Stichting Onterfd Goed helpt instellingen die kunst afstoten

Dat is het meest spannend, een kunstwerk van een onbekende kunstenaar op een veiling. Zoals een olieverf op doek van 60 x 42 met ‘cyrillische/ onleesbare tekst’ dat via Stichting Onterfd Goed voor 150 euro wordt aangeboden. Evenals werk van Jacobien de Rooij, Paul van der Eerden en Hans van der Ham waarvan men zich afvraagt hoe het hier verzeild is geraakt. Koopjesjagers houden in de gaten wanneer een collectie digitaal wordt geveild. Om toe te slaan. Zoals binnenkort de BKR-collectie van Museum Zandvoort dat per 1 januari 2018 verzelfstandigd wordt. Daar hoort volgens de marktlogica van 2017 blijkbaar afstoten en opschonen bij.

Stichting Onterfd Goed wordt door gemeenten, musea en collecties in de arm genomen om kunstobjecten aan een nieuwe eigenaar te helpen. Zoals de Stichting het zelf verkapt noemt. Kunstenaars zijn er niet altijd enthousiast over omdat er nog wel eens iets mis gaat in de administratie. Maar gemeenten en musea grijpen de Stichting Onterfd Goed dankbaar aan om hun eigen knelpunten uit de wereld te helpen. Het is het bestuurlijke equivalent van de eigen problemen over de schutting gooien. Wie wil grasduinen kan hier terecht.

Cultuurstandpunt VVD: Als publiek cultuuruiting niet goed genoeg vindt, dan is er ook geen reden meer voor overheidssubsidie

Het standpunt over cultuur van de VVD bevat de volgende passage: ‘De makers van cultuur richten zich weer op hun publiek. Dat zijn de mensen die cultuur in stand houden. Als zij iets niet goed genoeg vinden, is er ook geen reden om subsidie te geven.’ Dit standpunt zegt dat 1) niet de makers, maar de consumenten de cultuur in stand houden en 2) als de consumenten een cultuuruiting niet goed vinden die geen subsidie verdient. Hoe precies getoetst wordt of consumenten ‘iets niet goed genoeg vinden’ wordt niet toegelicht.

Hoe onhoudbaar dit standpunt is blijkt als de norm van goedkeuring wordt vertaald naar andere sectoren. Zoals de subsidiëring door de overheid van politieke partijen. Er bestaat in de samenleving veel kritiek op de partijpolitiek. Nog maar 2% van de bevolking is lid van een politieke partij. Als de burgers de politieke partijen niet goed genoeg vinden verdwijnt dan de reden om de partijen geen overheidssubsidie te geven? In 2014 ontving de VVD 3,75 miljoen euro overheidssubsidie. Dat is de logica van de opstelling over cultuur van de VVD. Hetzelfde geldt voor andere sectoren waarvan de overheidssubsidie beëindigd moet worden als een meerderheid van de bevolking het ’niet goed genoeg vindt’ (religie, omroep, emancipatiebeleid, koningshuis).

Wat bezielt de VVD om botweg te stellen dat als een consument een cultuuruiting niet goed genoeg vindt er geen reden is om overheidssubsidie te geven? Welk wereldbeeld ligt hieraan ten grondslag? Daarbij gaat de VVD eraan voorbij dat bepaalde cultuuruitingen veel moeilijker in de markt liggen dan andere, zonder dat dit het gevolg is van mindere kwaliteit. Ook kan er een maatschappelijk belang zijn om bepaalde disciplines die het commercieel minder goed doen toch via overheidssubsidie te ondersteunen omdat anders expertise uit Nederland verdwijnt en er geen sprake meer is van een dynamisch kunstklimaat en kruisbestuiving tussen disciplines. Zoals ontwikkelcentra en ateliers die opereren op het gebied van fundamenteel onderzoek.

