Aan krimpend openbaar vervoer in krimpregio Zeeuws-Vlaanderen heeft petitie ‘Trek de reizigerstrein Gent-Terneuzen door naar Goes’ geen boodschap

C. J. W. Nuijs, ‘CHEMINS DE FER DE L’ÉTAT BELGE ET DE MALINES-TERNEUZEN; EXCURSION À L’ÎLE DE WALCHEREN‘, 1892. Collectie: Albertina Sammlungen Online.

Van 1871 tot 1951 bestond er een spoorlijn tussen Mechelen en Terneuzen. Aangelegd voor goederentransport waaronder steenkool uit het bekken van Charleroi naar de haven van Terneuzen. Maar op de spoorlijn was ook plek voor personenvervoer.

De spoorlijn ontsloot economisch het Belgische achterland en gaf Zeeuwen de mogelijkheid om vrij makkelijk naar de regio Mechelen te sporen. De lijn werd in 1930 door de Belgische spoorwegen overgenomen van de Belgische staat.

Tevens was er een spoorlijn van Gent naar Terneuzen die in 1869 werd geopend, maar pas in 1922 een permanent karakter kreeg. Ook deze lijn was bedoeld voor goederenvervoer met als bijvangst reizigersvervoer.

Sinds de sluiting voor reizigers van de spoorlijnen in respectievelijk 1951 (Mechelen) en 1939 (Gent) is het openbaar vervoer in krimpgebied Zeeuws-Vlaanderen meegekrompen. Er zijn nu enkele doorgaande buslijnen naar Goes of Middelburg en naar Gent, Brugge en Sint Niklaas, maar dat zijn lijnen die veel plaatsen aandoen, niet allen dagelijks rijden en veel geld kosten.

Er zijn de Westerscheldetunnel van Terneuzen naar Zuid-Beveland en een personenveer tussen Breskens en Vlissingen, maar dat vraagt meer omrijtijd dan de drie veren van de provinciale PSD tot 2003 boden.

Zeeland heeft ‘eigenlijk geen openbaar vervoer, maar doelgroepenvervoer’, volgens gedeputeerde Harry van der Maas in NRC. Dat zou inhouden dat de zittende Zeeuwse politiek vanwege de kosten niet eenduidig kiest voor het instandhouden van een minimum netwerk aan openbaar vervoer, maar inzet op een combinatie van leerlingen-, zieken- en ‘sociaal zwakkeren’vervoer.

De paradox is dat het openbaar vervoer in Zeeuws-Vlaanderen vroeger beter was dan nu. Dat valt waarschijnlijk te verklaren uit het afnemend economisch belang van België dat vroeger het dichtste spoornet ter wereld had, de opkomst van de Vlaamse havens Antwerpen en Zeebrugge en het teruglopende politieke, economische en demografische belang van Zeeland binnen Nederland.

De petitie ‘Trek de reizigerstrein Gent-Terneuzen door naar Goes‘ merkt op dat ‘medio 2030-2035‘ de oude reizigerstrein van Gent naar Terneuzen terugkeert. Het pleit ervoor om die lijn door te trekken naar Goes. Dat is een miljoenenproject en vergt de aanleg van een extra spoorbuis naast de 6,6 kilometer lange Westerscheldetunnel.

Schermafbeelding van deel petitieTrek de reizigerstrein Gent-Terneuzen door naar Goes‘ van Tim Sekac op petities.nl, 3 april 2023.

Het valt te bezien hoe realistisch het verzoek is om de spoorlijn onder de Westerschelde door te trekken van Terneuzen naar Goes. Maar het is goed van de initiatiefnemer om niet bij de pakken neer te zitten en mee te gaan in het defaitisme, het gebrek aan ambitie en zelfvertrouwen, en het Calimero-complex van Zeeuwse bestuurders. Alleen daarom is het al zinvol om de petitie te ondertekenen.

Geef Bakema’s stadhuis van Terneuzen de status van rijksmonument

Een bericht voor alle inwoners van Terneuzen, oud-inwoners van Terneuzen en allen die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van Terneuzen én 20-eeuwse architectuur. Ik spreek als geboren en getogen Terneuzenaar. Ze kunnen zich uitspreken over de vraag of het stadhuis een rijksmonument moet worden.

Het gaat over de vraag van de regionale krant PZC of het stadhuis (mei 1972) van Jaap Bakema dat als een schip achter de zeedijk oprijst een rijksmonument moet worden. Het behoort tot de stroming van het brutalisme, ofwel béton brut of ‘ruw beton’. De aanleiding voor de vraag is dat het 50 jaar bestaat. Het ontwerp dateert van 10 jaar daarvoor. De gemeente Terneuzen viert het met een symposium op 11 november 2022.

