Verzoek aan Belgisch archief om term ‘Russisch’ te vervangen door ‘Sovjet’. Het is misleidend en dient de propaganda van het Kremlin. Deel 2

Detail of Eternal Russia (1988) by Ilya Glazunov. Photo courtesy Wikimedia/Mos.ru. In: Joy Neumeyer, The discontent of Russia; Lenin envisioned Soviet unity. Stalin called Russia ‘first among equals’. Yet Russian nationalism never went away.

Als antwoord op mijn verzoek aan erfgoedplus.be om de naam ‘Russisch‘ in de toelichting bij items te veranderen in ‘Sovjet‘ kreeg ik vandaag antwoord van een vertegenwoordiger van die instelling.

Ik plaatste mijn kritiek op 6 maart 2023 in het commentaarVerzoek aan Belgisch archief om term ‘Russisch’ te vervangen door ‘Sovjet’. Het is misleidend en dient de propaganda van het Kremlin‘.

Hieronder mijn antwoord op de afwijzende reactie van erfgoedplus.be. Het beweert dat deze benamingen met ‘Russisch‘ erin gevestigd en historisch zijn en er geen noodzaak bestaat om ze te veranderen. Daar denk ik anders over:

Ik ben het oneens met uw standpunt dat de omschrijvingen  en benamingen geen betrekking hebben op het huidige conflict tussen de Russische Federatie, Oekraïne en het Westen. Ik neem aan dat de Belgische erfgoedsector ermee geen politieke agenda volgt, maar indirect is het wel van toepassing op dat conflict. De benaming ‘Russisch’ of andere benamingen zijn als historische term niet neutraal. Dat dient in mijn ogen de erfgoedsector te beseffen. 

Er is vooral sinds 2014 bewustwording ontstaan over die ‘Russische’ namen die bij nader inzien niet Russisch waren. Dat gaat om historische zorgvuldigheid en nauwkeurigheid van de beschrijving en de toelichting. 

Het gaat trouwens niet alleen om de benaming van het kamp, maar vooral over de etniciteit van de krijgsgevangen en bewoners van het kamp. In de items is sprake van ‘Russische krijgsgevangenen‘ en ‘de Russen’ waar expliciet sprake is van andere etniciteiten dan de Russische. De Russische Federatie is overigens een veelvolkerenstaat met vele etniciteiten. Dus de benaming ‘Russisch’ is om meerdere redenen problematisch, zelfs als het alleen om de huidige Russische Federatie gaat. 

U zult toch toegeven dat het wonderlijk is dat bewoners van een voormalig Oekraïens kamp in de toelichting van 2023 nog ‘Russen’ worden genoemd.

Er is in Europa bewustwording ontstaan over ‘Russische’ namen die bij nader inzien niet Russisch zijn. Dat kan gecorrigeerd worden. Ook historische termen zijn niet onveranderlijk, maar kunnen aangepast worden. Geschiedschrijving staat niet stil, maar verandert. 

Daar komt nog bij dat het niet zozeer gaat om de benaming van gevestigde benamingen, maar om de toelichting bij de items. Die kunnen tamelijk makkelijk aangepast worden. Daar richt mijn kritiek zich op. Juist in een toelichting kan de achtergrond verduidelijkt worden en namen aangepast zonder dat dit gevolgen heeft voor maatschappelijk gevestigde namen.. Nu gebeurt naar mijn idee het omgekeerde, in de toelichting worden entiteiten verwart. Dat zorgt naar mijn idee voor onnodige onduidelijkheid. 

Je kunt deze kwestie vergelijken en op een lijn stellen met het debat over dekolonisatie en het huidige schrappen van koloniale namen omdat die niet meer ‘kunnen‘. Ook in het geval van de Sovjet-Unie en Rusland is sprake van dekolonisatie. De voormalige republieken van de Sovjet-Unie hebben zich sinds 1991 losgemaakt van de centrale macht in Moskou.  

Maar Moskou doet moeite om de macht te behouden of te herstellen. Dat is de strijd die zich vertaalt in de benamingen. Dat is de ‘soft power‘ van de strijd om de informatieruimte waar ook West-Europese archieven en erfgoedinstellingen indirect deel van uitmaken. 

Het gebruik van het adjectief ‘Russisch’ als benaming duidt op Russisch imperialisme of expansionisme die niet meer door alle voormalige Sovjet-republieken als vanzelfsprekend wordt aanvaard. 

Wat ooit verkeerd is benoemd, hoeft niet eeuwig verkeerd te worden benoemd. Dat betekent dat omschrijvingen en benamingen na verloop van tijd hernoemd kunnen worden. Dat geldt ook voor andere historische benamingen die door de jaren heen zijn aangepast omdat het denken erover is veranderd.

In Nederland bestond tot voor kort een ‘Russisch Ereveld‘ in Leusden met 865 begraven militairen dat in 1948 onder die naam werd geopend. Er liggen ook militairen uit Oezbekistan begraven. Dat was een ingeburgerde naam. Maar dat ereveld is om historische redenen twee jaar geleden hernoemd tot ’Sovjet Ereveld’ omdat die benaming de lading beter dekt. Dat geeft aan dat historische omschrijvingen en benamingen niet onveranderlijk hoeven te zijn en gewijzigd kunnen worden als het denken daarover wijzigt. Of als er nieuwe informatie beschikbaar komt. 

