Kunst, subsidie, markt, terugtredende overheid en voorzieningen

izis-israelis-bidermanas-le-clown-grock-1295021745896493

Een deelnemer aan de discussie antwoordde op m’n stukje ‘Kwadratuur van de culturele cirkel: subsidie, markt en politiek‘ over Zweedse cultuurpolitiek met een pleidooi voor een terugtredende overheid en particuliere subsidiëring van de kunstsector. Omdat ik zijn reactie serieus neem en het een principieel verschil van mening aan de oppervlakte legt, reageer ik in een aparte posting. We zijn het meer eens dan het lijkt:

Onaardig om kritiek gezever te noemen. Mijn stukje was onderdeel van de zoektocht naar de afstemming tussen voorzieningen en de rol van de overheid. En hoe kunstenaars daar hun houding in moeten bepalen.

Overheden herverdelen geld dat door belastingen en heffingen opgebracht wordt. Ondersteuning gaat naar uiteenlopende sectoren: landbouw, industrie, banken, koningshuis, defensie, onderwijs, zorg, Bulgaren, sport, omroep, kunst en noem maar op. Omdat burgers sterk uiteenlopende gedachten over die verdeling hebben wordt dat in een uitruil van belangen en politieke programma’s beslist. Kunst heeft daar een plek in omdat het meer is dan franje, maar een overstijgend doel heeft. Da’s een ander aspect dat ik nu laat voor wat het is.

Het rijk besteedt zo’n 0,25% van de collectieve uitgaven aan kunst. In 2010 nog 0,4%. Kritiek klinkt over het voorzieningenniveau. Er zouden teveel opleidingen, kunstenaars en instellingen zijn. Toch besteden andere West-Europese landen procentueel meer aan kunst. Is dan het ‘probleem‘ van de Nederlandse kunstsector die te veel leunt op overheidssubsidie dat het relatief verstandig en zuinig omgaat met de middelen? Veel waar voor weinig geld biedt? Onderbetaling in de sector is daar een aanwijzing van. Beeldende kunstenaars die tentoonstellen vangen vaak niet eens een fee. Geld wordt wellicht verspild aan onnodige projecten, maar niemand wordt er rijk van. Da’s in andere sectoren zoals onderwijs, zorg of woningcorporaties wel anders.

Kunsten zijn divers. Concerten van populaire muziek of films kunnen zich bedruipen vanwege de sterke verwevenheid met de commercie en de volksgunst. Kamermuziek, ballet of experimentele beeldende kunst kunnen dat niet. Toch wordt het eerste ook gevoed door overheidssteun. Zo ontstaat een ‘cultureel’ klimaat en infrastructuur als voorwaarde voor functioneren, en kruisbestuiving en overloop tussen disciplines. Ook een filmacteur is immers opgeleid aan een academie of een musicus in het orkest van André Rieu aan het conservatorium. Daarom pleitte de Raad voor Cultuur in haar advies over de basisinfrastructuur voor behoud van talentontwikkeling. Dat deed het trouwens zo halfhartig omdat het bovenmatig sneed in experiment en talentontwikkeling als groei voor de toekomst, dat het de morele steun van het culturele veld verloor.

25-04-1992-inner-landscape

Er valt veel te zeggen voor een kleine, compacte overheid zoals Singapore die kent. Dat lijkt beter dan het hybride Nederlandse systeem. Want alle sinds Balkenende II opeenvolgende regeringen pleitten met hun mond voor een terugtredende overheid, maar deden vervolgens het omgekeerde. Da’s van een verregaande misleiding. Concreet gaat de miljardensteun voor de ING, SNS, ABN ten koste van het onderwijs of de kunst.

Ook ik ben voor een terugtredende overheid. Nederland kiest daar niet consequent voor, het blijft hangen in voornemens en beeldvorming. De bezuinigingen die premier Rutte in de mond neemt zijn lastenverzwaringen waarmee het volume van de rijksbegroting eerder toe- dan afneemt. De recente kabinetten van VVD met CDA of PvdA sneden het hardst in kwetsbare en slecht georganiseerde sectoren zoals de kunsten. Dat eenzijdig en selectief snijden wordt als onevenwichtig en onterecht ervaren. Ook omdat flankerend overheidsbeleid voor culturele instellingen richting markt zo goed als ontbreekt. Kortom, het slechtste van 2 werelden.