Met de enquête probeert de PZC de gemeente onder druk te zetten. De stemmen zijn nu bijna gelijk verdeeld, met een kleine meerderheid die meent dat het stadhuis geen rijksmonument moet worden. Wellicht kan dat kantelen als iedereen die Bakema’s stadhuis een warm hart toedraagt ervoor stemt om het de status van rijksmonument te geven. Dan moet de gemeente reageren. Stemmen kan hier.

Schermafbeelding van deel artikelU mag het zeggen: moet het stadhuis van Terneuzen een rijksmonument worden?‘ van Raymond de Frel in de PZC, 2 november 2022.

Ik ben van mening dat het stadhuis van Terneuzen het label rijksmonument waard is. Het is in mijn ogen een bijzonder gebouw dat staat voor een stroming in de architectuur die niet altijd meer zo positief wordt gewaardeerd. Het wordt te zwaar, te betonnerig gevonden. Veel van dit soort gebouwen zijn daarom gesloopt, zoals het in 2017 deels gesloopte Robin Hood Gardens complex in Oost-Londen. Zie mijn commentaar daarover.

Mijn persoonlijke herinnering aan het stadhuis is dat ik het in de zomer van 1971 gebouwd zag worden, terwijl ik met vrienden en vriendinnen op de dijk aan Westerschelde verkoeling zocht. Als in het slot van de film ‘Otto en mezzo‘ (8½) van Federico Fellini verscheen langzaam een staketsel, een Fremdkörper, een onuitgenodigde indringer in het landschap. We hadden geen idee wat het zou worden. Dat maakte de bouw des te spannender.

Publiciteitsfoto voor 8½ (1963).

Een en ander is een reden te meer om dit voorbeeld van brutalisme voor de toekomst te behouden. De status van rijksmonument geeft extra bescherming. 

Ook omdat Terneuzen geen architectuur van niveau kent. Het werd in de (eerste) Nota inzake de Ruimtelijke Ordening van 1960 aangewezen als Ontwikkelingskern in het industrialisatie beleid en heeft sinds de Tweede Wereldoorlog geen beleid gehad om goede architectuur te bouwen. En wat er aan waardevols was werd afgebroken. Zoals de Watertoren en Kloos’ ziekenhuis. Het stadhuis van Bakema, hoe men het verder ook waardeert, is de uitzondering. 

In het commentaarWaarom heeft Terneuzen de geschiedenis veronachtzaamd en cultureel erfgoed verkwanseld?‘ beschreef ik dat als volgt: ‘Bestuurders van Terneuzen hebben geen historisch geheugen. Burgemeesters komen niet uit Terneuzen of Zeeuws-Vlaanderen en worden geparachuteerd zonder enig besef te hebben van de geschiedenis en het cultureel erfgoed van Terneuzen. Ron Barbé was de uitzondering. Raadsleden zijn vaak wel opgegroeid in de streek, maar missen de culturele nieuwsgierigheid, belangstelling en creativiteit.‘ 

De veronachtzaming van de geschiedenis kan nu deels worden gerepareerd door het icoon van 20ste eeuwse brutalistische architectuur officieel tot rijksmonument te maken. Het gemeentebestuur van Terneuzen wordt gevraagd zich daar sterk voor te maken.

Toevoeging: Zie hier de vragenlijst van de gemeente Terneuzen ‘50 jaar stadhuis; Het stadhuis van Terneuzen bestaat 50 jaar. Het is een uniek gebouw. Wat vindt u van het stadhuis? En moet het behouden worden voor de toekomst? Geef uw mening via deze korte vragenlijst‘. Stelling 5 luidt: ‘Het stadhuis moet een rijksmonument worden‘.

Waarheid over de Sojus Vodnikov

Dit stukje verscheen eerder op George Knight Kort op 9 februari 2013. Gewijzigd.

De Sojus Vodnikov in Terneuzen, 1936. Collectie: Fotocollectie Spaarnestad.

Foto’s van vroeger. Wat is het meer? Uit de herinnering gewist. Het bijschrift redt: ‘Het Russische tankschip/tanker Sojus Vodnikov wordt door de Spaanse nationalisten ernstig beschadigd en wordt voor reparatie naar Terneuzen gebracht. De luchtkoker is doorboord.’ Het jaartal is 1936.

