de kunstsector door de politiek heeft me afgelopen week beziggehouden. Niet in de zin van geamuseerd, maar van zorgen gebaard. Boosheid en onbegrip strijden om voorrang.

Een en ander roept vragen op. Aan museummensen en kunstenaars. Waar zijn het Mondriaanfonds en de Museumvereniging nu de kunstsector onder druk ligt en we ze nodig hebben? Ze geven niet thuis. Ze lijken mentaal en financieel te afhankelijk geworden van de rijksoverheid zodat als ze moeten spreken ze zwijgen. Of alleen wat plichtmatig en kosmetisch sputteren voor de bühne. Doorpakken en zich ferm uitspreken door het ondubbelzinnig op te nemen voor de kunstsector zit er niet in. Straks ligt niet alleen de kunstsector op zijn gat, maar hebben deze twee instellingen die dicht tegen de overheid aanleunen elke geloofwaardigheid verloren. Dan zijn de kunsten nog verder van huis. Dan is de missie van de politiek geslaagd om de kunst nog verder in te perken.

Tweet van Museumvereniging met eigen antwoord, 15 mei 2021.

Ik vermoed trouwens dat de Museumvereniging door het plotselinge overlijden van directeur Mirjam Moll op 16 maart 2021 onthoofd is. Ook het bestuur (Irene Asscher-Vonk, Erik van Ginkel e.a) laat zich echter publiekelijk niet horen. Of gaat de moeder van Lodewijk Asscher nu via haar zoon in gesprek mat PvdA-informateur Mariëtte Hamer?

Zelfreflectie van de kunstsector en de ondersteunende instellingen is nodig. Ze schitteren door afwezigheid in het publieke debat. Dat is bizar. Met als gevolg dat bordelen, horeca, sportscholen en de evenementenbranche in het kabinet door goede lobby naar voren zijn gedrongen en de kunstsector door apathie achter aan kan sluiten. Het is onverteerbaar dat een sector zich zo gewillig naar de slachtbank laat leiden.

De kunstsector moet in actie komen. Met harde acties die er niet om liegen. De politiek heeft de kunstsector zo geschoffeerd dat stilzitten overgave en het tekenen van het eigen doodsvonnis is. Is het dan toch waar dat culturele instellingen slecht bestuurd worden, hopeloos verdeeld zijn en vooral het kunstinstellingenbeleid van de overheid schragen? Nederland kent geen solide kunstbeleid omdat er gewoonweg geen steun voor kunst is. Het lijkt er sterk op. Alleen acties vanuit de kunstsector kunnen dat beeld rechtzetten. Nu.

Kunst moet een list verzinnen: aansluiten bij een politiek doel

ornette-colleman-free-jazz-atlantic-1364-gatefold-1800-ljc

Soms leiden verkeerde bedoelingen tot goede uitkomsten. En omgekeerd kunnen goede bedoelingen tot slechte resultaten leiden. Neem de theorie dat de promotie van ‘moderne kunst’ een Westers instrument was in de strijd met de toenmalige Sovjet-Unie. Alweer een oude theorie die midden jaren ’90 met feiten werd onderbouwd. Zie hier een toelichting in The Independent. De CIA zou ermee sinds het eind van de jaren ’40 het communisme bestreden hebben, terwijl de kunst waarmee de Sovjet-bevolking werd geconfronteerd in de VS bij het grote publiek matig tot negatief werd ontvangen. De abstract expressionistische schilder Jackson Pollock stond niet voor niets bekend als ‘Jack the Dripper’. Maar kunstenaars profiteerden van die promotie.

Mijn eerste kennismaking met Pollocks werk gaat terug naar begin jaren ’70 toen ik de elpee Free Jazz (1961) van Ornette Coleman kocht, met een uitklaphoes met een reproductie van White Light uit 1954 van Pollock. Het tijdperk 1955-1965 dat de overgang symboliseert naar kunst waarin vervreemding in navolging van de ‘uitvinder’ Bertolt Brecht een hoofdthema wordt en de representatie van de werkelijkheid verder afgeschaald wordt. Vooral in de cinema (Antonioni, Kurosawa, Bunuel, Godard), de jazz (Coleman, Coltrane, Shepp, Ayler) en de beeldende kunst (De Kooning, Rothko, Pollock, Motherwell) is die scheidslijn duidelijk te herkennen. Elders omschreef ik dat in enkele schetsen als transitie. Tevens een tijdperk van hoop en in te lossen beloften.

