Schermafbeelding van deel artikel ”Beeld van Peerke Donders hoort niet in een park maar in een museum‘ van Agnes van der Straaten op Omroep Brabant, 12 april 2023.
Het bericht van Omroep Brabant gaat over een beeld van missionaris Peerke Donders dat sinds 1923 in het Tilburgse Wilhelminapark staat. Iedereen die wel eens Museum De Pont, het Textielmuseum of kunstinitiatief Park bezoekt komt er langsgelopen. De gemeente heeft er een bordje met uitleg bijgeplaatst.
Als de Rooms-Katholieke kerk een criminele organisatie is, wegens samenzwering over kindermisbruik en het faciliteren van pedofilie, dan moet propaganda ervan in de publieke ruimte ontmoedigd worden. Een standbeeld kan als propaganda opgevat worden.
In Nederland weigert Jusititie om de katholieke kerk, of delen ervan, als criminele organisatie te vervolgen. Daar is niet iedereen het mee eens. Principieel lijkt zo’n verbod niet onmogelijk, maar het vraagt een goede, overtuigende bewijsvoering. Daar ontbreekt het tot nu toe aan.
Kenneth Cuvalay en Petra Ploeg zijn bij de bestuursrechter een zaak begonnen met als doel om de gemeente Tilburg het beeld uit de openbare ruimte te laten verwijderen. Ze vinden dat het beeld naar ‘een museum‘ moet. Welk museum is onduidelijk. Museum Krona in Uden ligt voor de hand, maar dan verdwijnt het beeld uit het Tilburgse historische geheugen.
De twee critici kiezen een specifieke invalshoek. Ze hebben er problemen mee hoe Donders is afgebeeld. Ze verbinden het beeld met kolonialisme, racisme en stereotypering van bevolkingsgroepen. Peerke Donders wordt neerbuigendheid verweten jegens degenen die hij wilde bekeren. Vaak Surinaamse slaven.
Kenneth Cuvalay brengt als argument naar voren dat het beeld van Peerke Donders ‘niet de waarheid over de geschiedenis vertelt’. Dat is een merkwaardig criterium om standbeelden aan af te meten. Waar staat geschreven dat standbeelden ‘de waarheid‘ over de geschiedenis moeten vertellen? Een waarheid die niet in beton is gegoten en voortdurend in beweging is.
Het is jammer dat Kenneth Cuvalay en Petra Ploeg de invalshoek van het racisme en kolonialisme kiezen. Dat past weliswaar in de hedendaagse kritiek op het kolonialisme en het prevaleren in het publieke debat van identiteitspolitiek over het onrecht dat doelgroepen is aangedaan, maar het gaat voorbij aan de vraag in welk systeem Peerke Donders opereerde. Het was de organisatie van de katholieke kerk die hem legitimatie gaf.
De lat ligt hoog om aan te tonen dat de katholieke kerk, of een deel ervan, een criminele organisatie is. Zo’n principiële zaak is juridisch echter interessanter en verstrekkender dan een zaak van beeldvorming, projectie en emotie over een standbeeld van Peerke Donders.
Het schot voor de boeg van Kenneth Cuvalay en Petra Ploeg roept de vraag op wie de katholieke kerk als organisatie gaat aanpakken. Tot nu toe zijn het in Nederland uitsluitend individuen die persoonlijk onder de katholieke kerk hebben geleden die om zo’n verbod vragen. Waarom is er in Nederland geen interesse bij juristen en mensenrechtenadvocaten om een verbod van de katholieke kerk te vragen? Of delen ervan. Zelfs de poging ertoe ontbreekt.
Dit zijn de Aardappeleters van Vincent van Gogh. Met het verschil dat het niet 1885, maar 1953 is en er aan tafel en onder de lamp geen aardappels worden gegeten, maar Gods woord. Dat is eten met de mond dicht, maar de geest open. Ofschoon dat laatste niet te controleren valt.
Dit is een typische foto van het toenmalige Rijke Roomse Leven in Nederland. Dat vooral in Brabant en Limburg opgang maakte. De oudste zoon wordt missionaris in een gebied overzee om de blijde boodschap te verspreiden. Hij neemt in dit tafereel een centrale plaats in.
De jonge pater A. Dupont met kruis op de borst neemt afscheid van zijn familie voor zijn vertrek naar het Indonesische Flores in voormalig Nederlands-Indië. Tot 1859 was dit eiland Portugees, vandaar waarschijnlijk de opvatting dat de rooms-katholieke missie er goede grond kan vinden.
Iedereen kijkt ernstig met de lippen strak op elkaar. Bewust van het gewicht van de situatie. De meesten ontmoeten direct de blik van de fotograaf van persbureau Het Zuiden. Wat anders in zo’n kleine kamer?
