Met verbreekt na kritiek sponsorrelatie met Sacklers. Kunnen Nederlandse musea er een voorbeeld aan nemen en een begin maken met het naleven van een ethische code inzake de relatie met sponsors?

Schermafbeelding van deel artikelMet dropping Sackler name from museum over opioid links‘ (van AFP) opFrance 24, 9 december 2021.

Het Metropolitan Museum of Art in New York zei op donderdag 9 december 2021 in een verklaring dat het de naam Sackler van verschillende tentoonstellingsvleugels zou verwijderen, te midden van aanhoudende controverse over de vermeende rol van de miljardairsfamilie bij het aanwakkeren van de opioïdencrisis. In media werd dit besluit een mijlpaal genoemd. De naam Sackler zal worden verwijderd uit zeven tentoonstellingen, waaronder de vleugel met de Tempel van Dendur, zei de Met in deze gezamenlijke verklaring met de familie.

De VS zucht nog steeds onder een crisis van pijnstillers, de ‘opioïde crisis’. Verslavende middelen die mensen afhankelijk maakt. Sommigen plegen zelfmoord. De Sackler familie die het inmiddels failliet verklaarde bedrijf Purdue Pharma bezat en de middelen verkocht is er rijk van geworden.

Zoals vaak in dit soort gevallen willen de leden van zo’n familie niet bekend staan als ordinaire geldboeren en zoeken ze maatschappelijke acceptatie om hun ware aard te verhullen. In dit geval doen ze dat via het sponsoren van kunst. Een gangbare stap om maatschappelijk prestige te kopen.

Een belangrijk signaal over de onaanvaardbaarheid van sponsorgeld in de kunstsector gaf in 2019 de Britse acteur Mark Rylance toen hij de Royal Shakespeare Company (RSC) verliet omdat het sponsorgeld ontving van ‘big oil‘, van BP. Hij meende toen volgens een bericht in The Guardian dat de sponsorovereenkomst van BP met RSC het bedrijf toestond om ‘de destructieve realiteit van zijn activiteiten te verdoezelen’. Volgens hem bedreigen ze de toekomst van de planeet. Rylance zei niet met BP geassocieerd te willen worden, zoals hij dat evenmin zou willen met een wapenhandelaar, een tabaksproducent of wie dan ook die ‘moedwillig de levens van anderen levend en ongeboren vernietigt’.

Het besluit van Rylance is in lijn met andere acties tegen sponsorovereenkomsten in de kunst met bedrijven die door een toenemend aantal activisten niet langer als ethisch toelaatbaar wordt gezien, zoals de groep Gulf Labor in het Guggenheim Museum. In 2015 was er een rel over het Londense Science Museum toen Shell de inhoud van een tentoonstelling over klimaatverandering probeerde te beïnvloeden. Activist Chris Garrad van ‘bp or not bp’ gaf toen aan dat ‘het Science Museum een belangrijk radartje in de propagandamachine van Shell is’. Kunstenaar Michael Rakowitz weigerde om deel te nemen aan de 2019 Whitney Biennial vanwege de rol van wapenhandelaar Warren Kanders in de Raad van Toezicht van deze instelling.

Nederland kent ook dit soort protesten die echter nauwelijks de publieke opinie halen. Zo is er het volgens vele critici besmette sponsorgeld van cultuurfonds Ammodo dat desondanks door vele musea (Museum Boijmans, Van Abbemuseum, Kröller-Müller Museum, Mauritshuis, Museum Boerhaave, Ons’ Lieve Heer op Solder, Rijksmuseum of Stedelijk Museum) probleemloos en hersenloos wordt aanvaard. Soms werkt protest. Het Van Gogmuseum en het Mauritshuis beëindigden in 2018 de sponsorovereenkomst met Shell na druk van de actiegroepen Fossil Free Culture NL en Fossielvrij NL.

Kunstenaar Nan Goldin die ooit verslaafd was aan een middel van de Sacklers voerde in de VS en het VK geruime tijd actie tegen musea die geld van de Sacklers accepteerden. Een gevolg van dat jarenlange protest is dat de Met de sponsorovereenkomst met de Sacklers verbreekt. Dat is een lastige strijd omdat musea zich grotendeels afhankelijk hebben gemaakt van sponsors. In de VS en het VK is dat gebruik en ook in Europa zijn musea door terugtredende overheden de markt opgejaagd.