Hoe is het mogelijk dat de hedendaagse kunst van de jaren ’40, ’50 en ’60 een wapen kon worden in de Koude Oorlog met de Sovjet-Unie? Hoewel het belang ervan nou ook weer niet overschat moet worden. Maar nu is kunst als politiek wapen nauwelijks nog voor te stellen. Eigenlijk kennen we het in getemde vorm alleen nog als landenpromotie bij staatsbezoeken. Nederland zet dan kunst in het zonnetje waarmee het zich meent te kunnen onderscheiden: design, ballet, Concertgebouworkest of geïmproviseerde muziek. Dan dient kunst als smeermiddel voor politieke doeleinden. De tanden van de kunst zijn in dat geval bij voorbaat afgevijld.

eclisse-l-1962-001-monica-vitti-back-shot-00o-7lv

De EU doet veel te weinig met kunst en cultuur als politiek middel. Terwijl de Europese kunst toch zo rijk is. Steven ten Thije (Mondriaanfonds) gaf in een video uit 2014 een aanzet tot een debat om kunst en cultuur een belangrijke rol te geven binnen de EU, maar moest een concreet antwoord hoe dat moest uiteraard schuldig blijven. Zie hier voor mijn commentaar en genoemde video. Onpartijdig is de inzet van kunst niet, want het staat haaks op de intenties van sommigen om de EU te laten fragmenteren. Thierry Baudet en andere nationalisten keren zich met hun theorie over het thuisgevoel en de vrees voor het eigene ook tegen het modernisme in de kunst dat het gevoel van vervreemding zou versterken. Baudet noemt dat oikofobie.

Die geslotenheid en dat thuisgevoel ontmoedigen. Het is trouwens opvallend dat voorvechters van de natiestaat zo weinig met nationale kunst ophebben. Dat is een tegenstelling die ik nog steeds moeilijk kan verklaren, hoewel het wellicht beter is dat dit zo is. Waarom werden in de 19de eeuw Vondel en Rembrandt tot nationale iconen gebombardeerd? Mijn opvatting over kunst gaat overigens vooraf aan mijn opvatting over politiek en heeft dat laatste gevormd. Niet andersom. Kunst legt toch een dieper fundament dan politiek.

Dat tijdperk rond 1960 waarin kunstenaars de vrijheid vinden om niets te hoeven vinden en loskomen van hun eigen thuis maakt voor mij duidelijk waarom ik niets moet hebben van populisten en eng nationalisme.

Hoe kan na de hakbijlen van toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra, tegen de achtergrond van een vijandige politieke klasse die in de kern geen echte affiniteit met kunst voelt en het opkomend rechts-populisme dat zweert bij thuisgevoel, natiestaat en haat tegen hedendaagse kunst de kunst overleven? De enige uitweg lijkt het aanhaken bij een politiek doel. Niet om de kunst, maar om de politiek. Laat de politiek maar verkeerde bedoelingen hebben met de kunst, maar als het tot goede uitkomsten leidt dan is dat mooi meegenomen.

Foto 1: Binnenkant hoes van Free Jazz (1961) van Ornette Coleman; black music en white light.

Foto 2: Monica Vitti in L’eclisse (1962) van Michelangelo Antonioni.

