Minister Van Engelshoven knokt keihard voor de kunstsector en slaat zichzelf knock out

Vermoedelijk bedoelt NRC-journalist Guus Valk zijn tweet cynisch. Want wat betekent anders dat minister Van Engelshoven ‘zoals altijd keihard knokkend [is] voor haar sector’? Hiermee wordt de kunstsector bedoeld. Een minister die zoals altijd keihard knokt heeft iets potsierlijks, ongeremds en ongecontroleerds. Maar vooral iets ondoelmatigs, want deze minister bereikt niets en blijft daarom uit arren moede keihard knokken. Maar dat is vooral een mislukte oefening om een deuk in een pakje boter te slaan. Dat lukt deze D66-minister niet.

Het gaat Van Engelshoven niet om het resultaat, maar om de beeldvorming van het knokken. Daarom moet ze keihard blijven knokken, terwijl ze weet dat ze niets zal bereiken. Ze blijft keihard knokken als verdediging voor haar gebrek aan resultaat. Want ze bereikt in de coronacrisis niets voor de kunstsector. Alle bedrijven en sectoren hebben in het kabinet een minister die als aanspreekpunt hun belangen behartigt, behalve de kunsten. De kunsten hebben in het kabinet geen aanspreekpunt, maar een servicepunt voor een altijd keihard knokkende minister die vooral zichzelf knock out slaat. Als een bokser die na 12 ronden nog niets bereikt heeft en er nog 12, 24 of 36 ronden aan vastknoopt. En steeds weer meent te moeten herhalen hoe keihard ze wel niet knokt. Ingrid van Engelshoven is een minister die machteloosheid combineert met schaduwboksen.

EKWC-directeur Ranti Tjan besluit zijn opinie-artikelWie naast de KLM ook de cultuur redt, toont visie en koopmanschap’ in Trouw van 13 april 2020 als volgt: ‘Voor onze toekomst is de culturele sector van net zo groot belang als de KLM. Als ook wordt omgekeken naar minimaal 30.000 cultuurwerkers, dan overleven we de crisis op gepaste wijze. Als we nu geld pompen om ook deze sector overeind te houden dan hebben we komende decennia weer vreselijk veel lol om de cabaretiers die podia en tv bevolken, hebben we weer goeie nieuwe muziek op onze smartphones en kunnen we hart en hoofd plezieren in de musea. Als de overheid nu 2 miljard euro beschikbaar stelt aan de culturele sector dan zal tot in lengte van dagen de aflossing plaatsvinden. Niet voor twintig jaar, maar voor de komende eeuw kunnen we bogen op balsem voor de ziel: Nederlandse topkunst uit de 21e eeuw. Wie zowel de KLM als de cultuur redt toont visie en koopmanschap.’

Foto: Tweet van Guus Valk en eigen antwoord, 15 april 2020.

Eylem Aladogan produceert beeld in EKWC en stelt tentoon in De Pont

Hier in Oisterwijk’ is sundaymorning@ekwc. Niet het bos, het winkelcentrum, een vennetje, het raadhuis, het station of een knutselhoek in Oisterwijk. De journalist hanteert blijkbaar het motto ‘waarom specifiek en nauwkeurig zijn als het ook vaag kan’? Een reportage van ‘iets uit Noord-Brabant‘. Het beeld ‘Heart of Steel’ van Eylem Aladogan is vanaf 21 januari te zien in De Pont te Tilburg op de tentoonstellingThe Arch of Belief‘.

soldiers-guarding-christ-s-tomb-at-the-resurrection-detail-from-the-isenheim-altarpiece

Foto: Fragment van het Isenheimer-altaar van Mathias Grünewald te Colmar waar Eylem Aladogan zich op inspireerde voor het beeld ‘Heart of Steel’.