De Soviet-tanker ‘Союз Водников СССР’ is van de Soyuz-klasse en in 1932 gebouwd zo leert internet. Maar wat zeggen de beelden dat in 1936 de bemanning van de Sojus Vodnikov (of Soyuz Vodnikov) in Terneuzen een heldenontvangst krijgt? Vanwege een fascistische aanval. Critical Past weet het zeker, 1936 en beschadigd. Zo wordt geschiedschrijving handel

Roemeense onderzeeër NMS Delfinul.

In 1938 wordt de tanker omgedoopt tot Kreml (‘Kremlin’), in 1941 bij Jalta door de eerste Roemeense onderzeeër Delfinul getorpedeerd en in 1943 door de Duitse U24. In 1983 wordt de Kreml gesloopt in Cartagena. Wat moeten we hiermee? Geschiedenis vaart soms naar links en soms naar rechts. Bijschriften kunnen misleiden. De nagedachtenis is delicaat.

Roemeense onderzeeër NMS Delfinul.(verbroken link op Frontpress.ro).

Als bronnen elkaar tegenspreken is het lastig om het verleden te reconstrueren. Was de Sojus Vodnikov in 1932 via het Kanaal van Gent naar Terneuzen op weg naar de Ertvelde-Rieme fabriek van Purfina zoals uit onderstaand bericht af te leiden is? Dan was de reparatie in Terneuzen niet het doel. 

Schermafbeelding van bericht in de Nieuwe Leidsche Courant van 26 november 1936.

Vervoerde de Sojus Vodnikov in plaats van gasolie uit Batoemi wellicht munitie zoals een bericht van de Roermondse ‘De Nieuwe Koerier‘ van 16 november 1936 meldt? “Officieele berichten melden, dat een nationaal Spaans oorlogsschip het Russische motortankschip “Sojus Vodnikov S.S.S.R.” dat naar gemeld werd, op weg was naar Spanje met een lading munitie, heeft aangehouden. De ‘Sojus Vodnikov S.S.S.R.” is, naar gemeld wordt, geïnterneerd in een Marokkaansche haven.”

Bronnen spreken elkaar soms tegen. Reconstructie van recente geschiedenis kan hachelijk zijn.

Waarom heeft Terneuzen de geschiedenis veronachtzaamd en cultureel erfgoed verkwanseld?

Schermafbeelding van deel FB-post van Historisch Netwerk Oud Terneuzen, 8 april 2022. Inmiddels staat sinds 1 juni 2022 het betreffende kantoorpand voor € 545.000 te koop.

Mijn reactie bij bovenstaande FB-post. Voor de volledigheid, ik ben geboren in Terneuzen en ben daar door militaire dienst en studie in de jaren 1970 vertrokken:

Bestuurders van Terneuzen hebben geen historisch geheugen. Burgemeesters komen niet uit Terneuzen of Zeeuws-Vlaanderen en worden geparachuteerd zonder enig besef te hebben van de geschiedenis en het cultureel erfgoed van Terneuzen. Ron Barbé was de uitzondering. Raadsleden zijn vaak wel opgegroeid in de streek, maar missen de culturele nieuwsgierigheid, belangstelling en creativiteit. 

Krijgen burgemeesters, wethouders en raadsleden ‘De geschiedenis van Terneuzen‘ (1962) van Wesseling aangeboden om zich te oriënteren op hun omgeving? 

Een en ander vertaalt zich vanuit het stadhuis in een cartooneske poging om een maritieme achtergrond van Terneuzen te accentueren, gecombineerd met een onbehouwen opvatting van moderniteit. Het is het niveau van dukdalven in de Noordstraat dat weinig met de echte geschiedenis van Terneuzen te maken heeft. 

Door de infantilisering van de stad die gevoed wordt door middenstand en gemeentebestuur ontstaat een karikatuur van Terneuzen die niets met de echte ziel te maken heeft. Die trotse stad aan de Westerschelde met de rijke geschiedenis met rederij Lensen, het garnizoen en de vele sluizen is kinds gemaakt. 

Ansichtkaart Terneuzen Zeesluis Noordzijde‘. Op Dordsekaart.nl. Met rechts de sleepboot ‘Holland‘ van mijn grootvaders bedrijf Willem Muller NV (tussen 1954 en 1961).