Schijnbewegingen van The Art of Impact dienen de kunst niet

Pieter van Os legt in een artikel voor NRC het gemis van The Art of Impact (TAI) bloot dat deze week de Impact Award uitreikte: ‘Goede kunst maakt indruk. Maar als iets veel indruk maakt, is het dan ook goede kunst? Dat is wel de gedachte achter ‘The Art of Impact’, een stimuleringsprogramma van het ministerie van OCW.’  Van Os stelt vast dat ‘impact’ op de samenleving een merkwaardig criterium voor goede kunst is. TAI presenteert de Impact Award als ‘de kunstprijs voor niet-kunstenaars’. De essentie waarom TAI tekortschiet zit hem in de verkeerde opvatting van wat kunst is en de annexatie ervan door centrumlinkse partijpolitiek. Exact in het tijdperk dat rechts-populisten als Thierry Baudet kiezers mobiliseren tegen hedendaagse kunst. In een commentaar verwoordde ik dat als volgt: ‘Kunstenaars worden niet als autonome producenten van eigen werk voorgesteld, maar als aanvullend op andere doelen, zoals de aanpak van ‘maatschappelijke vraagstukken’.

Zo wordt kunst vleugellam en partijdig gemaakt. Waarschijnlijk vanuit goede bedoelingen. Kunst wordt getemd en ondergeschikt gemaakt aan partijpolitiek. Deze inperking dient de kunst niet. Want kunst moet in volle vrijheid kunnen functioneren en aan niemand verantwoording hoeven afleggen. Als het begrip ‘linkse kerk’ nog niet bestond, dan is hij door minister Jet Bussemaker en Hedy d’Ancona voor TAI uitgevonden.

De video over de uitreiking van de Impact Award 2016 aan Anton Dautzenberg toont genadeloos het verschil tussen intentie en uitwerking. De entourage is de boodschap. Een culturele (pseudo)-elite speelt voor even anti-elite en huurt daartoe querulanten in en gaat daarna over tot de orde van de dag. Deze ventielwerking van TAI -die kunst ver weg van het alledaagse leven onderbrengt in een politiek reservaat- verstoort eerder de politieke druk van kunst op de samenleving dan dat die die helpt opbouwen. Iedereen speelt het spel mee en kan beseffen dat het een schijnvertoning is. TAI is in wezen een anti-politieke beweging of in elk geval een slecht doordacht project dat averechts uitpakt. Moderator en coördinator Tabo Goudzwaard praat met mooie woorden over het plaatsvinden van een systeemverandering, maar houdt vaag wat dat betekent. Hij kan ook niet anders, want TAI is de systeemverandering als pose. Er wordt gehint en verwezen, maar niet uitgewerkt.

HNI werpt zich op als coördinator van nieuw designmuseum in Amsterdam. De vlucht vooruit als afleiding van eigen problemen

hni

Het Nieuwe Instituut (HNI) in Rotterdam zoekt als afleiding de vlucht naar voren door verbreding. En het kiezen van een nieuwe naam: ‘Museum voor Architectuur, Design en Digitale cultuur’. De reden hiervoor is het ontbreken van eigen scherpte en diepte. Maar of die schijnbewegingen ook maar iets veranderen is de vraag.

Het museum verkeert in crisis en ligt onder vuur. Het kwam afgelopen jaren negatief in de publiciteit wegens belangenverstrengeling waarbij directeur Guus Beumer betrokken was, wilde op de bovenste twee etages een hotel-restaurant beginnen, had onvoldoende toezicht vanuit de Raad van Toezicht, kreeg een negatief advies van de Raad voor Cultuur en overtrad vele malen de Governance Code Cultuur volgens Cultuur+Ondernemen. Architect Kees van der Hoeven die HNI kritisch volgt wijst onder verwijzing naar een artikel in Pi-interieur opnieuw op belangenverstrengeling en het buiten de regels om direct gunnen van ontwerpopdrachten. Hij concludeert: ‘Hoe lang moeten we dat gehannes in Het Nieuwe Instituut nog verdragen?

Als klap op de vuurpijl was er vandaag een bericht in het cultuurblog van De Volkskrant met de titel ‘HNI wil designmuseum in Amsterdam’. HNI zou in Amsterdam een tijdelijk museum willen openen en daar langdurige bruiklenen van andere musea tonen. Genoemd worden het Textielmuseum in Tilburg, het Stedelijk Museum Den Bosch, het Amsterdam Museum en het Wim Crouwel Instituut. Ook Museum Boijmans van Beuningen, het Groninger Museum en natuurlijk het Stedelijk Museum zou HNI ‘aan zich willen binden’. Maar het is voorbarig nieuws omdat het om verkennende gesprekken gaat en nog niets beklonken is. Dit nieuwe HNI in Amsterdam zou  ‘dienen als een vitrine voor de deelnemende musea’. In hedendaagse termen: een pop-up museum.

