
Er zijn drie foto’s van Thomas Warren Sears opgenomen in de collectie van het Smithsonian Institution met als zoeklocatie Nederland. Een ervan wordt duidelijk gelokaliseerd in Amsterdam en de andere twee die op dezelfde plek zijn genomen vermoedelijk ook. Bovenstaande afbeelding is er een van.
Op de achtergrond is een toren te zien. Die van de Zuiderkerk? Het water is tamelijk breed en gaat de breedte van een gracht als de Groenburgwal te buiten. Maar een rivier is het niet. Iets ertussenin. Halflandelijkheid. Ach, het doet er niet toe waar het is. Of waar het was. Want het is september 1906. Voor eeuwig. De werkelijkheid is opgeborgen.
De verstilling van het beeld roept het woord ‘versterven’ op. De stad is bedaard en houdt zich stil. Of dat voor even is terwijl de fotograaf zijn werk doet zou kunnen. We weten het niet. Zoals we nooit weten dat wat we niet zien iets doet wat zich aan onze waarneming onttrekt.
De overgang van de onder- naar de bovenwereld, spiegel van de ziel, nevel als de naderende dood en al dat soort wijsneuzige voetnoten van de uitlegkunde die vooral doorverwijzen zonder te landen, zonder te ontschepen, helpen niet verder bij het duiden van deze afbeelding. Dat is ook niet nodig. Waarom zouden we iets identificeren dat zich er juist door kenmerkt dat het zich daaraan onttrekt?