Bij de VVD verdienen alleen kaskrakers en succesnummers financiële ondersteuning van de overheid. Als de VVD in zijn eentje het cultuurbeleid bepaalt dan wordt schraalhans keukenmeester. Weg talentontwikkeling en experiment, leve blockbusters en grote namen. Die zich ooit konden ontwikkelen dankzij overheidssubsidie. Als het aan de VVD ligt wordt die lijn afgebroken. De VVD is de partij van marktdenken en kleingeestigheid.

Foto: Schermafbeelding van VVD standpunt over cultuurCULTUUR IS VAN EN VOOR DE SAMENLEVING.’

Bedenkingen bij de petitie ‘ARTInSJOK: kabinet maakt beeldende kunst tot sluitpost, musea domineren de kunst’

artin

Dimp Nelemans van de Stichting Maritime Art & Design in Middelburg is initiatiefnemer van deze petitie. Op haar YouTube-kanaal maakt ze promotie voor maritieme kunst en haar in Middelburg gevestigde galerie Gallery Maritime. Dit verklaart de inhoud van de petitie die cultuurpolitiek, overheidssubsidie, museumbezoek, hedendaagse kunst, cultureel ondernemerschap en het ‘verdienmodel’ van galeries combineert.

In een blogposting verwijst Birgit Donker, directeur Mondriaan Fonds, ook naar het citaat van het Tweede Kamerlid voor het CDA Madeleine van Toorenburg. Zij deed de uitspraak tijdens een ronde tafelgesprek over de zes rijkscultuurfondsen. De verwijzing is opvallend omdat Nelemans en Donker tot een tegengestelde conclusie komen over de verdeling van rijkssubsidie over de vier grote steden en de rest van het land. Donker: ‘Dat alles neemt niet weg dat het een feit is dat er meer cultureel leven is in de Randstad dan in de regio. Dus dat er vanzelfsprekend meer geld naar toegaat, zeker als je kijkt naar individuele kunstenaars die nu eenmaal vooral in de grote steden wonen.’ Nelemans verwijst niet naar Donkers weerwoord.

Waar het de petitie precies om te doen is wordt niet duidelijk gemaakt. Doordat alles met alles verbonden wordt oogt het betoog rommelig. De titel zegt dat het kabinet beeldende kunst tot sluitpost maakt, maar vervolgens wordt dit niet uitgewerkt. Dat is jammer voor allen die de kaalslag van de cultuurbegroting door toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra met medewerking van alle politieke partijen nog steeds onterecht en buitenproportioneel vinden. Dat beleid verdient een goede bestrijding waar deze petitie niet aan toe komt.

Veelzeggend keert de petitie zich tegen de ‘facilitering van experimentele kunst’ door het Mondriaanfonds. Het suggereert dat dit de ‘aankoop’ en ‘appreciatie’ van hedendaagse beeldende kunst verstoort. Het blijft gissen wat Dimp Nelemans onder ‘experimentele kunst’ verstaat en hoe die verstoring optreedt. Maar hiermee introduceert ze wel een principieel punt. Het roept een vraag op over de marktwerking in de beeldende kunst.

Nelemans ziet een opgetuigde rol voor zich van de ‘cultureel ondernemer’. Ze stelt voor om galeriehouders binnen de BIS (Basisinfrastructuur) te honoreren. Ter vergelijking is er die andere ‘cultureel ondernemer’ die binnen een culturele instelling met overheidssubsidie eerder een ‘cultureel bestuurder‘ dan echte ondernemer is die met eigen geld risico loopt. De ‘cultureel bestuurder’ is een hybride functie die op het breukvlak van marktwerking, overheidssubsidie en uitvoering van cultuurbeleid werkzaam is en weliswaar elementen van cultureel ondernemerschap in zich draagt, maar daarmee nog geen cultureel ondernemer is. Interessant is dat Nelemans de rol van de ‘cultureel bestuurder‘ en ‘cultureel ondernemer‘ naar elkaar toe wil trekken.