In 2019 boekte Goldin een eerste succes toen de National Portrait Gallery in Londen bekendmaakte een sponsorbedrag van 1 miljoen pond van de Sacklers af te wijzen. Musea zijn gewaarschuwd, publiek en kunstenaars pikken niet langer dat musea geld van dubieuze geldschieters aanvaarden. Musea die dat (nog) wel doen kunnen op negatieve publiciteit rekenen.

De coronacrisis zou wel eens een zegen in vermomming kunnen zijn voor de ethische opstelling van musea omdat het de formule van museum als tentoonstellingsfabriek van blockbusters ondermijnt en musea de kans geeft om zich hierop te bezinnen. De toenemende kosten van grote exposities zijn voor steeds meer musea onbetaalbaar geworden. Musea hebben nu de kans om terug te komen op de foute afslag die ze ooit in andere tijden namen door zich over te leveren aan ‘foute’ sponsors. Maar willen ze schoon schip maken?

De verwachtingen en het zelflerend vermogen van Nederlandse musea zijn laag en het opportunisme en het wegkijken blijven groot.

In Nederland klonk in augustus 2021 slechts aarzelende kritiek op flitshandelaar Rob Defares die in Amsterdam een kunstinstelling (geen museum) wil inrichten waarvoor hij van de gemeente een pand en ondersteuning eist. Een publiek debat over de ethiek van het aanbod ontbrak volledig. Er klinkt weliswaar kritiek op dit soort fondsen die een ontwrichtende werking op de Nederlandse kunstwereld hebben, maar dat smoort telkens in berekening. De gevestigde culturele instellingen zwijgen als het om het accepteren van ‘besmet’ geld gaat zodat de kritiek nooit echt landt en tot een publiek debat leidt.

Ethiek in de Nederlandse museumsector is akelig onderontwikkeld als het om de herkomst van sponsorgeld gaat. De Met heeft nu een voorbeeld gegeven hoe het anders kan. Hopelijk leert de Nederlandse museumsector daarvan. Het zal onderhand tijd worden.

Onder- en bovenwereld ontmoeten elkaar in kunst: Chanel steunt The Underground Museum

Het Chanel Culture Fund gaat partnerschappen aan met vijf musea. Dat zijn Los Angeles’ The Underground MuseumCentre Pompidou in Parijs, London’s National Portrait GalleryGES-2 in Moskou en de Power Station of Art in Shanghai.

Er worden mooie woorden aan gewijd door Chanel en door de musea die financiële steun ontvangen van dit Franse bedrijf dat kleding en accessoires maakt. Chanel produceert zowel haute couture als prêt-à-porter, alsook cosmetica, parfum, sieraden en horloges. Een voorbeeld van dat laatste zijn de volgende horloges uit de Mademoiselle Privé collectie: 

Horloges uit de collectie Mademoiselle Privé van Chanel.

Het is moeilijk om niet cynisch te zijn over een bedrijf voor luxeproducten dat met geld strooit om via culture instellingen positieve publiciteit te genereren. Het is onderdeel van een marketingcampagne die bedoeld is om zowel de naamsbekendheid van Chanel te vergroten als de maatschappelijkheid ervan in de markt te zetten. Niet dat vele consumenten dat laatste zullen geloven, zoals ook niemand gelooft dat Albert Heijn of Shell serieus aan duurzaamheid doen die verder gaat dan marketing, maar het geeft de klanten die dit tegen beter weten in willen geloven een handvat om het te geloven en met een goed gevoel klant van zo’n bedrijf te zijn.

Zo zit de wereld in elkaar. Met geld kan aanzien worden gekocht. Hoe onoprecht de opzet ervan ook is. Daar hoeven we niet van op te kijken.

Iets anders is hoe oprecht de ontvangende partij is. Het weet dat het geld krijgt ter waarde van enkele dure Chanel-horloges en moet daarvoor als tegenprestatie Chanel loven als een maatschappelijk en (let op buzzword: innovatief) bedrijf dat de kunsten steunt. Dan kan Chanel weer een artikel in Vogue plaatsen dat als kop heeft dat ‘Hoe Chanel de musea van morgen helpt smeden’. Inclusief notabene de National Portrait Gallery die al sinds 1856 bestaat. Hoe komt in hemelsnaam zo’n kop tot stand?

