A Tale of Two Cities: Brabantstad en Brabantstad. Bussemaker wijst advies Raad voor Cultuur over EKWC voorlopig af

pa_brabantstad_opening

Zoals wel eens vergeten wordt is het advies van de Raad voor Cultuur over de basisinfrastructuur een advies. Raadsvoorzitter Joop Daalmeijer kan in de publiciteit bij Nieuwsuur wel zeggen dat 100% van zijn adviezen door de minister wordt opgevolgd (na 28’45’’), maar dat ligt genuanceerder. Neem het EKWC dat in het advies van de Raad van Cultuur positief werd besproken en een subsidiebedrag van 300.000 euro werd toegekend.

Maar ondanks de woorden van Joop Daalmeijer staat dat advies ineens op de helling door een brief van 20 mei 2016 van minister Jet Bussemaker aan het bestuur van het EKWC waarin ze ‘voornemens is de aanvraag af te wijzen en aan de instelling geen subsidie te verlenen’. Hoe heeft deze kortsluiting tussen raad en minister ten koste van een culturele instelling kunnen ontstaan en welke reden voert de minister aan voor de afwijzing?

Daar kondigt het raadsel zich aan, want Bussemaker geeft geen reden voor de afwijzing. Uit contacten buiten de brief om tussen EKWC en de directie Erfgoed en Kunsten blijkt het echter te gaan om de standplaats van het EKWC. Die is statutair ’s-Hertogenbosch, maar feitelijk Oisterwijk. Volgens de criteria die het ministerie hanteert zou dat Brabantstad moeten zijn. Een streek die op geen enkele landkaart is te vinden, maar door Brabantstad zelf gedefinieerd wordt als ‘een bestuurlijk netwerk tussen de steden Breda, Eindhoven, Helmond, ’s-Hertogenbosch, Tilburg en de provincie Noord-Brabant.’ Dus een samenwerking van steden en provincie.

De Raad voor Cultuur besteedde in het advies aandacht aan de locatie en nam in het volgende citaat al een voorschot op mogelijke kritiek: ‘Het EKWC is statutair gevestigd in ’s-Hertogenbosch, maar heeft zijn standplaats sinds 2015 in Oisterwijk. Het is de raad daarnaast gebleken dat EKWC, met name op educatief gebied, meerdere activiteiten ontplooit in steden die deel uitmaken van het kernpunt Brabantstad. Daarmee voldoet de instelling aan hetgeen op grond van de regeling met betrekking tot de vestigingsplaats is vereist.’ De raad maakte dus een andere afweging dan de minister door wie het nu vooralsnog teruggefloten wordt.

Het verschil van mening tussen raad en minister zit ‘m in de interpretatie van wat een stedelijke regio is. Het raadsadvies Agendacultuur 2017-2020 van april 2015 zegt op p.24: ‘In de subsidieperiode 2017 – 2020 kan met pilots en proeftuinen worden onderzocht hoe met bovenstaande en andere maatregelen invulling kan worden gegeven aan een meer decentraal cultuurbeleid. De stedelijke regio’s waar op dit moment BIS-instellingen of meerjarig gesubsidieerde fondsinstellingen zijn gehuisvest, zijn voor de hand liggende proeftuinen. Maar het liefst ziet de raad stedelijke regio’s samenwerken rond een natuurlijk samenhangend cultureel voorzieningsgebied. Dat kan een grote stad met zijn omliggende regio zijn, maar ook bijvoorbeeld de noordelijke provincies gezamenlijk of het samenwerkingsverband van Brabantse steden (Brabantstad). Ook de plannen van Leeuwarden als culturele hoofdstad 2018 zijn gericht op de stad én de omliggende regio.Wij zijn van mening dat de diversiteit van de samenwerkingsverbanden geen probleem vormt, mits gebaseerd op een krachtig draagvlak.’ De raad interpreteert dus ook hier de stedelijke regio’s ruimer dan de minister.

Vraag is waarom Oisterwijk dat vlak ten oosten van Tilburg ligt in de driehoek ’s-Hertogenbosch, Eindhoven, Tilburg niet zou aansluiten bij de virtuele stedelijke regio Brabantstad. Feit is dat Oisterwijk en Tilburg meer met elkaar samenhangen dan Helmond en Breda. Deze beide steden grenzen niet aan elkaar, liggen 62 kilometer van elkaar verwijderd, hangen niet samen, maar maken wel allebei onderdeel uit van Brabantstad.