Het is een sympathiek voorstel om galeries in de basisinfrastructuur op te nemen. Het is ontegenzeggelijk dat ze mede het kunstklimaat bepalen. Hoe dat in de praktijk ingevuld moet worden valt echter lastig in te zien. Voorbeelden hoe dat kan geven andere sectoren die ook op het snijvlak van commercie en kunst werken. In Vlaanderen kregen de gedrukte media in 2014 200 miljoen euro overheidssubsidie. Dagbladen en tijdschriften kunnen als cultuurgoed in aanmerking komen voor overheidssubsidie als de politiek dat zo beslist. Hetzelfde geldt voor de cinematografie en de filmhuizen van het arthouse-circuit. Maar hier dient zich tegelijk het eerste probleem aan. Want overheidssubsidie aan filmhuizen wordt door de politiek als gewenster en noodzakelijker gezien dan aan bioscopen die een kansrijkere commerciële positie innemen.

De voorbeelden geven aan dat het geven van overheidssubsidie aan galeries per definitie geen droombeeld is. Te denken valt aan het geven van generieke steun aan de galeriesector door voorwaardenscheppende of fiscale tegemoetkomingen. Bijvoorbeeld door compensatie van de huur of de hypotheekkosten. Daarnaast zou een rijkscultuurfonds als het Mondriaanfonds per gemeente of regio galeries kunnen ondersteunen door meerjarige subsidies die volgen uit de kwaliteit en ambitie. In Nederland heet de markt alleenzaligmakend te zijn. Niets is minder waar. In werkelijkheid worden multinationals, bedrijven, banken en kleine ondernemingen via overheidssubsidies gesteund. Er is geen principieel bezwaar om die steun uit te breiden tot kunstgaleries. Dat verdient serieuze aandacht van de politiek. En een debat dat verder gaat dan gekissebis over de verdeling van cultuursubsidie over Randstad en regio. De kunstwereld kan zich beter verenigen, dan laten verdelen.

Foto: Schermafbeelding van petitieARTInSJOK: kabinet maakt beeldende kunst tot sluitpost, musea domineren de kunst’ van Dimp Nelemans,

Vox doet ‘The formula for selling a million-dollar work of art’

Kunsthandel is een combinatie van handel, hype en kunst. In die volgorde. Marktwerking en psychologie gaan voor de kunst. De ondertitel van de Nederlandse vertaling van Don Thompsons boek Shock Art is kenmerkend ‘handel en hebzucht in de hedendaagse kunst’. Een aardige alliteratie waarin de ‘h’ als een haai naar kunst hapt. De Engelstalige ondertitel is duidelijker, en droger: ‘The Curious Economics of Contemporary Art’.

Waarom komt Vox nu met dit verhaal over de economie van de handel in hedendaagse kunst dat al zo vaak verteld is? Dat is gissen. De vormgeving met grafieken en de raspige stem maken het er niet helderder op.

Antwoord op DDS en PVV: afschaffing van overheidssubsidie op kunst is ongewenst, onhoudbaar en onevenredig

dds

Michael van der Galien van De Dagelijkse Standaard besteedt in een commentaar aandacht aan het concept verkiezingsprogramma van de PVV en is er niet over te spreken omdat het ‘een snel in elkaar geflanst lijstje van een partij die helemaal niet serieus genomen wil worden’ is. In de afschaffing van de overheidssubsidie van kunst die de PVV voorstelt kan hij zich wel vinden. Hij keert zich dus niet tegen de ongewenste effecten van de subsidie van kunst door de overheid en de reparatie ervan, maar op de volledige afschaffing ervan. Dat is een ongewenst, onhoudbaar en onevenredig standpunt. Mijn commentaar in reactie op zijn commentaar:

De aanname dat het niet aan de overheid (‘de staat’) is om kunst te subsidiëren is uit de lucht gegrepen. Het is niet alleen nergens op gebaseerd, het is ook ondoordacht. De verlening van kunstsubsidie kan wel aan voorwaarden gebonden worden. Graag zelfs. Want nu gaat er relatief veel geld naar hogeropgeleiden die van kunstvoorzieningen gebruik maken, terwijl ze het naar draagkracht makkelijk kunnen missen. Maar dat is geen kwestie van afschaffen van overheidssubsidie op kunst, maar een andere besteding ervan. Er bestaat in de politiek brede overeenstemming dat de overheid een taak heeft in talentontwikkeling van kunstenaars en het op peil houden van sectorale voorzieningen voor kunst. Zeg maar, het in stand houden van een basisinfrastructuur, die overigens de afgelopen jaren door toedoen van Zijlstra al met 30% is verminderd.

De argumentatie van Van der Galien wordt er nog merkwaardiger op wie in ogenschouw neemt welke sectoren overheidssubsidie krijgen. Dat loopt van industrie, landbouw, de omroep tot politieke partijen. Als voor de kunst geldt dat er geen overheidssubsidie meer heen moet gaan, dan valt niet in te zien waarom dat voor de sectoren die nu overheidssubsidie krijgen niet zou gelden. Gelijke monniken, gelijke kappen. Het is onterecht om de subsidie voor kunst af te schaffen en die voor andere sectoren in stand te houden. Een terugtredende overheid is een goed verdedigbaar standpunt, maar dan dient dat in gelijke mate voor alle sectoren te gelden. 

De kunstsector kan ook vergeleken worden met defensie, zorg, verkeer en waterstaat, huisvesting of onderwijs. Met die sectoren worden door landelijke en lagere overheid prestatieafspraken gemaakt. Daartoe moeten ze vanwege het maatschappelijk belang voorzieningen leveren. Kunst past in dat rijtje.

Burgers betalen belasting en willen daarvoor iets terug. Een snelweg, een huurwoning, onderwijs voor de kinderen, bescherming door politie of krijgsmacht, sterke dijken, water uit de kraan, straten en pleinen die aan de kant zijn of de transportmogelijkheid om Nederland te verlaten. De ene belastingbetaler bekommert zich niets om voetbal, koningshuis, religieuze organisaties of omroep, maar wel om kunst. Of omgekeerd. Het is de afweging van de overheid om alle burgers op een redelijk evenwichtige wijze te bedienen.

Kunst is meer dan het gefröbel van een bohémien-achtig persoon op een zolderkamer of het bedienen van een linkse elite. Kunst is ook vormgeving en architectuur van onze leefomgeving. Kunst is ook de content van televisiezenders en bioscoop. Kunst is ook literatuur die in kranten en tijdschriften verschijnt. Kunst is ook het design van Dagelijkse Standaard. Kunst is ook het glas op tafel en de kleren aan ons lijf. 

Kunst karakteriseert onze omgeving. Kunst is de omarming van ons eigen thuis. Kunst is politiek omdat het op scherp zet en vervreemdt, maar kunst is tegelijk niet politiek omdat het ons een vertrouwde omgeving biedt die ons thuis laat komen. Kunst is ongrijpbaar omdat het alles en niets is. Zichtbaar in de huizenbouw, wegenbouw, kranten, stadsplanning, vormgeving van het straatmeubilair voor allen die deze zomer na een verblijf in het buitenland weer terug in Nederland kwamen. Kunst maakt Nederland ‘typisch Nederlands’. Droog, nuchter en egalitair. Kunst is nationale identiteit die meer is dan de marktwerking in een schouwburg of museum. Kunst is van ons allen en wordt daarom door de overheden met subsidie in stand gehouden.

Foto: Schermafbeelding van deel commentaarAls het aan de PVV ligt is het gedaan met kunst,’ en dat is prima!’ op DDS, 29 augustus 2016.