Onveranderlijkheid en immobiliteit van historische omschrijvingen en benamingen is niet in alle gevallen de passende houding en mentaliteit om met geschiedschrijving om te gaan. Omdat die de geschiedschrijving op het slot houdt. 

Gedachte bij lantaarnplaat ‘Oudegracht’ (1876-1885)

Oudegracht. Collectie: Cincinnati Museum Center History Library and Archives Collection.

Deze afbeelding van een plaat van een toverlantaarn is niet terug te vinden in de collectie van Het Utrecht Archief. Het gaat om de Utrechtse Oudegracht tussen de Bakkerbrug en de Bezembrug. Het is een prachtige scherpe foto met rechts tegen het hek een dienstmeid die zo weggelopen lijkt uit een Amsterdamse foto van Breitner. Samen met de kinderen op de werf en de passanten op straat kijken ze naar de fotograaf.

Fietsen, paarden, koetsjes en auto’s ontbreken. Er staat een handkar. De afwezigheid van vervoersmiddelen scherpt het beeld aan. Er is het spiegelend water, de werf, de huizenrij en verder niks dat afleidt. Dit beeld doet ons voelen dat ingetogenheid, soberheid en karigheid kwaliteiten zijn die we voorgoed verloren zijn. Het gaat te ver om het natuurlijkheid of onbedorvenheid te noemen, laat staan simpelheid of ongekunsteldheid, maar de overvloed ontbreekt. Het is de paradox van de ongerepte stad die idyllisch oogt.

De collectie van het Cincinatti Museum geeft geen datering bij de beschrijving. Er zijn aanwijzingen. De winkelpui van de manufacturenmagazijn van de firma G.H. van der Sandt (zie belettering ‘H. v. SA’ op zijgevel dak) is rond 1876-77 doorgetrokken naar het kleinere pand met drie ramen rechts. Verder ontbreken er bomen die op een latere foto die gedateerd wordt tussen 1890 en 1905 aanwezig zijn. De vlaggenmast op het grote gebouw links in de achtergrond, het stadhuis, die hier ontbreekt en later geplaatst is wordt op een andere foto (tevens de eerste ansichtkaart) gedateerd op 1883-1885. Rechts is voor de winkel van Van der Sandt een gietijzeren lantaarn zichtbaar die in 1875 werd geplaatst. De datering kan met enkele slagen om de arm vastgesteld worden op 1876-1885.

Hoeveel interessante foto’s en ander beelddragers van laat-19de eeuwse Nederlandse stadsgezichten zitten er in internationale archieven die ontbreken in plaatselijke archieven? Al is het in digitale vorm voor de geschiedschrijving. Die vraag roept deze afbeelding van Utrecht op.

Interessant is wat Marieke Lenferink in de MasterscriptieDe historische winkelpui in Utrecht, 1850-2010. Ontwikkeling, betekenis en huidig beleid‘ (2010) zegt over de ontwikkelen van het winkelen en de opkomst van het warenhuis in Utrecht. Winkelen als vrijetijdsbesteding ontstond in Den Haag in de tweede helft van de 19de eeuw en in Utrecht waarschijnlijk iets later. Deze plaat lijkt op dat kantelpunt genomen te zijn. Winkels en warenhuizen zijn in opkomst, maar daartussen zijn nog woonhuizen. De winkels bepalen het uiterlijk van de binnenstad nog niet zoals nu.

Het plat vlak krijgt diepte. We vullen gaten in om het met een mooi verhaal rond te maken. Toverlantaarn is een prachtig Nederlands woord dat duidelijk maakt wat er toe doet: verrukken, bekoren, meeslepen en belangstelling opwekken. Dat komt samen in deze lantaarnplaat. Althans voor mij.

Wat zegt het dat een beschrijving in de Fotocollectie Nationaal Archief een foute datum voor een rede van Hitler geeft?

Het is maar een kleinigheid, maar het staat voor iets groters. De beschrijving van deze foto in de digitale Fotocollectie van het Nationaal Archief luidt: ‘Adolf Hitler spreekt de Rijksdag toe, na de campagne tegen Polen 10 juni 1939. Foto: Alle aanwezigen brengen de Hitler-groet.’ De datum in deze beschrijving is fout en moet 6 oktober 1939 zijn. Het roept de volgende vragen op:

  • Is door degene die de beschrijving heeft gemaakt de klassieke fout gemaakt dat niet begrepen is dat in het Amerikaanse Engels de maand voor de dag wordt genoemd? Zodat ’10-06-1939’ of ’10/06/1939’ niet 10 juni 1939 is, maar 6 oktober 1939? Als dit automatisch wordt gegenereerd, hoe kan het dat de software deze datumfout niet ondervangt?
  • Hoe kan iemand met ook maar geringe historische kennis niet weten dat de Tweede Wereldoorlog niet voor 1 september 1939 begon met de Duitse inval in Polen?
  • Hoe kan het dat iemand met beperkte historische kennis de verantwoordelijkheid krijgt om beschrijvingen te maken van of de supervisie te hebben over historische onderwerpen?
  • Heeft degene die de beschrijving heeft gemaakt of er de supervisie over had wel begrepen wat er met ‘de campagne tegen Polen’ wordt bedoeld? De hier bedoelde betekenis van campagne kan niet anders dan ‘veldtocht’ of ‘oorlog’ zijn.
  • Heeft het Nationaal Archief gekwalificeerd personeel voor het maken van beschrijvingen bij foto’s en vindt er een controle achteraf plaats of die beschrijving correct is?

Waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt. Dat is niet erg als ze hersteld worden. Een wonder trouwens dat de fout nog niet is hersteld. Toch is dit een zaak met grote gevolgen. De fout geeft aan dat digitalisering gevaren in zich draagt. Dit is een fout die zo grotesk is dat het velen op zal vallen. Dat is niet altijd het geval als het een onderwerp betreft waar weinigen van afweten. Dan neemt men de beschrijving voor zoete koek aan en gaat de fout een eigen leven leiden in de virtuele wereld. De alternatieve feiten worden zo gelegitimeerd. De historische waarheid raakt uit het zicht en verbleekt.

Tegelijk heeft het aansnijden van deze fout iets schoolmeesterachtig en is het een ondankbare taak. Maar het moet maar even. Het historisch geheugen kent al zoveel mist, misleiding en misverstand. Nederland heeft behoefte aan een Nationaal Archief dat in de voorlichting aan het brede publiek professioneel, zorgvuldig en onberispelijk opereert.

Historische kennis lekt weg naarmate een periode waarin de gebeurtenissen zich hebben afgespeeld verder terug in de tijd komt te liggen. Als werknemers bij het Nationaal Archief al niet goed meer voor ogen staat hoe de chronologie van de Tweede Wereldoorlog in elkaar steekt, hoe moet men dan de historische kennis van het brede publiek inschatten? Want nog steeds is er in de media veel aandacht voor de Tweede Wereldoorlog, bijvoorbeeld bij jaarlijkse of 5-jaarlijkse herdenkingen van grote gebeurtenissen uit die oorlog. Zoals D-Day, de eindoverwinning in mei 1945, de bevrijding van Nederland of van de concentratiekampen. Maar hoe landt deze informatie waar het brede publiek jaarlijks mee in aanraking wordt gebracht als de basale kennis over zo’n tijdperk ontbreekt?

Foto 1: ‘Adolf Hitler spreekt de Rijksdag toe, na de campagne tegen Polen 10 juni 1939. Foto: Alle aanwezigen brengen de Hitler-groet.’ Collectie: Fotocollectie Nationaal Archief.

Foto 2: Schermafbeelding van de beschrijving van bovenstaande foto.

Foto 3: ‘Berlin, Reichstagssitzung, Rede Adolf Hitler. Die große Rede des Führers in der Reichstagssitzung vom 6. Oktober 1939. Auf der Ministerbank von rechts nach links: Die Reichsminister Rudolf Heß und von Ribbentrop, Großadmiral Raeder, die Reichsminister Dr. Frick und Dr. Goebbels, Reichsprotektor Frhr. von Neurath. In der 2. Reihe: die Reichsminister Graf Schwerin-Krosigk, Funk, Dr. Gürtner, Darré, Rust, Kerrl, Seldte, Dr. Frank. In der 3. Reihe: Die Reichsminister Dr. Ohnesorge, Dr. Seyss-Inquart, Generaloberst von Brauchitsch, Generaloberst Keitel, die Staatsminister Dr. Meissner und Prof. Popitz. 6.10.39.

Kritiek op presentatie over Nieuw-Guinea in Bronbeek. Foto’s liegen vooral als ze wetenschappelijke onderbouwing missen

Het gezegde luidt ‘Eén beeld zegt meer dan duizend woorden‘. Maar we weten dat beelden kunnen liegen. Ze kunnen gemanipuleerd en uit hun omgeving getild worden en in een andere samenhang geplaatst worden zodat ze een andere dan de oorspronkelijke betekenis krijgen. Het is simpel om door een eenzijdige selectie uit een beeldbank van foto’s en films een vertekend beeld van het verleden te geven en dat te presenteren als objectief. Niemand controleert het. Zo kan de Nederlandse overheid in voormalig Nederlandse-Indië als bruut, dictatoriaal en hardvochtig of juist humaan, rechtvaardig en opvoedkundig voorgesteld worden. Het stemt allebei niet overeen met de werkelijkheid. Zo’n hedendaags perspectief zegt daardoor meer over de blik van de curator of tentoonstellingsmaker uit 2019 dan over de situatie in Nieuw-Guinea of op Java in 1919.

Eenzijdigheid van een tentoonstelling die wordt voorgesteld als realistisch en met een meervoudig perspectief is bedrieglijk. Voormalig gids en Indië- en Nieuw-Guinea-veteraan Bo Keller heeft kritiek op het ‘cynisme’ van een kleine presentatie in Museum Bronbeek. We zijn gewaarschuwd, geloof niet op voorhand beelden van curators die om politieke redenen worden gepresenteerd en duizend wetenschappelijke woorden missen. Deze makkelijke beelden zonder context doen uitsluitend een uitspraak over het perspectief van de curator.

Ad van Liempt krijgt kritiek op zijn proefschrift over Gemmeker. Old boys network, vete, wetenschappelijk onbenul of losse flodder?