De afwijzing van de minister is voorlopig en hoeft niet als definitief opgevat te worden. Jet Bussemaker is consequent in het volgen van de richtlijnen, maar loopt tegen het kunstmatige karakter van Brabantstad op dat een ambtelijk-bestuurlijke constructie is die in het leven werd geroepen voor de Culturele Hoofdstad 2018. Feitelijk gaat het geschil dat nu is ontstaan niet over het EKWC, Bussemaker of de Raad voor Cultuur, maar over het kunstmatige karakter van Brabantstad dat vooral in de hoofden van beleidsmakers leeft, en soms de realiteit dwarszit. De opdracht voor raad en ministerie is om de theorie met de praktijk te verbinden.

Foto: Projectatelier Brabantstad. Credits: Maarten Laupman.

Crisis bij ‘Het Nieuwe Instituut’ geeft architecten kans op een nieuw eigen architectuurinstituut. Weg van het stylisme

js_ni_ext_2

Zonder dat het echt opgemerkt wordt herbergt Rotterdam een tweede Wereldmuseum. Of liever gezegd het Wereldmuseum zoals dat functioneerde onder de vorige directeur Stanley Bremer voordat het voor de kunst werd gered en voor de poorten van de horeca, marketing en styling werd weggesleept. Het betreft ‘het sectorinstituut voor de creatieve industrie’ Het Nieuwe Instituut (HNI) met Guus Beumer als directeur. Deze vergelijking mag sommigen vergezocht voorkomen, maar de overeenkomsten tussen het oude Wereldmuseum en het huidige HNI zijn verbluffend. Zo wil volgens een bericht van architectenweb HNI ook een hotel beginnen: ‘Opmerkelijk is het voornemen om kantoorruimte een bestemming te geven als hotel-restaurant’.

Weliswaar bestaat het besef bij publiek, politiek en museumsector dat het niet goed gaat bij HNI, maar die kritiek vertaalt zich niet in actie zoals dat bij het Wereldmuseum gebeurde. Hoewel zich daar het tegengeluid met een publieksactie pas in de zomer van 2014 doelmatig bundelde, terwijl de kritiek al sinds 2011 klonk. Het vraagt blijkbaar enige tijd voordat voor als achter de schermen de tegenkrachten worden gecoördineerd.

HNI kwam in 2015 negatief in het nieuws door belangenverstrengeling binnen de directie en het ontbreken van goed bestuur, mede door onvoldoende toezicht vanuit de Raad van Toezicht. Afgelopen week werd die neergang geaccentueerd door het negatieve advies van de Raad voor Cultuur over de subsidieaanvraag voor de basisinfrastructuur 2017-2020. HNI houdt wel zicht op een subsidie van 5.640.000 euro als het onder meer alsnog voldoet aan voorwaarden van goed bestuur, positionering, kwaliteitszorg, educatie en financiële verslaglegging. Maar hoe dan ook is de subsidie met een derde gekort. HNI staat er financieel goed voor. 

Het advies liegt er niet om. Het vindt de resultaten van HNI te mager: ‘De raad vindt dat de instelling zijn rol en meerwaarde van zijn activiteiten voor de sector beter dient te beschrijven en uit te voeren. Hij kan uit de aanvraag niet opmaken hoe HNI zich bij de uitvoering van zijn taken verhoudt tot relevante spelers in de creatieve industrie.’ Wie verder kijkt dan het advies van de raad ziet waar de pijn zit. Een tweet van architect Thijs Asselbergs is veelzeggend: ‘Het Nieuwe Instituut doet niets voor de De Nieuwe Architect maar draagt wel bij aan imago ‘architect als stylist’. En de criticus van het eerste uur architect Kees van der Hoeven twittert: ‘Hoop – tenminste voor de architectuur – dat er eindelijk (kan het zijn) rigoureus wordt ingegrepen.’