Romeyn en Baars in gesprek met Dominic van den Boogerd van ‘De Ateliers’. Grote lijnen en aannames

Galerist Willem Baars en acteur Michiel Romeyn praten voor Café Weltschmerz met Dominic van den Boogerd, directeur van De Ateliers. Met de Rijksakademie, de Jan van Eyck Academie, het EKWC en BAK een van de vijf postacademische instellingen in de basisinfrastructuur. Het advies over de Culturele Basisinfrastructuur 2017-2020 van de Raad voor Cultuur is kritisch over de Rijksakademie en De Ateliers die ’samenwerking uit de weg blijven gaan’. De raad: ‘De raad is wel van mening dat de twee instellingen ten opzichte van de andere drie aanvragers in hun activiteitenplannen minder vernieuwend zijn en te veel de status quo beschrijven. Er wordt weinig inzicht geboden in de begeleidingsprogramma’s; de beschreven verrichtingen van de deelnemers en alumni zijn een beperkte illustratie van (de kwaliteit van) de begeleiding van deze instellingen.

Baars en Romeyn proberen vanuit Amsterdams perspectief helder te krijgen wat De Ateliers onderscheidend maakt. Ze laten de Jan van Eyck, BAK en EKWC buiten beschouwing. In het gesprek wordt het onderscheid tussen academische en postacademische instellingen onvoldoende duidelijk gemaakt. Dat geeft onnodige verwarring en leidt tot het ontbreken van afbakening en duidelijkheid. Baars profileert zich stilzwijgend als iemand van rechts en bedoelt het lovend en serieus als hij Halbe Zijlstra als de Donald Trump van de cultuur in Nederland omschrijft. Romeyn stopt niet om te benadrukken dat hij op de Rietveldacademie gezeten heeft. Dominic van den Boogerd zit er wat verloren bij en verdient een beter gesprek. Ook een scherper gesprek dat hem om een reactie vraagt op de kritiek van de Raad van Cultuur op de instelling waarvan hij directeur is.

Een recente geschiedenis van de neergang van het cultuurbeleid dat tot een bijna ondergang leidde. Het EKWC

ekwc1

In het adviesAgenda Cultuur’ van de Raad voor Cultuur dat in april 2015 verscheen kondigde zich het beleid voor de periode 2017-2020 aan. Inclusief de financiering door de overheid van culturele instellingen via de basisinfrastructuur die uit de voornemens volgde. Ze sluiten dicht aan op het beleid van minister van OCW Jet Bussemaker. Enkele speerpunten werden in het advies benadrukt: het belang van de ontwikkeling van stedelijke regio’s, verbetering van de cultuureducatie, de positie van kunstenaars en talentontwikkeling, verbreding van het (publieks)bereik en herprofilering van culturele instellingen door grotere autonomie.

Zoals de verantwoording in dat advies bij de ‘sectorspecifieke adviezen’ uitlegde konden speerpunten met elkaar in tegenspraak komen. In de beeldende kunst zijn de postacademische instellingen (Rijksakademie, Jan van Eijck Academie, De Ateliers, BAK) en het EKWC (of: Sundaymorning @ekwc) in de basisinfrastructuur de functie van talentontwikkelaar toebedeeld. Hoe verhouden ze zich tot de stedelijk regio waarin ze gevestigd zijn, hoe verhouden ze zich tot elkaar, hoe verhouden ze zich tot de speerpunten en hoe verhouden ze zich tot het Mondriaan Fonds dat de postacademische instellingen met ‘vraaggestuurd financieren via beurzen’ in hun financiële continuïteit en profilering afhankelijk van de geldstroom uit de basisinfrastructuur maakt?