Deze vlucht vooruit van het HNI roept vooral wantrouwen op. Hoe kan een museum dat zelfs de eigen zaken overduidelijk niet op orde heeft en hoe dan ook een belast verleden met zich meedraagt zonder een nieuwe start te kunnen of willen maken, negatief advies van de Raad voor Cultuur krijgt en waarvan de directie telkens weer beschuldigd wordt van belangenverstrengeling zich opwerpen als coördinator voor andere musea? Dat is volstrekt ongeloofwaardig. HNI is de laatste die deze taak geloofwaardig op zich kan nemen.

Daarbij komt dat hoofd beleid en actualiteit van HNI Floor van Spaendonck in De Volkskrant een merkwaardige opmerking maakt: ‘Het aanleggen en beheren van een vormgevingsarchief behoort niet tot de opdracht van HNI. Bovendien is er behoefte aan één plek die geheel in het teken staat van design.’ Deze medewerker van HNI -dat zich met een nieuwe naam onder meer ‘Museum voor Design’ noemt- zegt dat design bij HNI niet in optimale handen is. Maar er een museum moet komen dat uitsluitend aan design gewijd is. Dat ondermijnt de bestaansreden van HNI dat in Rotterdam drie deelcollecties (Architectuur, Design, Digitale cultuur) huisvest.

Wat musea als Boijmans of het Stedelijk -die HNI ‘aan zich wil binden’- aan moeten met de schijnbewegingen van HNI die bedoeld zijn als afleiding van de eigen problemen en voor het profijtelijk aanboren van nieuwe geldstromen is de vraag. Proefballonnetjes zijn leuk en het is nog leuker als een krant als De Volkskrant zich ertoe leent om ze zonder enige kritische noot op te laten. Maar de Nederlandse museumsector heeft er niets aan. HNI kan als het zichzelf serieus zou nemen nu al prachtige tentoonstellingen over design maken, en bruiklenen bij genoemde musea aanvragen. Zonder zalen leeg te hoeven laten staan. Maar dat laat het na. De vlucht vooruit in de breedte is een brevet van onvermogen van HNI. Hoelang gaat deze doodstrijd nog duren?

Foto: Onlangs gerenoveerd kantoor van HNI, zoals beschreven in artikel in Pi-interieur, november 2016.

Bedenkingen bij de petitie ‘ARTInSJOK: kabinet maakt beeldende kunst tot sluitpost, musea domineren de kunst’

artin

Dimp Nelemans van de Stichting Maritime Art & Design in Middelburg is initiatiefnemer van deze petitie. Op haar YouTube-kanaal maakt ze promotie voor maritieme kunst en haar in Middelburg gevestigde galerie Gallery Maritime. Dit verklaart de inhoud van de petitie die cultuurpolitiek, overheidssubsidie, museumbezoek, hedendaagse kunst, cultureel ondernemerschap en het ‘verdienmodel’ van galeries combineert.

In een blogposting verwijst Birgit Donker, directeur Mondriaan Fonds, ook naar het citaat van het Tweede Kamerlid voor het CDA Madeleine van Toorenburg. Zij deed de uitspraak tijdens een ronde tafelgesprek over de zes rijkscultuurfondsen. De verwijzing is opvallend omdat Nelemans en Donker tot een tegengestelde conclusie komen over de verdeling van rijkssubsidie over de vier grote steden en de rest van het land. Donker: ‘Dat alles neemt niet weg dat het een feit is dat er meer cultureel leven is in de Randstad dan in de regio. Dus dat er vanzelfsprekend meer geld naar toegaat, zeker als je kijkt naar individuele kunstenaars die nu eenmaal vooral in de grote steden wonen.’ Nelemans verwijst niet naar Donkers weerwoord.