Het interieur bestaat uit solide stoelen à la Hendrik Wouda, het typische Smyrna-achtige Desso-tafelkleed, het toestel van de radiodistributie en de lamp boven tafel. Dat is het Nederland van voor de welvaartsgolf van de jaren 1960.
Uit de gezichten met de ronde neuzen valt het gezin Dupont af te leiden. Zo te zien twee zonen en drie dochters. De koude kant poseert zoals het hoort. Klik.
Religie is een prima dekmantel om het meest erge te beweren. Iedereen kan zich beroepen op religie. Als de grondwet religie toestaat, dan kunnen radicalen dat oprekken tot aan het randje. Of eroverheen. Ze voelen zich veilig om vrijuit te spreken omdat religie hun die vrijheid geeft. Ze opereren onder de schijn van religie die dekking geeft. Ze maken misbruik van zowel religie als de grondwet.
Deze radicalen grossieren in haatspeech en radicale uitspraken die niet alleen tegen de grondwet ingaan, maar ook tegen de uitgangspunten van de religie die ze zeggen te vertegenwoordigen. Ze getuigen over compassie, menselijkheid, tolerantie en barmhartigheid, maar betuigen het omgekeerde: uitsluiting, haat, onmenselijkheid en racisme.
De paradox is dat de grondwet deze radicale predikers de vrijheid geeft om een loopje te nemen met de grondwet. Wie deze weeffout moet herstellen is de vraag, de hoge vertegenwoordigers van de godsdienst of de staat. Probleem met godsdienst is dat die doorgaans gefragmenteerd, gedecentraliseerd en geradicaliseerd is.
We zien de schijnheiligheid in de islam, het jodendom, het hindoeïsme en het christendom. Je zou zeggen, dat alleen is al een voldoende reden om geradicaliseerde delen van godsdiensten onder curatele te stellen. Maar dat gebeurt niet.
De combinatie van rechts-radicale politiek en inhumane geradicaliseerde godsdienst is ijzersterk en onaantastbaar, want de religieuze component geeft immuniteit en de politieke component invloed.
Zolang het om radicale religieuze buitenstaanders gaat is het gevaar voor de rechtsstaat verwaarloosbaar. Maar in de VS dreigt het op dit moment te ontsporen omdat radicale evangelische predikers de publiciteit bespelen en reactionaire katholieke bestuurders zijn doorgedrongen tot de kern van de macht.
Het Hooggerechtshof bevat op dit moment 4,5 reactionaire katholieke rechters (Samuel Alito, Clarence Thomas, Brett Kavanaugh, Amy Coney Barrett en Neil Gorsuch die katholiek is opgevoed, maar er onduidelijk over is of hij dat nog steeds is). De conservatieve opperrechter John Roberts is eveneens katholiek. Hoe dan ook is het vanuit het oogpunt van representatie en geloofwaardigheid opvallend dat een stroming als het katholicisme dat zo’n 20% van de bevolking uitmaakt zo sterk vertegenwoordigd is in het Hooggerechtshof.
In Nederland kan de anti-grondwettelijke en tegen het rechts-radicalisme aanleunende conservatief-christelijke SGP door de combinatie van rechtse religie en rechtse politiek hetzelfde bereiken als haar evenknieën in de VS. Deze partij benut de eigen potentie echter niet door een 19de eeuwse bedaagdheid en marketing. Tekenend is dat FvD een vluchtheuvel voor de meest geradicaliseerde SGP’ers is om de meerwaarde van religie als dekmantel voor radicale politiek te benutten.
Tot nu toe zijn de toenaderingspogingen tussen SGP en FvD niet van de grond gekomen. Dat is geen garantie dat het in de nabije toekomst niet gebeurt. Bijvoorbeeld als de SGP een nieuwe politieke leider krijgt die meer gericht is op machtspolitiek dan op getuigenis. Dan kent Nederland een eigen variant van een rechts-conservatieve godsdienst en een extreem-rechtse politiek die zich onaantastbaar en veilig voelt om de grondwet af te breken. Hoe dat gaat leert de VS waar reactionaire gelovigen de macht proberen te grijpen en gematigde en progressieve bestuurders het nakijken hebben. Juist vanwege het gezag van religie waarachter radicalen zich verschuilen.
Bewogen Koper (1993) is een documentaire van Johan van der Keuken waarvan de herinnering eraan zich opdringt in het kijken naar deze foto’s uit voormalig Belgisch Congo. Een samenvatting zegt: ‘Op antropologisch onderzoek gebaseerde documentaire waarin de opmerkelijke transformatie van het Westerse blaasorkest in verschillende niet westerse culturen wordt onderzocht. Van der Keuken filmde en Noshka van der Lely nam het geluid op van orkesten uit Nepal, Ghana, Suriname en Indonesië. De nadruk wordt gelegd op de assimilatie van de, veelal tijdens de kolonisatie ongevoerde marsmuziek in de autochtone muzikale traditie. Diverse orkestleden worden geïntroduceerd, waarbij een beeld wordt geschetst van het dagelijkse leven. Een belangrijk onderdeel daarvan is de beleving van religieuze riten bij bruiloften en begrafenissen, waarbij de muziek een grote rol speelt.‘
Een westerse fanfare met westerse instrumenten als uiting van westers kolonialisme, is dat het? Hoe moeten we dat achteraf waarderen? Het is een gemengd beeld van omgekeerde culturele toe-eigening ofwel cultureel imperialisme.