Het EKWC is exemplarisch voor de schade die het door de PVV gedoogde kabinet Rutte I aanrichtte in de culturele sector. Met staatssecretaris Halbe Zijlstra als scherprechter die er prat op ging en plezier in had te kunnen zeggen niets van kunst te weten. Ondanks het feit dat de Raad voor Cultuur concludeerde dat het EKWC ‘een unieke kwaliteit heeft als werkplaats voor keramiek’ kreeg het in 2012 geen subsidie toegekend. Het wist ternauwernood te overleven door te snijden in het personeelsbestand en de tomeloze inzet van directeur en medewerkers. In 2015 verhuisd naar het postindustriële KVL-terrein in Oisterwijk vond het bij het cultuurfonds Brabant C meer waardering dat het als ‘internationale topper van Brabant’ omarmde. Brabant kende in 2013 240.000 euro impulsgelden toe. Ook bleef de achterdeur van de basisinfrastructuur op een kier staan door beurzen voor deelnemers via het Mondriaan Fonds die een kwart van de oude subsidie dekten.

Een situatie van financiële onzekerheid kan niet te lang duren. Bij een teruglopende economie is cultureel ondernemerschap niet het wondermiddel gebleken zoals dat vanuit VVD-gelederen in 2010 voorgespiegeld werd. De markt kan slecht deels de terugtredende overheid compenseren. Daarnaast pleegt zo’n situatie roofbouw op het personeel en zorgt een ontbrekende basis bij bestuur en directie voor teveel onbekenden om de toekomst verantwoord te kunnen plannen. Bij een internationaal opererende instelling als EKWC met veel buitenlandse kunstenaars die telkens drie maanden ‘in residence’ zijn speelt nog een effect dat buiten de horizon van een dorknoperige staatssecretaris, een goedwillende Raad voor Cultuur of een met fondsen woekerend Mondriaan Fonds gaat: het prestige van Nederland als kunstminnend land in het buitenland.

Vandaag verschijnt het advies over de Culturele Basisinfrastructuur 2017-2020 van de Raad voor Cultuur. Waarvan het nieuws de afgelopen week de instellingen al bereikte. Het EKWC is weer opgenomen in de basisinfrastructuur. De raad is lovend over de resultaten in de afgelopen vier jaar en adviseert om een jaarlijkse subsidie van 300.000 euro toe te kennen. Het EKWC heeft door herpositionering en de steun van de provincie Noord-Brabant de kille wind vanuit de landelijke politiek getrotseerd. Waar andere instellingen door een slechtere uitgangspositie omvielen en kennis uit Nederland verdween. Hopelijk is ook dit advies over het EKWC exemplarisch voor de nieuwe wind vanuit de landelijke politiek. Maar de financiële reparatie van het cultuurbeleid is onvolledig. Kiezen voor de ene culturele instelling is nu eenmaal kiezen tegen de ander.

NB: Voor publiek en kunstenaars die het EKWC willen bezoeken is er komende zondag 22 mei 2016 een open dag van 14.00 tot 17.00 uur.

Foto: Deel van het EKWC in de voormalige ververij/splitterij op het KVL-terrein in Oisterwijk voor de verbouwing.

Kloof tussen elite en burger. Keuze tussen lamlendigheid en uitbuiting

Jac. de Nijs, Gemeenteraad bezoekt Artis. Wethouder De Wit en G.W. Keja bij olifant, 1968. Collectie: Nationaal Archief.

Dit schreef ik in 2015:

De kloof tussen elite en burger is een probleem waar de politieke partijen grotendeels voor verantwoordelijk zijn. Het werkt meerdere kanten op. De elite kan de burger niet duidelijk maken wat essentieel is (klimaat, Europa, vluchtelingen) en begrijpt de zorgen (zorg, ouderen, baan, woning) van de burger niet die niet eindeloos wil calculeren met zorgverzekeringen die onvergelijkbaar zijn of treinkaartjes die niet meer tegen de beste prijs centraal ingekocht kunnen worden.