Waar het de petitie precies om te doen is wordt niet duidelijk gemaakt. Doordat alles met alles verbonden wordt oogt het betoog rommelig. De titel zegt dat het kabinet beeldende kunst tot sluitpost maakt, maar vervolgens wordt dit niet uitgewerkt. Dat is jammer voor allen die de kaalslag van de cultuurbegroting door toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra met medewerking van alle politieke partijen nog steeds onterecht en buitenproportioneel vinden. Dat beleid verdient een goede bestrijding waar deze petitie niet aan toe komt.

Veelzeggend keert de petitie zich tegen de ‘facilitering van experimentele kunst’ door het Mondriaanfonds. Het suggereert dat dit de ‘aankoop’ en ‘appreciatie’ van hedendaagse beeldende kunst verstoort. Het blijft gissen wat Dimp Nelemans onder ‘experimentele kunst’ verstaat en hoe die verstoring optreedt. Maar hiermee introduceert ze wel een principieel punt. Het roept een vraag op over de marktwerking in de beeldende kunst.

Nelemans ziet een opgetuigde rol voor zich van de ‘cultureel ondernemer’. Ze stelt voor om galeriehouders binnen de BIS (Basisinfrastructuur) te honoreren. Ter vergelijking is er die andere ‘cultureel ondernemer’ die binnen een culturele instelling met overheidssubsidie eerder een ‘cultureel bestuurder‘ dan echte ondernemer is die met eigen geld risico loopt. De ‘cultureel bestuurder’ is een hybride functie die op het breukvlak van marktwerking, overheidssubsidie en uitvoering van cultuurbeleid werkzaam is en weliswaar elementen van cultureel ondernemerschap in zich draagt, maar daarmee nog geen cultureel ondernemer is. Interessant is dat Nelemans de rol van de ‘cultureel bestuurder‘ en ‘cultureel ondernemer‘ naar elkaar toe wil trekken.

Het is een sympathiek voorstel om galeries in de basisinfrastructuur op te nemen. Het is ontegenzeggelijk dat ze mede het kunstklimaat bepalen. Hoe dat in de praktijk ingevuld moet worden valt echter lastig in te zien. Voorbeelden hoe dat kan geven andere sectoren die ook op het snijvlak van commercie en kunst werken. In Vlaanderen kregen de gedrukte media in 2014 200 miljoen euro overheidssubsidie. Dagbladen en tijdschriften kunnen als cultuurgoed in aanmerking komen voor overheidssubsidie als de politiek dat zo beslist. Hetzelfde geldt voor de cinematografie en de filmhuizen van het arthouse-circuit. Maar hier dient zich tegelijk het eerste probleem aan. Want overheidssubsidie aan filmhuizen wordt door de politiek als gewenster en noodzakelijker gezien dan aan bioscopen die een kansrijkere commerciële positie innemen.

De voorbeelden geven aan dat het geven van overheidssubsidie aan galeries per definitie geen droombeeld is. Te denken valt aan het geven van generieke steun aan de galeriesector door voorwaardenscheppende of fiscale tegemoetkomingen. Bijvoorbeeld door compensatie van de huur of de hypotheekkosten. Daarnaast zou een rijkscultuurfonds als het Mondriaanfonds per gemeente of regio galeries kunnen ondersteunen door meerjarige subsidies die volgen uit de kwaliteit en ambitie. In Nederland heet de markt alleenzaligmakend te zijn. Niets is minder waar. In werkelijkheid worden multinationals, bedrijven, banken en kleine ondernemingen via overheidssubsidies gesteund. Er is geen principieel bezwaar om die steun uit te breiden tot kunstgaleries. Dat verdient serieuze aandacht van de politiek. En een debat dat verder gaat dan gekissebis over de verdeling van cultuursubsidie over Randstad en regio. De kunstwereld kan zich beter verenigen, dan laten verdelen.

Foto: Schermafbeelding van petitieARTInSJOK: kabinet maakt beeldende kunst tot sluitpost, musea domineren de kunst’ van Dimp Nelemans,

De ondraaglijke nietszeggendheid van ‘The Art of Impact’. Wat voegt het toe aan de culturele sector?