Voeg daarbij de beelden op de Scheldeboulevard van goedwillende amateurs die het hobbyisme verder benadrukken en de ‘culturele’ sfeer van Terneuzen is bepaald. Vergeet evenmin de pogingen van kunstenaars/kunsthandelaren als Jan Juffermans (J34) en Frits Jansen (Kolkzicht) om goede beeldende kunst in Terneuzen te laten zien. Ze kregen geen poot aan de grond. Hun pogingen smoorden in onbegrip. Dat is Terneuzen dat gevangen zit tussen geldverdienen en orthodoxe religie. Er waren goede wethouders, maar die konden het tij niet keren. 

Ook ontbreekt het in Terneuzen aan een daadkrachtige en slimme lobby vanuit de burgerij om het belang van het cultureel erfgoed te benadrukken. De verschillende verenigingen zijn machteloos en lijken bij voorbaat het hoofd in de schoot te hebben gelegd. Hun opgave is ook lastig en onbegonnen werk. Zo’n uitgangspunt motiveert niet en smoort elke ambitie.

Ansichtkaart Watertoren, Terneuzen‘ van architect A.J. van Eck. De watertoren werd in 1956 gebouwd en in 2000 gesloopt. Het betreffende Wikipedia-lemma eindigt zo: ‘Op de huidige plek zijn twee woontorens (Waterfront) gebouwd. De stichting Laat Die Watertoren Staan en de Heemkundige Vereniging Terneuzen zijn er niet in geslaagd de watertoren te behouden.’

Terneuzen heeft een te groot verleden om geen waardevol cultureel erfgoed (gebouwen, industrie) te hebben en is te klein om het behoud ervan te realiseren. Tussen servet en tafellaken heeft Terneuzen deels onwetend en deels berekenend de eigen geschiedenis veronachtzaamd. Zoals gezegd, wat er voor in de plaats komt is een karikatuur van hoe het ooit was. Dat is jammer want vooral voor oudere bewoners is een stadsbeeld een herinnering die houvast geeft in het leven. 

Terneuzen is een stad met een rijk historisch verleden waar het historisch besef is verdwenen. Dat is een collectieve schuld. Troost is dat Terneuzen hierin niet uniek is. Maar bestuurders van Terneuzen hebben het cultureel erfgoed van het verleden waar ze zich blijkbaar onvoldoende mee verbonden voelen onherstelbaar uitgegomd. Ze beseffen waarschijnlijk niet eens wat ze hebben gedaan. Het bestuur van Terneuzen leeft sinds 1960 in een ambtelijk-bestuurlijke wereld van structuurvisies en toekomstplannen. Daarin is geen plaats voor cultureel erfgoed. 

Ansichtkaart Terneuzen Juliana Ziekenhuis‘ van architect J.P. Kloos dat in 1955 door toenmalig koningin Juliana werd geopend en in 1989 afgebroken. In een commentaar noemde ik het in 2021 ‘een prachtig, weliswaar laat voorbeeld van dat nieuwe bouwen met transparantie, ruimte. licht en lucht‘.

Waarom handelde mijn overgrootvader ook in orgels en piano’s?

Schermafbeelding van deel pagina 3 van de Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 6 januari 1900 |. Collectie: Krantenbankzeeland.nl.

Zo op het eerste gezicht is het raar. Firma J. de Smidt-Pothoven in Terneuzen adverteert in 1900 in een plaatselijk blad voor ondergoed van Jansen & Tilanus en voor Amerikaanse orgels uit de fabrieken van Story en Clark in Chicago. Dat zijn nogal uiteenlopende branches. Hoe zit dat?

Niet geheel toevallig wordt mijn interesse gewekt door het feit dat de firma J. de Smidt-Pothoven het familiebedrijf was van mijn vaders kant. Een middenstandsbedrijf dat handelde in woningtextiel en aanverwante artikelen.

Mijn grootvader Geerard de Ridder trouwde in 1907 met Johanna Constantia Apollonia de Smidt. Zij was de op een na jongste dochter van Jannis de Smidt en Johanna Cornelia Pothoven. Ze hadden de Firma J. de Smidt-Pothoven (dus Jannis de Smidt en Johanna Cornelia Pothoven) opgericht.

De gegevens kloppen niet dat Jannis pas in 1914 winkelier of manufacturier werd. Dat ligt eerder zoals de advertenties leren. Hij trouwde in 1876. Al in 1878 zijn er advertenties van J. de Smidt-Pothoven in de lokale krant te vinden. Men mag aannemen dat deze firma rond 1877 is opgericht.

Dus in 1900 werd de Firma J. de Smidt-Pothoven die woningtextiel verkocht nog uitgebaat door mijn overgrootvader Jannis de Smidt en zijn ‘zure vrouw’ mijn overgrootmoeder Jans Pothoven. En nog niet door mijn grootvader Geerard. (De dubbele ‘e’ ontstond door een fout bij de geboorteaangifte).