De kunstsector kan best een stapje terug in voorzieningenniveau. Nederland kan toe met minder orkesten. Of met 15% minder musea, zodat de musea die overblijven beter bediend kunnen worden. Maar hier rijden de lokale en regionale politiek de landelijke politiek in de wielen. Cultuurwethouders en gedeputeerden cultuur willen in hun rijkjes gloriëren, vaak om futiele redenen zoals een Culturele Hoofdstad of een bezoek van het staatshoofd.  Niet altijd staat in de besluitvorming kwaliteit voorop, maar wordt cultuurpolitiek ondergeschikt aan partijpolitieke, electorale of regionale belangen. Het idee dat de markt en particuliere subsidiëring de kunstsector kunnen schragen is aantoonbaar onjuist. Het leidt tot verschraling die ons op termijn opbreekt.

Foto 1: De clown Grock, jaren 1930-40. Credits:Izis Bidermanas

Foto 2: Han Bierman, Inner Landscape. 1992.

Kwadratuur van de culturele cirkel: subsidie, markt en politiek

Sg33big

De aan Timbro verbonden Zweedse musicus, cultureel ondernemer en analist Lars Anders Johansson steunt theatermaakster Catta Neuding in haar streven om financiering te vinden buiten overheidssubsidie om. Neuding zegt tegen The Local dat ze zich met deze uitspraak niet populair heeft gemaakt bij haar collega’s in de cultuur. Uiteindelijk wil ze met haar theater kunnen draaien op de verkoop van kaartjes. Politiek op het toneel wijst ze af, maar met haar werkwijze heeft ze een politiek doel: de acceptatie van een met particulier geld gefinancierd theater. Vergeleken met Nederland is de greep van de staat op de samenleving veel groter.

Neuding wijst erop dat de Zweden niet de gewoonte hebben om aan de kunst te doneren. Terwijl in de VS er ‘bijna een sociale verwachting is dat men bijdraagt ​​aan de maatschappij, met inbegrip van de kunsten’. Die steun door burgers spiegelden de regeringen Rutte I en II voor als deel van de oplossing voor de kortingen op het kunstbudget. Onterecht omdat evenmin als Zweden Nederlanders die sociale verwachting voelen. Waarbij komt dat de fiscale voordelen van de VS om door schenkingen bij te dragen aan de samenleving, inclusief de kunsten in Nederland ontbreken. Zodat ons land een hybride systeem heeft met het slechtste van 2 werelden.

Johansson en Neuding maken deel uit van wat ze zelf schertsend ‘Rode Wijn Rechts’ noemen. Als reactie op ‘Rode Wijn Links’ waaronder een linkse stedelijke creatieve klasse zich schaart en dat met haar standpunten de culturele sector domineert. Zeg maar, een ‘Linkse Kerk’. Het in aantal en invloed kleine ‘Rode Wijn Rechts’ wil de vanzelfsprekendheden over cultuur en subsidie ter discussie stellen. Links produceert gepolitiseerde cultuur en rechts wil daar niet meer van hetzelfde tegenover zetten. Hoe cultuur kan bestaan die de status quo niet politiek bevraagt maar tegelijk a-politiek kan zijn is de vraag die Johannson en Neuding bezighoudt.

Interessant is de constatering van Johansson dat overheidssubsidies twee problemen met zich meebrengen. Het speelt in op mensen of organisaties in het culturele veld die beter zijn in het omgaan met subsidies dan in de uitoefening van hun creatieve beroep. Het voorbeeld van de Brabantse bkkc dat het eigen belang steeds meer ophangt aan het bemiddelen over subsidies schiet hierbij als voorbeeld in gedachten. Verder wordt de Zweedse situatie bepaald door politieke voorbehouden die op zichzelf goede doelstellingen zijn, maar ermee eindigen dat de staat de variatie in wat gezegd kan worden inperkt. Zodat consensus tot censuur verwordt.

Valt er uit het Zweedse voorbeeld iets te leren? Voorop staat dat de greep van de Nederlandse overheid op de kunstsector minder fors is. Waarmee niet gezegd is dat de Nederlandse overheid via haar subsidiebeleid niet de inhoud van de kunsten bepaalt. Juist als overheden door krimp taken afstoten moeten er politieke keuzes worden gemaakt. Weliswaar gedempt doordat er adviesorganen zoals de Raad voor Cultuur tussengeschoven zijn, maar subtiel volgt het geld het overheidsbeleid. Het geprezen bedrijfsmodel voor culturele instellingen om telkens 1/3 uit subsidie, markt en eigen inkomsten te halen wordt een valkuil voor talentontwikkeling, experiment, instellingen die op het grensvlak van disciplines opereren en uitingen die tegen de politieke en culturele consensus ingaan. Kunst is te divers om in een model te stoppen. En stop dat maar ‘ns in een model.

Foto: De Zweedse toneelschrijver August Strindberg (1849-1912), Zelfportret. Gersau, 1886.