EKWC: Is er iets misgegaan bij de ontwikkeling van het KVL-terrein in Oisterwijk?

ekwc2

Het EKWC (Europees Keramisch Werk Centrum) is begin 2015 verhuisd van Den Bosch naar Oisterwijk. Daar zit het nu in het oudste gebouw van de Leerfabriek KVL, een industrieel erfgoed van 11 hectare groot: ‘De bestaande (rijks)monumentale gebouwen, met een vloeroppervlak van circa 26.000m2, dateren van het begin van de 20e eeuw en vormen een waardevol monumentaal ensemble (..). De individuele en ruimtelijke kwaliteiten van de monumenten worden zorgvuldig gerespecteerd.’ Aldus de opzet van een gemeentelijk Stedenbouwkundig Plan. Niet de gemeente Oisterwijk, maar de provincie Noord-Brabant is de eigenaar van de gebouwen. Herbestemming is waar het om gaat zo stelt de provincie in een persbericht: ‘Brabant telt zo’n honderd kloosters, fabrieken, kazernes en kastelen waar mensen leefden, werkten, vreugde en verdriet beleefden. De complexen samen met de verhalen, bepalen de geschiedenis van Brabant. Om díe historie te bewaren wil de provincie een aantal van deze gebouwen nieuw leven inblazen en bewaren voor de toekomst.’

Zo’n terrein met industriële gebouwen moet door investeringen ontwikkeld worden door een projectteam. Aan de hand van een masterplan. Herbestemming is een lastige opdracht omdat alle betrokkenen tevreden moeten worden gesteld. Voor de inwoners van Oisterwijk is het een iconisch terrein dat nog steeds belangrijk is voor de identiteitSamenwerking is het woord dat terugkomt in persberichten. Zoals altijd is de vraag is wat er van die goede voornemens terecht is gekomen. Zijn de ‘individuele en ruimtelijke kwaliteiten van de monumenten (..) zorgvuldig gerespecteerd’ of is de praktijk weerbarstiger dan de theorie van de goede bedoelingen en de plannen die op het snijvlak van haalbaarheid, werving van gebruikers, promotie en publiciteit ontstonden?

Een berichtje in de lokale Nieuwsklok signaleert dat er onenigheid is ontstaan tussen het EKWC en de provincie over het gebruik van het gebouw. Het gaat om twee fotoprints op twee glazen toegangsdeuren ‘die de ingang van het EKWC markeren’. Ze zijn volgens ‘de kleine lettertjes’ van het huurcontract verboden en namens Noord-Brabant heeft de provinciale ambtenaar Kim Knijff ‘bestuurlijke maatregelen’ genomen om ze te laten verwijderen. Het is opvallend dat dit zo hoog oploopt over iets wat op het eerste oog een futiliteit lijkt. Op 30 september 2016 wordt het EKWC in het bijzijn van lokale politici officieel geopend.

Er is in het bericht een andere zinsnede die opvallender is en niet te rijmen valt met wat doorgaans de praktijk is bij de herbestemming van dit soort oude gebouwen. Meestal is het de gebruiker die pleit voor ingrepen om het gebouw zoveel mogelijk aan te passen en naar de eigen hand te zetten. Gewoonweg vanwege het gemak of kosten van het gebruik. De overheid of een adviserende rijksdienst als de Rijksdienst Cultureel Erfgoed (RCE) willen ingrepen meestal beperken. Zeker als het zoals in dit geval om een rijksmonument gaat.

De RCE geeft het gebouw in het monumentenregister de volgende waardering: ‘Het object is van algemeen belang omdat het als oudste (en nog in gebruik zijnde) onderdeel binnen het hele fabriekscomplex een grote cultuurhistorische waarde bezit. Het is van belang als vroege manifestatie van een sociaal-economische ontwikkeling, de opkomende leerindustrie tijdens de Eerste Wereldoorlog. Verder is het object van industrieel-archeologisch belang als een bijzondere uitdrukking van een technische en typologische ontwikkeling. Het gebouw geeft een goede indruk van de functionele opzet van een kleine, compacte leerfabriek uit het begin van de twintigste eeuw. Het object bezit ook een architectuurhistorische waarde op grond van de toegepaste constructietechniek en de gehanteerde stijlvorm. Verder zijn de ensemblewaarden van belang. Het object is onderdeel van een groter geheel dat van nationaal belang is.’