Hier tekent zich een richtingenstrijd tussen architecten en stylisten af. Het gaat over het antwoord op de vraag wat architectuur is. Grofweg gezegd, is architectuur het vormgeven van ruimte als vastlegging van politieke verhoudingen of versiering? Anders gezegd, is het onderwerp van een architectuurinstituut een architectuur die verslag doet van ontwikkelingen of een architectuur die de ambitie heeft om de ontwikkelingen zelf te helpen vormen? HNI heeft onder directeur Guus Beumer duidelijk gekozen voor dat eerste: stylering.

De crisis die zich nu bij HNI aftekent zet deze tegenstelling op scherp, maar geeft de architecten ook kans om verloren terrein terug te winnen in een nieuw instituut: het NNAI, het Nieuw Nederlands Architectuur Instituut met een grotere rol voor techniek en leefomgeving. Nu is het moment om een weeffout te herstellen die de museale architectuur bevrijdt uit het klusterdenken over creatieve industrie en maakt tot vehikel van lifestyle of een modieus politiek debat. Kees van der Hoeven oppert in een tweet een verdeling in drie afdelingen (design, architectuur, e-cultuur): ‘Oplossing simpel: 3 vakgebieden, 3 krachtige curatoren voor komende 4 jaar, daarboven deskundige zakelijk directeur.’ Ik antwoordde in een tweet: ‘Of splitsing in twee musea: 1) Museum voor Stilering; 2) Architectuurmuseum. In R’dam staan zoveel gebouwen leeg. Dat moet kunnen.’

Foto: Het Nieuwe Instituut in Rotterdam. Credits: Johannes Schwartz.

Een recente geschiedenis van de neergang van het cultuurbeleid dat tot een bijna ondergang leidde. Het EKWC

ekwc1

In het adviesAgenda Cultuur’ van de Raad voor Cultuur dat in april 2015 verscheen kondigde zich het beleid voor de periode 2017-2020 aan. Inclusief de financiering door de overheid van culturele instellingen via de basisinfrastructuur die uit de voornemens volgde. Ze sluiten dicht aan op het beleid van minister van OCW Jet Bussemaker. Enkele speerpunten werden in het advies benadrukt: het belang van de ontwikkeling van stedelijke regio’s, verbetering van de cultuureducatie, de positie van kunstenaars en talentontwikkeling, verbreding van het (publieks)bereik en herprofilering van culturele instellingen door grotere autonomie.

Zoals de verantwoording in dat advies bij de ‘sectorspecifieke adviezen’ uitlegde konden speerpunten met elkaar in tegenspraak komen. In de beeldende kunst zijn de postacademische instellingen (Rijksakademie, Jan van Eijck Academie, De Ateliers, BAK) en het EKWC (of: Sundaymorning @ekwc) in de basisinfrastructuur de functie van talentontwikkelaar toebedeeld. Hoe verhouden ze zich tot de stedelijk regio waarin ze gevestigd zijn, hoe verhouden ze zich tot elkaar, hoe verhouden ze zich tot de speerpunten en hoe verhouden ze zich tot het Mondriaan Fonds dat de postacademische instellingen met ‘vraaggestuurd financieren via beurzen’ in hun financiële continuïteit en profilering afhankelijk van de geldstroom uit de basisinfrastructuur maakt?

Het EKWC is exemplarisch voor de schade die het door de PVV gedoogde kabinet Rutte I aanrichtte in de culturele sector. Met staatssecretaris Halbe Zijlstra als scherprechter die er prat op ging en plezier in had te kunnen zeggen niets van kunst te weten. Ondanks het feit dat de Raad voor Cultuur concludeerde dat het EKWC ‘een unieke kwaliteit heeft als werkplaats voor keramiek’ kreeg het in 2012 geen subsidie toegekend. Het wist ternauwernood te overleven door te snijden in het personeelsbestand en de tomeloze inzet van directeur en medewerkers. In 2015 verhuisd naar het postindustriële KVL-terrein in Oisterwijk vond het bij het cultuurfonds Brabant C meer waardering dat het als ‘internationale topper van Brabant’ omarmde. Brabant kende in 2013 240.000 euro impulsgelden toe. Ook bleef de achterdeur van de basisinfrastructuur op een kier staan door beurzen voor deelnemers via het Mondriaan Fonds die een kwart van de oude subsidie dekten.