De Utrechtse journalist en programmamaker Ad van Liempt wordt plagiaat verweten. Wat is het geval? Hij is op 9 mei 2019 gepromoveerd aan de Rijksuniversiteit Groningen op een biografie van de kampcommandant van Westerbork, Albert Gemmeker. De Wikipedia-pagina over Van Liempt zegt daarover het volgende: ‘Aan de vooravond van deze promotie werd hij door Frits Barend in Het Parool beschuldigd van het ‘pronken met andermans veren’ in diverse andere zaken. Frank van Kolfschooten en Geert Mak vonden de ‘vendetta tegen Ad van Liempt’ onterecht.’ Barend schrijft op 30 maart 2019 in Het Parool een aanklacht in acht bedrijven.

Nu is er Bart FM Droog die na een onderzoek van drie maanden samen met Lodewijk Brunt meent dat Van Liempts promotie onterecht is. Droog begint op zijn website het eerste deel van de weerslag van dit onderzoek van 9 augustus 2019 als volgt: ‘Het proefschrift van Ad van Liempt over Albert Konrad Gemmeker, de SS-commandant van kamp Westerbork 1942-1945, is op plagiaat, verder bedrog en onbenul gestoeld. Dat blijkt na een drie maanden durend onderzoek door emeritus hoogleraar Lodewijk Brunt en Droog Magazine.

Brunt plaatste op 26 juni 2019 op zijn blog een artikel onder de titel ‘Promotie van Ad van Liempt, een farce’. Hij heeft geen idee wat de probleemstelling van Van Liempt is. Over de Rijksuniversiteit Groningen is hij evenmin te spreken: ‘Een promotiecommissie van enig niveau zou zijn werkstuk pertinent hebben geweigerd als dissertatie. (..) De dissertatie is onder de maat, in ieder denkbaar opzicht. Slordig en rommelig, zonder lijn of structuur, geen enkele originele gedachte. (..) In Groningen hebben ze niet de moeite genomen die teksten naast elkaar te leggen. Ze hebben het vermoedelijk niet eens willen proberen. Oude vrienden onder elkaar…. die mats je toch even?! Die gedachten komen onwillekeurig bij je op. Je vraagt je in gemoede af of ze daar in het noorden wel goed bij hun hoofd zijn.’ Brunt zegt in een naschrift zijn artikel tevergeefs in de pers te hebben aangeboden: ‘Op aanraden van vrienden heb ik bovenstaande tekst aan diverse media aangeboden, maar noch De Groene, noch Haagse Post of Vrij Nederland was geīnteresseerd in de kwestie… goed om  te weten. Overigens was alleen de redactie van Vrij Nederland zo fatsoenlijk om te reageren op mijn aanbod’. 

Het laatste woord is hier nog niet over gesproken. Ad van Liempt wordt fors aangevallen en moet zich kunnen verdedigen. Maar de Rijksuniversiteit Groningen en de promotiecommissie moeten reageren op deze kritiek. Volgens Droog is de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de Rijksuniversiteit Groningen zich aan het inlezen. Dat vraagt even tijd voordat die tot een oordeel komt. Tot die tijd moeten we nog geduld hebben.

Foto 1: Schermafbeelding van petitieOnderzoek de zaak Ad van Liempt’ van Bart FM Droog op Petities.nl.

Foto 2: Schermafbeelding van deel artikelDe zaak Ad van Liempt; Samenvatting – deel 1 – Promotie tegen beter weten in op Droog Magazine, 9 augustus 2019. 

Gedachten bij documentaire ‘La Stazione’ (1952) van Valerio Zurlini

Nu eens iets heel anders. Valerio Zurlini (1926-1982) is een Italiaanse regisseur die bij het grote publiek niet zo bekend is als de grote meesters Federico Fellini, Michelangelo Antonioni, Roberto Rossellini of Luchino Visconti. Zelfs tegen de mindere meesters als De Sica, De Santis, Olmi, Germi, Pasolini, Petri, Taviani of Bertolucci moet hij het afleggen in bekendheid. Hij heeft speelfilms gemaakt die in mijn ogen het Italië van de jaren ’60 minder vervreemdend weergaven dan Antonioni of minder imponerend dan Fellini. Zijn constructie oogt natuurlijker zonder dat ook maar in het minst te zijn. Op de achtergrond zeuren oorlog en klassenstrijd, maar overheersen het levensplezier en een esthetische, poëtische realiteit. Niet Frans. Zurlini filmt geen feiten.

La Stazione uit 1952 is een documentaire over het belangrijkste treinstation van de Italiaanse hoofdstad: Stazione di Roma Termini. Zurlini was lid van de communistische partij en werd in 1964 samen met regisseurs als de Taviani’s, Maselli, Lizzani en Loy door de partij aangewezen om de begrafenis van Palmiro Togliatti te filmen. Opgevolgd door Luigi Longo en in 1972 door de charismatische Enrico Berlinguer, de vader van het Eurocommunisme. In de naoorlogse jaren was partij affiliatie in Italië waar een politieke strijd tussen christen-democraten en communisten woedde van belang. Rossellini werd door sommigen minachtend afgedaan als christen-democraat. Zelfs filmstijlen werden gepolitiseerd en door de overheid gesteund of tegengewerkt.