Op deze foto’s loopt de assimilatie via godsdienst. Overigens is assimilatie een lastig woord dat zowel ‘gelijkmaking‘, ‘aanpassing‘ als ‘verandering‘ betekent. Wat is het hier? De Jezuïtische paters van de Kwango-Missie doen aan verheffing en educatie.
De Trompet-Pater staat op beide foto’s rechts. In een smurf-verhaal zou zijn functie en zijn attribuut rolvast zijn. Hij lijkt de leider van het blaasorkest. Dat zo te zien geen saxofoon bevat. Toch een door een Belg uitgevonden instrument. Te moeilijk om te bespelen, te duur?
Ach, we kunnen terugblikkend ons er alleen maar over verwonderen dat zulke blootsvoetse fanfares onder de palmen bestonden. Hoe klonken ze? Wat brachten ze in hun land teweeg in de muziekuitoefening toen de paters door de dekolonisatie waren gedwongen om hun biezen te pakken? Het is gissen.
De mengvorm van Noord en Zuid vertegenwoordigt de Ethiopische saxofonist Gétatchèw Mèkurya (1935-2016) die de vergelijking met westerse saxofonisten als Archie Shepp of Ornette Coleman kan doorstaan. Ongepolijstheid is een kwaliteit als het leidt tot vrijheid en lak aan westerse conventies. Elementaire eenvoud. Onze oren moeten er wellicht even aan wennen, maar dan blijkt de uniekheid:
Terwijl de Europese veiligheid op het spel staat door de invasie van de Russische Federatie in Oekraïne houdt een groot deel van Nederland zich bezig met trivialiteiten. Zoals de uitspraken van voetbalcommentator en televisiepresentator Johan Derksen over een kaars waarmee hij lang geleden een vrouw zou hebben onteerd. Later zwakte hij dat verhaal af.
De reactie op Derksen die controversiële uitspraken gebruikt om de kijkcijfers van zijn programma op de commerciële omroep Talpa op te pimpen was duidelijk. Derksen was deze keer volgens velen over een grens gegaan. Sponsors liepen weg en het programma Vandaag Inside komt na een zomerpauze wellicht terug op de buis.
Commercie staat bij Talpa voorop. Het gaat uitsluitend om geld verdienen. Nieuwe sponsors kunnen zich straks weer melden. Business as usual. De mediastorm over de kaars van Derksen heeft veel vrije publiciteit opgeleverd voor dit programma zodat het een succesvolle doorstart kan maken. Commerciële televisie heeft geen historisch geheugen en geen moraal.
Het is een misverstand dat er in het geval Derksen sprake is van cancelcultuur zoals Christian Tan van MeerJezus in een stuk op Revive.nl zegt. Tan begrijpt de dynamiek van de commerciële televisie onvoldoende. Hij probeert deze kwalijke kwestie te gebruiken om zijn punt te maken. Het omgekeerde is echter waar. Derksen wordt niet gecanceld, maar wendt het cancelen aan om publiciteit te maken voor Vandaag Inside en zichzelf als mediapersoon.
Het valt Tan te vergeven dat hij vanuit zijn christelijke overtuiging deze kwestie probeert te verbinden met het christelijk geloof. Dat heeft er bij nader inzien weinig mee te maken. Maar het is Tans vrijheid van godsdienst om de kwestie Derksen te gebruiken om zijn christelijke geloof te verkondigen. Of het zinvol is en aan de zaak iets essentieels toevoegt is de vraag.
Tan gaat in het citaat hierboven verder dan evangelisatie en religieuze propaganda als hij de vertrutting van de samenleving toejuicht. Hij zegt er zelfs blij mee te zijn. Hoe breed hij vertrutting opvat is onduidelijk, maar duidelijk is dat dit begrip gaat over preutsheid, fatsoen, vrijheid en de rol van de vrouw.
Tan ontneemt individuen de vrijheid van handelen en wil ze insnoeren in een van bovenaf opgelegd moralisme dat christelijke wortels heeft. Dat is ongelukkig en ongewenst. Respect, lichamelijke integriteit en instemming (consent) zijn universele waarden die niet specifiek verbonden zijn aan vertrutting. Tan de moraalriddder maakt een parodie van vertrutting én moraliteit.