170-002-award-campagne_advertentie

De slogan ‘de kunstprijs voor niet-kunstenaars’ roept een aparte wereld op. Wie grasduint op de site van The Art of Impact (TAI) valt van de ene in de andere verbazing. Het grossiert in stellige uitspraken, zoals: ‘Veel kunstenaars hebben de ambitie om maatschappelijke impact te maken met hun werk. Hun inbreng wordt gelukkig steeds meer gezien als aanvulling en verrijking in het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken. Maar het goed organiseren van de samenwerking tussen kunstenaars en maatschappelijke partijen is niet vanzelfsprekend. Dat is een vak apart!’ Kunstenaars worden niet als autonome producenten van eigen werk voorgesteld, maar als aanvullend op andere doelen, zoals de aanpak van ‘maatschappelijke vraagstukken’. Ai Weiwei, Craigie Horsfield, Jonas Staal of de Guerilla Girls kunnen wel inpakken. Ze worden gereduceerd tot toeleveranciers van instellingen als TAI. Een initiatief van het ministerie van OCW.

De aap lijkt uit de mouw te komen in de zinsnede ‘Maar het goed organiseren van de samenwerking tussen kunstenaars en maatschappelijke partijen is niet vanzelfsprekend. Dat is een vak apart!’ Hiermee stelt TAI zich anders voor dan het in werkelijkheid  is. TAI is geen intermediair tussen kunstenaar en maatschappelijke partijen, maar een intermediair tussen intermediairs. TAI pakt bestaande projecten uit de markt en zet er haar eigen stempel op. TAI initieert niet, maar ondersteunt wat er al is. Waarmee het geen invloed heeft op de kwaliteit van de projecten die het in huis haalt en moet nemen wat er op dat moment voorhanden is. Vraag is wat TAI toevoegt en wat kunstenaars en de culturele sector opschieten met het bestaan van zo’n extra bestuurslaag. Wat is de goede organisatie waar TAI zich op voorstaat en hoe en door wie wordt die getoetst?

Volgens een bericht van het Mondriaanfonds kost TAI 7 miljoen euro. Het ging eind 2014 van start en heeft in twee jaar niet tot veel bekendheid geleid. Het ‘onderzoekt en stimuleert bestaande en nieuwe kunstprojecten die een duidelijk maatschappelijk effect hebben‘. Maar wat is het maatschappelijk nut van ‘het onderzoeken van nieuwe kunstprojecten die een duidelijk maatschappelijk effect hebben’ door TAI? Klinkt dat niet onnodig vrijblijvend? TAI is geen academisch kenniscentrum dat is ondergebracht bij een Nederlandse universiteit. Het maatschappelijk effect van TAI is niet aangetoond. Het maatschappelijk nut dat het zegt te stimuleren wil nog niet zeggen dat TAI zelf enig maatschappelijk nut heeft. Het open deur-gehalte waarmee minister Bussemaker het voorstelt en het Mondriaanfonds dat overneemt geeft te denken over de degelijkheid van TAI: ‘Ook omdat kunstenaars hun werk vaak concreet inzetten om de wereld beter, mooier, schoner en leefbaarder te maken.’

Over effecten van stimuleringsprogramma’s (‘een extra impuls’) van de overheid bestaat vaak onduidelijkheid omdat de overheid ze vanuit zelfpromotie inboekt als gevolg van die programma’s, terwijl critici menen dat de overheid ermee op een al goed rijdende trein is gesprongen en het effect nihil is. Met als gevolg dat een verantwoordelijke bewindspersoon er succes voor opeist en het programma met die claim min of meer ‘legaliseert’, terwijl het effect van het programma niet meetbaar is. In dat niemandsland floreren ministers met hun succesverhalen. Zoals bij het innovatiebeleid van topsectoren door Economische Zaken. Bij TAI lijkt hetzelfde aan de hand. Uit hobbyisme en politieke profilering van minister Bussemaker wordt 7 miljoen euro onttrokken aan de reguliere begroting -die rechtstreeks bij kunstenaars terecht had kunnen komen- en besteed aan een intermediaire bestuurslaag van intermediairen waarvan het nut niet aangetoond kan worden.