De documentaire is in de stijl van de Cinéma Vérité, een observerende cinema. De Franse filmtheoreticus André Bazin verwoordde het neorealisme (in de brief Ter verdediging van Rossellinizie p. 100) ooit als ‘de documentaire werkelijkheid plus iets’. Het jaar 1952 is een keerpunt. Niet toevallig wordt Umberto D uit 1952 van Vittorio De Sica als de laatste neorealistische film beschouwd. Bazin omschrijft dat ‘iets’ als de beeldkracht, het sociaal engagement, de poëzie, het komische of wat dan ook. Wat is dan de documentaire werkelijkheid van deze documentaire die probeert de feiten zo onbevangen mogelijk weer te geven?

Het heeft geen zin om weg te zakken in getheoretiseer dat al snel op aanstellerij lijkt. In La Stazione zien we een realiteit die we associeren met het Italië van 1952. Punt uit. Hoe geconstrueerd die ook toen was. De marges zijn breed om ons tevreden te stellen en een geschiedenis voor te schotelen die geen geschiedenis is. Denk aan twee beroemde voorbeelden uit de cinematografie, namelijk Oktober (1928) van Sergei Eisenstein en La battaglia di Algeri (1966) van Gillo Pontecorvo. Beide films die respectievelijk 11 (1917) en 9 (1957) jaar na de weergegeven gebeurtenissen werden gemaakt, worden in de geschiedschrijving gebruikt als illustratie ervan. Zo vallen een historische gebeurtenis, de reconstructie en ons begrip ervan samen. Ons beeld van de historische werkelijkheid is vervalst, maar voelt als echt. Er zijn meer voorbeelden, zoals de Nederlandse film De Overval uit 1962 over de overval op het Huis van Bewaring in Leeuwarden. Onze beleving in de wachtkamer derde klasse met Italiaanse arbeiders, boeren, militairen en gezinnen strijdt met esthetiek. Dat we het weten.

Domme hooggeleerdheid van Beatrice de Graaf in NRC-column

Hoogleraar geschiedenis van de internationale betrekkingen in Utrecht Beatrice de Graaf vind ik de domste hooggeleerde van een vakgebied waar ik enig zicht op heb. Als ze het over actuele politiek heeft ben ik het over het algemeen niet alleen inhoudelijk met haar oneens, maar begrijp ik evenmin de stappen die ze in haar betogen zet. Of dat nou in haar NRC-column is of in een openbare lezing. Vooral als ze het heeft over de Russische Federatie, Duitsland of hedendaags terrorisme word ik een beetje hopeloos van Beatrice de Graaf.

Neem de NRC-columnEer, worst en kaviaar’ met de volgende uitspraak over Merkel en Putin: ‘Experts en diplomaten zullen dan onderstrepen hoe zeer hun onwillige, maar vasthoudende overleg in de jaren van de Krim-oorlog heeft bijgedragen aan conflictbeheersing en doorgaande economische uitwisseling. Waarom is dat nu voor tijdgenoten dan nog zo slecht zichtbaar?’ De Graafs claim is dat ze ziet wat experts niet zien. Dat getuigt niet van valse bescheidenheid. Is die claim terecht of een slag in de lucht? Met betrekking tot Merkel kan nog begrepen worden dat ze door de vele tegenstrijdige belangen (Duitse economische positie en lobby, Duitse relatie met Kremlin, Translatlantische relatie) die ze vertegenwoordigt net als Frankrijk (Minsk-overleg) tot overleg met Putin gedwongen is. Maar diens ‘vasthoudendheid’ lijkt een totaal andere reden te hebben.

Deze uitspraak roept ook de vraag op wat de grenzen aan de geschiedschrijving zijn. Hoever kan die aan de hand van het verleden naar de toekomst opgerekt worden zonder te vervallen in koffiedik kijken en fabuleren? Onder de stilzwijgende verwijzing naar haar functie en vakgebied die netjes onderaan de column genoemd worden gedraagt De Graaf zich als de waarzegster van de actuele politiek. Maar dat laatste heeft per definitie niets met geschiedschrijving te maken omdat het de verre toekomst meent te kunnen interpreteren.

Het antwoord op de vraag waarom de in de ogen van De Graaf relatieve vrede van de nu al sinds 2014 durende oorlog tussen Oekraïne en de Russische Federatie zo slecht zichtbaar zou zijn, geeft ze zelf: ‘Omdat wij door de spiegel van onze eigen westerse, Nederlandse of Europese identiteit kijken. In die reflectie van individuele vrijheid en waardering voor inspraak en overleg kan het rauwe en provocerende gedrag van de Russische machthebbers, generaals en spionnenchefs heel barbaars ogen.’ Is hier behalve een hoog Alice in Spiegelland-gehalte van de wereld achter de spiegel sprake van een Stockholm-syndroom waarin De Graaf zich niet alleen vereenzelvigt met het rauwe gedrag van de Russische machthebbers, maar dat ook goedpraat?