Daarbij komt de digitalisering die tot een nieuwe tweedeling leidt. Burgers zijn nog tevreden, maar vrezen voor hun toekomst zoals uit een buurtonderzoek van NRC bleek.

Wat is het heetste hangijzer? Is dat het gebrek aan representativiteit bij de politieke partijen en het openbaar bestuur waar blanke, hoogopgeleide, welgestelde mannen van middelbare leeftijd het voor het zeggen hebben?

Veelzeggend is dat meer dan 20 jaar na zijn afscheid de ras-Amsterdammer Wim Keja beschouwd wordt als de laatste (of: enige) arbeider in de VVD. Bij de PvdA, CDA of GroenLinks is het niet anders, om over D66 nog maar te zwijgen. Hoewel SP en PVV anders suggereren zijn ook daar geen arbeiders meer te vinden in het kader. Dat leidt tot een systeemfout.

In de politiek wordt over het laagopgeleide deel van de bevolking gesproken, maar niet met of door die burgers. Partijen worden op dit tekort niet eens meer aangesproken.

Elite en burger matchen dus op twee manieren niet. De elite kan niet overtuigend en doelmatig aantonen wat de belangrijkste beleidsterreinen zijn. Zoals gezegd, klimaat, Europa en vluchtelingen. De politieke partijen kunnen zich door de achtergrond van de kaderleden niet meer emotioneel vereenzelvigen met een groot deel van de bevolking dat praktisch wordt losgelaten.

Niet in de steek gelaten omdat de verzorgingsstaat nog steeds goed van niveau is en het volledig wegsnijden ervan voor de partijen averechts zou uitpakken, maar op een psychologisch niveau losgelaten. SP en PVV werpen zich op om het ongenoegen te verwoorden, terwijl ze als politieke partij niet anders handelen dan andere partijen en evenmin de laagopgeleiden zelf opnemen.

Zo wordt de burger dubbel bedrogen: een onderwerp als Europa dat de middenpartijen door ontbrekende overtuiging niet over het voetlicht kunnen brengen wordt door radicale partijen onder het mom van het dichten van de kloof tussen elite en burger gebruikt om een eigen programmapunt over Europa te scoren. Waarbij het de vraag is wie zich naar wie richt: de onvrede van de burger naar de partij, of omgekeerd?

De burger wordt hoe dan ook gebruikt door de politieke partij om te scoren. Tweemaal over de hoofden van de burger heen: door lamlendigheid (middenpartijen) of door uitbuiting (SP en PVV). Het is lood om oud ijzer.

Allerhande Kerstfestival in Spoowegmuseum: eenzijdige marketing

sp

Marktleider van Nederland Albert Heijn houdt op 11, 12 en 13 december het Allerhande Kerstfestival in het Spoorwegmuseum te Utrecht. Albert Heijn ziet het in een persbericht als een evenement in de stijl van de populaire foodfestivals dat plaats biedt aan 40.000 bezoekers, met de sfeer van een kerstmarkt: ‘Proeven, eten en drinken staan centraal en met hulp van experts ga je zelf aan de slag tijdens speciale workshops.’

Het is de vraag wat voor het Spoorwegmuseum behalve een som geld de toegevoegde waarde is van de incidentele samenwerking. Zoals vaker bij dit soort evenementen moet het prestige van het museum afstralen op het bedrijf dat een relatie aangaat. Maar het gevaar voor het museum is dat het de andere kant opwerkt en het aan prestige verliest. Simpelweg te boek komt te staan als een organisatie die gekocht wordt. Het is een gemiste kans dat dit evenement zo eenzijdig draait om de marketing van Albert Heijn en de supermarkt heeft nagelaten een duurzame relatie met het Spoorwegmuseum aan te gaan. Opdat een partnerschap had kunnen ontstaan met een gemeenschappelijk doel. Door de gekozen opzet van het Allerhande Kerstfestival valt nu zelfs te betwijfelen of ook het bedrijfsimago van Albert Heijn er veel mee gediend is omdat het Spoorwegmuseum door de gekozen relatie de kans ontnomen is om het imago van Albert Heijn te versterken.