Tan laat zijn ware aard zien als een christelijke spookrijder als hij in bovenstaand citaat spreekt over huwelijkstrouw en gezinsleven, belachelijk gedachtengoed, afbrekend gezag van kerk, Bijbel en God en evolutie-indoctrinatie. Tan haalt er van alles bij, gooit dat op een hoop en laat zich kennen als iemand die maatschappelijke ontwikkelingen terug wil draaien naar een christelijk Nederland dat verdwenen is. Als het in de vorm die hij zich voorstelt al ooit bestaan heeft.
Tan is niet de enige Nederlandse gelovige die verbolgen is, zich miskend voelt en met z’n hoofd in het verleden leeft en daarom een verkeerde aanpak kiest voor het hier en nu. Beseft hij niet dat als er sprake is van afbrekend gezag van kerk, Bijbel en God dat vooral de christenen zelf te verwijten valt?
In Nederland hebben kerken onder het secularisme alle vrijheid om hun geloof in vrijheid te belijden. Maar de realiteit van de Nederlandse maatschappij is dat een meerderheid van de bevolking zegt zich niet meer te laten inspireren door religie. Dat is het gegeven.
In een nieuwsbericht van maart 2022 over een onderzoek naar levensovertuiging concludeert het SCP: ‘Nederland is geen gelovig land meer. Atheïsten en agnosten vormen inmiddels een meerderheid onder de bevolking. Religieuze groepen zijn nu minderheden in Nederland‘.
In het commentaar ‘Omarm secularisatie. Beschouw kerken als culturele instellingen. In ruil voor subsidie kunnen ze hun politiek-maatschappelijke claim op de samenleving inruilen‘ van 2 februari 2022 pleitte ik voor het subsidiëren van kerken als culturele instelling.
Daarin schetste ik precies het beeld van iemand als Christian Tan die veel energie stopt in een achterhoedegevecht en zo de zaak die hij denkt te behartigen niet optimaal behartigt en zelfs beschadigt: ‘Dat zou voor iedereen beter zijn. Voor de kerken die daardoor een betere financiële uitgangspositie hebben, voor de samenleving die de gevestigde kerken voortaan kan waarderen als culturele instellingen die de claim opgegeven hebben om de samenleving te besturen en voor de gelovigen die niet langer meegesleept worden door hun kerkleiders in een misleidend beeld van hoe schadelijk secularisatie is‘.
Schermafbeelding van deel artikel ‘Sluiting dreigt voor Afrika Museum‘ van 9 april 2022 in De Gelderlander (achter betaalmuur).
Update 2 september 2022: Op 5 september 2022 zendt Andere Tijden op NPO2 om 20.25 uur een uitzending uit over de paters in Afrika en het Afrika Museum. Het persbericht van het door het NMVW beheerde Afrika Museum zegt: ‘Het Afrika Museum staat momenteel ter discussie. Het zou het stereotype beeld van Afrika bevestigen en moet daarom op de schop.’ Nogmaals, het is onder beheer van het NMVW dat dit ‘stereotype beeld’ wordt bevestigd.
De Gelderlander pakte afgelopen zaterdag 9 april uit met een artikel over de problemen bij het Afrika Museum in Berg en Dal. De journalisten spreken zelfs over een vechtscheiding tussen de eigenaren van gebouw en collectie, de paters en broeders van de Congregatie van de Heilige Geest en de huidige beheerder, het Nationaal Museum voor Wereldculturen (NMVW).
De paters hebben de huurovereenkomst met het NMVW opgezegd zodat het Afrika Museum per 1 januari 2025 uit dat samenwerkingsverband van drie musea stapt. Dat is een fikse financiële en publicitaire aderlating voor het NMVW. Het krijgt jaarlijks meer dan 10 miljoen euro overheidssubsidie die mede is berekend op basis van de deelname van het Afrika Museum. Dat valt na 2025 weg zodat de overhead die op het Afrika museum wordt verhaald ook wegvalt. Reden voor de scheiding is dat de paters het niet eens waren met de inhoudelijke koers van het Afrika Museum.
Maar op hun beurt dreigen de paters ook in financiële problemen te komen. Want het ministerie van OCW zou het nieuwe Afrika Museum geen subsidie mee willen geven. Als het door het ministerie al aanvaard wordt als serieuze gesprekspartner. Dat kan ook anders dan via de culturele basisinfrastructuur, de BIS.
Hierover schreef ik op 2 maart 2022 in een commentaar: ‘Zo goed heeft het NMvW het Afrika Museum afgelopen jaren niet beheerd. Wellicht wel in de papieren werkelijkheid die het NMvW het ministerie van OCW voorspiegelt, maar niet in de museale werkelijkheid. Het is de beurt aan Berg en Dalse, Nijmeegse en Gelderse raadsleden en bestuurders om hier bij het ministerie vragen over te stellen.’