Suggereert De Graaf dat universele waarden zoals individuele vrijheid en meningsuiting wel voor inwoners van westerse staten gelden, maar niet voor de inwoners van autoritaire landen als de Russische Federatie? Het gedrag van Russische machthebbers tegenover binnen- en buitenlandse opponenten ‘oogt’ niet alleen barbaars, maar ‘is‘ dat volgens de universele waarden, wat burgerrechten en de internationale rechtsorde, wat internationale normen betreft. Elders op sociale media gaf ik vandaag de volgende reactie:

Doorgaans begrijp ik De Graaf niet als ze het over Europese veiligheidspolitiek heeft. Ook deze keer niet in haar column ‘Eer, worst en kaviaar’. De blinde vlek van De Graaf blijft dat ze staatsterrorisme niet benoemt of zelfs signaleert en dat haar neo-realistische geschiedopvatting de rechtsorde ondergeschikt maakt aan de machtsverhouding tussen staten. Het merkwaardige is dat De Graaf in haar column correct de feiten aandraagt, maar er vervolgens zelf de enig logische conclusie niet uit weet te trekken. Want ja, de Russische president heeft sinds 2000 zijn land niet weten te moderniseren en hervormen, maar nee, De Graaf stelt hem daar niet direct voor verantwoordelijk.

De echte Russische eer zou zijn als het Kremlin zou stoppen het land en de inwoners te behandelen als een wingewest voor eigen profijt en er een eer in zou leggen om het land en de bewoners vooruit te helpen. De Graaf relativeert en stelt tegenover de roofstaat van Putin, de eventuele chaos en het machtsvacuüm na Putin. Dat is goed mogelijk, maar het kan ook anders. De toekomst van de Russische Federatie na Putin kan ook lopen via hervorming, modernisering, de opbouw van rechtsstaat en democratie.

Zo helpt ze er onbewust aan mee de verkeerde agenda te agenderen. Feit dat De Graaf blijft hangen in de extrapolatie van Putin met meer (of erger) van hetzelfde geeft de geslotenheid van haar denken aan. Als NRC-abonnee kan ik haar column goed missen en vraag ik me telkens af om welke reden de hoofdredactie haar nou eigenlijk in de arm neemt. Om aan te tonen in hoeverre De Graaf er deze keer weer naast zit?

Foto: Schermafbeelding van deel columnEer, worst en kaviaar’ van Beatrice de Graaf in NRC, 7 december 2018.

De Hoop Scheffer keuvelt over NAVO en Russische Federatie. Nieuwsuur zendt het nog uit ook

De voormalige secretaris-generaal van de NAVO (2003-2009) Jaap de Hoop Scheffer doet aan waarzeggerij. Hij kijkt in de glazen bol van de recente geschiedenis en brouwt daar zijn aannames uit. Actieve politici hoeden zich om hypothetische als/dan-vragen te beantwoorden, maar De Hoop Scheffer schudt ze moeiteloos uit zijn mouw. De relevantie van wat hij zegt is nul. Het is de vraag wat voor belang de redactie van Nieuwsuur erin ziet. Waarom geeft Nieuwsuur De Hoop Scheffer een podium? Wat denkt Nieuwsuur dat hij toevoegt?

Daarbij spreekt hij zich ook nog eens tegen wat zijn betoog er nog onbeduidender op maakt. In maart 2017 zette hij in bovenstaand fragment vragen bij de rationaliteit van de Russische president Putin, maar in januari 2018 gaat De Hoop Scheffer uit van de rationaliteit van Putin. Dat kan niet allebei waar zijn. Wat De Hoop Scheffer met deze buitenfeitelijke geschiedschrijving vooral oproept is vragen over zijn eigen rationaliteit.

Jaap de Hoop Scheffer is weer een CDA-politicus die pas assertief wordt na zijn carrière als actieve politicus. Als het er niet meer toe doet. Wijsheid komt bij dit soort politici blijkbaar met de jaren. Net als oud-premier Dries van Agt die van de weeromstuit overgestapt is naar GroenLinks. Sapristi! De Hoop Scheffer gaat nog verder. Hij kijkt niet alleen terug en bouwt met onnavolgbare aannames zijn kaartenhuis, maar doorgrondt ook de toekomst. Zo zegt hij volgens een bericht van de NOS dat er voor Georgië en Oekraïne geen sprake meer zal zijn voor NAVO-lidmaatschap. Hoe kan hij dat weten en waarom loopt hij als voormalig secretaris-generaal het huidige leiderschap van de NAVO hiermee voor de voeten? De Hoop Scheffer gaat daar helemaal niet over. Nog los van het feit dat zijn inschatting niet op feiten, maar op hypotheses is gebaseerd.

Hoe is het werkelijk gegaan? Op de NAVO-top in Boekarest, 2008 zei Putin tegen president Bush: ‘You don’t understand, George, that Ukraine is not even a state. What is Ukraine? Part of its territories is Eastern Europe, but the greater part is a gift from us.’ Een citaat dat overigens door sommigen als apocrief wordt bestempeld. Maar als de bron klopt, dan onderstreept dat de onjuistheid van wat De Hoop Scheffer zegt. Dan werd Putin in 2008 niet radicaler door een hem onwelgevallig besluit van de NAVO, maar was Putin al door en door radicaal voordat de NAVO in 2008 besloot om Georgië en Oekraïne het lidmaatschap in het vooruitzicht te stellen.

