Aedes blikt vooruit door achteruit te blikken. Vol eigenwaan

Aedes is de vereniging van woningcorporaties. Het heeft zogezegd als kernactiviteit dus het stapelen van stenen. Maar in dit promotiefilmpje uit 2011 stapelt het cliché op cliché. Aedes trapt met deze promo alle open deuren in die het in kan trappen. Zo’n teaser is niet ongewoon om te prikkelen naar wat komen gaat en om aandacht te trekken. Maar merkwaardig is dat dit filmpje uit april 2011 dateert en pas gisteren op het YouTube-kanaal van Aedes is gezet. Waarom vanuit 2011 vooruitkijken naar iets dat komt dat nu achterhaald is? Met het filmpje bereikt Aedes de hoogste graad van banaliteit. De naam Aedes is afgeleid van het Griekse aēdēs. Dat betekent vrij vertaald: ‘vervelend‘ of ‘huiveringwekkend‘. Hoe verzinnen ze het bij elkaar?

Kunst, subsidie, markt, terugtredende overheid en voorzieningen

izis-israelis-bidermanas-le-clown-grock-1295021745896493

Een deelnemer aan de discussie antwoordde op m’n stukje ‘Kwadratuur van de culturele cirkel: subsidie, markt en politiek‘ over Zweedse cultuurpolitiek met een pleidooi voor een terugtredende overheid en particuliere subsidiëring van de kunstsector. Omdat ik zijn reactie serieus neem en het een principieel verschil van mening aan de oppervlakte legt, reageer ik in een aparte posting. We zijn het meer eens dan het lijkt:

Onaardig om kritiek gezever te noemen. Mijn stukje was onderdeel van de zoektocht naar de afstemming tussen voorzieningen en de rol van de overheid. En hoe kunstenaars daar hun houding in moeten bepalen.

Overheden herverdelen geld dat door belastingen en heffingen opgebracht wordt. Ondersteuning gaat naar uiteenlopende sectoren: landbouw, industrie, banken, koningshuis, defensie, onderwijs, zorg, Bulgaren, sport, omroep, kunst en noem maar op. Omdat burgers sterk uiteenlopende gedachten over die verdeling hebben wordt dat in een uitruil van belangen en politieke programma’s beslist. Kunst heeft daar een plek in omdat het meer is dan franje, maar een overstijgend doel heeft. Da’s een ander aspect dat ik nu laat voor wat het is.

Het rijk besteedt zo’n 0,25% van de collectieve uitgaven aan kunst. In 2010 nog 0,4%. Kritiek klinkt over het voorzieningenniveau. Er zouden teveel opleidingen, kunstenaars en instellingen zijn. Toch besteden andere West-Europese landen procentueel meer aan kunst. Is dan het ‘probleem‘ van de Nederlandse kunstsector die te veel leunt op overheidssubsidie dat het relatief verstandig en zuinig omgaat met de middelen? Veel waar voor weinig geld biedt? Onderbetaling in de sector is daar een aanwijzing van. Beeldende kunstenaars die tentoonstellen vangen vaak niet eens een fee. Geld wordt wellicht verspild aan onnodige projecten, maar niemand wordt er rijk van. Da’s in andere sectoren zoals onderwijs, zorg of woningcorporaties wel anders.

Kunsten zijn divers. Concerten van populaire muziek of films kunnen zich bedruipen vanwege de sterke verwevenheid met de commercie en de volksgunst. Kamermuziek, ballet of experimentele beeldende kunst kunnen dat niet. Toch wordt het eerste ook gevoed door overheidssteun. Zo ontstaat een ‘cultureel’ klimaat en infrastructuur als voorwaarde voor functioneren, en kruisbestuiving en overloop tussen disciplines. Ook een filmacteur is immers opgeleid aan een academie of een musicus in het orkest van André Rieu aan het conservatorium. Daarom pleitte de Raad voor Cultuur in haar advies over de basisinfrastructuur voor behoud van talentontwikkeling. Dat deed het trouwens zo halfhartig omdat het bovenmatig sneed in experiment en talentontwikkeling als groei voor de toekomst, dat het de morele steun van het culturele veld verloor.

25-04-1992-inner-landscape

Er valt veel te zeggen voor een kleine, compacte overheid zoals Singapore die kent. Dat lijkt beter dan het hybride Nederlandse systeem. Want alle sinds Balkenende II opeenvolgende regeringen pleitten met hun mond voor een terugtredende overheid, maar deden vervolgens het omgekeerde. Da’s van een verregaande misleiding. Concreet gaat de miljardensteun voor de ING, SNS, ABN ten koste van het onderwijs of de kunst.

Ook ik ben voor een terugtredende overheid. Nederland kiest daar niet consequent voor, het blijft hangen in voornemens en beeldvorming. De bezuinigingen die premier Rutte in de mond neemt zijn lastenverzwaringen waarmee het volume van de rijksbegroting eerder toe- dan afneemt. De recente kabinetten van VVD met CDA of PvdA sneden het hardst in kwetsbare en slecht georganiseerde sectoren zoals de kunsten. Dat eenzijdig en selectief snijden wordt als onevenwichtig en onterecht ervaren. Ook omdat flankerend overheidsbeleid voor culturele instellingen richting markt zo goed als ontbreekt. Kortom, het slechtste van 2 werelden.