Een situatie van financiële onzekerheid kan niet te lang duren. Bij een teruglopende economie is cultureel ondernemerschap niet het wondermiddel gebleken zoals dat vanuit VVD-gelederen in 2010 voorgespiegeld werd. De markt kan slecht deels de terugtredende overheid compenseren. Daarnaast pleegt zo’n situatie roofbouw op het personeel en zorgt een ontbrekende basis bij bestuur en directie voor teveel onbekenden om de toekomst verantwoord te kunnen plannen. Bij een internationaal opererende instelling als EKWC met veel buitenlandse kunstenaars die telkens drie maanden ‘in residence’ zijn speelt nog een effect dat buiten de horizon van een dorknoperige staatssecretaris, een goedwillende Raad voor Cultuur of een met fondsen woekerend Mondriaan Fonds gaat: het prestige van Nederland als kunstminnend land in het buitenland.

Vandaag verschijnt het advies over de Culturele Basisinfrastructuur 2017-2020 van de Raad voor Cultuur. Waarvan het nieuws de afgelopen week de instellingen al bereikte. Het EKWC is weer opgenomen in de basisinfrastructuur. De raad is lovend over de resultaten in de afgelopen vier jaar en adviseert om een jaarlijkse subsidie van 300.000 euro toe te kennen. Het EKWC heeft door herpositionering en de steun van de provincie Noord-Brabant de kille wind vanuit de landelijke politiek getrotseerd. Waar andere instellingen door een slechtere uitgangspositie omvielen en kennis uit Nederland verdween. Hopelijk is ook dit advies over het EKWC exemplarisch voor de nieuwe wind vanuit de landelijke politiek. Maar de financiële reparatie van het cultuurbeleid is onvolledig. Kiezen voor de ene culturele instelling is nu eenmaal kiezen tegen de ander.

NB: Voor publiek en kunstenaars die het EKWC willen bezoeken is er komende zondag 22 mei 2016 een open dag van 14.00 tot 17.00 uur.

Foto: Deel van het EKWC in de voormalige ververij/splitterij op het KVL-terrein in Oisterwijk voor de verbouwing.

Adviesraden constateren dat arbeidsmarktsituatie kunstenaars slecht is. Welke actie volgt?

ser

Vandaag werd de Verkenning Arbeidsmarkt Cultuursector gepresenteerd. Het is een initiatief van de Sociaal Economische Raad (SER) en de Raad voor Cultuur en werd uitgevoerd door een gezamenlijke commissie van deze twee adviesraden van de Nederlandse regering en parlement. Minister Jet Bussemaker reageerde zoals ze altijd reageert, empathisch en vol begrip over alweer een nieuw geconstateerd onrecht, maar zonder iets te veranderen en te kunnen doen. Op het opentrekken van haar cosmetische potje voor publicitaire noodgevallen na dat dient om daadkracht en bekommernis te suggereren, maar dat feitelijk niets anders is dan het rondpompen van euro’s binnen haar begroting. De verkenning kreeg de aandacht die kunst en kunstenaars in Nederland doorgaans krijgen: nihil. De YouTube kanalen van de Raad voor Cultuur en de SER bleven stil.

De verkenning constateert wat iedereen die de kunstsector zelfs maar van de buitenkant kent met eigen ogen al sinds de kaalslag in 2010 door toenmalig staatssecretaris Zijlstra heeft gezien: de arbeidsomstandigheden en de inkomenspositie zijn beroerd. De raden noemen de arbeidsmarktsituatie zorgwekkend: ‘De combinatie van dalende werkgelegenheid, een relatief hoge kans op werkloosheid, lage en dalende inkomens, een slechte onderhandelingspositie voor werknemers en zzp’ers, het vaak niet verzekerd zijn voor inkomensverlies bij arbeidsongeschiktheid en een geringe pensioenopbouw, maakt de positie van werkenden kwetsbaar.’ En dus? Met zes arbeidsplannen moet dat opgekrikt worden. Gaat dat lukken of is dat het parkeren van een probleem?