Er bestaat consensus over dat Putin los van welk besluit van de NAVO ook Oekraïne hoe dan ook geen autonomie gunde. Hij ontkende zelfs dat Oekraïne een autonome staat was, kon of mocht zijn. Autonomie die Putin 10 jaar later door inmenging in Oost-Oekraïne nog steeds blokkeert overigens. Dat is de rode lijn in het beleid van het Kremlin. Want volgens de voorwaarden van de NAVO kan een land dat gedestabiliseerd is geen lid worden. Dat tekent Putins missie: Oekraïne door destabilisering afhouden van het NAVO-lidmaatschap.

Wat de NAVO verweten kan worden is dat het besluit om Georgië en Oekraïne lidmaatschap te bieden Putin de gelegenheid bood om zijn weerzin tegen een autonoom Oekraïne te verbergen achter dat besluit. In die val trapt De Hoop Scheffer 10 jaar later nog steeds. De NAVO had Putin die politieke dekking nooit moeten geven. Die inschattingsfout is gemaakt tijdens het secretariaat van Jaap de Hoop Scheffer en heeft hij niet kunnen voorkomen. Dat valt niet hem maar vooral president Bush aan te rekenen. De huidige relativering van De Hoop Scheffer verklaart dat echter niet, maar onttrekt het aan het zicht door er een laag van aannames overheen te leggen. Voor het begrip van wat er in 2008 gebeurde is dat een zinloze exercitie. Er valt zelfs een misleiding door De Hoop Scheffer in te zien. Het was beter geweest als de NAVO in 2008 beide landen per onmiddellijk lid had gemaakt of hun kandidatuur geheim had gehouden totdat het besluit effectief zou worden genomen.

De wijsheid achteraf van Jaap de Hoop Scheffer verwisselt oorzaak en gevolg. Hij schat Putin in 2018 in tegensstelling tot wat hij in 2017 beweerde 100% rationeel in terwijl de Russische president zonder de NAVO en voor 2008 ook al radicaal was. Want zo kan het misgunnen of blokkeren van de autonomie voor het 44 miljoen inwoners tellende Oekraïne wel genoemd worden. Machtspolitiek waartoe De Hoop Scheffer zich blijkbaar achteraf bekeerd heeft. Dat maakt internationale verdragen en grondrechten ondergeschikt aan botte macht en is per definitie radicaal omdat het voorbijgaat aan de soevereiniteit en het recht van staten.

In zijn betoog heeft De Hoop Scheffer het geen moment over de rechten en volkssoevereiniteit van Georgië en Oekraïne. Hij gaat voorbij aan internationale verdragen (Helsinki 1975, Parijs 1990, Boedapest 1994) die autonome staten zoals Oekraïne soevereiniteit garanderen en het recht op een eigen koers. De Hoop Scheffer redeneert alsof hij Oekraïne ondergeschikt ziet aan of als een verlengde (‘Klein Rusland’) van de Russische Federatie. Dat is te grof voor geschiedschrijving die de werkelijkheid genuanceerd en waarheidsgetrouw beschrijft of voor historiserende journalistiek die het moet hebben van een zorgvuldige reconstructie die het verleden helpt inzichtelijk te maken. De Hoop Scheffer dendert met de fijngevoeligheid van een olifant in de porseleinkast door de recente geschiedenis. Zijn revisionisme rammelt aan vele kanten en is niet to the point.

Willy Rhodes, levend begraven in Letland, 1927. Als ‘Messias’ van de sekte

Een bijschrift bij deze foto roept vragen op. Er staat ‘Religieuze stromingen en sekten. Willy Rhodes, de eerste ‘Messias’ van de sekte. Hij levend werd begraven. Riga, Letland, 1927.’ Het is een foto die in 1927 in ‘Het Leven‘ werd gepubliceerd en nu in de collectie van het Geheugen van Nederland is opgenomen. Verdere informatie ontbreekt en is op internet niet te vinden. De suggestie van het bijschrift is dat Willy Rhodes levend begraven zou zijn vanwege zijn geloof. Het is een lot dat een Messias die zich opwerpt als redder vaak treft. Overmoed komt voor de val. Maar in 1927 weet de Amerikaans uitziende Willy Rhodes nog niets van zijn tragisch lot. Als het klopt wat het bijschrift meldt. Met een vreemde zinswending ‘Hij levend werd begraven’. 

In de collectie van Het Leven zijn ook twee foto’s te vinden met een vergelijkbaar onderwerp: ‘Religieuze stromingen en sekten. Doopplechtigheid van de ‘Godsdienst der Elf” waarbij iedereen de rivier door moet waden. Riga, Letland, 1927.’ Maar het valt niet vast te stellen of Willy Rhodes iets te maken had met deze ‘Godsdienst der Elf’ uitmaakt. Waarschijnlijk niet. Dat ziet er toch eerder als een sekte van wederdopers uit.

Religieuze stromingen en sekten zijn van alle tijden. Het blijft knagen, waarom was Willy Rhodes de eerste ‘Messias’ van de sekte? Welke sekte was dat? Waarom is hij blijkbaar uit de geschiedschrijving verdwenen? Is er een reden voor dat hij in de anonimiteit is verdwenen? Hoe was hij in 1927 in Letland terecht gekomen? Wie hebben hem om het leven gebracht en levend begraven? Zijn beide beelden bewaard gebleven? Vragen vragen.