Bij deze herbestemming zijn de rollen omgekeerd. Het EKWC pleit voor authenticiteit en de provincie Noord-Brabant voor aanpassingen die haaks staan op de architectuurhistorische waarde van het gebouw: ‘Het EKWC is altijd tegen de ingrepen geweest die het oudste gebouw van KVL zijn aangedaan. Op aangeven van de provinciale en gemeentelijke ambtenaren is het gebouw van het EKWC onherstelbaar aangepast. Een deel van de galerijen is gesloopt, er zijn roestige profielen in de vloer gelegd waardoor de kostbare vloeren niet meer superglad zijn en het prachtige ritme van de gevels zijn ruw doorbroken door te grote gaten te maken in de west-en oostgevel.’ In deze nieuw gemaakte gaten mogen nu volgens de provincie Noord-Brabant geen fotoprints op toegangsdeuren geplakt worden. Een en ander roept de vraag op of er bij de ontwikkeling van het KVL-terrein iets faliekant mis is gegaan. Want hoe komt het dat een gebruiker ingrepen in het gebouw wil beperken en de eigenaar ingrepen oplegt die in strijd zijn met de cultuurhistorische waarde van het gebouw?

Naschrift: Wat een en ander nog merkwaardiger maakt is dat op verzoek van de provincie Noord-Brabant het EKWC de procedure voor een aanvraag tot rijksmonument bij de RCE voor het gebouw waar het in resideert in 2015 heeft moeten stopzetten. De provincie is eigenaar en kan daarover beslissen. De reden waarom de provincie de procedure liet stopzetten is onbekend. Op foto’s die Marlies Bouten in 2010 van het gebouw maakte waarin nu het EKWC is gevestigd wordt het als rijksmonument 519945 aangeduid. Zie hier en hier.

Foto: Schermafbeelding van berichtVerbod foto’s ingang EKWC’ in de Nieuwsklok Oisterwijk, 11 augustus 2016.

EKWC: Motie repareert afwijzing door Bussemaker van positief advies Raad voor Cultuur

tk

Bovenstaande motie is op 28 juni in stemming gebracht en aangenomen. Minister Jet Bussemaker had eerder in een overleg gezegd het oordeel aan de kamer over te laten. Dit betekent dat het EKWC alsnog jaarlijks een subsidie van 300.000 euro krijgt over de periode 2017-2020. Toen ze op 23 juni in een overleg de bereidheid om te repareren uitspraak liet de minister weten om formele redenen deze subsidie niet uit de BIS te kunnen financieren. Uit welk potje het dan wel komt is vooralsnog onduidelijk. Bussemaker had om formele gronden aangekondigd het advies niet over te nemen. Maar vanwege het positieve advies van de Raad, de inzet van het CDA en de provincie Noord-Brabant ontraadde ze een motie die dat wilde repareren evenmin.

Formele problemen ontstonden door de definitie van ‘Brabantstad’ in de regeling van oktober 2015 die door het ministerie van OCW niet was aangepast aan de ruimere definitie van Brabantstad die de provincie Noord-Brabant hanteerde en waarvan het wilde dat OCW die overnam. OCW weigerde dat en wilde er uitsluitend onder verstaan: ‘gemeente Den Bosch, gemeente Eindhoven of gemeente Tilburg’. Het EKWC is in Oisterwijk gevestigd. In een cyclische argumentatie beredeneerde de minister dat de regeling die door haar toedoen om budgettaire redenen niet aangepast mocht worden vanwege juridische redenen daarom een grond was om het positieve advies van de Raad voor Cultuur over het EKWC af te wijzen. Maar zo ver kwam de haarkloverij niet.

Foto: Motie van de leden Van Toorenburg en Monasch over een oplossing voor het Europees Keramisch Werkcentrum, 23 juni 2016.

Nogmaals het EKWC. Waarom is de regeling met de definitie van Brabantstad in oktober 2015 door OCW niet aangepast?

ekwc

Vandaag werd het verslag van een algemeen overleg op 2 juni 2016 van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) op de site van de Tweede Kamer geplaatst. Het overleg ging over het advies van de Raad voor Cultuur over de basisinfrastructuur 2017-2020 en reacties erop van kamerleden en minister.