Een en ander wijst op een slecht huwelijk tussen beide partners. Dat de onmin nu publiekelijk naar buiten komt is een verder teken van de slechte verhouding. Publicitair zijn de paters kansloos tegen het randstedelijke NMVW dat dicht zit op de macht van Raad voor Cultuur, ministerie van OCW, Haagse politiek en randstedelijke media.
Te vrezen valt dat landelijke media de komende tijd deze kwestie te eenzijdig zullen benadrukken en het een pro-NMVW perspectief geven dat het management van het NMVW in hun oor fluistert. Journalisten die breed inzetbaar en niet specialistisch zijn dreigen te vallen voor de mooie verhalen van het NMVW over Black Lives Matter, zwarte piet en slavernij die in de kern niets met dit geschil te maken hebben. Laat staan dat het direct te verbinden valt met de geschiedenis van de collectie.
Door afleiding wint het NMVW naar verwachting de slag om de publiciteit en weet het de populistische koers en het eigen gebrek aan museaal professionalisme weg te poetsen door dit te verbergen achter een façade van mooie woorden over wereldburgerschap en kolonisatie.
Katholieke paters hebben in Nederland de mentale wind tegen en worden weggezet in de hoek van ouderwets en selectief. Dat is niet altijd terecht. Hun lijnen naar de politiek zijn sinds de ontkerkelijking sterk afgeslankt. Pikant is dat Afrikaanse politieke activisten juist het NMVW van hetzelfde beschuldigen waar het NMVW de Congregatie van beschuldigt. Namelijk ouderwets en selectief te zijn. Als dat in de media genoemd zou worden, dan zal dat de beschuldigingen van het NMVW tegen de paters neutraliseren. Dit aspect ontbreekt in het artikel van De Gelderlander.
Wie rekent op een eerlijk verhaal over deze kwestie van journalisten die zich nieuw inlezen en de details niet kennen leeft in een fantasie. De ongelijke machtsverhouding tussen de paters en het NMVW dat bovenmatig inzet op marketing en publiciteit en daarvoor ruimschoots budget en medewerkers heeft zorgt ervoor dat de paters geen eerlijke kans hebben om hun zaak in de publiciteit en politiek te bepleiten.
Tekenend voor de machtsongelijkheid tussen paters en NMVW is het feit dat oud-directeur Irene Hübner van het Afrika Museum door het NMVW wordt verboden om met de paters mee te denken over een doorstart. Dat zou volgens het NMVW uit haar overeenkomt blijken die ze bij haar vertrek in 2014 tekende. Zo’n verbod is buiten proportie. Het lijkt er sterk op dat het NMVW iets wil verhullen dat te maken heeft met de beheersovereenkomst uit 2014. Een passage uit het artikel van De Gelderlander doet vermoeden dat dit gaat over de collectie die volgens het NMVW niet en volgens de Congregatie wel buiten de beheersovereenkomst valt:
Passage over het spreekverbod van Irene Hübner door het NMVW in het artikel ‘Sluiting dreigt voor Afrika Museum‘ van 9 april 2022 in De Gelderlander (achter betaalmuur).
Dat machtsspel van het NMVW is tekenend. Het ziet het Afrika Museum van de Congregatie niet als partner of rivaal, maar als een concurrent die uitgeschakeld moet worden. Hiermee kiest het NMVW een offensieve houding die niet past binnen de collegiale Nederlandse museumsector. Dat zou zowel de media als het ministerie van OCW tot nadenken moeten stemmen.
De vraag die gesteld moet worden om tot begrip van dit geschil tussen musea te komen is niet zozeer wat de Congregatie is, maar wat het NMVW eigenlijk is.
Schermafbeeldingen uit onderzoek ‘Buiten kerk en moskee‘ van het SCP, 23 maart 2022. Pagina’s 74 en 75.
Vandaag 24 maart 2022 verscheen het onderzoek Buiten moskee en kerk van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Pikant is dat het ultrarechtse FvD-kamerlid Pepijn van Houwelingen als een van de drie auteurs wordt genoemd.
In de toelichting bij dit onderzoek zegt het SCP op de eigen website: ‘Nederland is geen gelovig land meer. Atheïsten en agnosten vormen inmiddels een meerderheid onder de bevolking. Religieuze groepen zijn nu minderheden in Nederland. Daarmee is voor de meeste mensen de zoektocht naar zingeving en zelfverwezenlijking een individuele zaak. Deze maatschappelijke ontwikkelingen hebben niet alleen gevolgen voor individuen, maar ook voor de verhoudingen tussen verschillende groepen, en onze samenleving als geheel. Dat blijkt uit het onderzoek Buiten kerk en moskee van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)‘.