Foto: Schermafbeelding van presentatie Allerhande Kerstfestival 2015 door Albert Heijn.

Een schijnoplossing van GroenLinks: grenzen aan politieke kunst

VVD2

‘Politieke kunst wil de wereld niet alleen verbeelden; zij wil de wereld veranderen. Politieke kunst is daarom de natuurlijke bondgenoot van progressieve politiek. Politieke kunst wil nuttig zijn.’ aldus Erica Meijer in een redactioneel bij een themanummer van De Helling over politieke kunst. Hier te bestellen voor  € 9,50. Zij is hoofdredacteur van dit door GroenLinks uitgegeven tijdschrift. Voor Joop licht zij in een opinieartikel aan de hand van enkele voorbeelden (Zentrum für Politische Schönheit in Berlijn, Jonas Staal) toe wat ze bedoelt.

Beide stukken zijn in lijn met de politieke opstelling van Groen Links zoals in 2011 geformuleerd door toenmalig kamerlid Mariko Peters in reactie op de bezuinigingen op de cultuursubsidies door toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra (VVD): ‘Dit voelt als een valse dolk in de rug van de cultuursector. Straks vullen alleen nog buitenlandse kunstenaars de Nederlandse podia en musea. Het kabinet houdt topinstellingen uit de wind, maar wat kunnen die zonder broedplaatsen?’ Afgelopen week publiceerde Rektoverso de resultaten van een online enquête onder 311 Vlaamse en Nederlandse kunstenaars waaruit onder meer blijkt dat 64% niet kan leven van het kunstenaarschap. Meer dan 50% heeft een jaarinkomen dat onder de 10.000 euro ligt.

Het is lovenswaardig dat GroenLinks een lans voor kunst breekt. Net als de SP dat bij monde van Jasper van Dijk vaak doet. Maar deze partijen hebben de cultuurbezuinigingen van de Rijksoverheid niet alleen niet kunnen voorkomen, maar hebben er sinds 2011 evenmin een halszaak van proberen te maken zich in een positie te manoeuvreren waarin ze teruggedraaid konden worden. Peters’ en Meijers woorden zijn eerder op te vatten als praten voor de bühne en het binden van de eigen achterban, dan als politiek speerpunt. Hoewel ze zeker programmatisch aansluiten bij de wereldvisie van GroenLinks en meer zijn dan politieke marketing.

Kunst kan per definitie geen natuurlijke bondgenoot van politiek zijn. Laat staan van progressieve politiek. Waarbij dat laatste in de opvatting van oud partijleider van GroenLinks Femke Halsema ‘internationalistisch, toekomstgericht, veranderingsgezind, anti-bureaucratisch en democratisch’ is. Kunst kan deels, toevallig en tijdelijk gelijk opgaan met een bepaalde politieke stroming, maar daar op straffe van verlies van eigenheid en bewegingsvrijheid nooit een natuurlijke bondgenoot van zijn. Kunstenaars die een alliantie sluiten met de politiek worden ingesloten en houden op kunstenaars te zijn die kunst maken die per definitie ongebonden is.

De woorden van Erica Meijer hebben hun waarde omdat ze kunst proberen te bevrijden uit de gevangenis van het rendementsdenken en de marktwerking, en het idee van topkunst als life style voor een maatschappelijke elite. Maar een nieuwe gevangenis die kunstenaars tot instrument maakt van de zogenaamde progressieve politiek is een slecht idee. Politieke partijen moeten werken aan het verbeteren van de voorwaarden waaronder kunstenaars kunnen functioneren. Daar houdt hun verantwoordelijkheid en aanspraak op de kunsten op.

Foto: Nelle Boer, VVD: dictators in eigen regio opvangen. Cartoon, 2014.