Hierboven het antwoord van minister Jet Bussemaker over het EKWC (Europees Keramisch Werkcentrum of Sundaymorning@ekwc) in Oisterwijk. Dit naar aanleiding van opmerkingen van Madeleine van Toorenburg (CDA) en Michiel van Veen (VVD). De Raad voor Cultuur had positief beslist over de aanvraag van het EKWC en 300.000 euro per jaar toegekend, maar OCW meende dat om ‘formele redenen‘ terug te moeten draaien. Het gaat erom welke redenen minister Bussemakker aanvoert, hoe geloofwaardig deze zijn en hoe ze aansluiten bij de voorgeschiedenis van de totstandkoming van de regeling die tot haar besluit heeft geleid.

Bussemaker stelt dat het van het advies van de Raad moet afwijken omdat het EKWC niet voldoet ‘aan de eis die in de regeling aan de standplaats wordt gesteld’. Die regeling op het specifiek cultuurbeleid die dateert van 25 oktober 2015 zegt in artikel 3.1: ‘Brabantstad: gemeente Den Bosch, gemeente Eindhoven of gemeente Tilburg’. EKWC dat in Oisterwijk is gevestigd valt erbuiten. De essentie van het geschil is waarom OCW de regeling in oktober 2015 niet tussentijds heeft aangepast, hoewel de provincie Noord-Brabant daar bij OCW naar eigen zeggen op aangedrongen heeft. In een brief van 25 mei 2016 zegt gedeputeerde Henri Swinkels namens de provincie Noord-Brabant en BrabantStad Cultuur: ‘We ageerden al eerder bij u tegen de afbakening die u hanteert voor het definiëren van BrabantStad.’ De provincie zag de bui al hangen en verzocht bij OCW om een ruimere definitie die aansloot bij de eigen definitie van Brabantstad. OCW weigerde deze aanpassing.

Het argument dat Bussemaker aanvoert waarom zij op verzoek van onder meer Noord-brabant de definitie van Brabantstad in de regeling niet heeft aangepast luidt: ‘Maar dat zit nu eenmaal wel in het kader dat mijn voorganger heeft gemaakt. Wij hebben dat niet veranderd.’ De minister voert als reden waarom ze het niet veranderd heeft een kostenaspect aan: ‘Op dat moment kun je het aanpassen, maar dat laat onverlet dat er destijds heel bewust is gekozen voor een standplaats en een kernpunt. Men heeft dat gedaan, omdat het anders veel te moeilijk zou worden om de zeer beperkte pot met subsidie goed te verdelen.’ De minister vermengt hier de regeling en de uitvoering ervan. Zij geeft geen helder antwoord op de vraag waarom de definitie van Brabantstad in de regeling door OCW niet is aangepast en wat OCW daartoe nou echt weerhield.

Gevolg van dit opereren van OCW is dat het ministerie in de publiciteit een beeld van formalistisch handelen van zichzelf heeft opgeroepen. Onduidelijk is waarom OCW op verzoek van de provincie Brabant de definitie van Brabantstad in de regeling niet heeft aangepast. Was het een kwestie van competentie tussen Haagse ambtenaren en Brabantse bestuurders? Of ging het OCW echt om het kostenaspect, en is dat mede de reden voor de verklaring dat Brabantse culturele instellingen in de basisinfrastructuur (BIS) schromelijk onderbedeeld zijn? Of gaat het om een gebrek aan regie op OCW, een haperende organisatie en afstemming tussen minister en haar beleidsambtenaren? Waarom het EKWC om ‘formele regels’ volgens OCW niet in aanmerking kan komen voor een plek in de BIS is na de uitleg van minister Bussemaker nog een groter raadsel dan het al was.

Foto: Schermafbeelding van deel van een verslag van een algemeen overleg op 2 juni 2016 van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).

A Tale of Two Cities: Brabantstad en Brabantstad. Bussemaker wijst advies Raad voor Cultuur over EKWC voorlopig af

pa_brabantstad_opening

Zoals wel eens vergeten wordt is het advies van de Raad voor Cultuur over de basisinfrastructuur een advies. Raadsvoorzitter Joop Daalmeijer kan in de publiciteit bij Nieuwsuur wel zeggen dat 100% van zijn adviezen door de minister wordt opgevolgd (na 28’45’’), maar dat ligt genuanceerder. Neem het EKWC dat in het advies van de Raad van Cultuur positief werd besproken en een subsidiebedrag van 300.000 euro werd toegekend.