In Nederland wordt kunstenaars bescheidenheid ingeprent. Ze zijn de lepralijders van Nederland. Een beetje vies en anders. Getolereerd, maar niet geaccepteerd. Met een fooi worden kunstenaars afgescheept door een cultuurminister die het het gevecht in het kabinet niet eens meer aangaat. Wat als kunstenaars zich eens hard zouden opstellen als Guerilla Boys en Guerilla Girls? Door te infiltreren in de politieke partijen en netwerken waar het geld wordt verdeeld. Het zou iets zijn, maar het betaalt zich pas na lange tijd uit. Samen een Partij voor de Kunst oprichten? Of een initiatief beginnen, dat FC Utrecht of FC Twente noemen en vervolgens 9 miljoen euro subsidie eisen omdat anders de bakstenen door de ruiten zeilen bij burgemeester, wethouder en cultuurwoordvoerders? Een scenario dat zich in de afgelopen jaren perfect uitbetaalde en voetbalsupporters hun zin gaf. Hoe een harde actie voeren zonder geweld of bedreigingen die toch indruk maakt en wel doelmatig, maar niet hooghartig is? Van de SER, de Raad voor Cultuur en minister Bussemaker die met elkaar onder veel gepraat de dekstoelen op het dek van de Titanic verschuiven zal de oplossing niet komen. Niet.

Foto: Schermafbeelding van berichtArbeidsmarktverkenning wijst uit: Vaak zwakke positie voor werknemers en zzp’ers in cultuursector’ van de SER, 22 januari 2015.

Zeeland verliest culturele identiteit en neemt toegang culturele voorzieningen niet serieus

De Zeeuwse gedeputeerde Ben de Reu (PvdA) gaf in 2013 een persiflage op een lokale politicus die geen normaal woord uitbrengt en onzin uitkraamt. Maar tegelijk door laat schemeren een man van de wereld te zijn die het tegenovergestelde uitstraalt. Een lastige rol vol twijfel en tegenstrijdigheden die subtiel spel vereist om geloofwaardig te zijn. Zeeland wil over de grenzen van de provincie heen in Europa een grote speler worden. Dat is de droom van elke lokale politicus die hogerop wil en de nachtmerrie voor de inwoners. Hun bestuurders willen een grote speler worden. Gevolg van die ambitie is dat ze met hun hoofd in de wolken de werkelijkheid uit het oog verliezen. Ben de Reu wil met zijn business cases geen initiatieven meer nemen, maar dat aan anderen zoals het bedrijfsleven overlaten. Conny van Gremberghe noemt het misplaatste geilheid van Ben de Reu. In gewone taal wil dat zeggen dat de provincie de basistaken op de tweede plek zet.

Ben de Reu is ook gedeputeerde voor Cultuur. Volgens het Interprovinciaal Overleg (IPO) is Culturele infrastructuur en monumentenzorg een van de zeven kerntaken van de provincie. Het IPO omschrijft de taak van provincie en vakgedeputeerde Cultuur Ben de Reu zo: ‘De provincie zet zich in voor het behoud en de ontwikkeling van deze culturele identiteit en zorgt ervoor dat culturele voorzieningen goed toegankelijk zijn en blijven.’ Nu is Zeeland volgens onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) uit 2013 toch al de provincie waar de bewoners het verst moeten reizen om bij culturele voorzieningen te komen. Logisch gezien de kleinschaligheid en geografie van Zeeland. Maar juist daarom moet de provincie ervoor zorgen dat die basisvoorzieningen niet nog verder achteruitgaan zodat ze onder een onaanvaardbaar minimum zakken.

In de Zeeuwse cultuursector wordt niet ervaren dat de provincie de urgentie ervan inziet dat het koste wat kost een constructieve rol dient te vervullen om het weinige te houden dat er is. Vooral de hedendaagse kunst staat onder druk nu de grotere gemeenten als Terneuzen, Middelburg, Vlissingen en Goes te veel bezuinigen op cultuur. Volgens de Raad voor Cultuur zouden ze zelfs anti-cultuur zijn. Wie treft nou het grootste verwijt dat de culturele voorzieningen in Zeeland worden uitgekleed, de rijksoverheid, de provincie of de gemeenten?