In een reactie op een artikel van Hanco Jürgens dat in NRC in december 2021 werd geplaatst formuleerde ik kritiek die in mijn ogen ook van toepassing is op dit onderzoek van het SCP. Dat heeft te maken met verkeerde terminologie van de ontwikkelingen die het beschrijft. Mijn kritiek bestaat eruit dat ondanks het feit dat de meerderheid van de Nederlanders zegt zich niet door godsdienst te laten inspireren het instrumentarium waarmee dat proces wordt beschreven in culturele zin niet loskomt van het geloof en door het totale proces van emancipatie en loskomen van religie in het frame van geloof te formuleren het godsdienst belangrijker maakt dan de demografische en sociologische ontwikkelingen rechtvaardigen. Ik herhaal een passage uit mijn kritiek op Jürgens. Niet op zijn opzet trouwens, maar op zijn uitwerking ervan:
Schermafbeelding van deel commentaar ‘Antwoord op pleidooi van Hanco Jürgens: vervang humanisme door secularisme‘ van George Knight van 24 december 2021.
Het onderzoek formuleert in een voetnoot op p. 70 met verwijzing naar het langlopende onderzoek van de KRO naar God in Nederland ‘seculier’ als ‘diegenen die expliciet aangeven dat er ‘geen God of hogere macht’ bestaat (atheïsten) of die zeggen dit simpelweg niet te (kunnen) weten (agnosten).‘ Ook hier komt het tekort van de terminologie weer tot uiting.
Want waar laat dat iemand die zich als seculier of een aanhanger van het secularisme beschouwt, maar niet als atheïst of agnost? Het is onjuist om ‘seculier’ of een aanhanger van het ‘secularisme’ te omschrijven als ‘atheïst’ of ‘agnost’. Dat is opnieuw een ouderwetse benadering die ondanks een afwijzing ervan het secularisme direct koppelt aan godsdienst. Dat is ongewenst en wetenschappelijk onzorgvuldig. In mijn kritiek op Jürgens die ook van toepassing is op dit onderzoek van het SCP formuleerde ik dat als volgt:
Schermafbeelding van deel commentaar ‘Antwoord op pleidooi van Hanco Jürgens: vervang humanisme door secularisme‘ van George Knight van 24 december 2021.
SCP trapt met open ogen in de valkuil. Het SCP blijft ermee in cirkels draaien door een niet passend instrumentarium te gebruiken dat ontleend is aan de godsdienst van weleer om de ontwikkelingen te beschrijven. Het beschrijft die groter wordend afstand tot religie adequaat, maar weet er geen juiste beschrijving voor te vinden.
Het SCP zorgt zo voor onnodige verwarring door het afgeven van gemengde signalen. Namelijk door in de beschrijving het maatschappelijk belang van afnemende godsdienst te beschrijven, maar daarvoor termen te gebruiken die aan die godsdienst zijn ontleend en de band ermee benadrukken.
De citaten uit het onderzoek over ‘cultuurchristenen’, het behoud van kerkgebouwen en de erkenning van de maatschappelijke waarde van geloof en kerk waarmee dit commentaar begint hebben dezelfde terminologische tekortkomingen als die over het secularisme.
Nogmaals. het secularisme is niet per definitie anti-godsdienst of pro-atheïsme. In een commentaar van februari 2022 pleitte ik voor subsidie van kerken door ze als culturele instelling te beschouwen. Door het omarmen van het secularisme kunnen religieuze instellingen als kerken een nieuwe culturele invulling vinden. Secularisten die dit steunen zouden geen cultuurchristenen genoemd moeten worden zoals het SCP doet, maar secularisten. Hiermee gebruikt het SCP opnieuw onnodig een term die nauw verbonden is aan godsdienst.
Het is voor de steun aan kerken niet de essentie of iemand de christelijke moraal of christelijke tradities erkent, zoals het SCP in haar uitleg beweert. Het gaat erom dat in een samenleving groeperingen elkaar niet uitsluiten en naast elkaar willen leven. Daarvoor is het niet nodig dat de meerderheid van de Nederlandse bevolking de leerstellingen van christelijke kerken aanvaardt. Ook als men die verwerpelijk en verouderd vindt, zouden maatschappelijke of culturele instellingen als kerken recht op overheidssteun moeten hebben.
Schermafbeelding van deel commentaar ‘Omarm secularisatie. Beschouw kerken als culturele instellingen. In ruil voor subsidie kunnen ze hun politiek-maatschappelijke claim op de samenleving inruilen‘ van George Knight, 2 februari 2022.
Wat herkennen we bijna 100 jaar later van bovenstaande foto uit 1927? Hoe kunnen we erkennen wat we nauwelijks herkennen? Wat is ‘Katholi – citeit‘ behalve een onhandig afgebroken titel van een tekst op een praalwagen? Wat is er zinvol aan de pretentie om andere volkeren te onderwijzen? Zaten ze er in 1927 op te wachten? De afwijzing was blijkbaar nog niet doorgedrongen tot katholiek Nijmegen.