Maar ondanks de woorden van Joop Daalmeijer staat dat advies ineens op de helling door een brief van 20 mei 2016 van minister Jet Bussemaker aan het bestuur van het EKWC waarin ze ‘voornemens is de aanvraag af te wijzen en aan de instelling geen subsidie te verlenen’. Hoe heeft deze kortsluiting tussen raad en minister ten koste van een culturele instelling kunnen ontstaan en welke reden voert de minister aan voor de afwijzing?

Daar kondigt het raadsel zich aan, want Bussemaker geeft geen reden voor de afwijzing. Uit contacten buiten de brief om tussen EKWC en de directie Erfgoed en Kunsten blijkt het echter te gaan om de standplaats van het EKWC. Die is statutair ’s-Hertogenbosch, maar feitelijk Oisterwijk. Volgens de criteria die het ministerie hanteert zou dat Brabantstad moeten zijn. Een streek die op geen enkele landkaart is te vinden, maar door Brabantstad zelf gedefinieerd wordt als ‘een bestuurlijk netwerk tussen de steden Breda, Eindhoven, Helmond, ’s-Hertogenbosch, Tilburg en de provincie Noord-Brabant.’ Dus een samenwerking van steden en provincie.

De Raad voor Cultuur besteedde in het advies aandacht aan de locatie en nam in het volgende citaat al een voorschot op mogelijke kritiek: ‘Het EKWC is statutair gevestigd in ’s-Hertogenbosch, maar heeft zijn standplaats sinds 2015 in Oisterwijk. Het is de raad daarnaast gebleken dat EKWC, met name op educatief gebied, meerdere activiteiten ontplooit in steden die deel uitmaken van het kernpunt Brabantstad. Daarmee voldoet de instelling aan hetgeen op grond van de regeling met betrekking tot de vestigingsplaats is vereist.’ De raad maakte dus een andere afweging dan de minister door wie het nu vooralsnog teruggefloten wordt.

Het verschil van mening tussen raad en minister zit ‘m in de interpretatie van wat een stedelijke regio is. Het raadsadvies Agendacultuur 2017-2020 van april 2015 zegt op p.24: ‘In de subsidieperiode 2017 – 2020 kan met pilots en proeftuinen worden onderzocht hoe met bovenstaande en andere maatregelen invulling kan worden gegeven aan een meer decentraal cultuurbeleid. De stedelijke regio’s waar op dit moment BIS-instellingen of meerjarig gesubsidieerde fondsinstellingen zijn gehuisvest, zijn voor de hand liggende proeftuinen. Maar het liefst ziet de raad stedelijke regio’s samenwerken rond een natuurlijk samenhangend cultureel voorzieningsgebied. Dat kan een grote stad met zijn omliggende regio zijn, maar ook bijvoorbeeld de noordelijke provincies gezamenlijk of het samenwerkingsverband van Brabantse steden (Brabantstad). Ook de plannen van Leeuwarden als culturele hoofdstad 2018 zijn gericht op de stad én de omliggende regio.Wij zijn van mening dat de diversiteit van de samenwerkingsverbanden geen probleem vormt, mits gebaseerd op een krachtig draagvlak.’ De raad interpreteert dus ook hier de stedelijke regio’s ruimer dan de minister.

Vraag is waarom Oisterwijk dat vlak ten oosten van Tilburg ligt in de driehoek ’s-Hertogenbosch, Eindhoven, Tilburg niet zou aansluiten bij de virtuele stedelijke regio Brabantstad. Feit is dat Oisterwijk en Tilburg meer met elkaar samenhangen dan Helmond en Breda. Deze beide steden grenzen niet aan elkaar, liggen 62 kilometer van elkaar verwijderd, hangen niet samen, maar maken wel allebei onderdeel uit van Brabantstad.