De tekenen zijn onheilspellend. De Vlissingse expositieruimte Willem 3 moet per 1 januari 2016 sluiten. De in Vlissingen wonende kunstenaar Loek Grootjans zei tegen de PZC: ‘Het voelt alsof de bodem nu onder mijn bestaan wordt weggeslagen.’ Presentatie-instelling De Vleeshal in Middelburg is terechtgekomen in de gevarenzone. Het werd door de Raad voor Cultuur vanwege het niet voldoen aan de inkomstennorm uit de basisinfrastructuur 2013-2016 verwijderd. De grootste Zeeuwse gemeente Terneuzen met zo’n 55.000 inwoners heeft zelfs nooit een platform voor beeldende kunst gehad dat het niveau van de oudheidskamer was ontstegen. En zelfs die staat niet meer opgesteld. Terneuzen kent alleen een Schoolmuseum dat door middenstander Douwe van der Meer als hobby werd opgericht. Tijd voor ontwikkelingshulp, Ben de Reu?

ze

Foto: Schermafbeelding van artikel en video ‘Hedendaagse kunst in Zeeland in zwaar weer’ van Omroep Zeeland, 4 december 2015.

RvC: Vier grootste Zeeuwse gemeenten zijn anti-cultuur. Dus?

oz

De bron is niet terug te vinden, maar de vier grootste Zeeuwse gemeenten zouden anti-cultuur zijn. Volgens Omroep Zeeland. De provincie van de Zeeland Suite van Leo Cuypers. Maar inderdaad, zoek de verschillen toen en nu. Burgemeester in oorlogstijd Joop Daalmeijer helpt de landelijke politiek de cultuur uit te kleden, maar verwijt Zeeland dat het de daad bij het woord voegt. Hoe rechtlijnig is dat? In Zeeland gooit Daalmeijer open deuren open met z’n zalvende praatjes. Zonder dat hij meent te beseffen hoe klein het volume van Zeeland is, en hoe lastig het is om zelfs basisvoorzieningen in stand te houden. Wie verwijt nou wie iets? Is het het afbraakbeleid van Zeeland of het afbraakbeleid van de Raad voor Cultuur? Voor de Zeeuwen pleit dat ze de kerk boven het theater stellen en daar gewoon eerlijk voor uitkomen. En zelfs ooit een Zeeland Suite toestonden. Voor de Raad voor Cultuur pleit niets. Daalmeijer schuift af. Hij houdt Zeeland zijn lege huls voor.

Foto: Schermafbeelding van bericht ‘Raad voor Cultuur: Gemeenten zijn anti-cultuur’ van Omroep Zeeland, 29 oktober 2015.

IPO dicht cultuurbeleid Bussemaker stabiliteit en kwaliteit toe

ipo

Hoe ‘spin’ werkt maakt dit verslag van het IPO duidelijk. Het Interprovinciaal Overleg behartigt gezamenlijke belangen van de provincies in ‘Den Haag’ en ‘Brussel’. In de kop zegt het dat in het cultuurbeleid van minister Bussemaker kwaliteit en stabiliteit vooropstaan. Maar da’s de claim van de minister en haar ambtenaren en volgens vele critici van het cultuurbeleid niet de reële stand van zaken. Hoewel het verslag ruimte biedt aan Jasper van Dijk (SP) en critici die menen dat er in de toekomst meer cultuurinstellingen gaan omvallen dekt de kop de lading niet. Het cultuurbeleid van minister Bussemaker biedt hooguit de stabiliteit van het kerkhof.

romoss

Foto 1: Schermafbeelding van ‘Stabiliteit en kwaliteit voorop in nieuw cultuurbeleid Bussemaker’ op IPO, 26 juni 2015.

Foto 2: Tweet van Romy Ossel, 26 juni 2015.

Overpeinzingen bij een hoorzitting over het cultuurbeleid

7rudiklumpkens

Afgelopen woensdag was op initiatief van Vera Bergkamp (D66) een hoorzitting van de vaste kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het cultuurbeleid van het kabinet waar het culturele veld aan het woord kwam. Directeur van Orkater Marc van Warmerdam omschreef volgens NRC waarom cultuurminister Jet Bussemaker het moet doen met goede bedoelingen en een vriendelijke toon, maar zonder financiële armslag de kaalslag van Halbe Zijlstra niet ongedaan kan maken: ‘De vorige staatssecretaris kan zich niet, mág zich niet vergist hebben. Dus mag er geen dubbeltje bij. En dus zijn we blij met de toon.’ Het ontbreekt de PvdA aan zowel de macht als de wil om zich sterk te maken voor cultuur. Daarnaast is Bussemaker een minister die niet tot de kerngroep behoort waar de besluiten vallen. Jet Bussemaker kan Zijlstra’s beleid niet corrigeren.