Culturele instellingen leggen de lat doorgaans niet zo hoog in het ontvangen van geld van sponsors. Waar ze immers altijd om verlegen zitten. Ze sluiten wapenfabrikanten, pornoboeren en vervuilende bedrijven uit. Maar dat is het wel. In Nederland aanvaarden musea zonder enige schroom of zonder het aan derden uit te kunnen leggen het moreel verwerpelijke, besmette geld van het cultuurfonds Ammodo dat is gevormd door de diefstal van de pensioenpremies van havenarbeiders in Rotterdam en Amsterdam.

Op die basis van uitwisseling van geld voor positieve publiciteit ontstaat de verbinding tussen Chanel en een lokaal museum in Los Angeles dat zich het Underground Museum noemt. De boven- en onderwereld ontmoeten elkaar in de kunst. Ze hopen daar allebei van te profiteren. Op een cynische manier klopt wat Keven Davis het Underground Museum als bron van inspiratie meegeeft: ‘Accepteer nooit middelmatigheid’. Daarom accepteert het Underground Museum geld van Chanel uit de verkoop van luxeproducten. Want die kun je niet middelmatig noemen.

Schermafbeelding van deel van ‘Our Story‘ van The Underground Museum in Los Angeles,

Directeur Van Gogh Museum reageert onhandig met verwijzing naar cultureel relativisme op vraag naar naakt van Degas

De nieuwe directeur van het Van Gogh Museum Emilie Gordenker werd vandaag geïnterviewd in Buitenhof en kwam daar niet geheel ongeschonden uit toen haar gevraagd wordt naar de aankoop van een vrouwelijk naakt van Degas. Ze praat zichzelf vast. Met onderstaande tweet van Buitenhof tot gevolg. Het merkwaardige is dat Gordenker in het gesprek op allerlei aspecten zoals politieke stellingname van musea doordachte, goed verdedigbare standpunten innam (niet doen zegt ze in tegenstelling tot directeur Rein Wolfs van het Stedelijk), maar over het naakt van Degas ongelukkig formuleert. Je krijgt meerdere blikken op zo’n kunstwerk door de reacties van meerdere mensen met meerdere achtergronden, zegt ze in andere bewoordingen. Ze meent dat we daar allemaal beter van worden. Dat betwijfel ik en volgens mij gaat ze daar de fout in. Een reactionaire, betuttelende, moralistische blik valt moeilijk als positief te zien. Want waar laat dat de voorbeeldfunctie van een museum? Zo laat het museum zich onnodig vermaatschappelijken en in de verdediging drukken. Uiteraard moeten musea rekening houden met de achtergrond van de bezoekers, maar zonder te wijken voor radicale activisten en fatsoensrakkers die hun perspectief van identiteit ofwel moraal aan het museum willen opleggen.

Foto: Tweet van Buitenhof, 9 februari 2020.

Acteur Mark Rylance verlaat Royal Shakespeare Company vanwege een sponsorovereenkomst met BP

Een opvallend bericht in The Guardian, de gerespecteerde acteur Mark Rylance verlaat de Royal Shakespeare Company (RSC) vanwege de financiering door ‘big oil’ van de kunsten. Het gaat in dit geval om BP. Rylance meent dat de sponsorovereenkomst van BP met RSC het bedrijf toestond om ‘de destructieve realiteit van zijn activiteiten te verdoezelen’. Volgens hem bedreigen ze de toekomst van de planeet. Rylance zei niet met BP geassocieerd te willen worden, zoals hij dat evenmin zou willen met een wapenhandelaar, een tabaksproducent of wie dan ook die ‘moedwillig de levens van anderen levend en ongeboren vernietigt’.

Het besluit van Rylance is in lijn met andere acties tegen sponsorovereenkomsten in de kunsten met bedrijven die door een toenemend aantal activisten niet langer als ethisch toelaatbaar wordt gezien, zoals Nan Goldin bij de National Portrait Gallery  of de groep Gulf Labor in het Guggenheim Museum. In 2015 was er een rel over het Londense Science Museum toen Shell de inhoud van een tentoonstelling over klimaatverandering probeerde te beïnvloeden. Activist Chris Garrad van ‘bp or not bp’ gaf toen aan dat ‘het Science Museum een belangrijk radartje in de propagandamachine van Shell is’. Kunstenaar Michael Rakowitz weigerde om deel te nemen aan de 2019 Whitney Biennial vanwege de rol van wapenhandelaar Warren Kanders in de Raad van Toezicht van deze instelling.