Propaganda, zal de kijker van nu schouderophalend denken. Zo dacht men toen. Men wist niet beter. Als men beter wist, dan deed men alsof men niet beter wist. Zoiets?
Het is geen toeval dat deze foto is opgenomen in het Regionaal Archief Nijmegen. De katholieke zuil trad toen zelfverzekerd naar buiten. Zoals andere zuilen dat ook deden. Met vlaggen, vaandels, optochten, processies en andere blijken die gemeenschapszin, onderlinge verbondenheid en sterkte moesten uitstralen. In dit geval met een praalwagen tijdens een interdiocesane missieweek die van 22 tot 29 mei 1927 plaatsvond.
Vijf jaar later werd het er in katholiek Nijmegen nog malliger op. Het Maria Congres van 1932 wordt gevierd op congresterrein De Wedren. De feestelijkheden worden opgehangen aan een beeldje van Maria dat volgens overlevering ‘in 1592 gered [was] uit de brandstapel op de Grote Markt en daarom ook wel de “zwarte Madonna” [werd] genoemd’. Een beeldje als MacGuffin dat de boel in gang zet.
Ook het rode ras was in 1932 op dit katholieke feest aanwezig. Zo te zien met attributen uit de speelgoed- of carnavalwinkel. Dat niveau. Een lid van dit rode ras draagt een moderne bril anno 1932.
Allemaal niet echt natuurlijk, maar lekker doen alsof men een ander is in de huid van een ander zorgt voor de lol. Of noem het religieuze educatie. Tegenwoordig wordt dat culturele toe-eigening genoemd. Daar wordt felle strijd over gevoerd. Maar in 1932 was dat nog niet zo ver. Het echte rode volk wachtte immers op onderwijs van de katholieke zuil? Toch?
Een ding mag je die katholieke zuil van toen nageven, in verkleedpartijen, projecties en omkeringen van de waarheid was die niet te evenaren. Het zorgde voor spektakel. Dat dat verkeerde pracht en praal was leiden we nu af uit zulke foto’s. De schaamte voorbij.
Pater Joseph de Reviers, ‘Ecole d’Art, 1932-1933‘, Glasplaat. Collectie: Fonds de Reviers, Bibliothèque municipale de Lyon
De beheerder van een fotocollectie zegt in een toelichting dat de fotograaf die in China werkte van wie werk in de collectie is opgenomen een China tussen traditionalisme en modernisme vastlegde. Ook nog eens tijdens een roerige tijd van een Japanse invasie. De beheerder is de Gemeentelijke Bibliotheek van Lyon (BML) en de fotograaf was de aristocratische jezuïtische pater Joseph Marie Anne Christophe de Reviers de Mauny (1892-1974).
De toelichting afficheert deze jezuïet als humanist: ‘(…) in een benadering die als humanistisch zou kunnen worden omschreven. Pater Reviers wordt niet beschouwd als een professionele fotograaf en sommige foto’s zijn wazig of slecht gekaderd. Dit is een ongepubliceerde collectie van China tussen 1932 en 1933; een visuele kroniek van het dagelijks leven van een bevolking zonder koloniale enscenering door een jezuïetenpriester’.
Op de foto zien we studenten van een Chinese kunstacademie die naar een gipsen kop tekenen. Dat toont erg academisch. Het lijkt geen doorsnee academie gezien de afbeeldingen van katholieke heiligen op de tegen de muur hangende schilderijen. Pater Jo verkende dan wel op avontuurlijke wijze China, maar tegelijk haakte hij blijkbaar aan bij het herkenbare en wilde als jezuïet zijn religie dienen door de aldaar aanwezige katholieke instellingen in beeld te brengen.
Of men kan spreken van een bijvangst in de foto’s die verder gaan en het dagelijks leven vangen doet pater Jo wellicht tekort, maar lijkt wel de kern van zijn missie. Met terugwerkende kracht wordt pater Josep de Reviers opgewaardeerd door de beheerder van een collectie die daarmee ook zichzelf opwaardeert. Pater Jo was hoe dan ook op het goede moment op de goede plek en dat is zijn verdienste. Dat geeft de collectie waarde. Laten we daar niet te oordelend over zijn.
De conservatief-christelijke zender Family7 heeft het (na 4’24’’) over secularisatie in de Nederlandse katholieke kerk. Met vergrijzing zou dat leiden tot financiële problemen. Bij de video heb ik onderstaande reactie geplaatst:
Het is onduidelijk wat de gesprekspartners onder secularisatie verstaan. Is dat het afnemen van de greep van de georganiseerde religie op de maatschappij? Is dat de scheiding tussen kerk en maatschappelijk leven? Is dat wat anderen ontkerkelijking noemen? Is dat het inboeten aan betekenis van godsdienst ten gunste van rationeel denken en hedendaagse motieven?