Schermafbeelding van advertentie van J. de Smidt-Pothoven voor orgels en piano’s. In Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 3 december 1904. Collectie: Krantenbankzeeland.nl.

In de familieverhalen heb ik nooit iets gehoord over een agentschap of handel in orgels. Er werd ook geadverteerd met piano’s, zoals in 1904. Naar ik heb kunnen nagaan verschenen deze advertenties altijd in combinatie met een advertentie voor woningtextiel op dezelfde pagina. Vreemd is het bij nader inzien niet. Er werd ook zeep of namens Van Schaick & Co uit Amsterdam in 1879 door de Firma J. de Smidt-Pothoven thee verkocht:

Schermafbeelding van advertentie van Van Schaick & Co in Middelburgsche Courant | 14 juli 1879 | pagina 3. Collectie: Krantenbankzeeland.nl.

Maar het verhaal krijg ik (voorlopig) toch niet rond. Waarom handelde Jannis de Smidt naast zijn winkel in woningtextiel ook in orgels en piano’s? Was dat om een centje bij te verdienen? Dat leek logisch in de opstartfase rond 1877, maar niet meer dan 25 jaar na oprichting. Was het wellicht een hobby of een wederdienst voor een vriend of kennis? Wie weet.

Economische geschiedschrijving is nooit af. Dat leert een middenstandsbedrijf in het Zeeuws-Vlaamse Terneuzen (of Ter Neuzen, Neuzen of Ter Nose). Het verkocht meer dan textiel alleen.

Openluchtexpositie in Terneuzen (1968)

Schermafbeelding van artikel ‘Openluchtexpositie in Terneuzen’ in de PZC van 14 mei 1968. Via Krantenbank Zeeland.

Ik schreef in 2019 in een commentaar over de galerie J34 van Jan Juffermans in Terneuzen. Een woestijn waar kunst niet makkelijk groeit. Toch gebeurde er soms iets waarvan men pas achteraf constateert hoe bijzonder het was.

Bovenstaand stukje in de PZC van 14 mei 1968 over een opening in J34 met werk van Ben d’Armagnac en Gerrit Dekker is kostelijk. Er hangt op de tentoonstelling werk waar de kunstenaars ‘niet helemaal achter staan‘, maar die toch wordt getoond omdat het ‘hun ontwikkeling‘ duidelijk in beeld brengt. Dat is ruimhartig gedrag van deze kunstenaars.

Volgens inleider en toenmalig directeur van het Zeeuws Museum Piet van Daalen rekenen beide kunstenaars radicaal af met datgene wat ‘men’ onder kunst verstaat. Dat is een prikkelende gedachte. Kunst die afrekent met kunst. Kan dat eigenlijk wel?

Bouwwerk “houten huisje” van Gerrit Dekker‘, 1968. Collectie: Beeldbank Zeeland. Copyright: PZC.

De huisjes van D’Armagnac en Dekker werden op verschillende locaties in Terneuzen geplaatst. Hier aan de Guido Gezellestraat, hoek Zuidlandstraat. Liggend in horizontale toestand.

De foto is nog op een andere manier bijzonder omdat op de achtergrond de nieuwbouw van het Petrus Hondius Lyceum plus Schouwburg te zien is. Mijn middelbare school die uit de binnenstad werd verbannen. Want Terneuzen was een groeigemeente en moest groeien. Met huizen en huisjes.

Repliek op het artikel ‘Ons eigen landje, maar deel van Nederland’ over Zeeuws-Vlaanderen

Schermafbeelding van deel artikel Ons eigen landje, maar deel van Nederland van Nina Rijnierse in De Groene Amsterdammer, 26 januari 2022.

Nina Rijnierse maakte met steun van de Vlaams-Nederlandse Journalistenbeurs een artikel over Zeeuws-Vlaanderen dat op 26 januari 2022 in De Groene werd gepubliceerd. Het is aardig om te lezen, maar kiest een te nauw perspectief en loopt het gevaar er een safari van exotisme van te maken.

Rijnierse maakt een rondgang door dit deel van Zeeland onder de Westerschelde met ongeveer 105.000 inwoners en concentreert zich op de grensstreek. In deze krimpregio spreekt ze in Westdorpe en Sluiskil maar ook in Hoofdplaat inwoners die hun visie op de demografische en politieke ontwikkelingen geven. Dat speelt op dorpsniveau.