Nederland kent ook dit soort protesten die echter mondjesmaat doorbreken in de publieke opinie. Zo is er het volgens vele critici besmette sponsorgeld van cultuurfonds Ammodo dat desondanks door vele musea (Museum Boijmans, Van Abbemuseum, Kröller-Müller Museum, Mauritshuis, Museum Boerhaave, Ons’ Lieve Heer op Solder, Rijksmuseum of Stedelijk Museum) probleemloos wordt aanvaard. Soms werkt protest wel. Het Van Gogmuseum en het Mauritshuis beëindigden in 2018 de sponsorovereenkomst met Shell na druk van de actiegroepen Fossil Free Culture NL en Fossielvrij NL.

Rylances optreden bij de RSC is van belang omdat hij de bewustwording over de sponsorovereenkomsten van bedrijven met culturele instellingen vergroot. Altijd moeten die culturele instellingen een tegenprestatie leveren. Soms is dat ethisch aanvaardbaar, soms is dat ethisch onaanvaardbaar. Een debat hierover kan niet los gezien worden van de steun voor de kunsten door de overheid. Want als culturele instellingen voor hun financiering in de richting van bedrijven en de sponsormarkt  worden gejaagd door een terugtredende overheid, dan gaat dat niet gratis. Rylance blijft een witte raaf. Zo is het een zeldzaamheid dat een conservator of museumdirecteur een museum vrijwillig verlaat vanwege een onethisch ingeschatte sponsorovereenkomst met een bedrijf. Dat dit niet gebeurt is bij nader inzien opmerkelijk omdat de over alles een mening hebbende assertieve hoogopgeleiden van nu niet het uiterste gevolg aan hun protest geven als het urgent wordt en hun eigenbelang groot is. Dat roept de vraag op wat die mening dan eigenlijk waard is.

Michael Rakowitz doet niet mee aan Whitney Biennial vanwege wapenfabrikant Warren Kanders van Safariland

Wat hebben een museum voor Amerikaanse kunst en een bedrijf dat wapens verkoopt met elkaar te maken? Alles of niets. Het museum is het Whitney Museum of American Art in New York en het bedrijf is Safariland met een hoofdvestiging in Jacksonville, Florida. Eigenaar en directeur van Safariland is Warren Kanders. Hij is ook vice-voorzitter van het Whitney Museum zoals onderstaande afbeelding van de Raad van Toezicht toont:

Kanders is controversieel zoals ook de Democratische senator en presidentskandidaat voor 2020 Cory Booker eind 2018 ondervond toen bleek dat hij net als vele andere politici geld had aangenomen van Kanders. In de progressieve pers kreeg hij daarvoor kritiek. Hiermee wordt het idee ondersteund dat Big money politici koopt en daarvoor een tegenprestatie verwacht. Dit roept ook de vraag op waar culturele instellingen de grens leggen in het accepteren van financiën en de samenwerking met bedrijven en personen. Welke ethische code volgen ze? Werken ze samen met criminelen? Tabaksfabrikanten? Wapenhandelaars? Pornobazen? Vervuilende bedrijven? Autoritaire regimes zoals Saoedi-Arabië? En als ze dat doen, hoe verantwoorden ze dat dan?

Aanleiding voor deze overweging is de weigering van de kunstenaar Michael Rakowitz om deel te nemen aan de 2019 Whitney Biennial, die samengesteld wordt door Rujeko Hockley en Jane Panetta en op 17 mei opent. Maar dus zonder Michael Rakowitz die zich terugtrekt vanwege Kanders’ rol in de Raad van Toezicht in het Whitney Museum. Volgens een bericht van 25 februari 2019 in de New York Times heeft Rakowitz dit in een brief van 18 december 2018 aangekondigd. Dat is enkele weken na de negatieve publiciteit over Cory Booker.

Wat is de moraal van het verhaal? Welnu, dat culturele instellingen zoals musea niet zomaar uit controversiële bronnen geld kunnen accepteren. En als ze dat toch doen, dan kunstenaars in actie kunnen komen. Vaak zijn het de uitzonderingen die ruggengraat tonen, maar dat is nu eenmaal de realiteit. Principes zijn niet voor iedereen weggelegd. Kunstenaars zijn geen uitzondering op deze wrange constatering. Echter, wie beweert autonoom te opereren als kunstenaar zal daar in de praktijk naar moeten leven om geloofwaardig te zijn.

Foto 1: Schermafbeelding van deel paginaAbout Us’ van de Safariland Group.

Foto 2: Schermafbeelding van overzicht Board of Trustees (stand 5 november 2018) van het Whitney Museum of American Art.