Het beeld dat de kunstsector schetst van de eigen situatie is anders dan de optimistische toon die Bussemaker aanslaat. In de voorstelling van het kabinet gaat het om perspectief en hervorming, maar de sector meent zelf dat het door toedoen van de bezuinigingen volledig uit het lood is komen staan. Die bovengemiddeld waren, te snel uitgevoerd werden en evenmin voldoende voorzagen in beleidsinstrumenten die instellingen de kans boden om de stap naar de markt te zetten. Vele kunstenaars en medewerkers in kunstinstellingen worden onderbetaald en talentontwikkeling, innovatie en experimenten staan onder druk. In een solidaire sector worden met kunstgrepen eindjes aan elkaar geknoopt, maar achter de façade van de kunstinstellingen heerst armoede en stort het kunstgebouw in elkaar. Het vlees is van de botten en de reserves zijn definitief op.

Omdat de kunstsector verdeeld is in top- en basisinstellingen, disciplines, groepen, individuen en generaties weet de sector geen stem te vinden die spreekt namens de hele sector. Het kabinet heeft dat verdeel- en heers handig aangepakt door topinstellingen als het Rijksmuseum, de Nederlandse Opera of het Nederlands Dans Theater te sparen waardoor de kunstsector uit elkaar werd gespeeld. En dan zijn er nog de verschillen tussen generaties die van alle tijden zijn. Naar aanleiding van de hoorzitting schreven de initiatiefnemers van De Agenda van De Theaterkrant met onder meer theatercriticus Simon van den Berg een opinie-artikel omdat ze vonden dat de samenstelling van de lijst met vertegenwoordigers van de culturele sector niet representatief was omdat de jongere generatie ondervertegenwoordigd was. Zo gebruikt een jonge generatie een conflict tussen kabinet en kunstsector om de eigen positie te versterken. Het kabinet heeft onvermoede partners.

Foto: ‘De kunstenaars Paulien Barbas en Paulien Föllings worden door directeur Ranti Tjan (rechts) rondgeleid in het EKWC.’ (Zoek in browser: ‘De ongekende mogelijkheden van keramiek’). FD, 20 juni 2015.  (‘Het stopzetten van de subsidie door staatssecretaris Zijlstra van Cultuur kwam destijds als een totale verrassing. Uit informele signalen bleek dat de Raad voor Cultuur een positief advies had gegeven. Tjan had het liever allemaal niet meegemaakt. ‘Het betekende dat we 14 van de 25 medewerkers moesten ontslaan: daarmee gooi je een karrenvracht aan kennis overboord. Dat we zelf de verantwoordelijkheid hebben genomen voor het vinden van een nieuwe kip met gouden eieren zegt veel over onze veerkracht.’)

Advies Raad voor Cultuur: Stedelijke regio centraal in cultuurbeleid

Volgens het vandaag aan minister Jet Bussemaker aangeboden advies Stedelijke regio’s meer centraal in cultuurbeleid van de Raad voor Cultuur zijn stedelijke regio’s ‘de natuurlijke brandpunten’ in het culturele aanbod en verdienen ze daarom een centrale rol. Meer maatwerk en onderscheid wordt zo mogelijk meent de raad. Dat klinkt tegenstrijdig omdat het een herverdeling van middelen is waarbij men op zijn best mag hopen dat de middelen niet worden verminderd. Is het inboeken van doelmatigheid hier ook al de boekhoudkundige truc? In een reeds tot op het bot uitgebeende sector. Hoe dat tot kwaliteitsverbetering leidt is de vraag.

Positief in het advies is de herwaardering voor talentontwikkeling dat in het advies ‘Slagen in Cultuur‘ (2012) aangekondigd werd, maar toen niet gerepareerd kon worden wegens onvoldoende geld. In een kamerbrief van augustus 2014 deed minister Bussemaker een halfslachtige poging door geschuif met middelen om geld vrij te maken voor talentontwikkeling. Nu wordt dit hopelijk krachtdadig en meer dan kosmetisch aangepakt.