Foto 1: ‘Religieuze stromingen en sekten. Willy Rhodes, de eerste ‘Messias’ van de sekte. Hij levend werd begraven. Riga, Letland, 1927.’ Collectie: Fotocollectie Het Leven (1906-1941).

Foto 2: ‘Religieuze stromingen en sekten. Doopplechtigheid van de ‘Godsdienst der Elf” waarbij iedereen de rivier door moet waden. Riga, Letland, 1927. Collectie: Fotocollectie Het Leven (1906-1941).

Christendom en mythologie verschillen niet in oorsprong. God niet principieel anders dan Zeus. Religieuze propaganda is het verschil

Een opmerkelijke ingezonden brief in NRC van ‘Ton Smit Utrecht’ (TSU)  van 24 april. Zoeken in het bestand van NRC verduidelijkt dat ‘Ton Smit Utrecht’ verantwoordelijk is voor meer ingezonden brieven (25 juni 2015). Met uitgesproken meningen, zoals: ‘Mensen zijn nu eenmaal heteroseksueel en ze bestaan als mannen en vrouwen. Zo heeft de biologie het voorgesorteerd.’

Nogal een betwistbare uitspraak. Is het serieus bedoeld of parodieert TSU graag zichzelf in een liberale krant? De brief van 24 april 2017 geeft het antwoord. TSU meent het bloedserieus en het lijkt er sterk aan dat hij aanslaat als God of het christelijk geloof worden aangesproken. We weten dus wat voor vlees we in de kuip hebben met TSU. Een reactie op een geconditioneerde reflex.

TSU reageert onder het kopje ‘God niet gelijk aan Zeus’ op bovenstaande ingezonden brief (19 april) van Fanny Huisman die weer reageert op dominee Visser. Hij verwijt haar ‘de gemakkelijke weg’ te nemen door de God van de Bijbel te vergelijken met Zeus, Wodan en zelfs de Gelaarsde Kat.

Maar daar ging het Huisman in haar brief niet in de eerste plaats om. Ze verzette zich tegen de claim van dominee Visser dat ‘zelfs atheïsten geloven dat god en goed bij elkaar horen’ en dat atheïsten feitelijk van hun geloof afgevallen gelovigen zijn. In de visie van Huisman annexeert Visser onterecht andersdenkenden.

Als argument haalt ze Zeus, Apollo, Thor etcetera aan om aan te tonen dat geloof relatief is en dat het heeft te maken met volwassenheid. Het is aan ieder individueel om te bepalen in hoeveel goden te geloven. Dat is een trapsgewijs, geen principieel verschil.

TSU probeert een verschil te introduceren dat een principieel onderscheid maakt tussen de ‘god’ van het christendom en Zeus, Apollo, Thor, Wodan etc. en ‘god’ presenteert als van een hogere orde.

Dat probeert hij door zijn argumenten te ontlenen aan een cirkelredenering die tegelijk uitgangspunt en sluitsom van zijn betoog is: ‘Is er ook maar één historisch verhaal opgetekend over deze personages? Is hun komst voorspeld? Is er ooit iemand enthousiast naar China vertrokken (..)’ Maar het is al te opzichtig om zelf quasi-objectief bewijsstukken in een betoog te stoppen om dan quasi-verbaasd te concluderen dat de bewijsvoering klopt.

TSU gaat verder door te stellen dat niet alleen Huisman het bij het verkeerde eind heeft, maar ‘serieuze historici’ niet betwisten dat ‘Jezus hier op aarde heeft rondgelopen’ en gekruisigd is.

Dat is onjuist. Serieuze historici betwisten dat wel. De oorsprong van het christendom is controversieel, ingewikkeld en minder samenhangend dan TSU het tracht af te schilderen. Argumenten die hout snijden zeggen dat het bewijs voor het bestaan van Jezus veel minder sterk is dan TSU denkt en christelijke organisaties al honderden jaren propageren.

Historicus David Fitzgerald zet samen met Valerie Tarico de argumenten op een rijtje in een artikel voor Raw Story dat betoogt dat we zo goed als niks over de historische figuur Jezus Christus weten.

Wat verzinsel of historie, waarheid of propaganda is en wat iemand wil geloven van dat veelomvattende palet van historische feiten, verdichtsels, tradities, propaganda, mythen, sprookjes en fantasieën en recycling van cirkelredeneringen over goden, opperwezens en romanfiguren moet iedereen voor zichzelf uitmaken.

Wie het als waargebeurd wil waarderen en aanbidden gelooft erin en wie het als fictie ziet neemt een andere afslag. Een gradueel verschil. Het ene is niet minder of beter dan het andere. Beide interpretaties bestaan naast elkaar.

Onhoudbaar is echter de stelling die TSU aanhangt dat de oorsprong van het christendom beter onderbouwd is, beter aansluit bij een historische werkelijkheid of van een hogere orde is dan de oorsprong van andere ficties of menselijke constructies zoals de Griekse of Germaanse mythologie of volksverhalen.

Foto: Schermafbeelding van ingezonden brief van Fanny Huisman in NRC, 19 april 2017. (Achter betaalmuur). Ingezonden brief van Ton Smit Utrecht van 24 april, 2017 achter betaalmuur