Als voorbeeld van jargon, ongrijpbaarheid en nietszeggendheid van TAI als uitsmijter het woord aanSocial designer en jurylid voor de Impact Award Emer Beamer’ met ‘vertrouwen in onduidelijke processen‘:

tai

Foto 1: Logo Impact Award.

Foto 2: Schermafbeelding van deel artikel ‘‘IK WIL EEN KIND GEEN PRULLENBAK VERKOPEN. IK WIL DAT HET MEEDENKT OVER AFVALRECYCLING IN HUIS’ op The Art of Impact.

Alex de Vries voor Weltschmerz over uitgeven, beeldende kunst en cultuurpolitiek

Publicist, oud-academiedirecteur en uitgever Alex de Vries gaat in gesprek met Willem Baars en Michiel Romeyn voor Café Weltschmerz. Een inhoudelijk gesprek waar de scepsis van Baars en Romeyn en de liefde voor de kunst en kunstenaars van De Vries op elkaar botsen. Dat verschil in mentaliteit maakt het inzichtelijk.

IPO dicht cultuurbeleid Bussemaker stabiliteit en kwaliteit toe

ipo

Hoe ‘spin’ werkt maakt dit verslag van het IPO duidelijk. Het Interprovinciaal Overleg behartigt gezamenlijke belangen van de provincies in ‘Den Haag’ en ‘Brussel’. In de kop zegt het dat in het cultuurbeleid van minister Bussemaker kwaliteit en stabiliteit vooropstaan. Maar da’s de claim van de minister en haar ambtenaren en volgens vele critici van het cultuurbeleid niet de reële stand van zaken. Hoewel het verslag ruimte biedt aan Jasper van Dijk (SP) en critici die menen dat er in de toekomst meer cultuurinstellingen gaan omvallen dekt de kop de lading niet. Het cultuurbeleid van minister Bussemaker biedt hooguit de stabiliteit van het kerkhof.

romoss

Foto 1: Schermafbeelding van ‘Stabiliteit en kwaliteit voorop in nieuw cultuurbeleid Bussemaker’ op IPO, 26 juni 2015.

Foto 2: Tweet van Romy Ossel, 26 juni 2015.

Negativisme cultuurbeleid Rutte I niet gecorrigeerd door Rutte II

goed

De logica van het cultuurbeleid van de kabinetten Rutte I (VVD en CDA met gedoogsteun van de PVV) en Rutte II (VVD en PvdA) is de onlogica. Bastiaan Vinkenburg van Berenschot liet vandaag op het symposium ‘Kaalslag of Cultuuromslag?’ van de Boekman Stichting in samenwerking met het Prins Bernhard Cultuurfonds volgens een verslag van Nieuwsuur weten dat ‘De bestedingen van het Ministerie van OCW aan cultuur zijn ten opzichte van 2010 in totaal 225 miljoen euro per jaar minder. Dat betekent een afname van 24 procent in 2013 ten opzichte van 2010. En de grootste klap komt nog als de gemeentes verder gaan bezuinigen.’

De bezuiniging van 24 procent heeft de markt vanwege de kwakkelende economie van de afgelopen jaren niet kunnen opvangen. Omdat de opgang of neergang van de Nederlandse economie voornamelijk afhankelijk is van buitenlandse actoren en factoren past hier de kabinetten Rutte weinig verwijten. Maar da’s anders waar het het negatieve sentiment rondom kunst en cultuur betreft waar Annemarie Goedvolk in het citaat op doelt.

Dat negatieve sentiment over kunst is voor 100% bedacht en uitgevoerd binnen Rutte I. Waar dat negativisme en aanschoppen tegen de kunstsector door vooral VVD vandaan kwam is voer voor psychologen. Essentieel is dat vanuit politiek standpunt dit negativisme onnodig was om de cultuurbezuinigingen waarvoor brede steun bestond te realiseren. Het gevolg was dat Rutte I en het merendeel van de politieke partijen de kunstsector onnodig beschadigde en kwetsbaar maakte. In de steek liet en daar in een soort primitief sadisme nog genoegen aan leek te beleven ook. De onlogica is dat Rutte I de kunstsector eerst zwart maakte en daarna verwachtte -en zelfs inboekte- dat bedrijven en particulieren de kunstsector zouden steunen. De logica is dat Rutte II een vriendelijke toon aanslaat, maar geen millimeter afstand neemt van het cultuurbeleid van Rutte I.