Zij raakt de roos als ze verwijst naar het verdwijnen van allerlei overheidsdiensten uit Zeeuws-Vlaanderen. Ze noemt het ‘Kantongerecht, belastingdienst, douane faciliteiten, Kamer van koophandel, UWV, CBR, Marechaussee, GGZ’ die ze overneemt uit de niet aangenomen motieZeeuws-Vlaanderen Wingewest‘ in de Terneuzense raad uit juni 2020 van PvdA’er Laszlo van de Voorde. Overigens een onevenwichtige motie die aannames doet zoals ‘wijdverbreide gevoel niet meer volledig bij Nederland te horen’ die niet door de feiten of onderzoek ondersteund worden.

Het verdwijnen van deze overheidsdiensten uit een regio is inderdaad opvallend maar is niet specifiek voor Zeeuws-Vlaanderen of krimpgebieden in algemene zin. Overheden en semi-overheden hebben overal in Nederland ingezet op schaalvergroting en rationalisatie. Met als nadeel dat de afstand tot de overheid overal toeneemt en burgers zich niet meer gehoord voelen. Wie nu een klacht in moet dienen over een milieudelict over Dow Chemical in Terneuzen moet bellen naar de regio Rijnmond waar Zeeland onder ressorteert. In regio’s als Groningen, Achterhoek, Zuid-Limburg of Drente zullen inwoners zich evenmin gehoord voelen.

Het is jammer dat Rijnierse het gepolder met de Hedwige polder laat liggen en niet noemt. Waarom dat zo is blijft gissen. Nu zelfs het lokale GroenLinks zich tegen ontpoldering uitspreekt had De Groene geen vrees moeten hebben om dit aspect in een verhaal over Zeeuws-Vlaanderen op te nemen.

In de ontpoldering van de Hedwige polder tot ‘natuurgebied’ die nu door de Vlaamse overheid versneld wordt uitgevoerd komt al het ongenoegen van Zeeuws-Vlaanderen samen. Het idee is dat de Belgen vrezen voor een juridische nederlaag vanwege de vervuiling van de Westerschelde door het kankerverwekkende PFAS van onder meer de 3M-fabriek in het Belgische Zwijndrecht en daarom een voldongen feit willen realiseren voordat ze door de rechter worden teruggefloten. Vraag is of dat zorgvuldig bestuur van de Vlaamse overheid is en het van goed nabuurschap getuigt om zo met Zeeuwse buren om te gaan.

Dat ongenoegen bestaat uit de macht van de Antwerpse haven die de Nederlandse overheid in de houdgreep heeft, een zwak opererend Zeeuws provinciaal bestuur dat weinig voor elkaar krijgt, slecht georganiseerd is en geen profiel voor de toekomst durft te kiezen (industrie, kwaliteitstoerisme, natuur, zorg en gepensioneerden) en natuurorganisaties die als verraders worden gezien omdat ze zich laten lijmen door de grootindustrie tegen de belangen van de gewone Zeeuws-Vlamingen en boeren in. Dat komt bovenop de nadelen die elke krimpregio treffen.

In grensstreken is altijd grensverkeer. Dat is ook zo in Limburg en Twente waar Nederlanders in Duitsland wonen en werken of Duitsers zich oriënteren op Nederland. De instroom van Belgen in Zeeuws-Vlaanderen is niet nieuw en moet ook niet zo voorgesteld worden. Na de Eerste Wereldoorlog bleven vele naar Zeeuws-Vlaanderen gevluchte Belgen daar na de oorlog wonen. Binnen families trouwen al eeuwen Zeeuws-Vlamingen met Vlamingen. De culturele verschillen met Vlamingen uit de grensstreek zijn kleiner dan met ‘Hollanders’.

Daarmee is echter niet gezegd dat Zeeuw-Vlamingen vinden niet meer bij Nederland te horen, zoals Laszlo van de Voorde in zijn motie stelde. Integendeel, je zou zelfs kunnen zeggen, dat ze door de verschillen die ze ervaren zich er juist meer van bewust zijn om Nederlander te zijn. Dan gaat het wel om de variant van Nederlanderschap die zowel lokaler als internationaler is dan het ‘Hollanderschap’ dat in Nederland dominant is. Dat aspect laat Rijnierse liggen. Het lijkt in het van oorsprong katholieke oostelijke deel (Hulst) trouwens minder ervaren te worden dan in het van oorsprong protestante westelijke deel (Terneuzen, Sluis). Wel lijkt het juist om te beweren dat Zeeuws-Vlamingen zich door ‘Den Haag’ (en ook ‘Middelburg’) in de steek gelaten voelen. Dat is de kern, maar niet uniek voor Zeeuws-Vlaanderen.