De raad vraagt 29,5 miljoen euro extra voor een in afgelopen jaren uitgeholde cultuursector: ‘De afgelopen jaren is er zwaar bezuinigd op de cultuursector. De minister heeft zich ingespannen om een aantal nijpende knelpunten weg te nemen, maar deze maatregelen hebben vaak geen structurele dekking. De raad maakt zich zorgen over een verdere uitholling van de rijksbegroting en roept op de financiering van cultuursector op peil te houden.’ Het advies is vooral een beroep op fatsoen bij de politiek. Is dat nog voldoende aanwezig?

De Telegraaf: VVD eist excuus voor kunstprotest 2011. Gekunsteld?

vvd

Een opmerkelijk bericht met alleen een indirecte bron: De Telegraaf. Het bericht dat de VVD excuus zou eisen voor de protesten tegen de bezuinigingen op cultuur die in 2011 resulteerden in de ‘Mars der Beschaving’ is vooralsnog bij de VVD niet terug te vinden. Sinds 2011 is de mantra van de VVD: ‘Door minder subsidie werden instellingen gedwongen naar het publiek te kijken in plaats van naar de overheid als geldverstrekker.’ De vraag of bezuinigingen tot een kwaliteitsverhoging leidden is lastiger te beantwoorden dan de VVD claimt.

De ‘Mars der Beschaving’ was een aanfluiting. Tenenkrommend en beschamend. Ik schreef op 30 juni 2011: ‘Acties als Nederland schreeuwt om Cultuur en de Mars der Beschaving vliegen uit de bocht als ze komen met verwijten, claimen van eigen rechten en groteske overdrijvingen. De juiste weg is een smal pad. Gelukkig wordt er veel verstandigs gezegd, met passie en maatschappelijke betrokkenheid. Maar iemand die voor zichzelf werkgelegenheid eist is ongeloofwaardig.’ Daarmee is echter niet gezegd dat de mars niet succesvol was. Hoe valt dat te meten? Wellicht hield het de VVD af van het nemen van hardere bezuinigingen. Na de eerste bezuinigingsronde onder leiding van toenmalig staatssecretaris Zijlstra werden de kunsten redelijk gespaard. Mede door de halfslachtige en tegensputterende D66 en PvdA die het zo wel genoeg vonden.

Daarbij komt dat de cultuurbezuinigingen ongewenste gevolgen hadden omdat ze niet geleidelijk ingevoerd werden en fors waren. Ze waren gewoonweg slecht doordacht. Dat riep protest op. Toenmalig voorzitter van de Raad voor Cultuur Els Swaab stapte in 2011 op omdat ze zich niet kon vereenzelvigen met de manier van bezuinigingen. Ze legde dat uit: ‘Door de keuzes die dit kabinet maakt, wordt de schade die de bezuinigingen veroorzaken groter dan noodzakelijk is. Dat is voor mij niet aanvaardbaar. Ik wil geen leidinggeven aan het tot stand komen van subsidieadviezen  voor instellingen, waarbij dit kabinetsbeleid het uitgangspunt is.

De VVD kan uit de toename van het bezoek, fondsenwerving en sponsoring niet concluderen dat de kunsten er prima voorstaan. Wel dat ze marktgerichter opereren. Dat zegt iets over financiering en organisatie van instellingen. Niet over de gezondheid van de kunsten en de voorbereiding op de toekomst. Kunstinstellingen halen inderdaad meer inkomsten uit de markt. Maar de opbrengsten zijn minder dan de VVD het in 2011 voorspiegelde. Consensus bestaat dat dit te weinig is om het verlies aan subsidie-inkomsten te compenseren.

Beredeneerd vanuit de eigen logica heeft de VVD gefaald door kunstinstellingen niet klaar te maken voor de markt. De VVD wilde dat de kunsten ondernemerschap toonden, maar tegelijk stond in het toenmalige regeerakkoord dat het BTW-tarief op podiumkaartjes werd verhoogd. Fiscale maatregelen om de kunsten te steunen werden pas in 2012 ingevoerd met de Geefwet. Een initiatief van de VVD. Door belastingverhogingen en lastenverzwaringen van de kabinetten Rutte werd het voordeel van de Geefwet teniet gedaan omdat gevers minder te besteden kregen. Het bericht in De Telegraaf verwart krom marktdenken met kunst. Typisch VVD.

Foto: Schermafbeelding van bericht ‘VVD eist excuses voor kunstprotest’ in De Telegraaf, 2 december 2014.