De afwijzing van de minister is voorlopig en hoeft niet als definitief opgevat te worden. Jet Bussemaker is consequent in het volgen van de richtlijnen, maar loopt tegen het kunstmatige karakter van Brabantstad op dat een ambtelijk-bestuurlijke constructie is die in het leven werd geroepen voor de Culturele Hoofdstad 2018. Feitelijk gaat het geschil dat nu is ontstaan niet over het EKWC, Bussemaker of de Raad voor Cultuur, maar over het kunstmatige karakter van Brabantstad dat vooral in de hoofden van beleidsmakers leeft, en soms de realiteit dwarszit. De opdracht voor raad en ministerie is om de theorie met de praktijk te verbinden.

Foto: Projectatelier Brabantstad. Credits: Maarten Laupman.

Romeyn en Baars in gesprek met Dominic van den Boogerd van ‘De Ateliers’. Grote lijnen en aannames

Galerist Willem Baars en acteur Michiel Romeyn praten voor Café Weltschmerz met Dominic van den Boogerd, directeur van De Ateliers. Met de Rijksakademie, de Jan van Eyck Academie, het EKWC en BAK een van de vijf postacademische instellingen in de basisinfrastructuur. Het advies over de Culturele Basisinfrastructuur 2017-2020 van de Raad voor Cultuur is kritisch over de Rijksakademie en De Ateliers die ’samenwerking uit de weg blijven gaan’. De raad: ‘De raad is wel van mening dat de twee instellingen ten opzichte van de andere drie aanvragers in hun activiteitenplannen minder vernieuwend zijn en te veel de status quo beschrijven. Er wordt weinig inzicht geboden in de begeleidingsprogramma’s; de beschreven verrichtingen van de deelnemers en alumni zijn een beperkte illustratie van (de kwaliteit van) de begeleiding van deze instellingen.

Baars en Romeyn proberen vanuit Amsterdams perspectief helder te krijgen wat De Ateliers onderscheidend maakt. Ze laten de Jan van Eyck, BAK en EKWC buiten beschouwing. In het gesprek wordt het onderscheid tussen academische en postacademische instellingen onvoldoende duidelijk gemaakt. Dat geeft onnodige verwarring en leidt tot het ontbreken van afbakening en duidelijkheid. Baars profileert zich stilzwijgend als iemand van rechts en bedoelt het lovend en serieus als hij Halbe Zijlstra als de Donald Trump van de cultuur in Nederland omschrijft. Romeyn stopt niet om te benadrukken dat hij op de Rietveldacademie gezeten heeft. Dominic van den Boogerd zit er wat verloren bij en verdient een beter gesprek. Ook een scherper gesprek dat hem om een reactie vraagt op de kritiek van de Raad van Cultuur op de instelling waarvan hij directeur is.

Een recente geschiedenis van de neergang van het cultuurbeleid dat tot een bijna ondergang leidde. Het EKWC

ekwc1

In het adviesAgenda Cultuur’ van de Raad voor Cultuur dat in april 2015 verscheen kondigde zich het beleid voor de periode 2017-2020 aan. Inclusief de financiering door de overheid van culturele instellingen via de basisinfrastructuur die uit de voornemens volgde. Ze sluiten dicht aan op het beleid van minister van OCW Jet Bussemaker. Enkele speerpunten werden in het advies benadrukt: het belang van de ontwikkeling van stedelijke regio’s, verbetering van de cultuureducatie, de positie van kunstenaars en talentontwikkeling, verbreding van het (publieks)bereik en herprofilering van culturele instellingen door grotere autonomie.

Zoals de verantwoording in dat advies bij de ‘sectorspecifieke adviezen’ uitlegde konden speerpunten met elkaar in tegenspraak komen. In de beeldende kunst zijn de postacademische instellingen (Rijksakademie, Jan van Eijck Academie, De Ateliers, BAK) en het EKWC (of: Sundaymorning @ekwc) in de basisinfrastructuur de functie van talentontwikkelaar toebedeeld. Hoe verhouden ze zich tot de stedelijk regio waarin ze gevestigd zijn, hoe verhouden ze zich tot elkaar, hoe verhouden ze zich tot de speerpunten en hoe verhouden ze zich tot het Mondriaan Fonds dat de postacademische instellingen met ‘vraaggestuurd financieren via beurzen’ in hun financiële continuïteit en profilering afhankelijk van de geldstroom uit de basisinfrastructuur maakt?