De kunstsector kan best een stapje terug in voorzieningenniveau. Nederland kan toe met minder orkesten. Of met 15% minder musea, zodat de musea die overblijven beter bediend kunnen worden. Maar hier rijden de lokale en regionale politiek de landelijke politiek in de wielen. Cultuurwethouders en gedeputeerden cultuur willen in hun rijkjes gloriëren, vaak om futiele redenen zoals een Culturele Hoofdstad of een bezoek van het staatshoofd.  Niet altijd staat in de besluitvorming kwaliteit voorop, maar wordt cultuurpolitiek ondergeschikt aan partijpolitieke, electorale of regionale belangen. Het idee dat de markt en particuliere subsidiëring de kunstsector kunnen schragen is aantoonbaar onjuist. Het leidt tot verschraling die ons op termijn opbreekt.

Foto 1: De clown Grock, jaren 1930-40. Credits:Izis Bidermanas

Foto 2: Han Bierman, Inner Landscape. 1992.

PVV mikt op cultuur, maar kan beter vragen naar grootverdieners in andere publieke sectoren

nrc_cartoonroel_ma08-09_2008

Gisteren antwoordde minister Jet Bussemaker (Onderwijs) op kamervragen van de kamerleden voor de PVV Martin Bosma en Machiel de Graaf over de verdiensten van Ivo van Hove en Jan Versweyveld die werkzaam zijn bij Toneelgroep Amsterdam. De PVV’ers wilden weten of  de toneelmakers meer dan de zogenaamde balkendenorm van 187.340 euro bruto verdienden. Minister Bussemaker laat weten dat dit niet het geval is.

Herhaaldelijk blijkt uit onderzoek dat de bezoldiging van de topfunctionarissen in de cultuursector niet te hoog is. In elk geval overschreed in 2009 geen enkele culturele instelling de zogenaamde WNT-norm van 223.666 euro inclusief onkosten en pensioen. Nog in 2011 constateerde Bureau Berenschot dat in het onderzoek ‘Nulmeting topfunctionarissen. Weergave bezoldigingsniveau van topfunctionarissen in een deel van de culturele sector‘ dat toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra op 8 juli 2011 naar de kamer stuurde.

De PVV zou meer succes hebben met vragen over bezoldiging in andere sectoren van de (semi)publieke overheid die de normen overschrijden. Zoals het Koninklijk Huis, de bankwereld met ABN-baas Zalm, de bestuurders in de zorg of bij woningcorporaties of de medewerkers van de publieke omroep. Waarom stelt de PVV vragen over een sector waarvan het bij voorbaat weet dat de topfunctionarissen er onderbetaald worden?

Foto: Roel Venderbosch, ‘Topsalaris‘, 2008. Credits Roel Venderbosch.

Wet Normering Topinkomens, Ivo van Hove en de PVV

PVV-ers Martin Bosma en Machiel de Graaf stellen naar aanleiding van een bericht in Het Parool met de titel ‘Leider Toneelgroep Amsterdam verdient mogelijk boven balkenendenorm‘ kamervragen aan minister Jet Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het gaat om de verdiensten van toneelleider Ivo van Hove van Toneelgroep Amsterdam (TA). Ze willen weten of-ie meer dan de balkenendenorm van 193.000 euro verdient. Beide PVV-ers willen ook weten of scenograaf Jan Versweyveld meer dan deze norm verdient. Door Versweyveld op te voeren kunnen ze spreken over ‘gesubsidieerde grootverdieners in de toneelsector‘.

Voordat de vragen op 20 november ingezonden werden antwoordde TA op 19 november op het bericht in Het Parool. Onder het kopje Transparantie zegt het dat de suggestie dat Van Hove meer zou verdienen dan de balkenendenorm onjuist is. De Raad van Toezicht en TA zeggen zeer aan transparantie te hechten ‘in de relatie tot haar subsidiegevers en zal desgevraagd de subsidiegever inzage geven in de salariëring binnen TA‘. Naar verwachting treedt per 1 januari 2013 de Wet Normering Topinkomens (WNT) in werking die naar schatting 4000 tot 5000 werknemers in de publieke en semipublieke sector die meer dan de balkenendenorm verdienen maximeert op die norm. Onderdeel van de WNT is het bieden van openheid over de salarissen.

Door de komst van de WNT komen de kamervragen in de lucht te hangen. Ze vragen naar maatregelen in verband met openheid en normering die over zes weken staande praktijk worden. Minister Ronald Plasterk van Binnenlandse Zaken heeft de afgelopen weken in diverse media gezegd dat-ie de WNT strikt gaat toepassen. De vragen van de PVV-ers tekent de politieke marge waarin hun partij is terecht gekomen. Ze lopen achter de feiten aan. De rancune van de PVV tegen overheidssubsidies voor cultuur staat de inhoud in de weg.

Iets anders is of gesubsidieerde culturele instellingen werknemers van uitzonderlijk niveau boven de balkenendenorm moeten kunnen belonen. Te denken valt aan Mariss Jansons, Pierre Audi, Ivo van Hove of directeuren van de grootste musea. Door hun toegevoegde commerciële waarde zorgen ze voor meeropbrengsten voor de instelling waaraan ze verbonden zijn. Uiteraard zijn er manieren om de balkenendenorm te ontwijken en zal dat in bovenstaande gevallen gebeuren. Maar het zou rechtlijniger zijn om op voorhand uitzonderingen toe te staan. De WMT zou zo toegepast moeten worden dat het de duizenden werknemers van middelmatige kwaliteit bij woningcorporaties, publieke omroep, ziekenhuizen en ministeries die boven de balkenendenorm verdienen onder de norm brengt, maar ruimte laat voor excellentie.

Foto: Repetitiefoto ‘Husbands’ (naar John Cassavetes) TA met Halina Reijn, Barry Atsma, Ivo van Hove en Alwin Pulinckx, 2011-12. Credits: Jan Versweyveld