Gedachten bij foto [Gepensioneerd (sinds 2 jaar) gemeente-ontvanger van Terneuzen J.C.J. (Jan) Olijslager maakt op verzoek van het gemeentebestuur een maquette van “Terneuzen tot Sluiskil, de toestand over 5 of 6 jaar”], 1962

Gepensioneerd (sinds 2 jaar) gemeente-ontvanger van Terneuzen J.C.J. (Jan) Olijslager maakt op verzoek van het gemeentebestuur een maquette van “Terneuzen tot Sluiskil, de toestand over 5 of 6 jaar”, schaal 1:1000, 9 x 6 m. Met een “uitheems” eigengemaakt instrument meet hij de hoogten van de huizen op.’ 1962. Collectie: Beeldbank Zeeland.

Deze man met sigaar staat in 1962 op de markt van Terneuzen. Het is de gepensioneerde gemeente-ontvanger Jan Olijslager. Op de achtergrond zijn de bovenkant van de Grote Kerk aan de Noordstraat, de breiwinkel Van de Bruele, links daarnaast kantoorboekhandel Van Aken en achter hem Hotel Centraal (nu Café Ter Nose) zichtbaar.

Het bijzondere aan deze foto is dat die op geen enkele manier bijzonder is. Jan Olijslager houdt een houten of kunststoffen winkelhaak op armlengte voor zijn gezicht. Volgens de omschrijving van de foto is hij bezig met het maken van een maquette. Bij een artikel van de Stem van 28 juli 1962 wordt deze foto geplaatst met een begeleidende tekst.

Opmerkelijk is in het project de vermenging van realiteit en fantasie die uit een artikel in de PZC van 15 oktober 1964 blijkt. Enerzijds werkt Olijslager ‘tot in detail‘ en ‘op de millimeter nauwkeurig‘, maar anderzijds wijkt de bouwer daarvan af door op ontwikkelingen vooruit te lopen waarvan het nog maar de vraag is of die ooit plaatsvinden. Hij voegt nog te bouwen woonblokken in de Serlippenspolder toe en laat de 195 meter lange de Statendam door het nieuwe sluizencomplex varen waar het nooit zal varen. Overigens wordt het sluizencomplex bij Terneuzen op dit moment opnieuw vergroot. Hier te zien op een livestream.

Schermafbeelding van deel artikelOlijslager bouwt “zijn” Terneuzen nauwkeurig na in reuzen-maquette‘. PZC, 15 oktober 1964.

De bouwer van de maquette deed aan utopisch realisme dat blijkbaar in die tijd zo in zwang was bij beleidsmakers. Zijn maquette had als doel om het verleden met de toekomst te verbinden en die nieuwe mix zichtbaar te maken. De verbeelding was niet alleen bij de jongeren aan de macht, die daar overigens wat anders mee bedoelden, maar vooral bij ouderen en bestuurders. Hun visie stond haaks op het uitgangspunt om het klein te houden. De bomen moesten tot in de hemel groeien. Kleinschaligheid werd gezien als ongewenst en iets van het verleden.

Terneuzen was in de jaren 1960 door de rijksoverheid aangewezen als groeigemeente. Een artikel van ‘Oud Terneuzen’ dat de toenmalige veranderingen schetst zegt daarover het volgende en leest als een aangekondigde ramp voor de hedendaagse verloedering: ‘Het college B&W stelde vast dat Terneuzen eindelijk was veranderd van een slapend provinciestadje tot in een moderne, bedrijvige stad. En daar past een modern centrum bij met een overdekt winkelcentrum en ruime parkeergelegenheid, “het centrum van Terneuzen moest vernieuwen” klonk in raadzaal van Terneuzen‘.

Rond die tijd toen welvaart en bedrijvigheid in Nederland toenamen gingen steden op de schop. Als een Rupsje Nooitgenoeg van projectontwikkelaars, aannemers, investeerders, politici en futurologen werd de moderniteit als lichtend voorbeeld binnengehaald. Nadelen van de snelle verandering werden genegeerd. Het land veranderde razendsnel van een agrarische in een industriële- en handelsnatie. Het schaalmodel van de tekentafel werd opgeschaald. Met realisme én fantasie.

Gedachten bij een foto van de Visbrug in Dordrecht (1937)

309_107437 (Vischbrug, Dordrecht, circa 1937). Collectie: Regionaal Archief Dordrecht.