Het EKWC is exemplarisch voor de schade die het door de PVV gedoogde kabinet Rutte I aanrichtte in de culturele sector. Met staatssecretaris Halbe Zijlstra als scherprechter die er prat op ging en plezier in had te kunnen zeggen niets van kunst te weten. Ondanks het feit dat de Raad voor Cultuur concludeerde dat het EKWC ‘een unieke kwaliteit heeft als werkplaats voor keramiek’ kreeg het in 2012 geen subsidie toegekend. Het wist ternauwernood te overleven door te snijden in het personeelsbestand en de tomeloze inzet van directeur en medewerkers. In 2015 verhuisd naar het postindustriële KVL-terrein in Oisterwijk vond het bij het cultuurfonds Brabant C meer waardering dat het als ‘internationale topper van Brabant’ omarmde. Brabant kende in 2013 240.000 euro impulsgelden toe. Ook bleef de achterdeur van de basisinfrastructuur op een kier staan door beurzen voor deelnemers via het Mondriaan Fonds die een kwart van de oude subsidie dekten.

Een situatie van financiële onzekerheid kan niet te lang duren. Bij een teruglopende economie is cultureel ondernemerschap niet het wondermiddel gebleken zoals dat vanuit VVD-gelederen in 2010 voorgespiegeld werd. De markt kan slecht deels de terugtredende overheid compenseren. Daarnaast pleegt zo’n situatie roofbouw op het personeel en zorgt een ontbrekende basis bij bestuur en directie voor teveel onbekenden om de toekomst verantwoord te kunnen plannen. Bij een internationaal opererende instelling als EKWC met veel buitenlandse kunstenaars die telkens drie maanden ‘in residence’ zijn speelt nog een effect dat buiten de horizon van een dorknoperige staatssecretaris, een goedwillende Raad voor Cultuur of een met fondsen woekerend Mondriaan Fonds gaat: het prestige van Nederland als kunstminnend land in het buitenland.

Vandaag verschijnt het advies over de Culturele Basisinfrastructuur 2017-2020 van de Raad voor Cultuur. Waarvan het nieuws de afgelopen week de instellingen al bereikte. Het EKWC is weer opgenomen in de basisinfrastructuur. De raad is lovend over de resultaten in de afgelopen vier jaar en adviseert om een jaarlijkse subsidie van 300.000 euro toe te kennen. Het EKWC heeft door herpositionering en de steun van de provincie Noord-Brabant de kille wind vanuit de landelijke politiek getrotseerd. Waar andere instellingen door een slechtere uitgangspositie omvielen en kennis uit Nederland verdween. Hopelijk is ook dit advies over het EKWC exemplarisch voor de nieuwe wind vanuit de landelijke politiek. Maar de financiële reparatie van het cultuurbeleid is onvolledig. Kiezen voor de ene culturele instelling is nu eenmaal kiezen tegen de ander.

NB: Voor publiek en kunstenaars die het EKWC willen bezoeken is er komende zondag 22 mei 2016 een open dag van 14.00 tot 17.00 uur.

Foto: Deel van het EKWC in de voormalige ververij/splitterij op het KVL-terrein in Oisterwijk voor de verbouwing.

Grayson Perry in het Bonnefantenmuseum te Maastricht. Opening naar samenwerking met werkplaatsen?

De Engelse kunstenaar Grayson Perry heeft een solotentoonstelling in het Bonnefantenmuseum Maastricht. Tot 5 juni 2016 is ‘Hold Your Beliefs Lightly’ te zien. De toelichting schetst in een keurige tweedeling diens thema’s: ‘religie & mythologie, identiteit & gender, kunst & kunstwereld, klasse & consumentisme, conflict & oorlog. Deze thema’s staan centraal voor het werk van Perry en vormen het klankbord van zijn leven.’ Dat klinkt vele malen zwaarder dan uit het verslag blijkt. Waar blijven humor & parodie?