Jan-Henry Seppenwoolde van de katholieke Stichting in de Rechte Straat noemt secularisatie tragisch omdat volgens hem ‘de christenheid kleiner wordt’. Het is in Nederlandse context een opvallende uitspraak van een katholiek, omdat vanaf het begin van de 19de eeuw de katholieken in een overwegend protestant Nederland voorstanders waren van secularisatie omdat het de godsdienst uit de overheidssfeer trok en de katholieken daarom konden emanciperen dankzij de secularisatie. In India zien we nu hetzelfde proces tussen hindoes die tegen secularisatie zijn en moslims die ervoor zijn omdat secularisatie hun juridische, politieke en maatschappelijke vrijheid vergroot.
De gesprekspartners die een conservatief-protestant en een conservatief-katholiek standpunt vertegenwoordigen redeneren vanuit een machts- en voorkeurspositie die ze grotendeels verloren hebben. Daarom spreken ze zich uit tegen secularisatie omdat erdoor hun greep op de samenleving afneemt. Voor nieuwe of kleinere godsdiensten is secularisatie juist een zegen omdat die kans op emancipatie geeft.
Voor deze gesprekspartners die een achterhoedegevecht voeren is het moeilijk te verteren dat de kerken waardoor ze zich laten inspireren aan macht inboeten. Want daarmee wordt hun eigen positie ook zwakker. Niet alleen vechten ze tegen demografische ontwikkelingen van een Nederland waar het percentage mensen die zich zegt te laten inspireren door religie jaarlijks met een of enkele procenten afneemt, maar ook hanteren ze een achterhaald begrip van wat secularisatie is.
De gesprekspartners redeneren meer vanuit de religieuze instituties waarmee ze verbonden zijn, dan vanuit de religie. Is het niet zo dat door modernisering van de samenleving en beter onderwijs meer mensen afstand nemen van religie? Dat is een onomkeerbaar proces. Het tij kan niet worden gekeerd, dat is wensdenken. Maar tegelijkertijd nemen niet alle mensen die zeggen zich niet door religie te laten inspireren afstand van spiritualiteit of ‘iets’.
Die constatering voelt als een dubbele nederlaag voor de gevestigde kerken. Het aantal gelovigen neemt van jaar tot jaar af door demografische en sociologische ontwikkelingen, maar tegelijkertijd proberen veel mensen toch aan te haken bij een vorm van spiritualiteit waar de gevestigde kerken blijkbaar niet meer in kunnen voorzien.
Seppenwoolde meent dat het christelijk geloof heilzaam is voor de samenleving. Dat is een normatieve uitspraak. Evengoed kan men het omgekeerde beweren, namelijk dat het christelijk geloof niet heilzaam is voor de samenleving. Hoe dan ook doet het er nog weinig toe omdat de samenleving en de gevestigde kerken van elkaar gescheiden zijn geraakt.
In Nederland is het een zegen voor de traditionele kerken dat hun maatschappelijke invloed afneemt. Want daardoor kunnen ze tot de kern van het geloof dat ze verkondigen terugkeren en hoeven ze zich minder bezig te houden met belangenbehartiging, fondsenwerving, beïnvloeding van de politiek en publiciteit.
Seppenwoolde heeft gelijk dat de financiële situatie van de meeste Nederlandse kerken slecht is. Als deze kerken voortaan door samenleving en overheid opgevat zouden worden als culturele instellingen die vergelijkbaar zijn met een dorpsraad, een fanfare, een koor of een creatieve kunstbeoefening voor amateurs, dan zou het voor kerken mogelijk moeten zijn om voor de exploitatie overheidssubsidie aan te vragen.
Dat zou voor iedereen beter zijn. Voor de kerken die daardoor een betere financiële uitgangspositie hebben, voor de samenleving die de gevestigde kerken voortaan kan waarderen als culturele instellingen die de claim opgegeven hebben om de samenleving te besturen en voor de gelovigen die niet langer meegesleept worden door hun kerkleiders in een misleidend beeld van hoe schadelijk secularisatie is.
Secularisatie beschermt onder de nationale rechtsstaat de religieuze minderheidsgroepen. Nederland kent alleen religieuze minderheidsgroepen. De overheid garandeert hun bestaan en vrijheid. Als de kerken verstandig zijn, dan accepteren ze dat uitgangspunt. Dan draaien ze zich om en gaan niet langer met hun rug naar de toekomst staan, maar kijken de toekomst recht in het gezicht om er hun plaats in te vinden. Hoe langer die herpositionering uitblijft, hoe meer traditionele kerken worden weggespeeld door nieuwe demografische en sociologische ontwikkelingen. Die wending is zinvoller voor kerken en gelovigen, dan het innemen van een zuur standpunt over secularisatie dat volgt uit miskenning, wensdenken en een foute inschatting van de eigen positie.