Deze keer een verhaal met een persoonlijke tint. Via internet is veel te achterhalen van de eigen familiegeschiedenis. De site Kenteken Zeeland die oude kentekens van auto’s achterhaalt en beschrijft constateert aan de hand van de foto in het Regionaal Archief Dordrecht dat hier K-4564 op de Vischbrug (nu: Visbrug) in Dordrecht staat. Het jaar is circa 1937.

Als reactie bij het item op het Regionaal Archief geeft Erica de volgende toevoeging: ‘hoek Voorstraat (Overwijn) – Visbrug, Groenmarkt (bibliotheek; Carel Netto heerenhoeden, W.B.A. Gunther, auto K-4564, standbeeld Gebroeders de Witt) — bordje; ‘rechts loopen’‘. ‘K’ was het toenmalige kenteken van Zeeland.

Kenteken Zeeland redeneert vanuit de eigenaar van de auto en het Regionaal Archief Dordrecht vanuit de plek. Ik redeneer vanuit beide.

Want de eigenaar van de Chevrolet Master fordor sedan ’37/’38 is mijn grootvader Willem Muller. Hoewel het kan dat officieel de registratie op naam van zijn bedrijf stond: Sleepdienst Willem Muller, Reederij En Avant dat sinds 1912 in Terneuzen was gevestigd.

De auto staat niet op de Vischbrug geparkeerd, maar rijdt er toevallig langs en stopt voor het verkeerslicht boven de weg. Of trekt juist op, want het licht lijkt op groen te staan. Aan de Merwedekade woonden twee zussen van mijn grootvader en daar was ook het bedrijf van zijn broer Teun gevestigd: Rederij T. Muller, ofwel Sleepdienst “En Avant”. Vooruit was de ingebakken naam voor die familie. En er woonde nog meer familie. Familiebezoek met een mogelijk zakelijk gesprek over samenwerking op de Zeeuwse en Zuid-Hollandse wateren zal de aanleiding zijn geweest.

Zo blijkt maar weer dat we niet alleen nu betrapt worden op sociale media en het steeds lastiger wordt om anoniem te zijn. Deze foto toont dat men in 1937 ook al opgemerkt kon worden zonder dat men daar om vroeg. De plek was namelijk een favoriete plek voor het maken van ansichtkaarten, zoals ook deze ansichtkaart uit 1932 verduidelijkt. Een vergelijking tekent trouwens de vooruitgang. De verkeersagent midden op straat in 1932 is vervangen door een verkeerslicht in 1937.

Ansichtkaart van uitgeverij J. van de Weg ‘Dordrecht, Vischbrug‘ aan de hand van de geretoucheerde foto 309_107437. Fotograaf: Joost van de Weg.

We weten trouwens niet zeker wie er aan het stuur van de Chevrolet met kenteken K-4564 zat. Het is wel aannemelijk wie het was. Dat is de onzekerheid die altijd in de geschiedenis sluipt.

Gedachte bij de foto ‘At Terneuzen’ van George C. Davies (1887)

Er liggen wat Zeeuwse tjalken aan de wal in Terneuzen. Het jaartal van publicatie van de foto in het album ‘On Dutch Waterways. The cruise of the S.S. Atalanta on the rivers & canals of Holland & the North of Belgium’ van de Engelse fotograaf George Christopher Davies is 1887.

Om enkele redenen blijft mijn oog aan deze foto haken. Ik ben geboren in Terneuzen en meen deze plek van vroeger te herkennen. Namelijk de Schependijk aan het Kanaal van Gent naar Terneuzen.

Verder is de naam Atalanta het schip waarmee Davies kort voor 1887 de waterwegen van Nederland en Vlaanderen afvoer dezelfde als het gelijknamige binnenschip dat de hoofdrol speelt in de film ‘L’Atalante’ of Le Chaland qui passe van Jean Vigo met Dita Parlo in de vrouwelijke hoofdrol.

Bovenstaand beeld is een gedigitaliseerde pagina uit Davies’ fotoboek en niet veel soeps. Afdrukken van foto’s die erin staan hebben uiteraard een hogere resolutie, maar deze afbeelding kon ik in openbaar toegankelijke digitale collecties niet vinden. Dat is geen halszaak omdat het ook om het idee gaat. Namelijk een Engelse fotograaf die lang voor mijn geboorte deze foto in mijn geboorteplaats nam. Meer is het niet, maar ook niet minder. Zo’n historische band gaat niet kapot.