Vraag is hoe Perry zich verhoudt tot ooit als truttig beschouwde materialen keramiek en textiel. Heeft hij die helpen opwaarderen tot sexy, of is hij meegelift op de hernieuwde populariteit ervan? Na de tentoonstelling Ceramix dat met Franse partners werd ontwikkeld is het accent van het Bonnefanten op keramiek opvallend. Dat roept dezelfde vraag op als bij Perry: helpt het keramiek opwaarderen of lift het mee op de toenemende populariteit ervan? Het wachten is op een samenwerking met sundaymorning@ekwc in Oisterwijk voor een definitief antwoord. Of met het lab van het Textielmuseum in Tilburg voor de textiel. Op afstand gewenst door de politiek. Musea kunnen meer samenwerken met werkplaatsen en ontwikkelinstellingen dan ze nu doen.

Overpeinzingen bij een hoorzitting over het cultuurbeleid

7rudiklumpkens

Afgelopen woensdag was op initiatief van Vera Bergkamp (D66) een hoorzitting van de vaste kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het cultuurbeleid van het kabinet waar het culturele veld aan het woord kwam. Directeur van Orkater Marc van Warmerdam omschreef volgens NRC waarom cultuurminister Jet Bussemaker het moet doen met goede bedoelingen en een vriendelijke toon, maar zonder financiële armslag de kaalslag van Halbe Zijlstra niet ongedaan kan maken: ‘De vorige staatssecretaris kan zich niet, mág zich niet vergist hebben. Dus mag er geen dubbeltje bij. En dus zijn we blij met de toon.’ Het ontbreekt de PvdA aan zowel de macht als de wil om zich sterk te maken voor cultuur. Daarnaast is Bussemaker een minister die niet tot de kerngroep behoort waar de besluiten vallen. Jet Bussemaker kan Zijlstra’s beleid niet corrigeren.

Het beeld dat de kunstsector schetst van de eigen situatie is anders dan de optimistische toon die Bussemaker aanslaat. In de voorstelling van het kabinet gaat het om perspectief en hervorming, maar de sector meent zelf dat het door toedoen van de bezuinigingen volledig uit het lood is komen staan. Die bovengemiddeld waren, te snel uitgevoerd werden en evenmin voldoende voorzagen in beleidsinstrumenten die instellingen de kans boden om de stap naar de markt te zetten. Vele kunstenaars en medewerkers in kunstinstellingen worden onderbetaald en talentontwikkeling, innovatie en experimenten staan onder druk. In een solidaire sector worden met kunstgrepen eindjes aan elkaar geknoopt, maar achter de façade van de kunstinstellingen heerst armoede en stort het kunstgebouw in elkaar. Het vlees is van de botten en de reserves zijn definitief op.

Omdat de kunstsector verdeeld is in top- en basisinstellingen, disciplines, groepen, individuen en generaties weet de sector geen stem te vinden die spreekt namens de hele sector. Het kabinet heeft dat verdeel- en heers handig aangepakt door topinstellingen als het Rijksmuseum, de Nederlandse Opera of het Nederlands Dans Theater te sparen waardoor de kunstsector uit elkaar werd gespeeld. En dan zijn er nog de verschillen tussen generaties die van alle tijden zijn. Naar aanleiding van de hoorzitting schreven de initiatiefnemers van De Agenda van De Theaterkrant met onder meer theatercriticus Simon van den Berg een opinie-artikel omdat ze vonden dat de samenstelling van de lijst met vertegenwoordigers van de culturele sector niet representatief was omdat de jongere generatie ondervertegenwoordigd was. Zo gebruikt een jonge generatie een conflict tussen kabinet en kunstsector om de eigen positie te versterken. Het kabinet heeft onvermoede partners.

Foto: ‘De kunstenaars Paulien Barbas en Paulien Föllings worden door directeur Ranti Tjan (rechts) rondgeleid in het EKWC.’ (Zoek in browser: ‘De ongekende mogelijkheden van keramiek’). FD, 20 juni 2015.  (‘Het stopzetten van de subsidie door staatssecretaris Zijlstra van Cultuur kwam destijds als een totale verrassing. Uit informele signalen bleek dat de Raad voor Cultuur een positief advies had gegeven. Tjan had het liever allemaal niet meegemaakt. ‘Het betekende dat we 14 van de 25 medewerkers moesten ontslaan: daarmee gooi je een karrenvracht aan kennis overboord. Dat we zelf de verantwoordelijkheid hebben genomen voor het vinden van een nieuwe kip met gouden eieren zegt veel over onze veerkracht.’)