Foto: Schermafbeelding van ‘Kunstsector blij met cultuurplannen ondanks bezuinigingen’ van Nieuwsuur.

Overpeinzingen bij een hoorzitting over het cultuurbeleid

7rudiklumpkens

Afgelopen woensdag was op initiatief van Vera Bergkamp (D66) een hoorzitting van de vaste kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het cultuurbeleid van het kabinet waar het culturele veld aan het woord kwam. Directeur van Orkater Marc van Warmerdam omschreef volgens NRC waarom cultuurminister Jet Bussemaker het moet doen met goede bedoelingen en een vriendelijke toon, maar zonder financiële armslag de kaalslag van Halbe Zijlstra niet ongedaan kan maken: ‘De vorige staatssecretaris kan zich niet, mág zich niet vergist hebben. Dus mag er geen dubbeltje bij. En dus zijn we blij met de toon.’ Het ontbreekt de PvdA aan zowel de macht als de wil om zich sterk te maken voor cultuur. Daarnaast is Bussemaker een minister die niet tot de kerngroep behoort waar de besluiten vallen. Jet Bussemaker kan Zijlstra’s beleid niet corrigeren.

Het beeld dat de kunstsector schetst van de eigen situatie is anders dan de optimistische toon die Bussemaker aanslaat. In de voorstelling van het kabinet gaat het om perspectief en hervorming, maar de sector meent zelf dat het door toedoen van de bezuinigingen volledig uit het lood is komen staan. Die bovengemiddeld waren, te snel uitgevoerd werden en evenmin voldoende voorzagen in beleidsinstrumenten die instellingen de kans boden om de stap naar de markt te zetten. Vele kunstenaars en medewerkers in kunstinstellingen worden onderbetaald en talentontwikkeling, innovatie en experimenten staan onder druk. In een solidaire sector worden met kunstgrepen eindjes aan elkaar geknoopt, maar achter de façade van de kunstinstellingen heerst armoede en stort het kunstgebouw in elkaar. Het vlees is van de botten en de reserves zijn definitief op.

Omdat de kunstsector verdeeld is in top- en basisinstellingen, disciplines, groepen, individuen en generaties weet de sector geen stem te vinden die spreekt namens de hele sector. Het kabinet heeft dat verdeel- en heers handig aangepakt door topinstellingen als het Rijksmuseum, de Nederlandse Opera of het Nederlands Dans Theater te sparen waardoor de kunstsector uit elkaar werd gespeeld. En dan zijn er nog de verschillen tussen generaties die van alle tijden zijn. Naar aanleiding van de hoorzitting schreven de initiatiefnemers van De Agenda van De Theaterkrant met onder meer theatercriticus Simon van den Berg een opinie-artikel omdat ze vonden dat de samenstelling van de lijst met vertegenwoordigers van de culturele sector niet representatief was omdat de jongere generatie ondervertegenwoordigd was. Zo gebruikt een jonge generatie een conflict tussen kabinet en kunstsector om de eigen positie te versterken. Het kabinet heeft onvermoede partners.

Foto: ‘De kunstenaars Paulien Barbas en Paulien Föllings worden door directeur Ranti Tjan (rechts) rondgeleid in het EKWC.’ (Zoek in browser: ‘De ongekende mogelijkheden van keramiek’). FD, 20 juni 2015.  (‘Het stopzetten van de subsidie door staatssecretaris Zijlstra van Cultuur kwam destijds als een totale verrassing. Uit informele signalen bleek dat de Raad voor Cultuur een positief advies had gegeven. Tjan had het liever allemaal niet meegemaakt. ‘Het betekende dat we 14 van de 25 medewerkers moesten ontslaan: daarmee gooi je een karrenvracht aan kennis overboord. Dat we zelf de verantwoordelijkheid hebben genomen voor het vinden van een nieuwe kip met gouden eieren zegt veel over onze veerkracht.’)